Het woord is aan jou!
Preek gehouden op de Zondag van de Eenheid van Kerken in het kerkgebouw van de Vrije Evangelische Gemeente te Meppel op 24 januari 2016 n.a.v. Exodus 19 en 1 Petrus 2
Het woord is aan jou...!
“Het woord is aan jou”, dat is het thema van de week van gebed voor éénheid, die wij vandaag afsluiten, o.a. door deze viering te hebben, waarbij de voorgangers van diverse kerken bij elkaar te gast zijn en de dienst mogen leiden. Vandaar dat ik hier vanmorgen sta en voor zover u dat nog niet wist: mijn naam is Cees Huisman en ik ben sinds 2000 predikant van de protestantse gemeente hier in Meppel.
Het woord is aan jou...in dit geval is het woord aan mij. Maar al voer ik momenteel het woord, dat wil niet zeggen, dat ik als enige het woord zou mogen voeren. Want daar gaat het volgens mij in de lezingen van vanmorgen over, dat wij in feite allemaal ‘woordvoerders’ zijn. Het is woord is aan jou, aan u, aan ons allemaal.
U vraagt zich misschien af: ja, maar wat heb ik nou te zeggen? Of u denkt: nou, laat anderen maar het woord voeren; ik voel me daar niet zo toe geroepen en wat zou ik moeten of willen zeggen? Bij veel mensen is er schroom en verlegenheid, terwijl anderen soms heel onverschrokken en vastberaden naar de microfoon toe stappen en hun zegje doen. Soms zien we daar ook wel beelden van op TV, wanneer er bijv. een inspraakavond is. Sommige mensen hebben niet eens een microfoon nodig, zo hard schreeuwen zij. Anderen horen timide aan, wat over hen heenkomt.
In de kerk en in de kerkdienst zijn het vaak ook maar enkelen, die het woord voeren. De voorgangers voorop. Maar toch is het bijbels gezien zo, dat de gemeente van Christus een mondige gemeente is en dat allen geroepen zijn om het woord te nemen en dat gebeurt ook doordat iedereen de liederen zingt en de gebeden zegt of men laat zich vertegenwoordigen in de kerkenraad of men is present op gemeente-avonden. Natuurlijk is er ook orde en structuur nodig en daarom is de woordverkondiging gedelegeerd aan de voorganger en het uitvoeren van het beleid aan de kerkenraad, maar het uitgangspunt is en blijft: ‘het woord is aan jou, aan u, aan allen’. Luther noemde dat het priesterschap van alle gelovigen. En dat had hij niet zelf verzonnen, maar die gedachte ontleende hij aan de H. Schrift en precies aan die gedeelten, die wij ook vanmorgen gehoord hebben en samen overwegen.
Allereerst dat woord uit Exodus 19: U bent een koninkrijk van priesters, een heilig volk en Petrus haalt e.e.a. ook aan in zijn brief, wanneer hij schrijft, dat de gemeente van Christus een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie is.
Hier wordt ons verteld wie wij zijn, hoe God ons ziet en waartoe wij geroepen zijn, wat ons te doen staat. Als gemeente van Christus in de wereld, maar ook als enkeling precies op de plek, waarop wij ons bevinden.
Een koninkrijk van priesters. Dat is een wat vreemde combinatie, omdat we bij koninkrijk en koningschap allereerst aan ‘heersen’ en aan ‘macht’ denken en bij priesterschap aan ‘eredienst’, aan ‘offer’, aan ‘bemiddeling’, aan ‘gebed’ e.d.
Het ene vindt op een heel ander terrein plaats dan het andere. Hoe kunnen die twee bij elkaar gedacht worden? Jezus zegt ergens: Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Niet om te heersen, maar om te dienen en mijn koninkrijk is niet van deze wereld, heeft niet de kenmerken van deze wereld, maar het is anders, totaal anders. Mijn koningschap is priesterlijk, had hij eraan kunnen toevoegen! Dienend, niet heersend. Dat geldt ook voor de gemeente en voor ieder afzonderlijk: ons bestaan in de wereld is er niet om over anderen te heersen; ons kerk-zijn is niet bedoeld om een factor van macht te zijn; onze invloed kan niet met geweld afgedwongen worden; onze betekenis ligt niet perse in het grote getal. Nee, onze betekenis, onze waarde, onze invloed in de wereld is ‘priesterlijk’ van aard. In de wereld is onze zichtbaarheid misschien beperkt, onopgemerkt gaan wij onze weg door de wereld. Niet met veel vertoon, zonder fanfares en zonder mensenmassa’s op de tribunes. Wij zijn als vreemdelingen in deze wereld, ver van huis.
