Een lied(tekst) in opspraak
Een lied(tekst) in opspraak
Sneuvelde eerst mijn favoriete nummer uit het oude Liedboek “de Heer heeft mij gezien en onverwacht, ben ik opnieuw geboren en getogen”, omdat in een vervolgcouplet een seksistisch getinte passage voorkomt, die alleen maar vermoed kan worden door degenen, die zelf wellicht wat ‘oversekst’ zijn, nu struikelt ‘de politie van het puritanisme’ over een andere tekst, namelijk die van Willem Barnard in Lied 737, waar hij in couplet 19 de negers en de joden vrolijk laat meedoen met de dans, die er in de hemel zal zijn. Voldoende reden, zo vindt men, om ook dit lied te kuisen en/of te weren! Maar is men hier niet al te 'overgevoelig' bezig en verliest men de intentie van de dichter en de context van het gehele (en oorspronkelijke) lied niet te zeer uit het oog?
Het lied bezingt (immers) het land van ooit – God weet wanneer - , waarin de rollen zullen zijn omgekeerd en de mensen, die vroeger te lijden hebben gehad van onderdrukking, vervolging of discriminatie nu mogen delen in de vreugde van het Koninkrijk Gods.
Tom Mikkers (rem.) en Karin van den Broeke (PKN) vinden de tekst echt niet meer kunnen. Zo zet je mensen weg, je stigmatiseert hen en eigenlijk discrimineer je en is het zelfs racistisch.
Nu is Willem Barnard de laatste, die dat zou gedaan of gewild hebben, lijkt mij. Bovendien vraag ik mij af, of hier inderdaad gediscrimineerd wordt en mensen als ‘minder’ worden weggezet.
Is het woord ‘neger’ ook al in de ban gedaan? Ik wist het nog niet, maar volgens mij betekent het gewoon ‘zwart’. Dan moet het woord ‘blanke’ of ‘witte’ ook in de ban. Dat is dan ook discriminerend.
Natuurlijk moet je altijd zorgvuldig op je woorden letten en uitkijken, dat je door mensen op een bepaald kenmerk te specificeren hen niet stigmatiseert of kleineert. Maar volgens mij is dat hier totaal niet aan de orde.
Het gaat om groepen mensen, die in het verleden (door ons, blanken!) in een bepaalde positie zijn terechtgekomen als slaven, als uitgestotenen. Daar konden die mensen niets tegen doen. Wij, westerse rijken en blanken, waren het, die dit deze mensen aandeden. De joden droegen een ster, omdat wij, de machthebbers in West-Europa, dat voorschreven. Die vernedering en verdrijving uit de samenleving is door ons gedaan, oogluikend gedoogd – sommige helden protesteerden ertegen – en die mensen krijgen nu in dit lied ‘hun verdiende loon’: zij gaan ons voorop in de richting van het Koninkrijk en zij krijgen de eerste plaatsen.
Dit lied discrimineert niet, maar bezingt het einde ervan. Dat groepen mensen nog steeds te lijden hebben van een naam, die hun geschiedenis weerspiegelt, verhelp je niet door hun naam niet meer te noemen of een couplet weg te laten. De loftrompet en de jazz waren trouwens al uitingen van verzet en van hoop en nu zouden wij hun die ontnemen, omdat wij denken, dat het stigmatiserend en discriminerend is? Maken zij er trouwens zelf bezwaar tegen en weigeren zij ‘en masse’ dit lied te zingen? Ik heb er nog niets over gehoord.
En de HEER sprak tot Mozes...
Preek gehouden op zondag 10 juli 2016 in de Grote- of Mariakerk n.a.v. Numeri 27: 12-23 en Lukas 10: 25-37
“En de HEER sprak tot Mozes…”
Het is vandaag de laatste keer, dat we uit het boekje Numeri lezen. In H. 27 vindt een wisseling van de wacht plaats; er breekt een nieuwe tijd aan. Andere namen, andere gezichten, andere aanpak, andere leiding.
Dat is altijd spannend. Wie gaat wie opvolgen? Wie zal president Obama opvolgen? Trump of Clinton, that’s the question! En in Engeland is er ook een wisseling van de wacht gaande, sinds de uitslag van het Brexit referendum, terwijl sommige leiders van de campagne het hazenpad al hebben gekozen.
Ook in de kerk doen zich dergelijke momenten voor, wanneer ambtsdragers terugtreden of wanneer een predikant vertrekt. Dan is de brandende vraag: wie volgt op? En zal hij of zij de lijn van de voorganger voortzetten of juist niet?
Er was eens een rabbi, die in een joodse gemeente zijn vader opvolgde, die daar jarenlang gediend en gewerkt had. “En?”, vroegen de mensen, “ga je het net zoals je vader doen?” “Ja, zeker!”, zei de jonge rabbijn, “precies zoals mijn vader, die alles anders deed dan zijn voorganger!”
“De HEER zei tegen Mozes”, zo begint het verhaal over het aftreden van Mozes. Het is een zin, die wij vaak in de Bijbel tegenkomen en wie al die verhalen goed kent kijkt er niet meer van op zoiets te lezen. Dat is de verteltrant van de Bijbel. Pas later, veel later gaan mensen daar vragen bij stellen: Hé, hoe ging dat dan? Op welke manier vond zo’n gesprek dan plaats? Of er kwamen andere vragen bovendrijven, waarbij vooral gedacht werd aan de verhevenheid van God. het past toch eigenlijk niet bij Hem, de eeuwige en ontoegankelijke God, om Hem zomaar een gesprek te laten aanknopen met een sterveling. En vanaf dat moment komen de engelen meer in beeld: die zijn een soort tussenpersonen, die de afstand tussen de hoge God en de aardse mens overbruggen.
