Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

maandag, 17 juni 2024 07:47

In memoriam Jürgen Moltmann (1926-2024)

 

Op 3 juni jl. overleed de bekende Duitse theoloog Jürgen Moltmann. Hoewel ik zijn naam en de titels van zijn bekende werken al lang tijd kende ben ik mij pas later in zijn studies gaan verdiepen. Hij was een dogmaticus, die nieuwe wegen bewandelde, maar ook een theoloog, die de uitdagingen van onze tijd verwerkte in zijn theologie. In die zin was hij ook een praktisch theoloog.

Tot op hoge leeftijd hield hij referaten, die je op Youtube kunt terugvinden en beluisteren: wat een energie en engagement!

In de laatste Stille Week, die ik als predikant in Meppel beleefde, heb ik een lezing gehouden over de betekenis van het kruis in de theologie en daarbij ook aandacht gevraagd voor het boek van Moltmann “Der gekreuzigte Gott”.

Wat ik daar toen over vertelde volgt (nog eens) hieronder, mede als eerbetoon aan deze inspirerende theoloog.

 

Der gekreuzigte Gott

 

We zijn nu toe aan een korte bespreking van ons onderwerp aan de hand van een bekende publicatie van Jürgen Moltmann, “Der gekreuzigte Gott”, dat in 1972 is verschenen en vele malen is herdrukt en vertaald.

 

Eerst iets over Moltmann zelf. Hij is inmiddels 93 jaar oud en op youtube kun je diverse lezingen van hem vinden, die hij in zijn lange en arbeidzame leven heeft gehouden in diverse landen en bij verschillende gelegenheden. Duits is zijn moedertaal uiteraard, maar zijn lezingen zijn vaak in het Engels en al zijn boeken zijn ook in het Engels verschenen. Hij heeft een onderkoeld gevoel voor humor, vind ik, wanneer hij bijv. voorafgaand aan een lezing door de voorzitter wordt geïntroduceerd en wordt geprezen om zijn inzichten en zijn vele publicaties en verdiensten, dat hij dan opmerkt, dat hij met genoegen heeft geluisterd naar deze inleider, maar dat hij zich wel afvroeg of alles ook werkelijk zo was.

Ook vroeg een student hem eens of hij zichzelf beschouwde als een pessimist of een optimist, waarop hij antwoordde: een optimist, want anders zou ik een pessimist zijn…

Jürgen Moltmann werd in 1926 geboren in Hamburg en groeide op in een seculier milieu. Na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog – hij vocht als Duits soldaat bij de slag om Arnhem - heeft hij naar eigen zeggen voor het eerst de realiteit van God ervaren.

Ook verloor hij verschillende van zijn vrienden tijdens een geallieerd bombardement van Hamburg. Zijn vrienden sneuvelden, maar hij bleef leven…waarom? zo vroeg hij zich af.

Zijn kennismaking met het christelijk geloof gebeurde tijdens zijn gevangenschap als Duits soldaat van 1945-1947, eerst in België en later in Schotland. Moltmann ontmoette toen in het kamp een groep christenen en door een Amerikaanse geestelijke werd hem een boekje met het Nieuwe Testament en de Psalmen gegeven. Hij werd gegrepen door het christelijk geloof en getuigde later: ‘I didn’t find Christ, he found me.’ In zijn gevangenschap had hij een dialectische ervaring van God als bron van hoop enerzijds en van Zijn aanwezigheid in het lijden anderzijds. Deze gebeurtenis legde de basis voor twee grote thema’s in zijn theologie: hoop en lijden. Hoop fundeerde Moltmann op de opstanding van Christus, en Gods aanwezigheid in het lijden op het lijden van God in Christus.

