Logo dsCH 

Lucas 1

PREEK GEHOUDEN DOOR DS. CEES HUISMAN OP DE 4e ZONDAG VAN ADVENT 18 DECEMBER 2011 IN DE GROTE- OF MARIAKERK N.A.V. 1 SAMUËL 1: 10-17 EN LUKAS 1: 26-38.

Vanmorgen krijgen wij te horen berichten over onverwachte verwachtingen en onmogelijke geboorten. Hanna, die al lange tijd onvruchtbaar leek, ontvangt haar Samuel in de schoot en Maria, die er eigenlijk nog helemaal niet aan toe is, zij wordt de moeder van Jezus, zoon van David, zoon van de Allerhoogste.
De vraag die ons daarbij voortdurend bezighoudt is precies ook de vraag, die Maria stelt: Hoe zal dit zijn? Of: hoe kan dat nou? Ik probeer samen met u de antwoorden, die gegeven worden op deze vraag, langs te lopen. Eerst vanuit ons eigen denken en redeneren, dan pogingen vanuit de kerk om het inzichtelijk te maken en dan schuiven we steeds verder richting Lukas, in de hoop dat hij het verlossende antwoord geeft – en hoe we dat dan hebben te verstaan.
Een eerste reactie van veel mensen – en daar moeten we onszelf ook bij rekenen – is: dat kan natuurlijk helemaal niet! Heb je ooit wel eens gezien of gehoord, dat een meisje van 13 zwanger wordt zonder dat ze door een man bevrucht is. Uitgesloten is dat. Als Jozef het niet gedaan heeft dan wel iemand anders. Ja, misschien is ze wel verkracht door een Romeinse soldaat. Zoiets oppert Paul Verhoeven in zijn boek over Jezus. Nou, wat een inzicht, denk ik dan. Al dit soort bedenkingen en bedenksel blokkeren precies wat verteld wil worden. We gaan er met onze dikke huid of knappe koppen bovenop zitten en het evangelie bezwijkt onder de lasten van onze ratio. En het is een nietszeggend verhaal geworden, één van de vele, niets bijzonders. Lucas is monddood gemaakt.
Een andere mogelijkheid is, als we gaan zeggen: Ja, het kan best, wel in hoge uitzondering, maar het kan wel... We gaan het verhaal dan ondersteunen met opnieuw aangebrachte draag- en steunbalken, die we halen uit het bos van de fantasie of uit het boek der natuur.
Bijv. als we ons best gaan doen om aan te tonen, dat er ook wel andere gevallen bekend zijn van wonderbaarlijke zwangerschappen en dito geboorten. Dan zeg je eigenlijk: het is wel vreemd en wonderbaarlijk, maar het kan wel. Of er wordt een sprongetje gemaakt van de bijzonderheid van het kind en zijn geboorte naar de bijzonderheid van de moeder. Maria moet zelf ook al iets bijzonders zijn, smetteloos rein en onkreukbaar en om dat te bereiken moet zij ook zelf op een bijzondere wijze ontvangen en geboren zijn: Maria is zelf ook onbevlekt ontvangen, zo gaat dan het verhaal, dat de bedevaartplaats Lourdes heeft voortgebracht. Het eenvoudige meisje Bernadette Soubirous had meerdere keren een Mariaverschijning gezien bij een grot en zij had haar horen zeggen: ik ben degene die onbevlekt ontvangen is...in het Frans natuurlijk en daarin kwam het woord “immacula” voor, “onbevlekt”, dat zij helemaal niet kende...hoewel er in die tijd wel veel over gesproken werd, omdat het juist afgekondigd was als een pauselijk dogma. Dit alles moeten we plaatsen halverwege de 19e eeuw. Een wonderlijk verhaal, waarover de Joods Oostenrijkse schrijver Franz Werfel ook een prachtig boek heeft geschreven, maar dit even terzijde. En tot op vandaag trekken veel mensen op naar Lourdes om daar genezing en troost te vinden. Wij protestanten kunnen dat niet zo meevoelen, maar ik wil er beslist niet neerbuigend of badinerend over doen – er zijn veel mensen, die er steun en hoop bij vinden – maar wat ik wil zeggen is, dat het m.i. onbegonnen werk is om het ene wonder te willen verklaren met het andere wonder. De onbevlekte ontvangenis van Maria moet de wonderlijke geboorte van Jezus aannemelijk maken, maar hoe wonderlijk is de onbevlekte ontvangenis zelf, nietwaar? Het wordt toch weer teveel biologie, en te weinig theologie.
