Logo dsCH 

Kerstnacht 2012, verstilde nacht

Psalm 2 (in bewerking) als Kyriegebed
1 Waartoe leidt het woeden van de volken,
het rumoer van de naties? Tot niets.
2 De koningen van de aarde komen in verzet,
de wereldmachten spannen samen
tegen de HEER en zijn gezalfde:
3 ‘Wij moeten hun juk afwerpen,
ons van hun boeien bevrijden.’  roepen ze.
4 Die in de hemel troont lacht, haha!
de Heer spot met hen.
5 Dan spreekt hij tot hen in woede,
en zijn toorn verbijstert hen:
6 ‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd,
op de Sion, mijn heilige berg.’ , zegt Hij.

7 Luister, ik wil je het besluit van de HEER bekendmaken.
Hij sprak tot mij:
‘Jij bent mijn zoon,
Heden heb Ik je verwekt.
8 Vraag mij
en ik geef je de volken in bezit,
de einden der aarde in eigendom.
12 Bewijs eer aan zijn zoon met een kus,
Gelukkig wie schuilen bij hem.

God van ons aller leven, Gij die ons kent vanaf ons prilste begin tot aan ons laatste einde, maak ons stil en aandachtig. Het rumoer van de volken, de ongedurigheid van ons eigen hart, de besognes van ons dagelijks leven kunnen ons zo in beslag nemen, dat wij aan onszelf en U voorbijlopen. Maar U zoekt ons op en komt met stille overmacht bij ons binnen, in ons hart en in ons leven en U maakt ons stil. Heer, hoor ons gebed.

Inleiding

In voorgaande jaren lazen wij in de Kerstnacht steevast uit het evangelie naar Lukas, zijn beroemde 2e hoofdstuk over de geboorte van het Christuskind in de stal bij Bethlehem en van de engelen en de herders. U kent het verhaal en u kunt het wel dromen…  Maar voor vanavond hebben we gekozen voor de lezing van het Johannesevangelie, zijn 1e hoofdstuk. In de “verstilde nacht’ klinkt zijn evangelie als een zachte fluistering. Terwijl in Lukas 2 het rumoer van de volken de mensen onrustig maakt en op drift jaagt, is er bij Johannes een soort rustige nabeschouwing, een diepere doordenking over wat of liever wie ons nu eigenlijk in de schoot geworpen is. En terwijl Johannes dat doet begint het ons te duizelen en worden we stil, want wat hij te berde brengt is ongekend en ongehoord! Hoor maar:  (en ik lees het voor in een eigen vertaling of bewerking):

Als je bij het begin wil beginnen kom je niet om het woord God heen
Het denken en spreken daarover brengt je als vanzelf bij God, want Hij is het begin van al wat is. Alles is door Hem ontstaan, ja zonder Hem zou er niets zijn.
Alle leven komt bij Hem vandaan en het leven dat Hij geeft is als het licht voor de mensen. Zo is Hij ook zelf het licht, dat in het duister straalt en zo heeft het licht het duister overwonnen.
De Zoon van God, die naar deze wereld gekomen is, is nu dat ware licht, dat in en voor alle mensen schijnt. Hij kwam naar de wereld, die hij zelf gemaakt heeft. Hij is bij ons gekomen als een sterfelijk mens en Hij heeft bij ons gewoond en wij zagen in Hem de glorie van God. In Hem zijn Gods liefde en trouw volledig aanwezig. Johannes vertelde over hem en zei over hem: Na mij komt er iemand die belangrijker is dan ik – en al komt hij na mij, toch was hij al eerder dan ik. Zo komt de Zoon van God bij ons en zo leren wij door Hem  God kennen.


