Zefanja 3: 14-20
PREEK GEHOUDEN OP DE 3E ZONDAG VAN ADVENT (GAUDETE=VERHEUGT U!) 16 DECEMBER 2012 N.A.V. ZEFANJA 3: 14-20. IN DEZE VIERING WERDEN MARJON OOINK EN SIMON BERTUS HOFSINK GEDOOPT.
Jubel, zing van vreugde en juich! Daartoe worden wij vandaag aangespoord. Daarbij kunnen wij ons afvragen: is dat nodig? Is er aanleiding toe of waar dient het voor? En vooral: is het mogelijk?
Om bij dat laatste even te beginnen. Is het wel mogelijk om van vreugde te zingen en te juichen, in deze dagen, in deze tijd? Als we ons alleen maar te binnen brengen, wat de afgelopen week allemaal gebeurd is aan onheil en hoeveel verdriet er in gezinnen en op scholen is. We weten er allemaal van, hoe een lief meisje uit Staphorst zich voor de trein wierp, omdat ze niet verder kon leven vanwege pestgedrag van haar medescholieren. En een paar dagen later stapt een bewapende jongeman in Amerika een school binnen en schiet 26 kinderen dood. En dan hebben we het nog niet over alle politieke en maatschappelijke onrust in Egypte en Syrië en de economische crisis die veel mensen treft, ook in onze stad en in onze gemeente, vooral ook bij jonge gezinnen. Als we dat allemaal ons te binnen brengen – en ons hart is er eigenlijk vol van – dan klinkt de oproep tot vreugde ons als een schrille dissonant in de oren. We zijn gewoon niet in staat om te jubelen, te zingen van vreugde en te juichen. Wij kunnen het niet, de wereld is te veel in beroering en ons leven staat te veel op de kop.
Maar Zefanja, de profeet die in Gods naam ons vandaag oproept om te juichen, laat zich niet zomaar door ons de mond snoeren en hij zegt tegen ons: denk je nou echt dat de mensen in mijn tijd alle aanleiding hadden om te juichen? Mijn tijdgenoten, zegt Zefanja, waren ook vaak teleurgesteld over de dingen, die ze meemaakten. Er was een kleine elite die het voor het zeggen had en die zichzelf verrijkte ten koste van alle anderen en zo leefden veel mensen in armoede en zagen helemaal geen lichtpuntjes in hun leven. Ook in mijn tijd gingen mensen soms door het lint en deden dingen, die indruisten tegen alles wat normaal en redelijk was.
Ja, de samenleving was eigenlijk zo corrupt en vermolmd, dat de HERE God er van wakker lag. Hij had zelfs al het plan opgevat om er in één klap radicaal een einde aan te maken, zoals bij de zondvloed. Zoiets had Hij in gedachten, een dag van toorn en van wraak, een dies irae, die de wereld op haar kop zou zetten. En om eerlijk te zijn, zo vervolgde Zefanja, het klonk mij als muziek in de oren. Wat had ik graag gezien, dat al die patsers en snobs een toontje lager zouden zingen; wat zag ik uit naar die dag, die dag van de Heer, die als een vuuroven de ziekmakende structuren van de samenleving zouden verteren en waaruit iets nieuws zou voortkomen. Ja, dat zag ik allemaal gebeuren! Ik zag het al voor me, zoals een profeet ver-gezichten kan zien!
Als we dat Zefanja horen zeggen, dan kunnen wij wel tegen hem zeggen: nou, inderdaad, onze tijden verschillen niet zo veel van elkaar. Ook onze tijd wordt beheerst door hebzucht, onrecht en verdringing van de armen en de verdrukten. En ook nu hopen mensen, dat er eens schoon schip gemaakt wordt. Ja, er zijn er zelfs die het einde van de wereld verwachten, heel binnenkort, op 21 december al, op grond van de Mayakalender. Maar al is het zo, dat dit soort voorspellingen voorbarig en misplaatst zijn, toch is het zo, dat mensen van tijd tot tijd zich gerealiseerd hebben, dat de wereld niet eeuwig is, dat ons hele bestaan hier eindig en tijdelijk is. Dat geldt zeker voor ieder persoonlijk, maar, zo is de gedachte, dat geldt ook voor de aarde. De schepping is tijdelijk: het aantal keren dat de zon nog om de aarde zal draaien is telbaar.