Nee, Maria moeten we niet willen leggen op de tafel van de anatomische les. Het gaat niet aan te willen weten welk bijzondere DNA het kindje Jezus nou eigenlijk had en of dat voor een deel afkomstig was van Maria en voor een ander deel van God.
Ik denk dat al dit soort bedenkingen en bedenksels opkomen uit de wens om er toch grip op te krijgen. Om het toch te begrijpen, om het toch te plaatsen in ons wereldbeeld en binnen onze werkelijkheid. Maar, beste gemeente, er valt helemaal niets te begrijpen. We kunnen het evangelie en het kindje Jezus alleen maar ontvangen. Zoals Maria, die alleen maar zei: Mij geschiede naar uw Woord. Laat het maar gebeuren. Laat maar komen, dat kind. Ik las ergens een engelse versie van haar bereidheid, dat zij tegen Gabriel zei: Tell God I say Yes!
En zo werd zij de moeder Gods, theotokos, zoals in de oude griekse kerk werd en wordt beleden. Maria heeft door haar moederschap een heel bijzondere positie gekregen in het heilswerk van Godswege. Maar we doen haar m.i. onrecht als we haar daarom op een voetstuk gaan plaatsen en haar bijna goddelijke eer geven. Zij was ook gewoon een heel gewoon mens, maar het bijzondere was dat zij zich beschikbaar stelde om God in haar te laten werken. Om zwanger te worden van deze belofte, dat God zelf door haar bij ons kwam wonen. Een Godswonder – wie hier probeert te verklaren en te redeneren doorbreekt de betovering en het geheim spat uiteen als een zeepbel.
We zullen nooit het wonder van de geboorte van het kindje Jezus inzien, als we het wonder van de geboorte van ons kind of onze kinderen of van onszelf niet beseffen. Ik hoef hier niet te herhalen hoe plat er vaak over het verwekken en nemen van kinderen wordt gesproken. En als een kind aan zijn vader vraagt waar hij of zij vandaan komt dan wordt het biologieboek er bij gepakt en het hoofdstuk seksuele voorlichting wordt opengeslagen, met kleurenafbeeldingen en al.
Is dat alles? kan het kind misschien uitroepen en als pa dan zegt: ja, dat is alles, dan voelen we wel aan, dat dat niet alles is en we zouden iets willen toevoegen...of liever: het meest eigenlijke willen zeggen, namelijk dat het leven niet maakbaar is. Dat het leven sowieso een geheim is en dat je bestaan, zoals je er bent, een Godswonder is. M.a.w. dat hele zaadje/eicel-verhaal is wel relevant en in zekere zin onmisbaar, maar het zegt eigenlijk ook weer niets. Als je daar mee volstaat heb je er eigenlijk ook nog niks van begrepen of gezien. En is dat het niet wat Lucas ons wil vertellen, als hij gaat schrijven over de conceptie en de geboorte van Jezus? Dan moet je eigenlijk alle biologie-kennis achter je laten en over hoe het natuurlijk in zijn werk gaat nu eens even vergeten – dat doet niet ter zake – nee, zegt Lucas vertellenderwijze – als we echt iets van het geheim van zijn leven willen verstaan moeten wij van God uitgaan, bij en met Hem beginnen. En dat geldt eigenlijk voor het leven van ieder mensenkind...bedenk dat ook!