En als we dan in het Nieuwe Testament aankomen dan komen we dit soort zinnetjes eigenlijk helemaal niet meer tegen. De afstand tussen God en mens is groot, groter geworden (d.w.z. in het denken van de mensen) of de afstand is juist kleiner geworden, wanneer we de stem van God gaan vernemen in het spreken van Jezus. Dan wordt het gesprek bij de bron ineens ook een gesprek met de Allerhoogste, die present is in deze mens.
Maar nu weer even terug naar Mozes. Een telkens terugkomende vraag is: hoe hoorde Mozes dan de stem van God? Of is dat eigenlijk een onzinnige vraag en doet zo’n vraag geen recht aan de vertelling?
De voorstelling, dat er een reporter bij stond, die het gesprek kon horen en opnemen, is onzinnig. Toch kom je dergelijke verbeeldingen wel eens tegen, bijv. in tekenfilmpjes over bijbelverhalen, waarin je dan vaak de stem van God kan horen, vaak een heel zware, sonore stem, die bulderend over het lege landschap rolt. Eerder vreeswekkend dan indrukwekkend.
Dat lijkt op wat mij als kind werd geleerd: stil te zijn, als het onweerde, want “de HEERE sprak” (met twee/drie E’s!)…ik dacht dan altijd: ‘mag wel iets duidelijker!’ Dat is de stem van God in het natuurgeweld, waarover ook Psalm 29 zingt, maar is dat bedoeld als een werkelijk verstaanbare stem? Was dat ook juist niet wat Elia moest (af)leren, toen hij bij de Horeb stond, dat God niet aanwezig was in de aardbevingen, donderslagen en tornado’s, maar juist in het tegendeel daarvan, in het suizen van een zachte bries?!
Maar, zo denk ik dan, is het vooral niet een manier van vertellen, wanneer we lezen “En de HEER zei tegen Mozes”, zoals je ook in een roman of een stripverhaal allerlei dialogen kunt tegenkomen, waarbij je ook niet vraagt: he, hoe konden ze elkaar bereiken of verstaan? Ik was vroeger dol op de boekjes van Flipje Tiel, waar een frambozenjongetje allerlei gesprekken had met een aangeklede aap (die Jasper heette) en een vrolijk biggetje (Bertje). Nooit heb ik mij afgevraagd: hoe kan dat nou? Nee, want in de context van dat verhaal is het noodzakelijk om het zo te vertellen. Dat geldt voor Bijbelverhalen precies zo. De vraag: hoe wist Mozes dat God tot hem sprak en hoe sprak God tot Mozes zijn vragen vanaf de zijlijn, van buiten het verhaal zelf.
Maar nu nog even een andere invalshoek: misschien is er in het gelezen gedeelte nog wel een aanwijzing, die ons richting kan geven in ons nadenken hierover. God wordt hier namelijk de God van de levensadem van alle mensen, de God van alle geesten genoemd. Dat houdt in, dat ieder mens in een directe verhouding tot God staat, zodat er op inividueel niveau sprake is van een rechtstreekse communicatie. Mijn geest en de Geest van God zijn verwant; mijn geest, mijn denken, mijn ‘mind’ is afkomstig van God, ja maakt er zelfs deel van uit, zou ik willen zeggen (in Hem zijn wij en bewegen wij ons) – zoals ook Paulus ergens schrijft, dat zijn (onze) geest met de Geest van God getuigt, dat wij kinderen van God zijn.
Zo kan er een dialoog ontstaan, die ook op een monoloog lijkt. Mijn overwegingen krijgen de vorm van een gesprek met God, zoals bijv. ook Augustinus in zijn Belijdenissen doet. “En de HEER zei tegen Mozes” kan dan ook ‘vertaald’ worden als: “En Mozes dacht (bij zichzelf): wat wil God nu van mij, nu ik aan het einde van mijn loopbaan ben gekomen?” En in gebed en tweespraak, die ook weer veel lijkt op een alleen-spraak ontdekt Mozes wat hem te doen staat.
Zo hoorde Mozes de stem van God in zijn leven en zo kunnen ook wij de stem van God in ons leven horen. Het is een soort tweede stem in ons zelfgesprek; een corrigerende of aansporende stem. Een stem of gedachte, die ons aanzet tot bezinning of tot actie; een stem of gedachte, die mij verder helpt en oproept om sterk te zijn of juist los te laten.
Mozes moest gaan loslaten en overdragen. En hij mag het land van de toekomst alleen maar zien, niet binnengaan.
En hij protesteert niet. Wonderlijk vind ik dat, maar ook voorbeeldig. Wij zouden op onze strepen gaan staan en verwijzen naar onze verdiensten. Een bedankje zo op het einde zou niet misstaan. Maar Mozes taalt er niet naar. Het woord ‘verdienste’ staat niet in zijn woordenboek. Hij aanvaardt het leven, zoals het is en hij is meer begaan met de gemeenschap dan met zichzelf!
En hij krijgt te zien, zo vertellen de rabbijnen, het land van Zuid naar Noord, alle dalen en heuvels, alle steden en dorpen, alle bloemen en dieren…en ook de tijd, die nog komt van Jozua en Samuel, van David en Hizkia, van de opbouw van het land en van de afbraak en de wegvoering, van de tempel en de messias, ja Mozes’ ogen zagen verder dan Jozua’s voeten ooit zouden gaan.