Ja, zegt Zefanja, nu je dit allemaal zegt en bedenkt, denk ik, dat we op dezelfde bladzijde zitten. Want als je zó in de wereld staat en naar de wereld kijkt, dan is mijn oproep tot jubelen en juichen toch een mogelijkheid en een aangename verrassing! Want de HEER zelf gaat garant staan voor de redding van de wereld. Hij heeft zich ineens bedacht, zo zouden we kunnen zeggen – uiteraard bij wijze van spreken. In plaats van onheil heeft hij redding en zegen in gedachten. In plaats van het oordeel over ons en de wereld uit te spreken heeft Hij het vonnis tenietgedaan. In plaats van overruled te worden door onze vijanden stelt Hij ons in de vrijheid - en hij vervolgt: wij zeggen het zo vaak tegen elkaar – en hij probeert zich helemaal in ons in te leven – en hij zegt: er is inderdaad veel onheil in de wereld en je zou denken, dat de wereld op haar laatste benen loopt. Er is onnoemelijk veel pijn, dat mensen elkaar aandoen en dat veroorzaakt wordt door onbegrip, ongeduld en haat. Het is waar, dat de mensheid wel helemaal crazy geworden lijkt en dat je zou hopen, dat er een keer een einde aan komt. Maar luister goed: laat de botte bijl aub in de kast staan; ga niet zoals collega Jona onder een boompje zitten wachten tot de wereld vergaat; geef je ook niet over aan moedeloosheid en wanhoop, want…en nu zeg ik het nog één keer: WANT de HEER je God is in je midden! Wees niet bang!
De HEER in ons midden is waar we naar uitzien en waaruit wij leven. Zeg niet, als er een God is dan zouden al deze dingen niet gebeuren. Maar zeg: Hij is in ons midden en bij ons, wat er ook gebeurt. En Hij die in ons midden is stelt zich niet op als een onkwetsbare en ongenaakbare God. Maar Hij die in ons midden is gaat er zelf onderdoor. Zijn begin is precies, zoals van ieder mensenkind: klein en weerloos, in een wiegje met wat stro. Hij die in ons midden is staat bloot aan dezelfde verleidingen als wij: hoe zal ik overleven en wat moet ik doen? Hij die in ons midden is gaat niet aan de zijlijn staan, als gevraagd wordt: waarom is de wereld zo corrupt en gehavend, “laten we a.u.b. opnieuw beginnen en ons bezinnen” – ja, kom maar hierheen, roept een vreemde apostel in de woestijn, en hij dompelt ieder, die komt, kopje onder en als opnieuw geboren staan ze op de over van de nieuwe wereld en beginnen een ander leven. Hij die in ons midden is onttrekt zich daar niet aan, maar ook Hij gaat kopje onder!
Hij die in ons midden is, gaat met ons mee, de diepten door. Hij gaat niets uit de weg, waar ook wij langs moeten: langs de richels van het mens-zijn, langs de poorten van de hel, over de hoogten van geluk en welbevinden – Hij weet wat leven is. Hij is in ons midden, in het midden van de wereld, in het midden van de tijd, in het midden van alle leed en gemis, in het midden van alle tekort en pijn, in het midden van alle vreugde en blijdschap, in het midden van alles: zie, Hier is uw God!
Wees blij…ja, we moeten er wel toe worden opgeroepen, want we zien het niet, we geloven het niet. We denken te gering over God; we denken dat het buiten Hem om gaat; dat Hij het niet weet of niet ziet; we denken, dat het God over zijn schoenen is gelopen en dat Hij ermee ophoudt om God te zijn en dat Hij ons met de ravage achterlaat.
Maar nee, zo is het niet, zo geloven wij en wij vertrouwen op het woord van de profeet, die zei: Wees niet bang, de HEER zal in je midden zijn! Zo hoorden we dat in de vroege morgenstond van de tijd, maar op het middaguur, in de volheid van de tijd, hoorden wij: Midden onder u staat Hij, die gij niet kent, die jullie nog niet kennen of niet herkennen, maar Hij is het, die komen zou, de Langverwachte!
En tegen de avond van de wereldtijd, en het einde van ons leven, zal opnieuw klinken, in ons dode oor: Zie, Ik ben in uw midden. Midden onder u staat Hij die u hebt leren kennen als de getrouwe getuige, de Alpha en de Omega, het begin en het einde.
En zo staan wij hier, midden in de tijd, aan het begin van de levens van twee lieve kindertjes en wij leggen de Naam van de Allerhoogste op hen, want ook zij mogen delen in deze beloften en in deze vreugde. Jubel daarom – ondanks alles, maar nu ook dankzij alles! – en zing van vreugde en juich met heel je hart!