En zo kunnen we op het geboortekaartje van Jezus lezen: uit Gods hand is ons in de schoot geworpen dit unieke kind en we noemen zijn naam Jezus. Wat was nou het bijzondere van Maria’s houding, die ons ten voorbeeld kan zijn? Wel, dat zij zich open stelde voor God. Zij maakte ruimte voor Hem in haar leven. Zij was bereid te ontvangen...nee, niet om te bezitten... Ontvangen, telkens weer, met open, lege handen.
Nu komen we steeds dichter bij wat Lukas heeft willen vertellen. Maar nu komt het er wel op aan, hoe wij lezen en verstaan. Want als we zijn bericht weer letterlijk gaan opvatten en het lezen als een opeenvolging van gebeurtenissen, zon in de trant van: he, zegt Maria, terwijl ze zit te scrabblen, ik geloof dat er st gebeld wordt, en kijk, daar staat warempel een engel voor de deur, kom maar binnen en zo voort...dan vatten we het vertelde weer op als een verklaring, een precieze beschrijving van hoe het in zijn werk ging. Dan zeggen we uiteindelijk tegen elkaar: O, zo zit het dus. Nou snap ik het!
Ik heb wel eens eerder een preek gewaagd aan dit bijbelgedeelte en toen zei na afloop iemand tegen mij: Ah, nu snap ik, hoe het zit met Maria en zo...en toen dacht ik: dan ben ik toch niet duidelijk genoeg geweest. Uiteindelijk moet er m.i. één zin blijven haken en dat is deze: geen woord en geen daad van bij God zal machteloos zijn! Of, zoals de Nieuwe vertaling heeft: want voor God is niets onmogelijk! Daar hangt alles aan. In het licht van deze belijdenis verdampen onze bedenkingen en vallen onze theorieen als dominostenen om. Ook onze bewering “zo is het precies gebeurd” smelt weg als sneeuw voor de zon. “Het kan niet” en “het kan wel” hoort allemaal thuis aan onze kant van de streep, maar het is een engel, van de overzijde, die ons moet zeggen: voor God is niets onmogelijk! Maar dan komt alles er ineens anders uit te zien, want dan is niets vanzelfsprekend meer: ook niet dat ik er ben, en dat ik hier zit of sta en dat ik dit bericht hoor en er over nadenk en dat ik mij erdoor laat raken. Dat is allemaal dankzij de mogelijkheden van God. Dat geldt niet alleen de geboorte van Jezus, dat als een Godswonder en een Godsgeschenk ons in de schoot geworpen wordt, het geldt ook voor onszelf, ja, het geldt in feite voor alles – en zo komt de geboorte van het Christuskind in het juiste licht te staan, in het licht van Gods mogelijkheden, waaruit wij ook zelf zijn voortgekomen. Zo is het precies ook met het geloof, ons geschonken van Godswege, zodat wij zijn als nieuw geborenen, niet uit de wil van een man, maar uit God geboren! De kerkvader Tertullianus, een oude knar uit de vroege kerkgeschiedenis, had het, denk ik, bij het rechte eind, - al was het wel kort door de bocht, - toen hij opmerkte “Certum, quia impossibile”, “het is waar, omdat het onmogelijk is”! Dit alles tenslotte nog eens overziende, is er niets anders te doen dan de mond open van verbazing en de hand open om te ontvangen en het hart open om te verstaan en te stamelen: Mij geschiede naar uw Woord! En zo raken wij ook zelf in verwachting, zwanger van de beloften van God. Dan zijn we niet alleen begaan met onszelf, maar vooral ook met anderen. Dan gaan we ons dik maken om de wereld, hoe die reilt en zeilt en wat mijn bijdrage kan zijn. In de houding van Maria zien wij niets terug van fatalisme, van afwachten wat er komt, maar integendeel: juist een gespannen verwachting en een verwachtingsvolle gelatenheid. Als we zo leven, leven we dicht bij haar en dicht bij Hem, haar kind, die ons weghaalt uit onze beslotenheid en bekrompenheid en ons stelt in de ruimte en de vrijheid van de kinderen Gods.

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M