Na zijn terugkeer in Duitsland in 1948 ging hij theologie studeren aan de Universiteit van Göttingen, een instituut met professoren die volgelingen van Karl Barth waren en betrokken bij de ‘Bekennende Kirche’ (belijdende kerk) in Duitsland. Moltmann gaat daar aan het werk in een poging een theologie te ontwikkelen die de ‘overlevenden van zijn generatie’ zou bereiken. Hij had de hoop dat het voorbeeld van de ‘Bekennende Kirche’ na de oorlog zou worden herhaald door middel van nieuwe kerkelijke structuren. Hij en vele anderen raakten echter teleurgesteld toen ze zagen dat in plaats daarvan werd voortgeborduurd op de situatie van de staatskerk. In 1952 beëindigde Moltmann zijn studie theologie, werd pastor in Bremen en in 1959 professor aan de Lutherse Hogeschool in Wuppertal. Daarna kreeg hij een aanstelling als docent en onderzoeker in Bonn en uiteindelijk ook aan de Universiteit van Tübingen. Van 1967 tot 1994 was hij in Tübingen professor in de systematische theologie. Met het verschijnen van zijn boek Theologie der Hoffnung in 1964 kreeg hij brede bekendheid. Dit was het eerste boek van zijn grote trilogie van vroege werken. De andere twee waren Der gekreuzigte Gott (1972) en Kirche in der Kraft des Geistes (1975).

Moltmann benadert het ‘probleem’ van het kruis – als ik het even zo noemen mag – op een heel andere manier dan Anselmus en de Catechismus. Meer doordenkend in de lijn van Luther, die worstelde met de vraag hoe God van God verlaten kon zijn, komt Moltmann tot de gedachte, dat het kruis iets, ja alles onthult van wie God is.

In de theologie van Anselmus en de Catechismus draait het vooral om de vraag wat het kruis voor óns te betekenen heeft, wat de betekenis ervan is met het oog op onze redding en zo is het een onderdeel geworden van de leer over de verzoening en verlossing (de soteriologie).

Maar voor Moltmann gaat een andere vraag zich voordoen, namelijk wat betekent het kruis voor God zelf en voor ons beeld van Hem?

De oudere theologie had altijd een onderscheid gemaakt tussen de goddelijke en de menselijke natuur van Jezus. Naar zijn goddelijke natuur kon hij niet lijden, alleen zijn menselijke natuur was vatbaar voor lijden en dood. Maar zo ontstond er eigenlijk een soort dubbelpersoon, een dualistische figuur, die in werkelijkheid maar ten dele onze lot- en bondgenoot kon zijn.

Voor Moltmann zijn dit onbegaanbare en heilloze denkwegen. Moltmann gaat niet uit van een twee naturenleer, waarbij ook bij voorbaat al vaststaat wie of wat God is en wat de mens is, zodat je beide grootheden netjes kon scheiden en uit elkaar kon houden. Maar hij stelt vast, dat wat Jezus doet en aan Hem geschiedt het verhaal van God is. Aan Jezus, zijn lijden, sterven en opstanding lezen wij af, wie God is.

Het beeld van God, dat wij zelf ontworpen hebben door alle kenmerken die niet ‘des mensen’ zijn aan God toe te schrijven of andere positieve eigenschappen van de mens tot in het oneindige op God te projecteren, is volgens Moltmann aanvechtbaar en verhindert ons om God in het lijden te kunnen zien. Wij hebben op filosofische gronden een metafysische God ontworpen, die geen relatie kan hebben met het lijden, want dat is menselijk en vreemd aan God, zo vinden wij. God is in principe a-pathisch. En zo komt de lijdende Jezus tegenover de niet mee-lijdende God te staan. Maar een a-pathische God is geen God van liefde maar van onverschilligheid. Je kunt die twee niet in een eenheid zien. Liefde veronderstelt begaan zijn met het lijden: die twee zijn onlosmakelijk verbonden.

Daarom is dat a-pathische beeld van God een verwrongen en ook on-bijbels beeld van God: God verschijnt ook in het OT helemaal niet a-pathisch, maar eerder sym-pathisch. God is juist heel erg sym-pathiek, beslist niet on-sympathiek.

Hij is begaan met het lijden van Israël in slavernij en Hij gaat mee in de ballingschap en zo redt en bevrijdt Hij zijn volk steeds en voort-durend.

