Wie volgt?
Preek gehouden door Ds. Cees Huisman (Meppel) in de Herv. Gemeente te Nijeveen op de 4e zondag van de Veertigdagentijd 26 maart 2017 n.a.v. Lukas 9: 57-einde.
Wie volgt?
Vanmorgen staan we even stil bij de reacties, die er mogelijk zijn, wanneer Jezus ons oproept om Hem na te volgen. Of wanneer wij onszelf beschikbaar stellen om Hem na te volgen. Grofweg kunnen we vier reacties onderscheiden en het is goed daar bij stil te staan. Vooral om na te gaan, waar wij onszelf bevinden. Bij iedere reactie vragen wij onszelf af: ben ik het, Heer?
Misschien eerst nog even iets over de navolging zelf. Wat wordt daar mee bedoeld? In het evangeliegedeelte dat we gehoord hebben komt het meerdere keren voor, dat Jezus spreekt over het volgen van Hem. Het heeft m.i. meerdere betekenissen. Het kan allereerst letterlijk bedoeld zijn, dat mensen bereid zijn met hem mee op te trekken, richting Jeruzalem, zoals de tekst nadrukkelijk vermeldt. Met een rondtrekkende leraar mee optrekken. Om iets van hem op te steken, om er een wijzer en beter mens van te worden. Zoals wíj onderwijs volgen op scholen en universiteiten zo deed men dat vroeger bij een bijzondere leraar. Jezus was ook zo iemand.
Volgen is zo ook de betekenis gaan krijgen van ‘lessen of onderwijs volgen’, bij iemand in de leer gaan, d.i. iemand volgen, zoals je ook een cursus volgt.
Volgen kan ook de betekenis hebben van na-volgen of na-doen. In de christelijke traditie is men gaan spreken over de navolging van Christus, de “imitatio Christi”, een bekend werk van Thomas à Kempis uit de tijd van vóór de Reformatie, uit de beweging van de Moderne Devotie. Het is een boekje vol aanwijzingen over hoe je vroom en goed kunt leven, met veel aanbevelingen tot zelfonderzoek en pogingen om je leven te verbeteren, zodat het meer en meer op dat van Jezus gaat lijken. Navolgen heeft dan de betekenis van na-doen, “De Imitatione Christi”.
Maar volgen heeft ook nog de betekenis van ‘begrijpen’ gekregen. Als je iemand kunt volgen kun je hem of haar begrijpen. “Kunt u mij volgen?”, zo kan ik dan vragen...en als u dan Ja zegt, dan begrijpt u wat ik gezegd heb. “Ja, ik kan u helemaal volgen”...”Mooi zo!” Kunnen wij Jezus ook op die manier volgen? Begrijpen we echt, wat Hij doet en van plan is, hoe hij afreist naar Jeruzalem en wat hem daar te wachten staat? Het zijn de dagen van zijn ‘opneming’, zijn ‘opname’, zoals Lucas vermeldt. Als we daar over nadenken dan wordt het allemaal wat dubbelzinniger en wordt ons terecht gevraagd of wij dat allemaal wel kunnen volgen. Kunnen wij het volgen, dat zijn afgang in Jeruzalem tegelijkertijd zijn ‘opname’ betekende? Wie daar al te vlot Ja op zegt, lijkt dan wel een beetje op Petrus, die ook zei: “Ja, hoor...dat kan ik ook, met U meegaan tot het bittere einde, geen enkel probleem”. Maar hij wist niet wat hij zei. Hij kon Jezus helemaal niet volgen...Hem verloochenen, dat kon hij! En zo maant dat bericht over Petrus ons tot voorzichtigheid en bescheidenheid. Wij zullen niet te snel zeggen, dat we Jezus wel kunnen volgen.
En nu kom ik dan op die vier reacties van verschillende mensen en groepen, die precies ook aanduiden hoe wij zelf soms of vaak reageren.
