1 Korinthe 1
PREEK AAN HET BEGIN VAN HET NIEUWE JAAR 2011 N.A.V. 1 KORINTHE 1
Een welgelukzalig nieuwjaar u allemaal! Misschien vindt u het een beetje een ouderwets of onbegrijpelijk woord, maar ik vind het een prachtig woord, dat helaas uit onze taal aan het verdwijnen is. Welgelukzalig is als een driedelig gebakje opgebouwd. Eerst de luchtige cake van het wel-bevinden; de wens dat het je wèl zal gaan. Een woord dat je terugvindt in welvaart en welzijn. Je voelt je wel, dan zit je lekker in je vel. Maar dan volgt nog een andere smaak, een zachte vulling van geluk. Dat betekent dat de dingen die je onderneemt ook zullen gelukken. Je kunt “geluk” ook opvatten als toeval, je moet maar net “geluk” hebben, maar ik zou het liever willen verbinden met Psalm 1: wie zich houdt aan de richtlijnen, zoals God die in zijn goede Woord heeft gegeven, die zal slagen in al wat hij of zij doet. Zo‟n leven is werkelijk gelukkig te noemen, een gelukt leven, zou je kunnen zeggen. Maar dan wordt het gebakje compleet gemaakt met een flinke toef slagroom erbovenop: dan komt het woord zalig in zicht. Meestal horen we dan de zachte „g‟ van onze rooms-katholieke zuiderbroeders en –zusters meeklinken – ja, onze katholieke zuiderburen hechten erg aan dat woord, want ik las onlangs, dat een pastoor ergens de verlichting op zijn kerk “prettige kerstdagen” had verwijderd, want dat paste niet bij de kerk: het moest zijn: “zalig kerstfeest”. Maar ik wil het woord zalig een beetje weghalen uit de folklore-sfeer en in zijn oorspronkelijk betekenis laten schitteren: zalig is het summum van het goede. Je kunt zeggen: goed, beter, zalig! Het is een woord dat protestanten gereserveerd hebben voor het hemelse geluk. Zalig hoort bij de sfeer van God, bij het volmaakte en niet te overtreffen goed. Zo is er een opgaande en diepergaande ontvouwing te horen in dat bijzondere woord “welgelukzalig” en ik wens u allen zo‟n nieuwjaar, zo‟n leven toe. Wanneer zal ons leven welgelukzalig genoemd kunnen worden? Zijn daar aanwijzingen voor te geven. Kun je er cursussen in volgen? Hoe word ik
gelukkig in 5 weken en 10 lessen? En is dat gelukzalige voor iedereen hetzelfde, of juist niet? Vanmorgen wil ik – heel kort en in enkele grove hoofdlijnen – proberen aan de hand van de gelezen lezingen een paar aandachtspunten aan te reiken, die ons op het spoor van een welgelukzalig leven kunnen brengen.
Dan kijken we eerst naar die oude Simeon, die op zijn oude dag nog begint te zingen en een prachtig lied componeert. Wat ik zo bijzonder vind van deze oude man is, dat hij de moed niet opgeeft, maar zijn leven hoopvol blijft leven. Hij sluit zich niet op en ook niet af, maar hij houdt rekening met onverwachte wendingen en mogelijkheden. En hij doet er zelf ook wat aan. Heel simpel, heel onopvallend: hij gaat naar de tempel, het huis van God.
Je kunt denken, daar ben ik nu onderhand wel te oud voor; of ik ben er inmiddels wel op uitgekeken of: het is toch altijd hetzelfde liedje en verhaal. Maar Simeon gaat ons voor in de volharding èn in de verwachting. En op een gegeven moment – ja, zo zeg ik dat graag – staat hij daar met het kindje Jezus in zijn armen. Aandoenlijk en ontroerend te zien. “Lieve Maria, mag ik hem even vasthouden?” “Hier is mijn stok, houd jij die even vast?” En Maria vertrouwt haar jonge kind toe aan deze oude baas! Simeon is helemaal verrukt – dit is het hoogste en het mooiste wat hij zijn leven bereikt heeft. Een zalig moment, nu heeft hij niets meer te wensen en ook niets meer te vrezen. Nu kan hij wel sterven, zo zingt hij het uit. Dat overkomt ons ook, als we hier samenkomen en naar het Woord luisteren en erin opgaan. Zodra dat gelezen en gehoord wordt, dat verhaal van Simeon, zijn we ineens zelf Simeon geworden en krijgen we het kindje Jezus in onze armen. En we zeggen en zingen allerlei mooie dingen over dit kind; dat Hij het is die ons zal verlossen en dat Hij het is die ons geluk en welzijn zal brengen. Hij moet het allemaal nog waarmaken en er is nog niet zoveel van te zien, misschien wel niks nog, maar toch, diep van binnen geloven wij het: Hij is het! Ook in het nieuwe jaar verwacht ik alle heil van Hem!