Op die manier vormen wij een koninkrijk van priesters – zonder vertoon van macht, onopvallend, dienstbaar en zonder hoog van de toren te blazen. Klein vaak, kleiner wordend misschien wel, maar als wij zout van smaak blijven zal onze invloed merkbaar blijven. Nee, het haalt misschien de krant niet en ook op TV zijn we niet te zien, maar op de een of andere manier heeft onze manier van denken en leven invloed en werkt het door als een zout in het deeg. Je vindt het zout niet meer terug, maar je proeft het wel.
Aan jou het woord...als de gelegenheid zich voordoet kun je je zegje doen of getuigen van het Woord, dat jou geraakt heeft en dat jou niet meer loslaat. Dat hoeft niet achter de microfoon, maar dat kan gewoon in een gesprek op de bank, op straat, aan het ziekbed, op je werk. Niet betweterig, niet opdringerig, niet fanatisch, maar helpend, dienend, met het oog op de ander, van wie God evenveel houdt als van jou.
Maar er is nog iets, waar Petrus op wijst en dat is dit: Leid temidden van de ongelovigen een goed leven – nee, hij bedoelt hier niet een soort zwitserleven, dat je het er lekker van kunt nemen en zorgeloos je leven leidt – nee, een ‘goed leven’ betekent ‘goed te leven’ door het goede te doen en door goed te doen en dat anderen wellicht door jouw goede daden tot inzicht komen.
Er zijn heel veel mensen afgehaakt van de kerk en losgezongen van het evangelie, omdat zij veel hypocrisie en fanatisme in de kerken aantroffen. Dat moeten wij ook bij onszelf onderkennen en er van proberen los te komen.
Als op een gegeven moment het woord aan ons is, laten onze woorden dan bescheiden en liefdevol zijn, niet aanvallend en berispend, maar uitnodigend en vriendelijk.
Het woord is aan jou... Laten je daden, je wijze van leven vooral boekdelen spreken. Misschien zeg je dan niet zoveel met woorden, maar je leven zelf is dan al veelzeggend genoeg. Laten onze daden voor zich spreken!
Er was eens een man, die bekend stond als een echte christen en hij leefde in een land, waar weinig vrijheid heerste en waar de politie gemakkelijk mensen kon oppakken. Christen-zijn stond ook op de lijst van verboden dingen. Zo werd ook deze man op een kwade dag opgepikt en hij kreeg een proces aan z’n broek. Zij hadden tijdens een huiszoeking allerlei bewijsmateriaal gevonden: CD’s met religieuze muziek, literatuur met veel Bijbeluitleg, zij hadden zelfs video-opnames gevonden, waarop verdachte te zien was als spreker in een kerk of op een congres. Kortom, genoeg materiaal om de man te beschuldigen van christen-zijn en zo moest de rechter op basis hiervan een uitspraak doen. Schuldig of niet-schuldig. De betrokkene zat met knikkende knieën te wachten op z’n vonnis – meerdere jaren gevangenisstraf – en hij overwoog even om bepaald bewijsmateriaal te betwisten of in een ander licht te zetten, bijv. dat het van zijn vrouw was of geleend van iemand. Maar toch zag hij daarvan af, want hij wilde niet laf zijn. Eindelijk kwam de rechter met zijn eindoordeel en zijn uitspraak luidde: Niet schuldig!
De man mocht naar huis. De rechter had gezegd: zolang je geloof bestaat uit een aantal meningen en overtuigingen , die je er thuis en in kleine kring op nahoudt, is er voor de staat en de samenleving niets aan de hand. Maar zodra je christen-zijn daad-werkelijk kritisch wordt en vaststaande patronen en vanzelfsprekende waarden en gedragingen gaat ondermijnen, kijk, dan kom je in de positie van de eerste christenen in het Romeinse Rijk terecht, aan wie Petrus zijn brief schreef. Dan word je uitgekotst en geminacht en dan is de navolging van Christus geen rustpunt, maar een vertrekpunt.
Wij leven in onze situatie en wellicht hebben wij ons veel te veel geconformeerd aan wat mén vindt, denkt en doet en steekt daarom ook ons christen-zijn zo bleekjes af tegenover andere religies, overtuigingen en leefstijlen. Laat het verhaal van de vrijgesproken christen ons een beetje wakker mogen schudden en ons afhelpen van ons al te zelfgenoegzaam beeld van ons christen-zijn en laten we met durf en creativiteit onbegaanbare wegen zoeken en bewandelen, want de weg van de Heer is door de zee en Zijn pad door de wildernis. Het woord is aan jou, aan u, aan jullie.