Logo dsCH 

Johannes 21b


Heer, onze God, allereerst klinkt een verzuchting op uit ons hart, dat uw mensen zo Godvergeten zijn en daarom bidden wij: o Heer, vergeet uw mensenkinderen niet, gedenk en aanschouw en bedenk dat zij uw kinderen zijn, daarom bidden en zingen wij:
Heer, God van hemel en aarde, die hoog troont en laag neerziet, zie hoe Godgeklaagd het is, dat mensen elkaar het leven onmogelijk maken, dat er oorlogen en burgeroorlogen zijn, onhoudbare situaties, waarin niemand meer de weg weet, daarom klagen wij onze nood bij U en roepen en zingen wij in Naam van allen die te lijden hebben:
Laat uw Geest waaien over de wereld, o God, dat er nieuwe ideeën en plannen zich zullen vormen, weg uit de vastgelopen patstellingen, een nieuwe toekomst, zodat kinderen weer kunnen spelen en ouders weer kunnen werken, o Heer, hoor ons bidden als wij samen zingen:

Ik las van de week een interview met een mevrouw, die een visioen gekregen had. Terwijl ze sliep of wakker was – dat weet ik niet meer precies – kreeg ze een heldere waarneming van zichzelf op een schip. Ze stond op het dek. En op een gegeven moment kwam van de linkerkant van het schip een grote hoeveel vissen op het dek te liggen, grote en kleine donkere angstaanjagende vissen. Ze wist niet wat ze er mee aan moest en er van moest denken. En een stem in haar zei: dit zijn alle rottige dingen, die je in je leven hebt meegemaakt: teleurstellingen, tegenslagen, mislukkingen, tekortkomingen…noem maar op. En wat je nu moet doen is dat alles loslaten en nu een grote bezem pakken en al die vissen weer in zee vegen. En zo deed ze dat inderdaad en de vissen zwommen vrolijk weg.
En even later kwamen van de rechterkant van het schip allerlei kleine glimmende vissen het dek op en lagen daar te spartelen in de zon. En ze dacht: wat is dit nu? Toen zei een stem, dat dit alle vrolijke en blije momenten in haar leven waren. En hoewel ze die vissen wel bij zich wilde houden zei de stem toch: pak de bezem en veeg ook al deze vissen de zee in. En zo deed ze en ze zwommen vrolijk mee met het schip. Maar nu, nadat ze alle had losgelaten, moest ze zich concentreren op de horizon en recht vooruit varen.
Een wonderlijk visioen, nietwaar. Maar toch ook herkenbaar. Misschien niet de manier waarop dit aan deze mevrouw werd duidelijk gemaakt: het krijgen van visioenen is geen alledaags gebeuren…maar we weten wel allemaal van negatieve en positieve ervaringen en hoe daar mee om te gaan.
Het bijzondere van dit visioen vond ik bovendien dat het grote gelijkenis heeft met het verhaal, dat wij vanmorgen uit het evangelie hebben gehoord. De vele vissen in het net en wat dat betekent voor de leerlingen van Jezus en hoe het hun leven weer glans en perspectief geeft.
Eerst wordt uitvoerig aandacht besteed aan het negatieve: de schaduwkanten van ons bestaan, als verteld wordt dat de leerlingen gaan vissen, midden in de nacht en dat ze dan helemaal niks vangen. Dat is een ervaring, die wij allemaal wel kennen. Hoe vaak gebeurt het niet dat je vol goede moed ergens aan begint, maar dat het uitloopt op een teleurstelling, of een mislukking. In het werk kan dat gebeuren of in de liefde, in de omgang met God en de wereld van het geloof en de kerk, of in betrekking tot je gezondheid. Je denkt eerst dat alles in orde is, je gaat ervan uit, dat je ziekte voorbijgaand is of je denkt; de behandeling zal wel aanslaan of je dacht: het is maar tijdelijk en het komt vast goed. Maar dan, als je al zo’n lange tijd in dat schip zit en er komt maar geen einde aan, dan moet je toch toegeven: er is niets gevangen.
Het heeft allemaal niets opgeleverd. En als je dat betrekt op je hele leven, dan is het wel een bittere pil om dat te moeten zeggen. Misschien zou je het nog niet eens willen toegeven en het maar stilletjes voor jezelf houden, maar kijk, iemand staat op de oever en die vraagt het aan ons: wat heeft je leven tot nu toe opgeleverd? Wat heb je gevangen en zit er ook iets bij waar Ik wat aan heb?
Dat is typisch een vraag van Jezus, een vraag waar je niet onderuit kunt, een vraag die tot een bekentenis leidt: we hebben niets gevangen! Ons leven is aangekomen op een nulpunt. En het is spijtig dat te moeten toegeven…maar tegenover Hem, die ons “kinderkens” noemt durven wij het wel aan.
Ineens laten wij onze zelfhandhaving varen; ineens beseffen we het, dat we in Gods oog mensenkinderen zijn, die in alles afhankelijk zijn van God; ineens dringt het tot ons door, dat wij ons leven niet in de hand hebben, maar dat het een gave van God is. Ineens weten we het weer: ik ben gekend en bemind door God die mij zijn kind noemt en bij wie ik geborgen ben voor tijd en eeuwigheid.
En dat bereikte nulpunt wordt nu ook een keerpunt. Want nu wordt het tijd het eens over een andere boeg te gooien. Ons leven opnieuw te bezien, vanuit het oogpunt van de Opgestane die nu zegt: gooi het net eens uit aan de rechterkant van het schip.
En als ze dat doen kunnen ze het net haast niet voortgesleept krijgen vanwege de menigte van vissen.
Ik denk dat Jezus zijn leerlingen en ons wil laten zien, dat er ook nog een andere kant is. Niet alleen de kant van de schaduw en de dood, de nacht en de leegte. Natuurlijk, die zijn wel reeel, het is niet zo, dat we dat maar moeten negeren en denken dat dat niet telt… Als je in het ziekenhuis of een verpleeghuis verblijft weet je daar alles van.
Maar het evangelie van vanmorgen vertelt ons: er is ook een andere kant en die andere kant maakt ons blij en leert ons te zien de rijkdom van ons leven. Wat we moeten leren is met een andere blik te kijken naar ons leven. Niet alleen naar de donkere kanten en de schaduwzijden, maar ook naar de blinkende en glanzende momenten, die hier verbeeld worden door wel 153 vissen. Hoe weet je dat het er wel zoveel zijn? Wel, je moet ze tellen, een voor een…zoals je de zegeningen in je leven mag tellen: een voor een. Bij iedere zegening sta je een moment stil, een dankbare herinnering, een moment van vreugde, iets wat je samen deelde met je geliefde, een foto, een goed woord, een blik in de ogen van je kind of kleinkind…dat alles maakt de schoonheid en de rijkdom van ons leven uit…en de Opgestane Heer geeft ons de moed om zo naar onszelf te kijken.
Dan krijgt het leven meer en meer het karakter van een geschenk…en ook je eigen inspanningen krijgen een bepaalde gewichtloosheid…want kijk: De man op de grote oever heeft de maaltijd al klaargemaakt en hij deelt uit: brood en vis….  Ja, kun je zeggen, dat was de vis, die ik zojuist gevangen had…maar toch: hij ligt al klaar en hij wordt mij aangereikt: neemt en eet en gedenk dat alles wat wij doen en aanbrengen uiteindelijk en ten diepste toch ook gave van God is. Dank je wel, zeggen we dan: wij ontvangen het uit uw hand!
Dat kan ons leven en zwoegen, ons lijden en strijden licht of lichter maken…als het komt te staan in het licht van de vroege morgen van Pasen, als de Opgestane zijn licht er over laat schijnen en zegt: komt, zit aan, want alle dingen zijn al gereed.
Misschien denken we vaak zelf: ach, het is nog lang niet af en ik ben nog lang niet klaar; mijn leven is nog een niet afgemaakte tekening, een puzzel die nog niet helemaal klopt, maar vandaag mogen wij weten: staar je niet blind op de leegte van je net, maar weet dat hij aan de andere kant gevuld en overvol is en begin maar alvast te tellen en verheug je in het gekraak van de netten, dat als muziek in je oren klinkt.

