Logo dsCH 

Voltooid toekomstige tijd

Overdenking gehouden op Eeuwigheidszondag 26 november 2017 in de Protestantse Gemeente te Steenwijkerwold n.a.v. Deuteronomium 34

Voltooid toekomstige tijd

Vandaag in het bijzonder herinneren wij ons als de dag van gisteren, dat wij afscheid moesten nemen van onze geliefde dode. Iemand van wie we hielden, met wie we optrokken: een moeder of vader, een echtgenoot of maatje, een kind, misschien. Zij gaan aan ons voorbij in gedachten en wij herinneren ons hun namen en gezichten, …en zoals op de dag van hun uitvaart zullen wij ook vandaag hun namen noemen: om niet te vergeten, onvergetelijke mensen. Voltooid verleden tijd. Maar kun je eigenlijk wel spreken van een voltooid leven?
Ik denk, dat zelfs het meest gevulde, succesvolle, dienstbare en gewaardeerde leven niet af is. Ook het leven van Mozes was niet af. En dat wordt ons verteld tot onze troost. Mozes, de man Gods, kon terugblikken op  een bijzondere staat van dienst, een CV die klonk als een klok: opgevist uit het water van de Nijl kwam hij in hogere kringen terecht en wist hij zich op te werken tot projectontwikkelaar, van het project Exodus. Hij was ervan overtuigd dat het zijn roeping was om het slavenvolk te bevrijden vanonder de knoet van de farao. En met veel kunst- en vliegwerk heeft hij met Gods hulp dit project ontwikkeld en uitgevoerd en dat volkje van slaven in beweging gekregen en dwars door de Zee heeft hij ze geleid de woestijn in en er doorheen, in de richting van het land van belofte. Een onmogelijk project was en is het en nu, aan het einde van de rit, staan ze op de drempel, op de drempel van het beloofde land. Zó naar uitgezien, zó naar toe gewerkt en zó naar toegeleefd… en wat zou het een kroon op zijn carrière zijn geweest, als Mozes nu met trompetgeschal de Jordaan had kunnen oversteken en de vlag van het slavenvolkje op de top van de berg Sion had geplaatst. “Nee, Mozes, je zult er niet binnengaan, maar je mag het wel zien”.
Een tegenvaller, een oneerlijk tegenvaller, vinden wij. Er is natuurlijk gezocht naar redenen, waarom hij er niet mocht binnengaan. We willen altijd graag weten: waarom dan niet? En we zeggen tegen elkaar: Als hij er niet komt, wie dan wel? Er mankeert aan iedereen toch wel wat, dus waarom dan letten op zo iets kinderachtigs als dat hij tegen een rots had geslagen in plaats van gesproken? En nog meer van zulke futiliteiten. Maar er is geen antwoord, geen verklaring. Wat er wel is, dat is dit verhaal!
En Mozes klimt de berg op om te sterven. Sterven lijkt wel een afgang, maar hier horen wij dat het vooral een opgang is! Hij heeft er vrede mee, uiteinde-lijk. Misschien is het nog te vroeg om het nieuwe land te betreden. Misschien heeft Mozes ook wel gezegd: “ik wil niet als eerste en ook niet zónder mijn volk. Ik wacht hier wel, totdat iedereen binnen is”, zoals Jezus ook later zei, dat hij de vrucht van de wijnstok niet zal gebruiken, totdat het Koninkrijk Gods voltooid is en God zal zijn alles in allen.
Maar de Heer liet het hem wel zien. Vóórdat hij stierf en zijn ogen nog helder waren? Of was het zo, dat hij het zag, terwijl de Here God hem de ogen dicht drukte? Dat hij toen zag, Sion mijn vaderhuis, mijn moederstad?! Of was het dat hij het zag, toen hij gestorven was en begraven, dat hem aan de andere zijde een licht opging en zie, hij zag het land van louter licht, waar heil’gen heersers zijn?
Er wordt verteld, dat Mozes niet alleen het nieuwe land zag, maar óók de toekomstige geschiedenis – hoe vreemd die term ook mag klinken, hij zag a.h.w. de voltooid toekomstige tijd: ja, hij zag Jozua de Jordaan overtrekken en de muren van Jericho zag hij omvallen en koning David zag hij heersen in Jeruzalem en de tempel gebouwd worden en hij zag nog verder en hij zag de wegvoering naar Babel en hij zag de terugkeer naar Sion en zij juichten als degenen, die dromen. En hij zag een man in de woestijn en een andere man, die er bij kwam staan en die zei: ik wil door jou gedoopt worden en dat gebeurde in de Jordaan, de rivier die hij met een gebroken oog voor zich zag. En hij zag die man het land rondtrekken en ineens zag hij ook zichzelf met hem in gesprek, hoog op een berg en hoe hij daarna afdaalde en dat die vreemde man afdaalde en uiteindelijk zijn leven gaf, aan het vloekhout van de schande – en hij zag een tuin van licht en lente en zie: diezelfde mens leefde, zoals ook hijzelf leefde, hoewel hij gestorven was. En hij zag Hem gaan met de wolk en komen met diezelfde wolk en Mozes was ook zelf helemaal in de wolken. Dat zag hij allemaal en nog veel meer, voordat hij stierf of terwijl hij de ogen sloot of nadat hij gestorven was. De tijd stond stil, het was een ‘eeuwig Nu’ geworden!
En dan krijgen we tenslotte te horen, dat Mozes daar op die berg begraven wordt. Door God zelf, zo vullen de rabbi’s  aan. Een werk van barmhartigheid waar de Here God zich niet voor schaamt. En wat kan een mens zich nu beter wensen dan dat de Eeuwige en Verhevene de uitvaartleider is van je begrafenis of crematie, want hij is de Alpha en de Omega; hij staat aan het begin en is er aan het einde. Zo staat Hij bij het biezen mandje op wacht en Hij dekt Mozes toe, met een kus van innige vriendschap: slaap zacht, mijn kind… en leef!

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M