Ik wacht hier wel, zei Mozes…ik wil nog niet binnengaan, als er nog zoveel moet gebeuren. Laat mij maar als laatste binnentreden…ik wil nog niet van de vrucht van de wijnstok genieten voordat alles voltooid is. Mozes vindt het okay dat zijn leven onvoltooid voltooid wordt.
Messiaanse gestalte, die Mozes. We kunnen ons afvragen hoe hij de stem van God gehoord had, maar het is wellicht zinniger onszelf af te vragen of wijzelf hierin soms iets van de stem van God te horen hebben gekregen, voor onszelf, voor onze omgang met de wereld en de toekomst?!
Stem van God? Die man op doorreis – in het Evangelie van vandaag - hoorde de stem van God klinken vanuit de bosjes, waar een man in elkaar geslagen lag te creperen. De roep van deze uitgetelde mens klonk in zijn oor als een roep van God. En hij kwam van zijn ezel af en hij keek en hij zag… en hij begon te verbinden en te verzachten. “Hé, arme man, hoe heet je eigenlijk?” “Joshua”, stamelde de man onverstaanbaar…
Soms zeggen mensen wel eens – en ik sluit mijzelf niet uit – en ik hoop u uzelf ook niet – ‘ik heb de stem van God nog nooit gehoord’. Dan horen wij vandaag in ons dof geworden oor: “Mankeert er dan soms iets aan je ogen?”
Niks is meer weerd as vandage
Preke veur zundag 3 juli 2016 in de Oude Kerk n.a.v. Prediker 3 en Matth. 6 (slot).
Preek geschreven door mij (CH), in het Drents 'vertaald' en voorgedragen door Hendrik van Belkum uit Uffelte
Niks is meer weerd as vandage
Mar eerst mag ik oe anspreken als
Gemiente van oenze Heer Jezus Christus
Daniël Lohues kan het zo mooi zingen en vertellen ien het Dreens dat mij zo lief is. “Niks is meer weerd as vandage” bijveurbeeld. Het lek op het eerste geheur een simpel liedtie, een magere tekst, mar aj wat langer lustert en er over naodenkt dan moej toegeven dat hij een snaore rak (en niet allennig die van zien gitaar), dat hij een waorheid vertolkt of een levenswiesheid onder woorden brengt,die oens allemaole angiet.
Het bizundere is ook, vien ik, dat Daniël Lohues helemaol gien karkelijke of geleuvige liedties schref, mar dat ze toch voluut relegieus te nuumen bint.
Het bint liedties en teksten, die ansluut bij oenze diepste vraogen en antwoorden wilt geven op oenze leste vraogen.
Zonder God te nuumen zingt hij toch overdat wat oens te boven giet, over wat oens ten diepste angiet en sommige teksten van Lohues zulden daorumme niet misstaon ien de Biebel.
“Niks is meer weerd as vandage” zul zomar ien het boekie Prediker kunnen staon. Ie weet wel, dat kleine geschriffie ien het Olde Testament, dat het veurtdurend hef over de ”ijdelheid van het leven”, over de veurbijgaonde tied en over de greens van de dood. Ie wordt er niet altied even vrolijk van, aj der ien leest en daorumme loopt veule meensen er misschien wel mit een grote boge umhen.
Mar ik vien het ook een vrolijk boekie.
Het wet van de gevaoren en de bedreigingen van oens bestaon, en de kwetsbaorheid van oens leven, mar juust daorumme speurt hij oens an um te genieten van elke dag, die God oens gef. Onder de zunne, zo voegt hij er vake an toe. Wi’j staon elke dag weer ien het locht van Gods vriendelijk angezicht.
Daniël Lohues hef ook een liedtie dat het “De wereld ien de zunne”en dat is ook precies zo as Prediker het vertelt.
Een tiedtie elene is er een onderzuuk edaone, naor de vroomheid van de meensen ien Drenthe.. En daor was het volgens de onderzuukers niet zo best mit gesteld..Er was veule ontkarkeling ien Drenthe en de meensen hadden weinig op mit de karke en het geleuf.
Ik zul toch wel wat vraogtiekens bi’j zo’n uutkomst willen zetten. De Drenten bint zeker niet a-religieus. Zi’j bint misschien minder betrokken bi’j het karkelijk reilen en zeilen, dat wil niet zeggen dat men ien Drente gien religieus gevuul hef. As dat zo zul wezen dan zulden de liedties van Lohues niet zo gewaardeerd worden. “Prachtig mooie dag: de wereld ien de zunne” lek zo op het eerste gezicht een vlakke tekst mar dat is het niet: Er sprek een grote waardering uut veur het geschenk van het leven en van iedere neije dag, precies zoas ook Prediker verwoordt.
En “Ëlk meens dat hef een kruus te dragen” komp ook niet zomar uut de lucht vallen, mar hef duudelijk wortels ien de Christerlijke traditie.
Natuurlijk is het niet altied gemakkelijk um vanuut dit perspectief te leven.Dat weet Prediker en Daniël Lohues ook wel: Het leven zit vol onvolkomenheden en onverwachtse wendingen en gebeurtenissen. Wi’j ervaart het elke dag:
Ie vuult wat ien oen rugge of ien oen boek,de dokter kek ernaor.Die vertrouwt het niet en ie moet naor het ziekenhuus veur naoder onderzuuk en dan is het of stiet oen hart stille as de scanmachine over oen lichaam gledt. Wat zul er ontdekt worden? Toch niks arnstigs? Hoop ie dan.
