Logo dsCH 

Mattheus 16: 13-20

Preek gehouden op de 10e zondag van de zomer 24 augustus 2014 in de Oude Kerk n.a.v. Mattheüs 16: 13-20.

Wie is Jezus?

Vanmorgen zet Jezus zijn leerlingen stil en hij vraagt hen: wie ben ik? Wie ben ik volgens anderen, wie ben ik, volgens jullie?
Voordat we een poging wagen die vraag te beantwoorden moeten we misschien ons eerst afvragen, waarom dit een gewichtige vraag is. Waarom is het van belang om te weten, wie Jezus is? En waarom vindt Jezus het belangrijk ons antwoord te weten?
Omdat het antwoord op die vraag onthult wie wij zelf zijn en dat wat wij in Hem zien de inhoud van ons leven bepaalt.
Laten we proberen stap voor stap dichter bij het geheim van deze raadselachtige vraag te komen en met elkaar proberen te ontdekken, waarom het van belang is een antwoord te vinden.
De vraag wie Jezus is gonst al eeuwen de wereld door. Er zijn bibliotheken vol over geschreven. De evangelist Johannes zag die bui al hangen, toen hij aan het einde van zijn evangelie schreef: “als al de daden van Jezus één voor één opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken, die dan geschreven moesten worden”.
Maar als Johannes eens zou kunnen zien, hoeveel boeken er over Jezus geschreven zijn, dan zou hij raar opkijken. Grote geleerden en knappe koppen kruipen de teksten door en fabriceren dikke pillen, zoals bijv. de r-k theoloog in de vorige eeuw Edward Schillebeeckx “Jezus, het verhaal van een Levende” en die andere beroemde theoloog en psycholoog uit Duitsland Eugen Drewermann, die zijn boek de eenvoudige titel “Jezus van Nazareth” meegaf. Toen ik jaren geleden dat boek bij de plaatselijke boekhandel besteld had belde het winkelmeisje mij een paar dagen later op en zei: “Mijnheer Huisman, Jezus van Nazareth is zojuist voor u binnengekomen!” Het meisje had niet in de gaten wat voor geweldige en verrassende melding zij mij toevertrouwde, maar uiteraard had ik na twee keer knipperen met de ogen door, dat zij het bóek van Drewermann bedoelde.
Vorige week kreeg ik van een moslim-vriendin een boek over Jezus vanuit islamitisch perspectief bezien, “Zealot” (de Zeloot) geheten. En dan heb ik in mijn boekenkast ook nog een boek, dat “Ieder zijn eigen Jezus” heet. Tot die conclusie zou je wel moeten komen, als je de onafzienbare rij van boeken over Jezus ziet: ieder ziet iets anders in Hem. Er is geen ultiem en afsluitend antwoord mogelijk, blijkbaar, op de vraag, wie Jezus is.
In dat korte evangeliebericht van vanmorgen horen we dat al: de antwoorden lopen uiteen. Sommigen denken dat hij Elia is of Johannes de Doper of Jeremia en Petrus komt met zijn geheel eigen antwoord: U bent de Christus.
De antwoorden blijven uiteenlopen, tot vandaag de dag toe. Sommigen zeggen: Jezus was een goed mens. Een toffe gast, die een hoop goed deed voor m.n. arme drommels. Petje af! Anderen zeggen: hij stichtte een nieuwe godsdienst, hij bewerkte een soort afsplitsing van het jodendom en zo heeft hij veel invloed in de wereld gekregen. Weer anderen zeggen, dat hij een begenadigd wonderdoener was, hij had charismatische gaven en hij kon ook geweldig preken. Er zijn er ook, die Hem Zoon van God noemen, Verlosser of Heiland der wereld en zij zien Godzelf in Hem oplichten. Terwijl een deel van de mensen Jezus liefst zo dicht mogelijk bij zich willen houden, op deze aarde, als mens onder de mensen, gaan anderen juist een andere kant op en verhogen en verheerlijken Hem tot bij God, zoals ook in de belijdenis verwoord: opgevaren ten hemel en zittend aan de rechterhand van God!
