Logo dsCH 

Lucas 2: 22-28

Preek gehouden in de Grote- of Mariakerk op de 1e zondag na Kerstmis, 29 december 2013, n.a.v. Lucas 2: 22-28.

Oud en jong in de tempel

In het evangelie van vanmorgen gaat het over het nieuwe leven en over het oude leven. Over de ontmoeting van die twee. Daar is aan de ene kant de pasgeboren baby en zijn kersverse ouders en aan de andere kant verschijnt daar die oude baas, die Simeon heet. En ze ontmoeten elkaar in de tempel, het huis van de Heer.
Misschien is dat allereerst wel even iets om bij stil te staan: de tempel is een ontmoetingsplek van de generaties: oud en jong ontmoeten elkaar daar. Het is een plek, waar oudere mensen al jarenlang komen en kind aan huis zijn, maar ook de jongere generaties willen daar komen en zich er een plaats verwerven. Soms moeten de ouderen dan wat plaats afstaan, zodat ook de jongeren zich kunnen thuis gaan voelen. De tempel is uiteindelijk de plek van de ontmoeting met de Heer, de Schepper van ons aller leven. Niemand kan zeggen: dit is mijn tempel of mijn generatie. Nee, nee...de tempel is van God en bedoeld voor iedereen, voor alle generaties.
Dan is het goed om er op te letten, dat Jezus een soort inburgering moet volgen, voordat hij als volwassen man zijn werk kan gaan aanvangen. Die inburgering houdt in, dat hij opgenomen wordt in de joodse gemeenschap, dat hij eerst onderworpen moet worden aan de gewoonten en tradities, voordat hij er zelf actief aan kan deelnemen. Er is eerst een passieve inburgering en dan een actieve, zouden we kunnen zeggen. Eerst wórdt er met hem gedaan...door zijn ouders. Die nemen het voortouw, zij zijn er verantwoordelijk voor. Zij nemen hun nog kleine kind op – in de armen – maar leggen het vervolgens in de schoot van de Wet en doen met hem wat de Wet voorschrijft.
Dat patroon, dat pad dat ligt er eigenlijk al. Dat hoeven ze niet zelf uit te vinden, daar hoeven ze ook niet over te discussiëren: het staat en ligt eigenlijk al vast, wat er moet gebeuren: hij moet besneden worden op de 8e dag en daarna moet hij in de tempel als oudste kind voorgesteld worden aan de Heer. “Hier ben ik, Heer! En ik zal doen, wat U van mij vraagt!”
Zo wordt het kindje Jezus onderworpen aan de voorschriften om er later zelf in en uit te kunnen handelen. Het is als het leren van een taal, het gewend raken aan gewoonten, het vertrouwd worden met hoe het gaat: dat gebeurt van jongsaf aan en is eigenlijk vanzelfsprekend: zo gaan de tradities en de leefwijze van zelf spreken, want anders blijf je er doof voor en spreken ze niet vanzelf en kun je  ook geen gehoor geven. Dat is nu precies de zin en het nut van tradities. En Jozef en Maria zien dat ook zo en zo voeden zij ook Jezus op.
Voor een deel is dit natuurlijk ook wel historisch en cultureel bepaald en met westerse ogen kijken wij er wel iets anders naar. Wij willen juist waken voor het behoud van de individualiteit van de enkeling. Komt die niet in het gedrang, als men zo rigoureus de tradities op zo’n teer kind loslaat? Zou het niet beter zijn als Jezus later zelf een keuze maakt? En dat de ouders voorlopig eerst maar eens even niets doen?
Zo redeneren veel mensen in onze tijd. Maar wat bedoel je precies met een tijdje niets doen? Als je geen godsdienstige bagage meegeeft krijgen de kinderen wel andere bagage mee, nietwaar? Een neutrale opvoeding bestaat niet! Daarom is het meegeven van waarden vanuit het Evangelie zo gek nog niet en het staat geheel in lijn met wat wij hier over het begin van Jezus horen.
Maar uiteraard komt er altijd een moment van beslissing: een moment van het je eigen maken. Dat het geleerde voor jou betekenis en waarde gaat krijgen. Dat de gewoonte geen gewoont blijft, maar een onmisbare noodzaak of een vreugde van levensbelang! Dat is met Jezus ook het geval: als 12-jarig jochie gaat hij al zelfstandig op onderzoek uit en als hij 30 jaar oud is laat hij zich dopen door Johannes de Doper. Eigen keuze, zeker! Maar hij kon deze keuze maken, omdat zijn ouders hem al heel jong vertrouwd hadden gemaakt met het geloof en de tradities van de kerk.
En terwijl ze daar in de tempel staan komt er vanachter een pilaar ineens een oude man – met een rollator en een lange baard, een beetje moeilijk lopend en slecht ziende, maar hij wist het, diep in zijn hart, dat hier iets bijzonders te zien en beleven was. Deze oude man, die a.h.w. het hele oude volk van Israël vertegenwoordigt, ziet in dit Kind de komende messias of de messias die komen zou. Het was de Geest, die hem hierheen had gedreven, maar dat ging niet tegen zijn zin of wil in, integendeel: hij wilde zelf niets liever dan hier zijn en hier komen! Zo werkt de Geest, in samenhang en in samenspraak met onze eigen geest, want deze Geest, zo leert Paulus, getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn! En hij neemt het kindje in de armen en zingt dan een lied. En dat lied zingen wij nu ook! (De lofzang van Simeon: NLB 159a)

(vervolg: mijn overdenking vanmorgen bestaat uit twee verdiepingen: één bovenverdieping, zojuist op de kansel uitgesproken, maar de 2e verdieping is op de begane grond).

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M