Of oen relaotie lop niet zo lekker:er is vake ofstandelijkheid of ruze. Zomar woorden vake over niks. Hoelange zul het nog kunnen deurgaon zo?
Of ie kiekt naor de wereld via TV en ie heurt het op de radio en ie heurt van allerlei problemen en rampen: Ie kunt er niks andoen mar het mak oe wel onrustig en ie denkt wordt het dan nooit aanders of beter? Komp er dan nooit een ende an?
Ie gaot oe zorgen maken over morgen en overmorgen. Ie probeert de gevaoren zoveul meugelijk te ontlopen of buuten de deure te holden. Oen leven kreg iets van sleur en de heugte- en diepetepunten gaon steeds meer ontbreken. Ie durft eigelijk niet goed meer te leven, alles wordt mat en leeg, um daj het veilig en overzichtelijk wilt holden.
Mar de Prediker, en ook oenze man uut Nazareth en ook Daniël uut Drenthe – zi’j koomt onverwachts mit een hiel aander idee: Geniet van iedere mooie dag, die God oe gef en wees vrolijk. Zomar oe ien de schoot eworpen.
Probeer iens te leven as de veugels ien de locht of as het graan op de akker en de bloemen op het veld. Die bint er zomar.
Veugels ien de locht, zomar nutteloos en doelloos hen en weer vliegend. En de bloemen op het veld, bint ze argens goed veur? Welnee. Zi’j staot er zomar mooi te wezen. Verder niks. Probeer zo iens te leven, al was het mar iene dag, of een uurtie, of iene seconde, dan hef de ieuwegheid oen hart bereikt en gef het oen leven een neije glaans en een neije kaans!
Probeer een beetie onder de zwaorte en de krampachtigheid uut te komen.
“Niks is meer weerd as vandage” dat is precies het evangelie dat Jezus oens anrek uut de Bergrede: God is er veur oe, zoas Hi’j er is veur de bloemen en de veugels.
Aj now denkt: “Lekker makkelijk” dan hei’j het nog niet echt begrepen, denk ik.
Aj denkt: “ö. Wat moeilijk! Dit kan nooit en het is ook onverantwoord” dan heijt ook nog niet goed begrepen. Dan vatte wi’j de woorden van Jezus teveule op as een Wet, as een plicht…..zo moeij leven, zo moeij het zien.
Nee, wat Jezus oens anrek is ëvangelie”, een wending die oens leven kan veraanderen, as wi’j er veur open staon en oens er deur laoten anraken.
Een kaans van oen leven, een kaans veur oen leven: now en elke dag opneij.
AMEN
De kerk op weg naar 2025 volgens het EW
“Dichter bij God en meer ‘down to earth’”
Hans Maat, voorzitter van het Evangelisch Werkverband (EW) en Ilonka Terlouw, predikante en bestuurslid van het EW, laten in een artikel in Trouw van 19 april jl. hun licht schijnen op de veranderende positie van de kerk in de samenleving. Daarbij geven zij hun commentaar op de visienota van de PKN over de kerk van 2025.
Het EW is niet zo ‘mijn club’, maar het is goed, dat ook vanuit die hoek de problematiek van de kerk anno nu wordt belicht. De kerk van Christus bestaat nu eenmaal uit vele gelovigen en zij zingen niet allemaal hetzelfde liedje. En daarom is er ook verscheidenheid in visie op de toekomst van de kerk.
Wat beiden missen in het visiedocument van de PKN noemen zij de aandacht voor de Heilige Geest. Die wordt daarin amper genoemd, zo stellen zij vast.
Misschien hoeft dat ook helemaal niet, denk ik dan. Wij geloven van de Heilige Schrift dat die doorademd is van de Heilige Geest, maar dat betekent niet, dat die Geest ook op iedere bladzijde genoemd wordt. Helemaal niet – vaker niet dan wel. Zo kan het ook wel eens met dit visiedocument zijn: het feit dat dit geschrift er is, waarin men zoekt naar wegen, waarlangs de kerk kan gaan, is voluit werk van de Geest. Dat is misschien wel het grote misverstand, dat men denkt, dat er pas sprake is van Geestkracht als dat er ook telkens expliciet bij vermeld wordt. Niks nodig, dunkt mij: de Geest waait waarheen zij wil en niemand weet precies vanwaar en waarheen. Dat hoort typisch bij de Geest. Onzichtbaar present, zoals een fotograaf als afwezige aanwezig is op iedere foto (geldt niet voor selfie’s natuurlijk J).
Maat en Terlouw leggen terecht de vinger bij de onvruchtbare vergadercultuur in de kerk en de al te vaste patronen in kerkdiensten, die best gevarieerder zouden mogen. Er zijn meerdere smaken en die moet je als kerkgemeenschap tot hun recht laten komen en honoreren.
Ook willen zij beiden preciezer uitgedrukt zien, wat nu eigenlijk “back to basics” betekent, waarover de visienota schrijft. Voor hen zit dat vooral in het accent op een persoonlijke relatie met God, die liefst een grote mate van diepgang moet hebben en zo kan die persoon een belangrijke functie vervullen in zijn/haar eigen netwerk. Hier verschuift m.i. de centrale aandacht van Christus naar de gelovige mens, die als een soort baken in zee de gemeente kan sturen en verder helpen. Hier wordt m.i. de gelovige mens niet alleen overvraagd, maar gaat ook het geloof van de mens een belangrijker rol spelen dan het geloof in Christus, die het Hoofd is van zijn Kerk. Leiderschap van gelovigen met een plusje leidt vaak tot teleurstellingen en soms tot tirannie.