Hoe zit het nu precies, zo zouden we ons radeloos kunnen afvragen en we worden ongeduldig en vragen ons misschien af: zou de echte Jezus a.u.b. willen opstaan?! Dan weten we tenminste waar we aan toe zijn.
Maar, lieve gemeente, dit ongeduld en die behoefte aan het enig goede antwoord levert alleen maar brokken op en zo zouden we het Messias-geheim bederven en kapot maken. De vraag wie Jezus is moet je niet benaderen als een wiskundig probleem, waarbij er uiteindelijk één juist antwoord uitrolt. Je komt niet tot het goede antwoord door een paar bijbelteksten aan elkaar te plakken en dan te zeggen: zie je wel, het staat er toch. Zo zit het. Klaar, punt uit.
Nee, we moeten de vraag eigenlijk ietsje uitbreiden en daarmee komen we ook zelf als betrokkene in beeld. Want tot nu toe is het allemaal wat afstandelijk en objectief gebleven: wat vinden mensen de eeuwen door van Jezus en welke antwoorden zijn er gegeven? Maar nu komt de vraag dichterbij en levensgroot en levens-echt klinkt in mijn verstarde oor: wie is Jezus volgens jou? Of liever nog: wie is Jezus voor jou?
En dan ligt het voor de hand om met een schuin oog te kijken naar het antwoord, dat Petrus gaf en je ziet in een flits, dat Jezus dat een sterk en openbarend antwoord vond – dus je denkt dan: laat ik ook maar zoiets zeggen, dan zit ik wel goed. Hij is de Christus!
Maar dan volgt meteen een vervolgvraag: wat bedoel je daar mee? Wat zeg je? En dan kun je ook een heleboel kennis vanuit de Bijbel naar voren brengen en het gaan hebben over dat het woord ‘Christus’ de griekse vorm is van het hebreeuwse ‘messias’ en dat dat ‘gezalfde’ betekent enzo. En dat koningen gezalfd werden en dat het dus ook een soort koningstitel is en dat er dus ook een verwijzing in zit naar het Koninkrijk Gods, waarover hij zo vaak sprak. En dat zijn heerschappij iets van de eindtijd was en dat de hele wereld een opknapbeurt zou krijgen en dat het kwaad zal worden opgerold en dat alles goed zal komen en goed zal zijn. Ja, die verwachting klinkt mee in de benaming Christus. “Goed geantwoord”, hoor ik in mijn oplettende oor.
Dat is goed gezien en goed gezegd, zegt Jezus tegen Petrus...daar kan op voortgebouwd worden, dit is vaste grond onder de voeten, rotsvaste belijdenis, die de eeuwen zal verduren! En de kerk heeft de eeuwen door deze belijdenis uitgesproken en vastgehouden en de poorten van de Hades hebben haar niet overweldigd. En telkens weer moest de kerk zich verdiepen in deze teksten en telkens weer duidelijk maken wat er op het spel stond. En telkens weer moest uitgelegd worden waarom deze belijdenis zo cruciaal is en waarom de kerk staat of valt met deze belijdenis. Er is ook veel mee gesold en gehannest, de belijdenis werd gebruikt om er de kruistochten of de inquisitie mee op te starten. Of de belijdenis werd een statement, een soort uitgangspunt voor het verwezenlijken van eigen idealen en dromen. Maar dwars door alles heen bleef de kerk gebaseerd op deze rotsige uitspraak van Petrus: Gij zijt de Christus!