Zo wil Moltmann het lijden van Jezus zien als een gebeuren in God en in plaats van het lijden op te splitsen over twee naturen, wil hij het juist zien als plaats vindend in Gods drie-eenheid. M.a.w. wij moeten proberen het kruis trinitarisch te verstaan.

Het gaat uiteindelijk niet om de vraag of wij God wel kunnen plaatsen in dit lijdensgebeuren, maar de vraag is, hoe wij Gods wezen kunnen afleiden uit dit lijdensverhaal. God identificeert zich met het lijden en sterven van Jezus en zo daalt God zelf af in de diepste diepte, waarin de mens zich bevindt, zodat geen enkel mens van God verlaten kan en zal zijn. Dat is de grondeloze liefde van God, dat Hij ons tot het uiterste nabij is, zelfs in onze Godverlatenheid en ons door zijn levendmakende Geest het leven schenkt.

Het kruis laat ons op een indringende manier zien, dat Gods liefde tot het uiterste gaat en dat Hij tot in onze diepste diepten met ons begaan is.

Zo heeft Moltmann met deze studie een belangrijke bijdrage geleverd aan een ander en nieuw verstaan van het passie- en paasgebeuren, waarbij de Vader niet tegenover de Zoon wordt geplaatst, maar de Vader en de Zoon in eenheid dit lijden ondergaan, waarbij de Vader evenveel verdriet en pijn ervaart als de Zoon en dat de vraag over de Godverlatenheid van Jezus daardoor ook een binnen-trinitarisch zelfgesprek wordt, zoals ook Paulus kan zeggen, dat dat ook voor onze eigen gebeden geldt, dat het de Geest zelf is die ze woordeloos in ons uitdrukt en dat de Geest van God in ons bidt. Zo kunnen we ook de schreeuw van Jezus om God horen en zien als een schreeuw in en van God zelf.

Deze hulpeloosheid en krachteloosheid van God is echter tegelijkertijd zijn kracht en zijn glorie, want zo baant Hij de weg naar zijn Rijk van liefde, gerechtigheid en vrede.

 

 

dinsdag, 11 juni 2024 17:02

Mijn volgende hoofdstuk van het boek over ds. Rein de Geer (1791-1840) - hoofdstuk 6 - gaat over zijn inzending voor een prijsvraag, die uitgeschreven was in 1821 om te dienen als handleiding bij het vruchtbaar lezen van de Bijbel. De inzending van Rein werd met goud bekroond.

De inleiding daarop vind je hieronder.

Het portret is een door AI gegenereerde afbeelding van een theologiestudent in het begin van de 19e eeuw. Hij zou er dus zo uitgezien kunnen hebben, maar niemand weet dat, want een portret is nooit van hem gemaakt.

 

 

HOOFDSTUK 6

 

Met goud bekroond

 

Toen de Fransen uit het land waren verdreven of vertrokken en de zoon van oud-stadhouder Willem V vanuit Engeland in 1813 als de nieuwe koning Willem I was geïnstalleerd gaven deze gebeurtenissen aanleiding tot de gedachte, dat er een nieuwe tijd was aangebroken. Er was een sterk verlangen om de oude tegenstellingen in de politiek, in de kerk en in de samenleving te boven te komen en de oprichting van het Nederlandsch Bijbelgenootschap was daar ook een uiting van. Geïnspireerd op het Engelse Bijbelgenootschap kwam men in 1814 tot de stichting van de Nederlandse variant daarvan en één van de doelstellingen was om de Bijbel onder brede lagen van de bevolking beschikbaar te maken, zodat men in staat gesteld werd de Bijbel te lezen zonder confessionele of dogmatische richtingwijzers of duidingen. De mensen zouden de Bijbel sec als Woord van God tot zich kunnen nemen, zo was de leidende gedachte. Het was een loffelijk, maar ook enigszins naïef voornemen, maar op deze wijze liet men wel zien, dat men de oude confessionele tegenstellingen en strijdpunten achter zich wilde laten en deze zo mogelijk ook kon overstijgen.