God van ons aller leven, wij belijden en erkennen U als de bron van ons bestaan en als de grond onder onze voeten. Wij danken U voor uw hoge Woord, dat ons de weg wijst door het leven heen. Ook vandaag hebt U ons bemoedigd en aangespoord – zo beseffen wij weer, dat ons leven waardevol en de moeite waard is dankzij U en dat het uw zegen is, waardoor ons leven zin en volheid krijgt.
Zo zullen wij als gezegende mensen leven voor uw aangezicht en tot zegen zijn voor alle mensen die wij ontmoeten en die ons tegenkomen. Vervul ons voortdurend met uw Geest, de geest van openheid en ontvankelijkheid, de geest van blijdschap en vreugde, de geest van barmhartigheid en liefde, - moge zo ons leven vruchtbaar en zegenrijk zijn.
Ontferm U over ons en deze wereld, o God: er is zoveel onvoltooidheid, zoveel gebrek en falen, ja ons aller leven staat onder het voorteken van tekort en gemis: daarom bidden wij U: laat ons niet los, leid ons op de weg van uw geboden en beloften en leer ons te leven vanuit uw tegoed. Zo bidden wij: Heer, ontferm U.
Erbarm U over hen, die geen helper hebben, geen vriendin of partner, geen mens om op te leunen en bij uit te huilen: dat wij hen op het oog hebben en in ons hart dragen, dat bidden wij U.
Voor de zieken en eenzamen bidden wij U, voor onszelf zoals wij hier bijeen zijn en voor de mensen die bij ons horen en ons omringen met hun liefde, aandacht en zorg.
Geef ons uitzicht op uw toekomst en vervul ons met blijdschap, dat ons leven hoe dan ook rijk gevuld is dankzij uw goedheid en zegen.
In stilte bidden wij:

A

B

C

D

E

G

H

I

J

K

L

M