Logo dsCH 

Mattheus 21: 5-9

Preek gehouden op de 1e zondag van de Veertigdagentijd (zondag “Invocabit”)  9 maart 2014 in de Oude Kerk n.a.v. Matth. 21: 5-9 en Matth. 4: 1-10.

Wees standvastig!

We beginnen vandaag aan het einde, aan het einde van de weg, waar wij langs staan. We zwaaien wat onwennig met onze palmtakjes naar die vreemde man op die ezel. Wat een geweldige man, denken we bij onszelf, maar hoe zal het met hem aflopen? Met die nog onzekere afloop in gedachten staan wij vandaag aan het begin van de 40-dagentijd. Het verhaal van de intocht klinkt in ons oor als wanneer een film begint met de vertoning van de slotscène. Bij alles wat wij de komende weken overdenken houden wij de afloop steeds in gedachten en die afloop geeft ook haar kleur en zin aan alles. En die afloop is niet eens een echte afloop of afgang, maar het gaat om een opgang, een verhoging: pasen uiteindelijk! Dat is iets wat ons hart kan stil maken. “Zoek de stilte” is dan ook het doorgaande thema van deze weken. Zoek de stilte, hier en thuis, en hoor de stille stem in het hart.
En nu keren we weer terug naar het begin. Hoe was het ook alweer begonnen, dat verhaal van Jezus van Nazareth – die man op de ezel, waar kwam hij ook alweer vandaan? Nou, hij kwam uit het water...
Daar begint alle leven. Van ieder mens. In het vruchtwater van de moederschoot…maar dat is de natuurlijke geboorte. De Schrift weet ook van een tweede geboorte, geboorte opnieuw, van omhoog en dan kom je opnieuw in het water…het water van de doop. Daar begint je eigenlijke leven, je leven als kind van God, geroepen om opnieuw te verschijnen voor zijn aangezicht, als een mens, die er zijn mag, die zal gaan op de wegen van Gods geboden.
Zo zijn ook wij uit het water gekomen…van sommige mensen wordt wel eens beweerd dat ze uit de klei zijn getrokken…dat is natuurlijk een herinnering aan de schepping van de eerste mens…maar nu gaat het om de nieuwe mens, de tweede Adam wat mij betreft…die de eerste is opnieuw, de eigenlijk bedoelde….de mens, zoals God die bedoeld heeft….die gaat door het water heen en staat daar: nat en naakt, maar vervuld van Geest. Weg met het oude en voorafgaande, en nu vooruit, in de kracht van de Geest.
Ja, zo ingrijpend hebben de meesten van ons het niet beleefd. Wij werden al als babies gedoopt en dan ook nog zo, dat je nauwelijks nat werd…een paar spettertjes en dat was voldoende…en dat is ook wel zo, als we de reikwijdte maar doorzien. Maar toen we wat ouder werden stonden wij er bij stil: ja, nu belijd ik het ook zelf: ik wil gedoopt worden: ik zal door het water gaan en God zal mij leiden en mij tot leven brengen: opnieuw geboren en getogen!
En daar staan we dan….aan de kant van het water, aan de rand van de dood, op de oever van het leven. En hoe nu verder? In het zand zien we geschreven staan: Jezus was hier!
En zo gaan we verder, achter hem aan…en we komen in de woestijn terecht. De woestenij, de zandbak van het leven, waarin we spelen en werken, ploeteren en feestvieren, de dagen tellen en de dagen doden, de tijd verknoeien en de tijd uitkopen; kortom ons mensenbestaan is een woestijnbestaan…je bent op jezelf aangewezen; je bent moederziel alleen in de grote wereld en wat moeten we doen?
Ja, de woestijn is meer dan een zandbak: het is de eenzaamheid, de verlorenheid…het zich verloren voelen temidden van de drukte; het zich eenzaam voelen temidden van het geroezemoes; het is de samenleving, die als los zand aan elkaar hangt en waarin ieder voor zich ploetert en God voor ons allen.
Het is de tijd van het barre bestaan, het harde leven: met z’n ups en downs; met zijn verliezen en geneugten. Waar gehuwd wordt en gescheiden, waar men kinderen krijgt en kwijt raakt; waar men vrienden maakt en vrienden verliest; waar men honger heeft naar diepgang, maar men vindt slechts stenen voor brood.
Veertig dagen, een leven lang, levenslang eenzaamheid en waar gaat het heen? Richting Jeruzalem? En wat staat mij daar te wachten? Verhoging? Maar wat betekent dat?