Natuurlijk werd dit na enige tijd een onderwerp van gesprek en discussie onder aanhangers en vrienden van het Bijbelgenootschap, of de Bijbelverspreiding wel werkelijk vruchtbaar kon zijn, als er niet een gids of handleiding beschikbaar zou komen. Zo kwam een Gezelschap Bijbelvrienden in 1821 op de gedachte om een prijsvraag uit te schrijven, waarbij de opdracht was om aan te tonen, dat de Bijbel een in vele opzichten interessant en lezenswaardig boek was. Maar ook werd gevraagd naar adviezen hoe en in welke volgorde men het beste de Bijbel(boeken) kon lezen, kortom hoe kon men ‘wél en vruchtbaar de Bijbel lezen’. Het uitschrijven van deze prijsvraag – een veel voorkomend fenomeen sinds het laatste kwart van de 18e eeuw – wijst er al op, dat het ter beschikking stellen van Bijbels alleen niet voldoende werd geacht om mensen geïnteresseerd te laten zijn in en vatbaar te maken voor de inhoud ervan. Daartoe was een handleiding of gids onmisbaar, zo meende dit gezelschap en het uitte door het uitschrijven van deze prijsvraag impliciet kritiek op het beleid van het Nederlandsch Bijbelgenootschap.

De inzendingen zouden beoordeeld worden door drie toonaangevende kopstukken in godgeleerd Nederland, te weten de heren J. van Geuns, doopsgezind predikant te Amsterdam, J. Clarisse, hoogleraar te Leiden en I.J. Dermout, hofprediker en predikant te ’s-Gravenhage, alle drie niet-dogmatische, boven-confessioneel denkende theologen.

 

Terwijl ds. Rein de Geer zijn laatste jaar uitdiende in Lienden kwam deze prijsvraag ‘als geroepen’ bij hem binnen. Hij was er wel aan toe om wat meer tijd aan studie te besteden en het beantwoorden van deze prijsvraag leidde hem bovendien op een zinnige manier af van alle beuzelingen en teleurstellingen in Lienden. Blijkbaar werd ‘de Geest vaardig over hem’, want in enkele weken tijd had hij zijn voorstel, zijn essay, afgerond en ingestuurd. In gedrukte vorm kreeg het een omvang van ruim 130 pagina’s. Het is bijna onvoorstelbaar hoe Rein in zo korte tijd zoveel op papier heeft kunnen zetten, maar mogelijk heeft hij kwistig gegrist uit zijn vroegere collegedictaten, die hij wellicht in zijn bureaulade had liggen. Maar hoe het ook zij, een prestatie van de bovenste plank was het! De juryleden zagen dat blijkbaar ook in, want van de acht inzendingen werd die van Rein als de beste beschouwd en met goud bekroond. Handleiding tot het wel en vruchtbaar lezen van den Bijbel werd de titel van zijn inzending, dat in 1822 in ‘s-Gravenhage verscheen bij wed. J. Allart en Comp.

Wat Rein in zijn prijsverhandeling allemaal ter sprake brengt en aanvoert om mensen enthousiast te maken om de Bijbel te lezen wil ik in hoofdlijnen aan de lezer voorleggen om vervolgens te vernemen wat zijn tijdgenoten ervan vonden en tenslotte bezien welke indruk(ken) zijn verhandeling op ons nalaat.

 

 

 

 

donderdag, 09 mei 2024 14:52

 Langzaam vordert mijn studie naar het leven en denken van Barthold Reinier de Geer van Jutphaas (1791-1840). In 1816 promoveerde hij tot doctor in de theologie op een dissertatie over de geschiedenis en de spreuken van Bileam bij Prof. Jean Henri Pareau. Hieronder een fragment uit Hoofdstuk 4 (van mijn boek i.w.).

 

In de dissertatie van Rein ging het niet alleen over deze wonderlijke figuur Bileam en zijn belevenissen, maar ook over zijn profetische spreuken, die hij vanaf een hoogte over Israël uitsprak en hoe die te interpreteren waren.