De eerste groep die we tegenkomen, dat zijn de fanatiekelingen, de religieuze fanatici. Die zijn bereid om donder en bliksem van de hemel af te roepen over iedereen, die een andere mening heeft of die in de weg loopt. De twee J’s, Jacobus en Johannes, die ergeren zich aan de houding van de Samaritanen, dat ze moeilijk doen om hen onderdak aan te bieden of zelfs maar doorgang te geven, en dat alleen maar omdat ze op weg zijn naar Jeruzalem. De Samaritanen hebben hun eigen ‘kerk’ en vinden het maar niks dat anderen naar een andere kerk gaan. En als ze elkaar zondags tegenkomen dan vertikken ze het om elkaar te groeten, zoals ik lang geleden eens meemaakte in een Zeeuws dorp. Religieuze fanatici heb je in soorten en maten en ze komen in allerlei religies voor. Het zijn de mensen van de ene waarheid en die hebben zij in pacht. En God staat alleen aan hun kant en zij denken inzage te hebben in het oordeel van God en willen ook altijd graag een handje meehelpen om het uit te voeren. Het zijn de mensen, die niet tot tien kunnen tellen en nooit verder komen dan één en dat is hun eigen ene kerk, hun eigen ene opvatting, hun eigen ene kring, hun eigen ene gelijk. Alles wat daarvan afwijkt bestaat niet of mag niet bestaan. Weg ermee!
Denk niet dat dit soort denken alleen in tijden van Inquisitie en godsdienstoorlogen bestond, er zijn ook andere typen van fanatisme, die nog springlevend zijn. Overal waar intolerantie en het eigen gelijk tot norm en uitgangspunt voor iedereen wordt verheven hebben we in feite te maken met religieus fanatisme.
Jacobus en Johannes worden door Jezus tot de orde geroepen. Hij verbiedt het hun om zo te denken en te spreken. Jezus houdt niet van dat gedram. Daarom is ook religieus fanatisme in zijn naam uit den boze. Het past niet bij Hem, het hoort niet bij Hem en wie zich in zijn Naam zo gedraagt verwijdert zich van Hem en maakt zijn Naam te schande. Nu we deze eerste groep en hun reactie hebben bezien, vragen we onszelf, zoals afgesproken, af: “Ben ik het, Heer?”
De tweede groep noem ik de religieuze enthousiastelingen. Zo maar uit het niets, ‘out of the blue’ duikt er iemand op en die zegt tegen Jezus: “Ik wil u wel volgen. Ik wil u heel graag volgen!” Misschien is het iemand die in de problemen zit en hier nu een bijzondere uitweg ziet. Misschien is het iemand, die ten einde raad is en Jezus als de oplossing ziet. Misschien is het iemand die heel onzeker is en angstig en nu op zoek is naar houvast en richting. Misschien is het iemand die niet weet wat hij wil en al van alles geprobeerd heeft en dit als een nieuwe uitdaging ziet. Misschien is het iemand die op zoek is naar een (religieuze) kick: het leven is al zo saai en voorspelbaar, het lijkt me best spannend om eens met zo iemand in zee te gaan. In ieder geval is het iemand die zelf het initiatief neemt. Er is hem niets gevraagd, hij is niet gepushd, er was niemand aan de deur geweest...nee, helemaal vanuit zichzelf zegt hij: “Ik wil u volgen!”
Die mensen zijn er nog steeds, natuurlijk. Je vindt ze op grote manifestaties, waar mensen enthousiast en vol overtuiging voor Jezus kiezen. Ze zingen graag het liedje: “Jezus ik houd van u, maar nog nooit zo veel als nu!” Misschien denken sommigen van u: nou, waren er maar meer van die mensen en ook onze kerk zou er van opfrissen. En we zouden zo iemand moeten verwelkomen en aansporen vol te houden. “Goed zo!”, zouden we zeggen, “kom er bij! Waren er maar meer van zulke enthousiastelingen als u”.
Jezus heeft natuurlijk niks tegen enthousiaste volgelingen, maar toch geeft zijn reactie te denken! Jezus begint er hem op te wijzen, dat de navolging echt niet alleen maar ‘fun’ is. Het is eerder vaak ‘afzien’ en nergens thuis zijn, je uitgesloten en onbegrepen weten. Dus weet wel wat je doet, als je Mij wilt navolgen. Zo zet Jezus de enthousiasteling met beide benen op de grond, want christen-zijn is geen dagdromerij en luchtfietserij, maar met de voeten in de modder uitzien naar het Koninkrijk Gods. Ook hier vragen wij ons af: “Ben ik het, Heer?”
