Jozef en mevrouw Potifar: het échte verhaal!
Preek gehouden op zondag 23 oktober 2016 in de Oude Kerk n.a.v. Genesis 39: 1-20
Jozef en mevrouw Potifar: het échte verhaal!
Ik heb voor u vanmorgen een enigszins luchtige (misschien zelfs wel kluchtige) preek en die bestaat uit twee delen en daartussen even een kort orgelmomentje.
Met de verhalen over Jozef, de dromenman, zijn we terecht gekomen in de laatste hoofdstukken van Genesis en bevinden we ons op één van de hoogtepunten van de wereldliteratuur. Voor ons als mensen, die bij de gemeente van Christus willen behoren, is dat niet het belangrijkst. Voor ons is het méér dan literatuur: het zijn verhalen die ons de weg wijzen, waarin wij God op het spoor komen, verhalen, die ons tot geloof en inzicht willen brengen of die ons geloof verdiepen of ook op de proef stellen. Verhalen ook – en zeker dat van vanmorgen – die tot de verbeelding spreken en het is dan ook niet verwonderlijk, dat dit verhaal ook allerlei kunstenaars geinspireerd heeft om het uit te beelden. Ik heb er drie voor u opgezocht, die laten zien, hoe men het verhaal van Jozef en de vrouw van Potifar zag.
De eerste is een breed uitgewerkt tafereel: de slaapkamer geeft haar geheimen prijs. “Hier blijven, Jozef!” hoor je haar roepen. (Schilderij van Pieter Coecke van Aelst)
De tweede is een houtsculptuur, waar duidelijk wordt afgebeeld hoe Jozef zijn best moet doen om aan haar greep te ontkomen. (werk van Properzia de Rossi)
De derde is van Rembrandt, de meester tekenaar, die laat zien hoe Jozef overrompeld en zelfs geschrokken lijkt te zijn door de onbeschaamde naaktheid van mevrouw Potifar. Hij komt net aanlopen (dat zie je aan zijn voet), maar dan slaat zij ineens de dekens opzij, zo dacht Rembrandt dat het gegaan zou kunnen zijn. Het initiatief tot een avontuur ligt duidelijk meer bij haar dan bij hem, zou ik denken. Hij is gekleed, alsof hij boodschappen moet gaan doen.
Zo spreekt dit verhaal van Jozef en de vrouw van Potifar – ze is inderdaad de ‘madame zonder naam’ – tot de verbeelding. Het is precies een onderwerp, waarover iedereen aan het fantaseren slaat en over een situatie, die ook enorm veel schade kan veroorzaken. In de roddelpers zijn dit soort incidenten gesneden koek en de mensen lusten er wel pap van. O wee, als een slaapkamergeheim op straat belandt – zelfs de presidentskandidaten in de VS komen niet los van dit soort incidenten en intimidaties. “Zij deed het met hem en hij deed het met haar...’t is maar dat u het weet!”
Maar zo’n pikant verhaal als wij vanmorgen hoorden is nog niet zo gemakkelijk te interpreteren, want volgens mij liggen hier allerlei valkuilen op de loer. Bijv. dat we de rol van de vrouw in dit verhaal gaan opvatten als stereotyp: vrouwen zijn altijd verleidsters en zij vormen een bron van onheil voor nette mannen. Pas op voor de vrouw in haar aantrekkingskracht en begeerlijkheid, want zo zijn al vele mannen ten val gekomen. Maar waar twee tot elkaar aangetrokken worden, zoals bij een magneet, zijn er twee, die verantwoordelijk zijn. De aantrekkingskracht tussen de sexen is iets wat van beide kanten komt. Hoewel in het ene verhaal de één een grotere rol zal kunnen spelen als in het andere.
De tweede valkuil gaat over ‘de moraal van dit verhaal’...dat er al gauw een opgeheven vingertje zichtbaar wordt, die zegt: Pas op, niet doen! Begeef je niet op glad ijs en houd je verre van sexuele escapades. Want dat is verkeerd en het loopt altijd met narigheid af.
Maar zo vraag ik me af, hebben we dan de kern van het verhaal wel te pakken? Gaat het alleen over eerbaarheid, onthouding en zelfbeheersing enerzijds en behoefte aan sex en afleiding aan de andere kant?
We zouden de tekst en de context nog eens heel nauwkeurig moeten lezen en a.h.w. de woorden moeten wikken en wegen om te horen wat er precies verteld wordt. Maar daarmee wil ik u vanmorgen niet vermoeien.
Ik neem mijn toevlucht dit keer tot een ‘niet-echt-bestaande-bron’, namelijk een brief van mevrouw Potifar aan Jozef, opgeduikeld uit de oude doos, zoals ook de maîtresse van Mitterand onlangs ineens op de proppen kwam met liefdesbrieven, waar niemand het bestaan van wist. Nou, dat geldt ook van deze brief...niemand heeft die ooit gezien of gevonden, maar ik heb hem voor u uitgeschreven en ik zal hem aan u voorlezen, ongecensureerd en hopelijk komt uit deze brief wat beter naar voren, waar het eigenlijk om draait.
Kort orgelspel
Thebe, ca. 1500 voor Christus (ha, deze datering duidt er meteen al op, dat we hier met een vervalsing of fictieve brief te maken hebben! ☺)
Mijn allerliefste Jozef,
Ik schrijf je deze brief, terwijl jij, mijn hartedief, in de gevangenis zit te brommen en te kniezen. Ik denk veel aan je en ook aan dat avontuur, dat we hier samen beleefd hebben. Ik moet je bekennen, dat ik er later spijt van heb gekregen, over hoe het ging en wat ik van je wilde.