Het werkstuk van Rein – of preciezer van Pareau – bevat bijna 200 pagina’s en is naar goed academisch gebruik in drie delen verdeeld.

In het eerste deel beschrijft Rein wie Bileam was, waar hij vandaan kwam, welke religie hij aanhing en hoe zijn karakter was.

Het tweede deel handelt over de spreuken en profetieën van Bileam en beschrijft het verloop van zijn leven tot aan zijn dood.

In het laatste deel wordt ingegaan op de historische betrouwbaarheid van het verhaal. Betoogd wordt dat deze historia van Bileam niet door Mozes verzonnen kan zijn, ook niet door anderen in een latere tijd. Evenmin kan het verzonnen zijn door de Moabieten of door Bileam zelf.

Vervolgens wordt de historisch-kritische benadering van dit verhaal op de korrel genomen en afgewezen. Vooral de woordvoerder De Wette moet het ontgelden[1].

Geheel in de lijn van de overtuiging van Pareau wordt ‘vastgesteld’, dat Mozes zelf de meest betrouwbare schrijver van deze gebeurtenissen is. Ook wordt aandacht besteed aan de meest wonderbaarlijke voorvallen in deze vertelling, zoals het gedrag en het spreken van de ezelin. In navolging van zijn leermeester Pareau, die een fel tegenstander was van de mythologische of symbolische exegese, houdt ook Rein het bij een letterlijke interpretatie. Zo komt de goddelijke waarheid van de Heilige Schrift en het bijzondere van de geschiedenis van Bileam het meest tot hun recht, zo was de overtuiging van beide heren.

                                      

 Uit de Stellingen, die Rein aan zijn dissertatie toevoegt, blijkt ook duidelijk de hand van zijn leermeester, hoewel Rein beweerde, dat de Inleiding en de Questiones van zijn eigen hand zijn. Ongetwijfeld heeft hij ze zelf opgesteld, maar inhoudelijk komen zij volkomen overeen met de standpunten van Pareau.

Ik volsta met een paar voorbeelden. Stelling 1 zegt: Het boek Genesis lijkt voor een groot deel uit oude archieven te zijn samengesteld. Stelling 9: De Hebreeuwse dichters overtreffen de Griekse dichters in hoge mate. Stelling 10 oppert, dat de lofzangen van Maria en Zacharias in Lukas 1 in het Hebreeuws zijn uitgesproken. In Stelling 11 verdedigt Rein, dat Jezus werkelijk over het water heeft gelopen (Matth. 14: 25ev.).

In 20 stellingen geeft Rein er blijk van een goede leerling van zijn promotor te zijn en daardoor is er weinig verrassends of vernieuwends in op te merken en zo draagt zijn dissertatie een nogal conservatief en reactionair karakter. Gelet op het voorgaande komt dat echter meer op het conto van Pareau dan van Rein, hoewel hij zelf ook nooit een modern of vernieuwend theoloog zal worden.

Op 22 maart 1816 was de grote plechtigheid om 11.00 uur in het Academiegebouw te Utrecht en mocht Rein zijn dissertatie verdedigen. Uiteraard had hij daartoe een passende uitmonstering aangetrokken, een pandjesjas, een kuitbroek, witte kniekousen, een steek in de hand en een degen aan zijn zijde gegespt. Familie en vrienden waren uitgenodigd en volgden het ritueel van nabij, hoewel het de meesten ontging, waar het allemaal precies over ging, want de discussie werd in het Latijn gevoerd.

Gelukkig was er daarna het diner en kon het glas hoog geheven worden. Proficiat doctori Regnero!!

 

 



[1] W.M.L. de Wette (1780-1849) was een Duits theoloog en Bijbelgeleerde, hoogleraar theologie in Heidelberg en Berlijn, vriend van F. Schleiermacher. Publiceerde Beiträge zur Einleitung in das Alte Testament (1806-1807) en in 1817 Lehrbuch der historisch-kritischen Einleitung in die Bibel.