Opgevist!
Preek gehouden op de vijfde zondag na Epifanie 7 februari 2016 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Jesaja 6: 1-9 en Lukas 5: 1-11
In deze dienst werd de Heilige Doop bediend aan David Johan Willem Rietman en was er bijzondere aandacht voor enkele ZWO-projecten.
Opgevist!
In mijn fotoalbum zit een foto van toen ik een jaar of tien was (moet toch wel meer dan 40 jaar geleden zijn, denk ik ☺). Ik sta er wat merkwaardig op: ik kijk achterom en ik heb een wat verstoorde of verbaasde blik. Dat komt, omdat iemand achter mij onverwachts mijn naam riep en toen ik daarop reageerde snel die foto maakte. Mijn roeping werd vastgelegd, zou je kunnen zeggen.
Er is iemand die roept en wij horen dat en wij geven antwoord of reageren op een of andere manier.
Hoe iemand geroepen wordt of de roeping in zijn of haar leven hoort is zo veelvoudig als dat er mensen zijn. Misschien zullen veel mensen het niet eens als roeping aanmerken. Het is hun enthousiasme, hun drive om iets te doen, een gegrepen-zijn door iets, dat sterker is dan henzelf. En op alle mogelijke manieren doet zich dat voor in ons leven, maar wat al die verhalen en ervaringen verbindt is, dat er iets verandert, dat je even stilstaat, even achterom kijkt, misschen wel verstoord of met tegenzin, maar hoe dan ook pas op de plaats maakt en denkt: wat heeft dit te bekenen? Wat hoor ik temidden van het lawaai van alledag? Heeft iemand mij nodig? Heeft Iemand mij gezien en wat wil Hij van mij?
De lezingen van vanmorgen en de Doop van David en alles wat wij hier vandaag beleven sporen ons aan om bij onszelf te rade te gaan en ons af te vragen: herken ik die vragen? Misschien vind je het woord ‘roeping’ te overweldigend en past het niet in jouw denkpatroon, maar het kenmerkende van beide verhalen vanmorgen is, dat de omstandigheden zo verschillend kunnen zijn, dat de situaties zo persoonlijk en tijdgebonden zijn, dat we eigenlijk niet meer hoeven te zeggen dan: hé, ik ben Jesaja niet, maar toch herken ik iets van zijn verwondering in mijn leven; hé, ik ben Petrus niet, maar wat hem overkomt heeft ook mij een keer getroffen, toen ik begon te beseffen, hoe rijk gevuld de netten van mijn leven zijn en dat ik niet anders kon doen dan bedenken: waar heb ik dat allemaal aan verdiend?
De ervaring van aangesproken-zijn gaat diep en is onvergetelijk, ook al duurt het op je horloge maar een tel: de eeuwigheid dringt zich op en maakt zich van je meester en je wordt vervuld van ontzag en Jesaja begint zelfs stemmen te horen en dingen helder te zien. Zijn geest verruimde zich dermate, dat de zomen van Gods mantel aanraakbaar werden en Zijn nabijheid zo tastbaar werd, dat Jesaja wel leek te hallucineren. God moet soms de schillen en pantsers van onze zintuigen dermate oprekken, dat Hij pas dan verstaanbaar wordt en gehoord wordt.
Het zijn vreemde ervaringen, die ook onze tijdgenoten soms meemaken, soms aan de grens van hun leven, soms er midden in.
Petrus had een heel andere ervaring: hij werd overweldigd door de zeggingskracht van Jezus, die zomaar in zijn bootje stapte. Ongevraagd stapt die vreemde figuur zomaar je leven binnen. Hij staat niet te soebatten of je wel wat in Hem ziet en Hij stelt geen eisen en vraagt geen goede voornemens: nee, Hij legt beslag op je bezittingen, je tijd en je leven. Ongevraagd. Zonder te vragen roept Hij ons; zonder aan te dringen maakt Hij zich van ons meester. Niet jullie hebben Mij uitgekozen, maar Ik jullie. “David, wil je de Heer volgen op dood en op leven?” “Ja, Heer, ik zal er het doen...nee, Heer, ik heb het veel te druk...Ik weet het nog niet, Heer, ik zal er eens over nadenken en alle voors en tegens tegen elkaar afwegen”.
Maar de Heer is er al en als een vis heeft Hij jou gevangen en op het groene land gezet. Voor je het wist was je al opgevist!
Ja, dat vissen van mensen dat het beroep van Petrus gaat worden - zijn roeping! -, is een vreemde taak. Het is de roeping van de kerk: mensen vangen, mensen in het net zien te krijgen, mensen aan de haak slaan?!
Toen ik pas predikant was vroeg iemand mij eens: “En, kun je ze nogal vangen?”
Ik wist precies wat hij bedoelde, maar ik vond het een vraag, die zoveel misverstanden opriep, dat ik niet zoveel wist te zeggen. Ja, Jezus heeft het over ‘visser van mensen’ worden, maar als je weet, hoe vissen gevangen worden, met een net of een haakje, dan denk ik: nou, zo wil ik niet met mensen omgaan! Dan lijkt het net of ik ze in een fuik laat lopen, dat ik ze in de val moet lokken en dat ze daarna voor altijd gevangen zullen zijn in het netwerk van de kerk. Waar blijft dan de vrije keuze van ieder mens en hoe verbind je de boodschap van heil en bevrijding met ‘vangen’?
Misschien helpt het als we begrijpen, dat de zee de wateren van de dood verbeelden en dat opvissen uit het water dus een beeld is van gered worden uit de dood naar het leven. In deze beeldspraak verhuist de vis dan van de onderwereld naar de bovenwereld: hij komt aan het licht! Zo wordt een mens gered als hij zich laat vangen – hij spartelt eerst tegen misschien en hij denkt, dat hij – net als Jesaja – vergaat. Maar in werkelijkheid vindt hij het leven.
Het net van Petrus zit stampvol met vissen: mensen snakken naar leven en bevrijding; zij willen weg uit die wateren van de dood en zoeken naar zin en betekenis. “Nou, het is anders een hele tour om de kerk een beetje vol te krijgen”, zo hoor ik mensen en mijzelf wel eens mopperen. Maar iemand Anders hoor ik zeggen: “Vaar eens wat verder de zee op, niet alleen altijd in dezelfde vijver vissen, vaar af naar dieper water en gooi het eens over een andere boeg en je zult versteld staan, hoeveel mensen opgevist willen worden”.
Soms denken we in de kerk te snel: nou, het wordt tijd om het licht uit te doen, ermee op te houden, eruit te stappen en de netten op te bergen. Maar juist dan stapt die Man uit Nazareth ineens de boot in en zegt: je weet niet half hoe groot de wereld is! Er valt nog een wereld te winnen!