Ook de nadruk, die beiden op het gebed leggen als ‘middel’ om gemeenteopbouw te bevorderen vind ik wel vroom klinken, maar lijkt mij ook meer passen bij ‘pinkstergelovigen’ dan bij ‘nuchtere protestanten’. “Een kerkenraad nam echt de tijd om te bidden en te luisteren. Om de gedachten op te schrijven, die ze naar boven (of: naar beneden?) hoorden komen. Ja , zo moet het: Hem laten spreken!”
Ik heb zo mijn aarzelingen bij dit soort vormen van gebed, waarbij een rechtstreeks antwoord van Boven meteen de weg gaat wijzen. Niet iedereen zal hetzelfde antwoord krijgen en dan zal er uiteindelijk toch vergaderd moeten worden, wat de juiste weg zou kunnen zijn. Kortom, dit soort aanbevelingen bezorgen mij vooral kromme tenen en koude rillingen en dat verklaart ook meteen waarom ik geen lid ben (noch zal worden) van het EW.
Ik ben benieuwd welke koers de synode inslaat, nadat al deze en andere geluiden gehoord zijn en dat zij uiteindelijk zal mogen concluderen: “Het heeft ons - en de Heilige Geest - goed gedacht deze en andere plannen te gaan ontwikkelen en uitvoeren”.
Wie was Gerardus Kuypers?
Gerardus Kuypers
Tijdens het laatste Tafelgesprek op 12 april jl heb ik iets verteld over de Nijkerker beroeringen en de beslissend rol van Gerardus Kuypers daarin. In breder en actueler verband zou je kunnen zeggen, dat het hier gaat om de plaats en functie van de emotie in het geloof(sleven) en de kerk(dienst).
GERARDUS KUYPERS (1722-1798)
Mijnsheerenland 11 okt. 1722, † Groningen 5 juni 1798, zv. François Kuypers, pred., en Anna Onderdewyngaard. Stud. theol. Leiden 1739. Geref. hulpprediker Amsterdam 1744. Geref. predikant Jutphaas 1745, Nijkerk 1749, Winschoten 1759, Scheemda 1760. Hoogl. theol. en academieprediker Groningen 1765. Gehuwd met Anna Catharina Huysinkvel(d)t op 28 apr. 1748 te Woudrichem. Na haar overlijden opnieuw gehuwd met Josina Petronella Alberda (1724-1804) (weduwe van A.E. Sichterman) op 16 dec. 1759. Zoon Christiaan François Kuypers (1752-1798) was geref.predikant, laatst in Wolphaartsdijk.
Levensloop
G. Kuypers trad in de voetsporen van zijn vader door predikant te worden. Daartoe volgde hij de studie theologie aan de universiteit van Leiden, waar hij o.a. les kreeg van de befaamde A. Schultens. Onder diens leiding verdedigde hij in 1743 zijn dissertatio, waarin hij het belang van de studie van het Arabisch aantoonde. Zijn theologische scholing ontving hij van prof. J. van den Honert. Studiegenoten waren o.a. J.E.J. Capitein, P. Chevallier, J. Schultens en Joh.J. Heringa.
Na een jaar hulpprediker geweest te zijn in Amsterdam nam hij het beroep aan naar Jutphaas. In 1749 vetrok hij naar Nijkerk, waar zich bijzondere gebeurtenissen gingen afspelen, die bekend zijn geworden onder de benaming ‘Nijkerker beroeringen’ (zie aldaar). De discussie over de betekenis en waarde van deze gemoedsuitingen werd breed uitgemeten in de pers en andere publicaties. Na enkele jaren keerde de rust weer.
In 1759 vertrok Kuypers naar het Noorden des lands, toen hij een beroep aannam naar Winschoten en een jaar later naar Scheemda. Mede door zijn huwelijk met een telg uit het invloedrijke geslacht Alberda kwam hij in aanmerking voor een benoeming als hoogleraar aan de hogeschool te Groningen als opvolger van D. Gerdes. Zijn vriend en studiegenoot Paulus Chevallier doceerde hier ook. Van 1765 tot aan zijn dood heeft hij deze functie bekleed.
In de jaren 80 begon Kuypers zich kritisch uit te laten over het functioneren van de stadhouder Willem V en toonde hij openlijk sympathie voor de ideeën van de patriottenbeweging. Hij noemde zichzelf graag christen-patriot. Kuypers overleed in 1798 en werd geprezen om zijn vroomheid en vriendelijkheid door de rector Thomassen à Thuessink.
Geschriften
De geschriften van Kuypers zijn onder te verdelen in wetenschappelijke publicaties, gelegenheidsgeschriften en homiletisch werk. Een volledig overzicht is te vinden in C. Huisman’s Geloof in beweging. Gerardus Kuypers, pastor en patriot tussen vroomheid en Verlichting (Zoetermeer 1996), pp. 202-204.
Als vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie kan hij zeker aangemerkt worden, m.n. wanneer men let op zijn rol en houding inzake de Nijkerker beroeringen. Zijn publicaties in die periode geven er blijk van, dat Kuypers open stond voor het werk van de Heilige Geest in de bekering en vernieuwing van mensen, wat zich kon uiten in heftige gemoedsbewegingen. Zie vooral zijn Getrouw verhaal en apologie. Hierover meer onder * Nijkerker beroeringen. Er zijn enkele preken van Kuypers gepubliceerd, die duidelijk ingaan op de politieke situatie in de Republiek, o.a. De Christen Patriot.
