Logo dsCH 

Wij en zij?

Preek gehouden op zondag 17 september 2017 in de Oude Kerk, waarin aftredende ambtsdragers afscheid namen en nieuwe bevestigd werden n.a.v. Jesaja 56: 1-8 en Lucas 17: 11-19

Wij en zij?

Onlangs was er de uitslag van een onderzoek op TV, waarin werd vastgesteld, dat de Bijbel op veel christelijke scholen steeds minder belangrijk wordt gevonden. Veel kinderen op die scholen hebben geen christelijke achtergrond  meer, in die zin, dat men thuis vertrouwd raakt met bijbelverhalen en rituelen.
Zo heten de scholen nog wel ‘school met den bijbel’, maar men doet er niet veel meer mee.
Dat kun je betreuren en je kunt je hoofd er over schudden en de verslaggeefster stelde daar aan de onderwijzeres ook een bijzondere vraag over: Wat zou God ervan vinden, dat de Bijbel maar zo weinig a/d orde komt op school?
Heel treffend antwoordde de juf, dat zij natuurlijk niet in staat was om weer te geven wat God ergens van vond. Maar zij wilde wel een soort richting aanwijzen, namelijk dat zij hoopte en dacht, dat God er verheugd over was te zien, hoe de kinderen leren om met elkaar om te gaan, ook als ze allemaal een andere religieuze achtergrond hebben, hoe men meer tolerant met elkaar omging en dat dat ook helemaal in de lijn van de Bijbel was!
Over zoiets gaat het ook in de lezingen. De religieuze praktijk groeit vaak in de richting van exclusivisme: er is een groep, die zich uitverkoren acht en men weet precies, wie er bij hoort en wie niet. Misschien was die manier van denken en omgaan met elkaar vroeger sterker dan nu. Vijftig jaar geleden leefde men als kerken volstrekt langs elkaar heen, maar ook politieke partijen en stromingen en omroepen en dagbladen wilden niks van elkaar weten, dus nam men ook geen kennis van elkaar. Het waren allemaal gescheiden werelden, die elkaar wel uitsloten en beoordeelden.
Daar is wel veel in veranderd en dat twee kerken, die elkaar jarenlang niet zagen staan (of zitten) nu in Meppel één gemeente vormt mag wel een Godswonder heten, waarvoor wij ook dankbaar mogen zijn en ook aan moeten blijven werken!
Maar bij iedere kerk en vereniging of club blijft er altijd iets van beslotenheid aanwezig, een idee van ‘wij zijn wij’ en ‘zij zijn zij’.
Vanmorgen openen de lezingen onze ogen en oren, want zowel Jesaja als Jezus hebben niet zoveel op met dat exclusieve en zij doen niet liever dan de grenzen verleggen en die openstellen voor anderen, zodat iedereen er bij kan.
Maar waarom en wanneer zullen anderen ook deel uitmaken van het volk van God? Binnen het joodse geloof, waarvan het Oude Testament getuigenis aflegt, gaat het vooral om een ‘geboren-zijn’ binnen het Joodse volk en als teken van Gods verbond met Abraham moeten de jongetjes ook besneden worden. En die geloofstraditie zet zich via voortplanting door, generatie op generatie. En men moet leven volgens de voorschriften en regels van de Thora.
Maar wat is nu het meest beslissende? Dat je binnen het volk geboren bent? Of dat je besneden bent? Of dat je je bijdrage levert aan de voortgang van de generaties? Of dat je je precies houdt aan de regels en voorschriften van de Thora?
Dan zegt Jesaja: het meest beslissende is, dat je niemand kwaad berokkent, dat je keuzes maakt in overeenstemming met de wil van God. Dat stelt alle andere kenmerken in de schaduw. Iemand, die geen kinderen kan verwekken, zoals met eunuchen het geval is, misschien ook niet besneden kan zijn, die zou buiten Gods verbond vallen? Nee hoor, zij horen er ook bij, want zij gedragen zich, zoals God het wil.
Met diezelfde ruime en open blik treedt Jezus de Samaritanen tegemoet, die doorgaans met de nek werden aangekeken en als tweederangs burgers werden beschouwd, die ook, zo vond men, een heel verkeerd geloof hadden.
Jezus is blij om die mensen te helpen en zo geneest hij tien melaatsen, die al gaande op weg naar de tempel gereinigd worden. Eén van hen keert terug en spreekt zijn blijdschap en dank uit, omdat hij genezen is. Uw geloof heeft u gered, zegt Jezus. Dat is zijn vertrouwen in het woord van Jezus, dat hij fiducie had in wat Jezus zei en met hem voorhad. Die anderen werden ook genezen, maar op hen maakte het niet zoveel indruk. Zij keerden niet om. Hun leven bleef eigenlijk onveranderd, zij bleven onderweg en maakten geen beslissende wending mee. Niemand kan dat ook forceren en we zullen die negen niet met de vinger mogen nawijzen. Want ook zij horen er uiteindelijk bij!
Zo is het ook voor ons een roeping en een uitdaging om een open gemeente te zijn. Waar niemand buiten staat, omdat de grenzen vloeiend en beweeglijk zijn en iedereen erbij hoort en mee doet, er toe doet en in tel is.

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M