Mattheus 3: 13-17
Preek als inleiding op de viering van de Maaltijd van de Heer op de 1e Zondag na Epifanie “De Doop van de Heer”, 12 januari n.a.v. Mattheüs 3: 13-17
“Kwam van Godswege, een man in ons bestaan: een stem om te getuigen, Johannes was zijn naam”. Zo abrupt als deze tekst begint, zo plots staat daar ook deze man, roepend in de woestijn. Eerst nooit van gehoord, niemand weet waar het over gaat – en dan ineens, drommen mensen stromen toe en willen weten, wat er aan de hand is.
Zo geschiedt het Woord van God: hoewel het altijd en overal hoorbaar en present is, doet het zich ineens krachtig gelden: op een gegeven moment, als de tijd rijp is, als men er oren naar heeft. In de geschiedenis van de mensheid en van de kerk doet zich dat voortdurend voor: kwam van Godswege, een man (of vrouw) in ons bestaan.
Ik zei dat dit lied zo abrupt begint – en dat is ook zo: het valt met een werkwoord aan het begin van de zin in huis, - en dat is heel ongewoon. Dat is om de plotselinge, onverwachte activiteit uit te drukken. Er is niet eens tijd om ‘er’ of ‘toen’ te zeggen. ‘Er kwam’ of ‘toen kwam’...nee: kwam!
Wam...boem...pats: daar staat hij ineens, onaangekondigd, zonder duidelijke herkomst. Een stem, roepend in de woestijn, bij het water van de Jordaan, daar was hij gekomen van Godswege. Ja, dat moest haast wel: niemand snapte waar die man vandaan kwam en niemand begreep, hoe hij de mensen zo wist te raken: hij moet wel van Godswege gekomen zijn! Wat hij zegt raakt ons tot diep in de ziel en wat hij teweeg brengt is ‘omwenteling’. Dat voelden de mensen in hun hart. Het stond niet op zijn voorhoofd, dat hij van Godswege was gekomen; Hij kon dat ook niet aantonen en niets wees er eigenlijk op, dat dit iemand van God vandaan was. Maar zo voelden de mensen het, zij wisten het diep van binnen: wat hij zegt zijn de woorden van God. Zijn gestalte en zijn spreken brengen ons op andere, hogere gedachten. Hij zet ons even stil en wij beginnen ons af te vragen: waar zijn wij nu helemaal mee bezig? Wat drijft ons eigenlijk in ons leven? Leef ik alleen maar voor mezelf, ben ik alleen maar bezig met overleven of zijn er ook hogere waarden en doelen? En kan het ook anders en moet het misschien ook anders? Dat soort vragen...
Ja, dat begonnen de mensen zichzelf af te vragen en dan is de omwenteling eigenlijk al begonnen. Dat kost wel tijd, natuurlijk, uiteindelijk is het een heel proces van verandering. Het gaat niet van het ene moment op het andere en er is ook vaak weer terugval in oude patronen. Maar, hoe dan ook: er is één moment, waarop je kunt zeggen: toen is het wel begonnen! Toen ging mij een licht op en vanaf dat moment is het allemaal anders geworden, hoewel ook heel veel hetzelfde is gebleven, zeker als je er met de ogen van een buitenstaander naar keek. Zo gingen die mensen daar en toen het water in, kopje onder en weer boven water: als nieuw en als herboren!
Zo zijn wij allen door datzelfde water heengegaan: de meesten van ons als klein kind en zo heeft dit nieuwe begin ook ons leven al meteen gestempeld en gevormd; anderen hebben pas later die sprong gewaagd en zijn door het water heen tot een nieuw leven gekomen.
Maar hoor: kwam nog een man van Godswege, in ons bestaan...Jezus is zijn Naam. En ook Hij gaat bij het water staan en zegt: laat ook mij erin gaan en eronder door gaan! Johannes aarzelt en vraagt zich af: moet ik niet door u gedoopt worden? U bent toch groter, meerder dan ik?
Jezus zegt: Nee, ik wil ook! Laat ook mij kopje onder gaan! Ik wil de weg van alle mensen gaan; ik wil mij solidair verklaren met alle schuld en leed van alle mensen. Ik wil niet boven de mensen uitsteken, maar met hen meegaan en meelijden. Waar zij gaan, zal Ik gaan, waar jullie zijn, daar zal Ik zijn, al is het in de diepste duisternis of in de onderste delen van de aarde: Ik ben er!