Betekenis
Kuypers heeft zijn bekendheid en betekenis vooral te danken aan zijn betrokkenheid bij de Nijkerker beroeringen. Zijn prediking sloeg dermate aan, dat sommigen hevig geëmotioneerd
raakten en meer zekerheid zochten betreffende hun zielenheil. Kuypers hield de mogelijkheid open, dat de Heilige Geest op deze wijze de gemeente verlevendigde en tot meer geloofszekerheid bracht. Kuypers verdedigde het goed recht van de emotie en kan in die zin als een vertegenwoordiger van het piëtisme worden beschouwd. Hij zag de ‘aandoeningen’ niet zozeer als een voorwaarde tot het verkrijgen van het behoud, maar wel als een mogelijk kenmerk van een waar geloof, evenwel geen noodzakelijk kenmerk.
In de traditie van de NR is zijn sympathie voor de patriottenbeweging uniek te noemen.
Literatuur BLGNP, deel 5; C. Huisman, Geloof in beweging. Gerardus Kuypers, pastor en patriot tussen vroomheid en Verlichting (Zoetermeer 1996); J. Spaans (red.), Een golf van beroering. De omstreden religieuze opwekking in Nederland in het midden van de achttiende eeuw (Hilversum 2001); J. Fekkes in: Een veelzijdige verstandhouding (2007).
Passie, Pasen en Brussel
PASSIE, PASEN EN BRUSSEL
Als het kruis hoog wordt opgericht vervult ons dat met huiver en weerzin. Zo waren de manieren van de Romeinen, zo rekenden zij af met lieden, die subversief waren, met lui die gezagsondermijnend bezig waren en het Romeinse gezag tartten. Kijk maar goed: zo loopt het dan met je af!
Machthebbers de eeuwen door, ideologieën, terreurbewegingen in alle vormen en gedaanten – zij hanteren allemaal hetzelfde model: onze tegenstanders moeten met geweld uitgeschakeld worden. Wat met Jezus gebeurde is met velen vóór en na hem gebeurd. In Brussel gebeurde hetzelfde: onschuldige mensen geslachtofferd voor een machtswaan, een idee, een streven.
Jezus had zijn vrienden kunnen aansporen om wraak te nemen op zijn onschuldige dood. Hij had de machthebbers kunnen uitdagen, kunnen vervloeken en een verzetsleger op de been zien te krijgen. Maar dat doet hij allemaal niet. Wat hij doet is het ‘op zich nemen van het kruis’ en hij bidt om vergeving voor hen, die hem dit aandeden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.
Dat is ongelofelijk sterk van deze man op zijn zwakste moment! Daarmee doorbreekt hij de spiraal van geweld en opent een nieuwe weg, die van verzoening en elkaar in de ogen zien.
Dit Koninkrijk van God is niet van deze wereld, staat haaks op vergelding en bruut geweld, maar als mensen zich laten inspireren door wat hij deed en zei dan zou dat de wereld ten goede kunnen komen. Misschien heel klein en kwetsbaar eerst, maar op den duur...
Wij vieren het Paasfeest binnenkort. Temidden van een wereld, die onveilig is en bedreigd wordt en deze situatie – en ik doel nu vooral op de aanslagen in Brussel van 22 maart – werpt haar schaduw over hoe wij Pasen graag willen vieren: onbezorgd en vrolijk, ongehinderd en ‘alles koek en ei’. Maar goed beschouwd vieren wij het Paasfeest altijd in een wereld, die in vuur en vlam staat en waar de dingen niet in orde zijn en de mensen uitzien naar vrede, die er niet is. Het evangelie van Pasen is als een oproep om deze Godvergeten wereld te omhelzen als Gods wereld, omdat de door God verlatene Zijn beminde is, die leven zal, ook al is hij gestorven. Pasen vieren terwijl alles in orde is lijkt aantrekkelijker, maar de kern en de draagwijdte van het evangelie zullen ongetwijfeld inboeten aan zeggingskracht en impact, terwijl het bovendien een illusie is te denken ooit te leven in een probleemloze tijd. Feesten – ook de bijbelse – zijn juist bedoeld om de sores van alledag even te vergeten en/of in een ander licht te plaatsen.
Wel is het natuurlijk zo, dat in de ene of andere tijdsperiode je je persoonlijk meer betrokken kunt voelen bij wat er in de wereld of de nabije omgeving gaande is. Het treft ons in sterkere mate wanneer een bom ontploft op een vliegveld in Brussel dan wanneer dat gebeurt in Istanbul, hoewel het voor de betrokkenen en de naastbestaanden even afschuwelijk is. Maar zodra gevaar of onheil dichterbij komt (ook qua geografische afstand) voelen wij ons er meer bij betrokken en kunnen ook wijzelf ons bedreigd en onveilig gaan voelen. Zal het Paasfeest dat wij gaan vieren ons bevend hart dan tot bedaren brengen of ons misschien ook juist aanzetten tot opstandige daadkracht?