Overdenking:
Nu alle boodschappen in huis zijn en alles is voorbereid voor de dag van morgen, zodat het een vrolijk en gezellig kerstfeest kan worden: en ik wens het u ook allen toe! zijn wij hier vanavond heel even bij elkaar om stil te staan bij de eigenlijke boodschap van het kerstfeest: de geboorte van het Christuskind. Zoals gezegd kunnen wij allemaal dat verhaal wel dromen en misschien dromen we er daardoor wel niet meer van. Het verhaal van Lukas hebben we misschien ook te lang gekoesterd en te opzichtig op huiskamerformaat gesneden en misschien is daardoor zijn eigenlijke verhaal  wat ondergesneeuwd of bedolven onder een dikke laag dennegroen.
Dan kan het verfrissend zijn eens iets heel anders naar voren te halen uit diezelfde schatkamer van het Evangelie en zo treedt vanavond de oude Johannes naar voren en hij zegt: mijn collega Lukas heeft verteld hoe en waar dat kindje Jezus geboren werd en hoe het in doeken gewikkeld werd en in de kribbe gelegd, maar ik haal het kindje er nu even uit en ik wil (het) uit de doeken doen, waar dit kindje eigenlijk vandaan komt, wie hij eigenlijk is. Over wie hebben we het nu uiteindelijk?
En dan gaat Johannes een hele beschouwing geven over wie Jezus, het geboren kerstkind, nu eigenlijk is. U zult met me eens zijn: wat Johannes naar voren brengt is best een ingewikkeld verhaal. Het is niet de bedoeling om alle aspecten van zijn betoog vanavond uit de doeken te gaan doen, maar al zouden we maar 1 gedachte proberen op te pikken en mee te nemen, dan zou ons hart al kunnen opspringen van vreugde. Waarom dan, zo vraagt u zich wellicht af?
Nou, laten we wel zijn, iedereen loopt vroeg of laat tegen een paar vragen op, die hij niet kan beantwoorden of die hij onder het vloerkleed schuift. Ik bedoel de vraag: waar kom ik vandaan, waarom ben ik er eigenlijk, wat moet ik hier doen en ik heb een begin en ook een einde en dat maakt me bang en ook al duurt het nog heel lang en al houden deze vragen mij niet dagelijks bezig, vroeg of laat is het zover en staan ze levensgroot voor mijn neus en mijn einde ook.
Nu komt het kindje Jezus om de hoek kijken en ons verlichten. Lukas had verteld, dat hij op onze wereld is gekomen, in onze geschiedenis. Dat is mooi en vertroostend: wij zijn niet alleen. Hij is bij ons gekomen. Maar het kan zo wel een beetje teveel verleden tijd worden: het was toen, in het jaar nul en daar in een land ver hier vandaan. En ik heb geen geld om daarheen te vliegen en wat zou ik er nu ook vinden dan?
Maar nu komt Johannes naar voren en gaat ons een stap verder helpen en hij zegt: Jezus is veel meer dan een historische figuur. Dat kind in de kribbe omvat en overstijgt alle tijden en plaatsen: Hij was er al vóór de wereld ontstond en Hij zal er zijn, als de wereld er niet meer is. Hij gaat aan ons vooraf en alles wat er is bestaat door Hem. De oerknal was er door Hem, dat de wereld er is, is door Hem, dat ik er ben, is door Hem, dat u er bent, is door Hem. Je kunt niets bedenken dat er niet is dankzij Hem.
Zo filosofeert Johannes over de betekenis van het kerstkind en zo geeft hij het universele en kosmische waarde, maar ook wordt het zo heel persoonlijk en heeft het ook voor mijn leven hier en nu diepe zin.
Want ik kom nog even terug op die vragen, waar we altijd maar mee rondlopen en geen goed antwoord op weten: waarom ben ik er eigenlijk en waar kom ik vandaan en waar loopt het op uit met mijn leven? Dan horen wij in de kerstnacht een klok luiden en die vertelt ons: wees niet bang: Hij stond al aan jouw wieg en Hij zal ook staan bij jouw baar: Hij, het Christuskind, gaat aan alles en iedereen vooraf en aan het einde van de tijden zal Hij ons als een licht opgaan en roepen: Ontwaakt, jij die slaapt en sta op uit de doden!
Johannes wil eigenlijk zeggen: Hij is niet in onze wereld gekomen, maar wij zijn in Zijn wereld gekomen. Alles is van Hem, ook wij. Kijk ik naar de sterren, kijk ik naar het verleden, kijk ik naar de toekomst, kijk ik naar een baby in de wieg: ik zie altijd en overal de Christus, zijn vriendelijk gelaat, zijn wakkere blik en zijn liefde en goedheid, die ons omringen en waaraan wij eigenlijk niet kunnen ontkomen.
Misschien zegt u: nou, wel een beetje moeilijk en ik snap het nog niet helemaal. Dan zou ik willen zeggen: U bent niet ver van het Koninkrijk Gods, of zoals dit gedicht het verwoordt, dat mij door een meedenkend gemeentelid werd aangereikt en waarmee ik nu eindigen wil:

‘t Laatste geluid op straat,

waarnaar ik luisterde,

viel stil
 


De laatste vogelkeel, nu heel

de lucht verduisterde,

viel stil.
 


En in mijn hoofd elke gedachte,

in mijn hart ieder verlangen

in mijn ziel

de twijfel of Gij bij mij waart

of mij verliet,

viel stil.
 


Lang zocht ik in de stilte

naar de bron van mijn gezangen:

ik vond een kind, dat in de kribbe sliep

en ieder lied

viel stil
 
Anton van Duinkerken

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M