Zo liet Jezus zich dopen, Hij deelde zo in onze schuld en vergeefsheid en baande zo een weg naar het Koninkrijk Gods. Vanaf dat moment stond Jezus in de bediening: Hij wist wat Hem te doen stond. Hij had een stem van Boven gehoord, d.w.z. Hij wist zich geroepen om alle gerechtigheid te vervullen. Hij zal een nieuwe werkelijkheid aanbrengen, waardoor de scheve verhoudingen tussen God en de mensen en de mensen onderling hersteld zullen worden. Hij zal als het Lam Gods de zonde der wereld wegdragen; Hij zal de verleidingen van de boze weerstaan door zich te houden aan de Woorden van God; Hij zal tekenen van gerechtigheid en vrede stichten door mensen toekomst te geven. Hij zal niemand verachten, niemand achterlaten, niemand verloren laten gaan, niemand aan zichzelf overlaten, - toen Hij uit het water oprees, kwamen ook wij boven water en begonnen aan een nieuw leven. Toen, en ook vandaag.
Als Hij ons traks nodigt aan zijn Tafel en wij het brood en de wijn delen – als verwijzingen naar zijn dood en zijn leven – dan kan het niet anders of wij herinneren ons, dat ook wij door het water zijn gegaan. De blauwe strepen op de vloer heb ik aangebracht als een verwijzing naar het water van de Jordaan, waarin Jezus gedoopt werd en wij met Hem. En als wij ons dan naar de beker met wijn begeven dan kan het niet anders of wij zullen gaan door dat water - en wij denken terug aan die Doop en aan onze Doop en we weten het weer, want wij hoorden het ook in ons eigen oor: jij bent Mijn geliefd kind!
Soms zeggen mensen wel eens: dat avondmaal is allemaal wel mooi en aardig, maar ik voel er eigenlijk helemaal niks bij. Of: het gaat allemaal zo gestroomlijnd en volgens het boekje: waarom niet gewoon met elkaar gezellig aan tafel? Weer anderen zeggen: het avondmaal is voor mij zo heilig, dat ik er haast niet aan durf mee te doen.
Het zijn drie heel verschillende benaderingen en ervaringen en ik zou daarop willen zeggen, 1. dat de betekenis van de Maaltijd niet samenvalt met ons gevoel erbij. Ons gevoel is tijdelijk, maar Gods gaven zijn eeuwig, zouden we kunnen zeggen. Bovendien is het als met de komst van Johannes: ineens staat hij daar. “Kwam van Godswege”, roep je dan ineens uit. Misschien is er maar één moment in uw leven – één moment, dat misschien nog komen moet of al geweest is – waarop je een dieper besef krijgt of had van de betekenis van wat wij hier zien en beleven. Terugdenkend aan dit moment zeg je dan: ja, de Heer was daar, maar ik wist het niet! Maar nu, nu ziet mijn oog...wat was ik onoplettend toen, maar nu...nu zie ik het anders, nu zie ik het goed: een onvergetelijk moment, een altijdblijvend moment, een eeuwig moment in het voorbijgaande Nu.
2. Uiteraard kan de maaltijd ook in een heel andere sfeer en setting plaatsvinden – en iedere maaltijd – ook gewoon bij u thuis - is uiteindelijk een Maaltijd van de Heer, als we het zien en opmerken – maar wij vieren de Maaltijd zo, zoals wij het doen in een gestileerde en liturgische vorm. Niet, omdat het zo moet, maar omdat we het zo willen en doen.
3. Wie in zijn of haar hart zegt: ik ben niet goed genoeg om te mogen deelnemen, die zou ik willen vragen zich niet boven onze Heer te willen verheffen, want als Hij zich zo heeft willen vernederen voor ons, in het water van de Doop is afgedaald en ons daar a.h.w. heeft opgevist, wie zijn wij dan om te zeggen, dat wij dat niet waard zijn of dat we niet heilig genoeg zijn. Als er Eén is, die dat wel weet dan is Hij het wel, maar Hij zegt: “Komt en eet, Ik heb mijn leven gegeven voor jou!” Kijk niet teveel naar jezelf, maar let op Hem, die het voor ons gedaan heeft.
“Kwam van Godswege een man in ons bestaan”. En Hij is nooit meer weggegaan. Hij is ook niet weg te denken uit ons bestaan. “Ik ben met u”, heeft Hij gezegd, “alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld”.