Dat juist in tijden van crisis en onheil het uitzien naar een God, die van Hogerhand ingrijpt, verhevigt – of ook juist op de proef wordt gesteld – is begrijpelijk, maar we moeten ons dan tegelijkertijd afvragen of we dan nog wel de God van Pasen op het oog hebben. De God van Pasen is een God van passie, van solidariteit, van nabijheid in het lijden, van hoop, van machteloosheid, maar die niettemin zijn kracht in díe zwakheid volbrengt. In de diepte wordt zijn aanwezigheid vermoed en aanschouwd soms, in de verlatenheid betoont Hij zich de Nabije. Zijn Almacht, als wij die willen blijven belijden, is geen brute, onvoospelbare inwerking op de gewone loop der dingen, maar eerder een lokkende, zachte kracht, die ons oproept tot betrokkenheid en mededogen voor wie in nood zijn en hulp behoeven. Gods almacht is de almacht van de liefde, de kracht van een omhelzing, de niet te ontlopen zeggingskracht van een blik, die ons liefdevol (of) vragend en vergevend aanziet. Die almacht van God kan ons breken en (nieuw) maken! Pasen verbind ik daarom eerder met het zich voorzichtig oprichtende krokusje dan met luidruchtige fanfares, eerder met zachte krachten dan met bruut geweld. Geloof en geweld zijn sowieso water en vuur, of het nu om wapengekletter of om geestelijke overrompeling gaat. Dat heeft Pasen ons wel duidelijk gemaakt: “De zachte krachten zullen zeker winnen, in ’t eind...”
Swedenborg over Gods leiding in ons leven
“Geleid worden door de Heer? Enkele spirituele vragen om jezelf te stellen”
door Morgan Beard
Beslissingen nemen is vaak lastig. Vragen als “wat eten we vanavond?” of “wat zal ik vandaag aantrekken” zijn nog wel te doen, maar het wordt moeilijker als vragen aan de orde komen als “zal ik ingaan op dat aanbod om een nieuwe baan te nemen of zal ik bij mijn oude baas blijven?” Of: “Wil ik de rest van mijn leven samen doorbrengen met deze persoon?” “Hoe ga ik om met een conflict dat mijn gezin verscheurt?”
Op zulke momenten zou je wel willen, dat er zoiets als goddelijke leiding was. Nu is het zo, dat Emmanuel Swedenborg in feite veronderstelt, dat God ons inderdaad door ons dagelijks leven heengidst.
Bijv.: Vrede bevat in zichzelf vertrouwen op de Heer, een vertrouwen dat Hij alle dingen bestuurt en in alles voorziet en dat Hij alles tot een goed einde zal brengen. Als we dat van Hem geloven dan zijn wij ‘in vrede’ met onszelf, omdat we niets vrezen en niets wat ons kan overkomen maakt ons dan onrustig. In hoeverre we deze toestand kunnen bereiken hangt ervan af, hoever we komen met onze liefde tot de Heer. Al het slechte, m.n. vertrouwen op onszelf, berooft ons van deze toestand van vrede in en met onszelf (Secrets of Heaven, par. 8455).
Het is heel mooi zo’n gevoel van vrede en vertrouwen te hebben, maar in tijden van crisis en besluiteloosheid zouden we wel iets bijzonders en duidelijkers willen vernemen. Een richtingwijzende tekst bijv. als een wegwijzer wellicht: “De rest van je leven is - die kant op!” Maar omdat zulke aanwijzingen er niet zijn, is er dan misschien iets anders, waar we leiding uit kunnen afleiden?
Swedenborg schrijft op vele plaatsen van zijn werken over het open-zijn voor goddelijke leiding, maar in zijn Divine Providence wijdt hij er een hoofdstuk aan (par. 154-174) en beschrijft hij enkele methoden, die God gebruikt om ons te leiden. Swedenborg zegt, dat we vanaf het moment dat we geboren worden deel uitmaken van het goddelijke en daarom kunnen wij in principe geleid worden door Gods liefde en wijsheid, zelfs als we er later voor kiezen om dat te verwerpen (par. 164). Maar hoe meer wij God liefhebben des te meer vloeit Gods presentie in ons en die leidt ons in een proces, dat Swedenborg verlichting noemt.
Maar hij beschrijft nog een andere weg, waardoor God mensen leidt, d.i. door het Woord. “Lees de Bijbel” klinkt wel een beetje als het goedbedoeld advies van een vroom christen, maar voor Swedenborg is het Woord meer dan alleen maar de letterlijke tekst van de Bijbel; het bevat een diepere, innerlijke betekenis, die in wezen precies gaat over wat het betekent te leven en te groeien als een ‘geestelijk mens’: “Het Woord betekent alles wat goddelijk en waar is en dat komt van God en van het goede, m.a.w. de goddelijke wijsheid komt voort uit de goddelijke liefde” (Divine Providence, par. 172-3).
Hij zegt dan verder: De enige manier, waarop het Woord onderwezen kan worden, is indirect, door onze ouders, leraren, predikers, en door boeken te lezen. En toch zijn niet zij het die ons onderwijzen: de Heer gebruikt hen alleen maar als middelen. Predikers weten dat zelf ook heel goed, Zij zeggen ook, dat zij niet uit zichzelf spreken, maar uit de Geest van God en dat al het ware evenals al het goede bij God vandaan komt. Zij kunnen spreken tot het verstand van velen en velen zelfs overtuigen, maar zij kunnen niet iemands hart raken. En wat niet in het hart landt houdt ook geen stand in ons denken. (Divine Providence, par 172, 6).
Dit citaat bevat een belangrijk stukje van de puzzle, namelijk ‘liefde’. “Alleen wat in het hart (blijvend) binnenkomt is blijvend, als het alleen ons verstand raakt, verdwijnt het uiteindelijk uit onze gedachten ” betekent, dat zelfs wanneer we een geweldig stuk wijsheid horen, we het niet werkelijk horen, tenzij ook de liefde van en tot God in ons hart er als klankbodem is. Als we God (het goddelijke) niet liefhebben en de liefde tot andere mensen niet omhelzen (wat kenmerkend is voor het goddelijke), dan kunnen we niet geleid worden (door God).
