Op de hoogte gebracht (Markus 9: 2-10)
Preek gehouden op de 2e zondag van de Veertigdagentijd (Reminiscere – gedenk toch! n.a.v. Psalm 25) 1 maart 2015 in de Oude Kerk n.a.v. Marcus 9: 2-10, gevolgd door de viering van de Maaltijd van de Heer
Op de hoogte gebracht
Vandaag – de 2e zondag - neemt Hij ons mee omhoog. Na 6 dagen van werken en sloven, van zweten en alles regelen en in de hand hebben...en dan op de 7e dag worden we boven onszelf uitgetild, mogen we loslaten en ontvangen wij. Op de 7e dag, die de eerste geworden is, wordt ons dat verteld, te binnen gebracht. En zo zijn wij hier om op de hoogte te worden gebracht. Hij leidt ons op, zouden we kunnen zeggen: wie zijn leerling wil zijn krijgt een opleiding, hoger onderwijs. Een top-opleiding. Hij brengt ons in hogere sferen en wat we te zien krijgen is ongehoord. We komen in de lichtglans van Gods aanwezigheid, als we dicht bij Jezus in de buurt verkeren is God niet veraf. En dat daar dan in die glans en glorie Mozes en Elia verschijnen, dat geeft te denken.
Het gaat hier om hogere sferen, om een innerlijk openstaan voor de ontmoeting met Mozes en Elia. Om een innerlijke bereidheid om in gesprek te gaan met deze heiligen van de eerste dagen.
Wat Jezus doet is in gesprek gaan met illustere voorgangers, oude bekenden, mensen van voorbij, die hem echter in levende lijve verschijnen, omdat zij in een hogere wereld vertoeven, zeg maar, bij God. Want, zo heeft Jezus zelf gezegd: God is niet een God van doden, maar van levenden en voor Hem leven zij allen.
Dat Jezus in gesprek wil gaan met Mozes en Elia geeft aan, dat hij de traditie belangrijk vindt.
Jezus zóekt inderdaad zijn weg en hij doet dat door in gesprek te gaan met Mozes en Elia. Hij vraagt hen: wijs mij de weg ten leven! En Mozes zegt dan: heus, het is niet te hoog, het is niet te diep, het is een teken in uw hand, een licht dat in uw ogen brandt. Nee, heus, het is niet aan de overzij, het is ook in de hemel niet, of in de sterren geschreven…nee, het woord van liefde, vrede en recht is in uw eigen mond gelegd, ja is in uw hart geschreven. Rondom u klinkt de stem van God: vlak voor u ligt de weg ten leven!
Mozes had het zelf ook hogerop gezocht en ontvangen, immers?! De tien woorden. “Ken je die wel, Jezus?” “Ja, die ken ik”, zegt Jezus. “Toen een jongeman aan mij vroeg wat hij moest doen om het eeuwige leven te be-erven, heb ik hem verwezen naar de tien woorden. Maar die had hij al heel zijn hele leven volbracht, zei hij toen. Toen zei ik tegen hem, dat hij alles moest verkopen en aan de armen geven en mij moest volgen, maar dat leek hem onmogelijk en te zwaar. Niet te doen, zei hij en hij deed het dus niet”.
Maar hij had blijkbaar niet in de gaten wat de wet eigenlijk beoogt, namelijk liefde tot God en liefde tot de naaste. Hij had gedacht: als ik regel 1 t/m 10 netjes opvolg, zo goed mogelijk, niet overdreven natuurlijk, iedereen maakt wel eens een foutje, we zijn allemaal zondaars, nietwaar? dan kom ik er wel. Hij had de letter gedaan, maar de geest niet begrepen.
Als Jezus en Mozes het met elkaar over de wet hebben, dan hebben ze het over de liefde. Vast en zeker!
En dan Elia. “Elia”, vraagt Jezus, “wat moet ik volgens jou doen en laten”?
Elia zegt: je moet vooral de Baäl afzweren. Jezus zegt: ik heb nog nooit een baäl gezien, dat is toch zo’n flutgod uit de ouwe doos? Die hebben we hier helemaal niet meer… Vergis je niet, zegt Elia, hij komt in allerlei gedaanten voor. Ik zal het kort samenvatten, zegt Elia, want anders wordt de preek te lang…de baäl is een BH-god: de god van het beheersen en het bezitten, en de god van het halen, hebben en behouden. Het is de god van alles willen begrijpen en bevatten, de god van de overmoed en alles-zelf-willen-beheersen. Maar gij geheel anders, wij hebben de God van Israël leren kennen, wiens Naam is: Ik zal er zijn! Hij is een God van genade, ontferming en liefde. Hij zegt: Ik zal er zijn, waar je ook gaat of staat. Hem dienen betekent het leven aanvaarden als een geschenk. Niet het leven in de hand hebben, maar uit zijn hand ontvangen. Luister naar mijn naam, zegt Elia, d.i. Jahwe is mijn God!
O ja, en nog iets, zegt Elia..ik heb ook geleerd, dat je de baäl niet met geweld kunt uitbannen. Dat dacht ik eerst wel, met donder en bliksem de mensen tot inkeer te brengen, maar dat liep op niets uit. Nee, uiteindelijk ontmoet je de Hoge en de Verhevene in de stilte, in de ijle lagen van je bewustzijn, als alles in je en om je heen stil wordt, zoals hier op deze berg, in deze ruimte, in dit uur: …
Gij badt op enen berg alleen,
en... Jesu, ik en vind er geen
waar 'k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn ogen sla;
en arm als ik en is er geen;
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet!
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!
En zo, bemoedigd door Mozes en Elia, ging Jezus zijn weg…naar beneden weer, steeds lager en dieper, tenslotte zo diep zelfs, dat hij een lam werd, dat de zonde der wereld wegdroeg.
Ik nodig u tenslotte uit om in alle rust even te kijken naar deze 12e eeuwse icoon, afkomstig uit het Sinaï-klooster in Egypte. Er is vast wel e.e.a. over te zeggen, maar dat doe ik niet, behalve dat ik u wijs op het verschil in houding en grootte, transparantie en verhevenheid tussen de drie figuren boven en de drie gestalten beneden...maar ook, er is een verbinding. En als we lang genoeg kijken dan ontdekken we, dat we zelf aangekeken worden en dat de vraag opklinkt: en jij, waar ben jij?