De derde en de vierde reactie neem ik even bij elkaar. Er is wel enig verschil, omdat de ene geroepen wordt om Jezus te volgen en de ander zichzelf aanbiedt om Hem te volgen, maar het gaat vooral om de overeenkomst in beider reacties: ze willen volgen onder voorbehoud. Ze willen wel volgen, maar er zijn andere prioriteiten. “Natuurlijk wil ik u volgen, maar u begrijpt wel, ik moet eerst nog even wat anders doen”. Doodnormale zaken, zoals je vader begraven of afscheid nemen van je huisgenoten...daar is toch helemaal niks mis mee? Als Jezus daar bezwaar tegen maakt, laat dan maar zitten... Toch zet Jezus zowel nummer 3 als nummer 4 klem, want hij onderstreept, dat er maar één prioriteit is en dat is de Navolging of, zoals Jezus het ook samenvat: het Koninkrijk Gods.
“Ja, ik ga mee….maar nu nog niet…ik moet eerst nog afscheid nemen van mijn familie, van mijn collega’s, van thuis en van mijn stad en van mijn oude leven en van alles wat mij tot nu toe gevormd heeft. Dat kan wel even duren, Heer, maar u wacht wel even, neem ik aan”.
Maar Jezus zegt: “nee, beste man, als je blijft achterom kijken ben je ongeschikt voor het Koninkrijk Gods…want dat ligt voor je, komt op je toe. Nu! Wie volgt?”
Zo wordt ons tot drie keer toe een spiegel voorgehouden en we vragen ons af: en ik, wat zeg of doe ik en wat zegt Jezus tegen mij?
“Volg Mij”…”Ja, Heer, hier ben ik, ik volg u zo goed en zo kwaad als het gaat, met vallen en opstaan. O ja, dat is waar ook…ik moet u volgen, maar ik vergeet het zo vaak, ik heb het zo druk met mijn werk, de kinderen, school, familie…”
“Ja, ik wil u wel volgen, maar er komt altijd wat tussen: ik wil wel, maar ik heb geen tijd, of ik ben ineens weer druk met iets anders bezig, zodat er toch uiteindelijk niks van terecht komt”.
Het zijn de mensen, die zeggen – “Ben ik het, Heer?” - : “ik wil wel geloven, maar het moet niet te ingewikkeld worden, Ik wil wel bij de kerk horen, maar het moet wel leuk blijven. Ik wil best geloven, maar het moet me niet teveel op mijn nek zitten. Alles moet eigenlijk wel blijven, zoals het is”. “Ja”, zegt Jezus dan, “dat gaat natuurlijk niet op, want een ‘beetje zwanger’ bestaat ook niet”. De boodschap en aankondiging van het Koninkrijk Gods is dus eigenlijk wel heel radicaal: het is uiteindelijk toch een soort alles of niets-verhaal. We vinden ons leven alleen als we het verliezen en als we het verliezen vinden we het! Ons volgen van Jezus is dan ook een soort volgen met haperingen, met oponthoud en met vertragingen. Het is ook een navolgen met telkens weer opnieuw beginnen. Navolgen blijft altijd ‘navolging voor beginners’. Mijn navolgen van nu is niet beter of anders dan van 30 jaar geleden: het is altijd vallen, en weer vallen, opstaan en weer vallen en uiteindelijk wordt het een gedragen worden... Wie denkt een hele Pief te zijn in de navolging van Christus moet weer terug naar stap 1 en wie denkt er niks van gebakken te hebben is dichter bij het Koninkrijk Gods dan hij of zij denkt. Ook nu stellen wij onszelf de vraag: “Ben ik het, Heer?”
“Volg Mij”, zegt Jezus,en Hij blijft het steeds maar weer zeggen en altijd horen wij het in ons verstopte oor: “Volg Mij!” En Hij gaat en Hij gaat maar…de weg ten dode, de weg ten leven. En Hij kijkt eens om zich heen en achter zich en Hij vraagt zich af: wie volgt?
Uiteindelijk en ten laatste is het stil, heel stil om Hem heen: Hij gaat helemaal alleen de weg van het Lam – dragende, wegdragende de zonde der wereld: d.i. onze gemakzucht, onze angst, onze verloochening, onze gehechtheid aan onszelf, ons ongeloof, onze gelovigheid, onze goedwillendheid, onze traagheid, onze uitvluchten. Hij heeft het op zich genomen en weggedragen en Hij zegt: ook al kunnen jullie Mij niet volgen, toch zullen jullie altijd bij Mij zijn en Ik zal jullie volgen, waar je ook heengaat en waar je ook bent en Ik zal je nooit verlaten, want waar Ik ben zullen jullie zijn en waar jullie zijn, daar zal Ik zijn.