Nu kijken we ook nog even naar Paulus – niet, omdat we op Simeon zijn uitgekeken, want er zou nog veel meer over te zeggen zijn – maar omdat we vandaag van meerdere kanten willen horen, waar ons geluk in verborgen kan liggen.
Paulus schrijft aan de gemeente in Korinthe – en daarover zouden eigenlijk ook eerst een hoop inleidende dingen gezegd kunnen worden, maar dat doe ik vandaag niet – waar het om gaat is: zijn er in dat kleine gedeelte dat we lazen een paar pareltjes te vinden, die ons de weg wijzen in het nieuwe jaar?
En dan vind ik daar het woord “rijkdom” maar dan wel ineens in een totaal andere betekenis dan we gewend zijn. Want het gaat dan niet om materiele rijkdom – of de crisis zal aanhouden of niet, of de beurzen omhoog gaan of niet en of de koopkracht stabiel blijft of niet – en ik wil de urgentie van deze vragen niet bagatelliseren, zeker wanneer we oog en hart hebben voor de mensen, die van een uitkering of een minimum moeten rondkomen – maar Paulus richt onze blik op iets anders, iets hogers: dat ons een geschenk is geschonken, dat ons iets gegeven is, dat ons leven verrijkt: geen zilver of goud, geen geld of goed, maar Christus Jezus zelf!
U bent zo rijk geworden, zegt Paulus, dat het u aan niets ontbreekt. Dat doet mij denken aan dat voortreffelijke woord uit Psalm 23, waar gezongen wordt: de Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets. Het is als het vinden van de schat in de akker en dan alles verkopen om die akker te verkrijgen.
Het is heel radicaal en exclusief allemaal, - en dat kan ons tegen de borst stuiten of ons kopschuw maken, - maar in wezen is het zó waar en to the point! In Hem gaat ons de rijkdom van het leven op – in Hem worden wij mensen, die door Zijn Geest geleid, kennis en wijsheid opdoen en ook leven in waarheid, vrede en liefde.
Ik zou Paulus kunnen vragen: blaas je niet wat te hoog van de toren? Je doet net alsof dat nieuwe bestaan in Christus Jezus al helemaal zichtbaar en voelbaar is, maar dat is toch helemaal niet zo?
Ik zie aan zijn gezicht dat hij wel begrijpt wat ik bedoel, maar hij wijst mij ook terecht en zegt: Cees, je moet niet beginnen met te letten op de bijkomstigheden, gedragingen, houdingen, gevoelens en omstandigheden – natuurlijk is dat er ook allemaal – maar we moeten vooral allereerst letten op de status van de gemeente, hoe zij er aan toe is in Gods oog!
Dat wij allen – en ieder afzonderlijk – bedeeld zijn met de genade van God en dat we rijk zijn geworden in Christus – in alle opzichten, qua kennis, wijsheid, goede werken, noem maar op... Dat is mijn uitgangspunt en zo moeten jullie ook naar jezelf kijken.
Met het oog op het welgelukzalige jaar en leven zullen we dat in ons oor knopen. We hebben ook vaak de neiging om onszelf of de gemeente af te rekenen op dingen die mis gaan of ons niet aanstaan en dan vergeten we helemaal hoe bijzonder en uniek de gemeente-an-sich eigenlijk is, van huis-uit, in-wezen...een groep mensen geroepen tot een nieuw bestaan, die bestaat bij de gratie Gods en principe deelgenoot is van alle genadegaven van God.
En dat in een tussentijd, ja dat is ook nog iets om nog even bij stil te staan. Dat Paulus begint te spreken over het wachten op de komst van onze Here Jezus Christus. En dat dat de tijd kwalificeert als een gespannen en hoopvolle tijd – o ja, ook vol misère en tegenslag, vol ontzetting en angst – maar gericht op het einde is het vol te houden en ook God zelf is trouw ten einde toe.
In golfbewegingen wordt in de geschiedenis van de kerk meer of minder gerekend met die toekomstverwachting en over hoe dat zal zijn wordt ook heel verschillend gedacht. Ik ben geneigd om het maar dicht bij mijzelf te houden, zodat het einde van mijn levenstijd ook tegelijk voor mij het komen van de Heer is: Hij komt en ik ga, in één en hetzelfde ogenblik en wij zien elkaar oog in oog – een welgelukzalig moment, dat alle tijd heeft en krijgt en is. En terwijl wij zo wachten – niet lui en werkloos, maar gespannen en actief – doen wij wat onze hand vindt om te doen en vergeten wij onszelf en ons eigen geluk en richten ons hart en ons oog op de ander. Want hoe zouden we het goede ontvangen, als we nalieten het goede te doen? Daarom eindig ik nu met de Tien Woorden, als een samenvatting van alles wat ons te doen staat, in geloof, hoop en liefde, zodat het in waarheid en in werkelijkheid, ja inderdaad een jaar en een leven van welgelukzaligeid zal worden.