Je weet nog wel, dat ik die avond mij teruggetrokken had in de badkamer en dat ik lekker onderuit in een warm bad was gaan liggen. En dat ik jou toen geroepen heb...”Jozef, kom eens even hier” ... en dat jij toen hebt gezegd: “nee, mevrouw, dat is privé terrein. Daar mag ik niet komen...vraag het maar aan uw slavinnetjes”. Maar ik hield aan, ik wilde je dicht bij mij hebben en ik vroeg je of je mijn rug wilde afdrogen. Maar je deed het niet...ik moest het zelf doen.
Even later ben ik toen naar mijn slaapkamer gegaan en daar heb ik op je liggen wachten. Want je zou nog langs komen om de lichten uit te doen en de gordijnen te sluiten.
En toen je binnenkwam heb ik je meteen naar me toe getrokken, op mijn bed, want ik wilde dat jij bij mij zou komen liggen. Ik verlangde naar jou...dat had je toch wel gemerkt, Jozef? Als ik naar je keek en naar je hunkerde smolt ik van binnen? Dat is je toch niet ontgaan, mijn lieve Jozefje? Maar je wist niet hoe snel je weg moest zien te komen, je aarzelde eerst even, toen je mij zag liggen, maar toen snelde je weg: spiernaakt rende je door de deuropening, ik zag nog net de achterkant van je fijnbesneden postuur...
Zo liep het allemaal op niets uit. Dat weet de hele wereld inmiddels en ze denken nu allemaal slecht van mij. Maar in deze brief wil ik toch een paar dingetjes ophelderen, voor jou vooral, omdat ook jij slecht over mij zult denken, denk ik.
Weet je, wat mijn belangrijkste drijfveer was om jou in mijn bed te krijgen? Nee, niet de spanning, niet het avontuur, niet de sexuele begeerte – hoewel ik daar helemaal niet afkerig van ben – maar het was vooral het verlangen naar een kind. Je moet weten, ik ben al een hele tijd met Potifar getrouwd en hij is flink wat ouder dan ik en om eerlijk te zijn: ik maak wel eens een zinspeling op zijn naam – Potifar betekent: ‘potentie far away’...snap je wel? Of, zo dacht ik ook wel eens: volgens mij valt hij op mannen. Kortom, met hem ging het echt niet lukken en met al die loslopende slaven ook niet, want die waren allemaal gecastreerd. Maar jij niet, Jozef! Jij was mijn enige hoop en redding. Met jou zou het moeten gebeuren, zo dacht ik...maar jij wilde niet...of je durfde niet.
Achteraf moet ik bekennen, dat ik dat wel sterk van jou vond. Het was niet zozeer, dat je mij afwees of mij niet aantrekkelijk genoeg vond, hoewel Rembrandt blijkbaar wel die indruk wilde wekken (P.S. ook hier kun je uit afleiden dat we hier met fictie van doen hebben...:-)), maar omdat je loyaal wilde zijn aan Potifar, mijn man, jouw baas. Alles had hij jou in handen gegeven, behalve mij, zo dacht je. Maar weet je wel, dat ik het eigenlijk met mijn man had bekokstoofd, dat iedereen die avond weg zou zijn en dat ik het met zijn toestemming met jou zou aanleggen en dat àls ik dan in verwachting zou raken, dat het dan gewoon zíjn kind zou zijn? Hij stemde volledig met dit plan van mij in, maar jij kon dat niet weten, natuurlijk, maar ik ging er voetstoots van uit, dat bij jou de testosteron het zou winnen en dat je als een opgewonden jongeling bij mij in bed zou stappen. Wie zou zo’n kans op jouw leeftijd nou laten schieten??
Jij dus! Of vond je mij echt te oud? Nee, toch?! En achteraf denk ik: Ja, ik had het ook wel kunnen weten, want jij hebt mij wel eens iets over jouw God en jouw geloof verteld. Hoe belangrijk integriteit is en eerbied voor de a(A)nder (met een grote en een kleine a, voorzover ik dat in het egyptisch kan aanduiden) en hoe belangrijk dat voor jou is. En dat je nu zelfs in de gevangenis aan je geloof vasthoudt, zo heb ik gehoord. Dat vind ik werkelijk indrukwekkend en ik hoop, dat je deze brief van mij wilt accepteren en mij wilt vergeven, want dat is ook iets wat bij jouw godsdienst hoort, meen ik, dat we elkaar aanvaarden en vergeven zullen en niet in elkaars verleden zullen blijven hangen, maar verder gaan, de toekomst in. Zoiets heb ik er van begrepen, maar als het anders is, hoor ik dat graag van je.
Nou, liefje, tot zover mijn brief. Wil je hem goed bewaren? Misschien heeft een dominee ergens in een ver land er later nog eens iets aan.Was ondertekend... (madame de Potifar).
P.S. Ik weet, dat je in de put zit, en niet voor het eerst, maar ik weet ook zeker dat je eruit zult opstaan. Wees sterk en vertrouw op God, ik bedoel die van Abraham, Izak en je vader Jacob!
P.S. 2. Knap hè, dat ik die namen onthouden heb van je vader en voorvaderen?