Maar, zoals gezegd, de belijdenis is geen statement of bewering. Zij ligt meer in de sfeer van de aanhankelijkheids-  en liefdesverklaring. Het is niet een afstandelijke constatering, maar een persoonlijke omhelzing. En zoals bij iedere relatie het geval is begint dat invloed te krijgen op je eigen leven en ontwikkeling. Een liefdesverklaring is het begin van een liefdesrelatie en die zal je leven kleuren en bepalen. Het één niet zonder dat andere, want anders wordt de liefdesverklaring leeg en waardeloos. Ik kan wel elke dag tegen mijn vrouw zeggen: “jij bent de liefste van de hele wereld”, maar als ik vervolgens buiten de deur ga eten of haar op andere manieren krenk of kleineer dan heeft zo’n extatische uitroep “Jij bent de liefste” geen enkele zin. Ja, die vloekt met de praktijk.
Zo kunnen we ook wel hard roepen en ermee instemmen, dat Jezus de Christus is, maar als onze handel en wandel daar geen enkel verband mee houdt dan is zo’n belijdenis leeg en nutteloos.
Jezus belijden als de Messias heeft alleen enige betekenis als we ook zelf de messiaanse weg willen bewandelen. Als de Christus-gestalte ook zichtbaar wordt in ons eigen leven, als we de weg van het kruis niet uit de weg gaan, maar het op ons nemen als een last, die uiteindelijk licht blijkt te zijn. De Christus-weg is een kruisweg, zo blijkt ook uit het vervolg van de lezing...en dan is Petrus ineens niet thuis. Met het kruis is in de traditie van de kerk trouwens ook heel wat afgesold: je kunt het kruis verheerlijken, erin wegzwijmelen, er dierbare liedjes over zingen, maar Jezus heeft het kruis op zich genomen en hij vraagt van ons dat ook te doen. Pas als we bereid zijn ons leven te verliezen zullen we het ook vinden; als we iets van opoffering vanuit de liefde uitstralen en zo de Christus in ons laten leven, pas zo krijgt de belijdenis dat Hij de Christus is handen en voeten en krijgt zijn heerschappij vorm in deze wereld. Niet door de belijdenis van de daken te schreeuwen of op billboards te prikken, niet door massale zangavonden of andere luidruchtige evenementen te organiseren, niet door vlaggen en vaandels mee te dragen en iedereen in koor te laten roepen, dat Jezus de Christus is, maar door in deemoed en onopvallend de weg van meeste weerstand te bewandelen, door belangeloos je in te zetten voor de ander, door krachtig te protesteren tegen onrecht en daarvoor durven te lijden, door het smalle pad van de navolging te kiezen en zo de Christus in je eigen leven te laten oplichten. En als dat aan de orde is kun je met recht een christen of christin genoemd worden. Nee, we noemen niet onszelf een christen, hoewel ik dat soms om me heen wel hoor. Maar dat we dat beter niet moeten doen heeft niets met valse bescheidenheid te maken – in onze tijd moet je fier en ferm voor je geloof uitkomen enzo, zegt men dan – maar ik blijf herhalen, dat wij christenen genoemd worden en dat is ook precies in overeenstemming met de Heid. Catechismus  - en dat zal sommigen van u deugd doen - , waar in vr. 32 wordt gevraagd: “Waarom wordt gij een christen genaamd?” Maar het belangrijkste is, dat ons christen-zijn afleesbaar is aan onze daden, onze motieven, onze integriteit, en dat het goede gedaan wordt in zelfvergetelheid, ons niet bewust dat wij het doen en zó de Christus laten oplichten in ons leven. Want niet meer ‘ik’, maar Christus leeft in mij! En in de ultieme ontmoeting met Hem zal Hij opsommen wat wij gedaan hebben: jij hebt de naakten gekleed en de hongerigen gevoed en de zieken bezocht en een glas water geschonken, toen ik dorstig was. En dan zullen we hopelijk met verbazing zeggen: ach, dat wist ik helemaal niet. Heb ik dat echt gedaan en hebt u het opgemerkt? Zalig de zachtmoedigen en nederigen van hart, want zij zullen deze aarde be-erven!

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M