Veel gelovige mensen voelen zich eenzaam en in de steek gelaten. En wat hun geleerd is om te geloven keert zich tegen hen. Ja, ik zal het proberen vast te houden. Ik doe mijn best om te blijven geloven, maar dominee, ik vind het zo moeilijk. Als de dingen tegenzitten; als er letterlijk of figuurlijk geen brood op de plank is. Als het leven zijn tekorten toont en er geen weg vooruit meer is. Dan bid je wel tot God om verandering en je denkt; God is toch oppermachtig en Hij kan me toch wel helpen? Waarom krijg ik die droombaan niet? Waarom blijft mijn man maar ziek? Waarom moeten we steeds ruzie maken? Waarom grijpt God niet in en verandert hij in één klap mijn Godgeklaagde situatie niet?
Het zijn vragen die bij ons opkomen, maar het evangelie vertelt ons vanmorgen dat het vragen van de duivel zijn. Of, we kunnen het ook anders zeggen: het zijn vragen, die uit ons ongeloof voortkomen, het zijn verdraaide, verkeerde vragen. Ze komen voort uit twijfel en ze leiden af van het ware leven. Met de duivel weten wij niet zo goed raad meer en we kunnen niet zoals Luther een inktpot naar de duivel gooien, flats tegen de muur! In het woord duivel zit het woord ‘duo’, dat is twee: en daar is ook ons woord twijfel weer van afgeleid. Het is voortdurend onzekerheid zaaien en steeds maar ‘ja, maar’ zeggen. In het Duits noemt men de duivel wel de “Aber-geist”...ja, maar...
Daar heeft ieder mens mee te maken en ook Jezus wordt er door geplaagd. Tenminste, zo lees ik dat Jezus ingaat op deze vraag. Dat was ook een vraag in zijn leven: hoe ga ik om met de tekorten? Hoe overwin ik de beperkingen van het menselijk bestaan. Wat zal ik doen, als men mij beschuldigt van godslastering? Wat doe ik, als men mij gaat slaan en schoppen? Wat doe ik, als men mij gevangen gaat nemen en aan een kruis slaat? Moet ik dan de hemelse legermachten ontbieden, al mijn tegenstanders laten wegvagen…of zal ik geduldig dragen en verdragen? Zal ik mijn eigen behoud zoeken of dat van anderen?
Wat is nu het belangrijkste: de manier waarop je leeft of je levensonderhoud? Je bestaan of je middelen van bestaan? Je leven of je status?  Je ‘hebben’ of je ‘zijn’?
Je hele leven door maak je dergelijke afwegingen – je staat voortdurend voor dilemma’s en je moet keuzes maken. Kies je dan voor jezelf of voor God, voor de ander. Is angst de drijfveer van je leven of vrijheid en gegrepen zijn door de woorden van God.
Jezus oriënteert zich zijn leven lang aan de woorden van God, de wijsheid van de thora, de goede geboden van God. “Er staat geschreven” is zijn enige houvast en verweer. Natuurlijk is brood belangrijk – zonder kun je niet leven – maar we leven ook niet bij en van brood alleen. Want je kunt genoeg brood hebben, maar toch ook geen echt leven leiden… Je kunt alles hebben en toch niet gelukkig zijn, omdat er een gat in je bestaan gaapt. Je weet niet waartoe en voor wie je leeft.
En dat is nou precies wat het woord van God ons onthult: dat we geroepen zijn om te leven voor Gods aangezicht en voor elkaar. En zo heeft Jezus geleefd: Hij zorgde dat anderen konden leven. Hij leefde niet van brood en voor brood, maar werd zelf Brood, het Brood des levens. Dienstbaar en vol overgave, ten goede van de wereld. En zo was hij een man naar Gods hart, Zoon van God ten voeten uit.
…Jezus stond daar in de woestijn van het leven en in mijn woestijn van mijn leven. Wat ik zelf ervan terecht breng is niet veel soeps, maar wat telt is wat Hij deed…want God let niet zozeer op ons gestuntel, maar op wat Jezus als onze representant deed en tot stand bracht.
Deze gedachte kan natuurlijk misbruikt worden en tot luiheid en dadenloosheid leiden, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Wat we nu gehoord hebben kan evengoed tot grotere activiteit en zelfbewustheid leiden. Dat we krachtiger keuzes maken, laten zien waar we voor staan en waardoor wij gegrepen zijn. Het is immers vastentijd, d.w.z. dat wij vasthoudend en standvastig willen zijn en ons niet willen laten meeslepen door allerlei verleidingen en beproevingen.
Zoek de stilte en leef van de Woorden, die opgetekend staan en die je hoort in de stilte. En daar welt een kort gebed op: Leid óns niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze...want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid, Amen.

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M