Dus als we het Woord beschouwen als een aardse vertegenwoordiging van Gods liefde en wijsheid en als zijn lessen kunnen worden uitgedrukt door mensen, die wij kennen, dan betekent goddelijke leiding ontvangen niets anders dan aandacht schenken aan alle leraars rondom ons. Misschien spreekt God wel iedere dag tot ons door de mensen, die wij ontmoeten, door de lessen die wij van het leven zelf leren.
Hoe kan dit ons op een praktische manier helpen? Als geleid worden door de Heer betekent geleid worden door de liefde dan is het antwoord op bijna iedere vraag in het leven “Waar zou de liefde mij leiden om te doen?” Het antwoord op de vraag over dat aanbod van een nieuwe baan kan dan worden “Welke baan zou het beste zijn voor de meeste mensen?” Als de vraag is “Waar vind ik een goede relatie?” dan kan het antwoord zijn “Waar vind ik iemand, die in dezelfde dingen plezier beleeft als ik doe?”
Waar zou de liefde jou heenleiden, denk je?
—
Veertig dagen in vieren (2)
Veertig dagen in vieren (2e deel)
Dag 11
“Nu staan we weer op de begane grond, onder de berg. Het is de dag na de verheerlijking. Het leven in de wereld heeft iets druilerigs, de opgetogenheid is over. Waar wij vertoeven, aan de voet van de heiligheid, op voet van gelijkheid, past wel het gebed van Daniël, wanneer hij zegt, bij God op God aandringt: het is geen gezicht, de aarde zonder epifanie. Gij moet verschijnen. Er is verwoesting, erosie, zonsondergang” (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 128, 129).
Dag 12
Vandaag begint met Psalm 27: 1 ‘De Heer is mijn licht en mijn heil’. Het zijn altijd dezelfde woorden. Woorden die hunkeren naar schepping. ‘Licht’ is het inbegrip van Gods bemoeienis, het is het allereerste woord dat werd gesproken, het principe van alwat scheppende gedaan wordt. En ‘heil’, dat is ruimte en vrijheid, het is de taalstam waar de naam Jozua/Jezus aan ontbloeit.
‘Quem timebo?’ staat er achter: ‘Voor wie zou ik vrezen?’ ‘U, Heer! Ik kan niet bestaan voor U. Tenzij ik accepteer, dat Gij, die ik vrees als een duister onheil, mijn licht zijt en mijn heil’ (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 137-139).
Dag 13
Op deze woensdag stelt het oude brevier voor om een gedeelte uit het boek Esther te lezen en dan m.n. uit H. 13 – het behoort tot de apocriefe aanhangsels en is niet opgenomen in ‘onze’ Bijbel (wel in de uitgebreidere r-k editie van de Bijbel). Dat zgn. gebed van Mordechai heeft een smekende klank, maar de klachten van dat klaaggebed worden niet in het wilde weg geuit. “Het is ook niet explosief, de woorden worden niet als brokken alle kanten op geslingerd. Het is een soort bidden dat argumenteert en pleit. Eerst wordt er een beroep gedaan op het scheppingsbesluit: Gij hebt hemel en aarde gemaakt. Dat schijnt zich niet zozeer te beroepen op macht en mogendheid, als wel op gezindheid en welwillendheid. Gij wilt niet het niets!” (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 140, 141).
Dag 14
Onverwachts belanden we met de arme Lazarus in Abraham’s schoot, zoals we kunnen lezen in Lukas 16, de lezing van deze dag. In de vastentijd houden wij een gespannen blik op de Paasnacht, waarin gedoopt wordt en de Maaltijd gevierd. In Abraham’s schoot vertoeven is thuiskomen! De gedoopte krijgt het gewaad van de rijke, maar ook de tafel komt ter sprake. “Eten en kleding, feesttafel en feestgewaad, het is de droom van alle hongerlijders, lompendragers, bedelaars en paria’s. Het is ook de droom van de gelovigen, namelijk zo, dat het leven op aarde omwille van dit Paasgeheim zinvol is, namelijk dat het mysterie van de Messias alles meer waarde, grotere betekenis geeft”. (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 144, 145).
Dag 15
Op vrijdag en zaterdag worden twee verhalen uit Genesis gelezen over twee broers: eerst over Juda (oudste) en Jozef en dan over Jacob en Ezau (oudste). “Het lijdt geen twijfel, dat de oude kerk in Jozef een beeld zag van de Messias. Diens neerdaling ‘ad infernos’ (ter helle, in de diepte) werd voorafgebeeld in Jozefs neerdaling in de put. Het prinselijk gewaad en de vorstelijke messiaswaardigheid deden aan elkaar denken. Jozef in zijn ‘veelvervige rok’ is (voor ons pedagogisch besef een verwende dandy) voor het christelijk-theologische besef het beeld van de zondagsmens: de ‘nieuwe mens’, zou Paulus zeggen...” (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 146-149).
Dag 16
Gisteren meldde ik al, dat het deze dagen over tweetallen gaat, jongste en oudste zoon en dat zet zich voort in de gelijkenis van de ‘verloren zoon’, waarin ook sprake is van twee broers. Het gaat er niet om in wie wij onszelf herkennen of wie nu het beste af is, maar het gaat “om de verhouding van die twee, die altijd, van den beginne der mensengeschiedenis aan, met zijn tweeën zijn. Het gaat om Kain èn Abel, om Israel èn Isaäk, om Ezau én Jacob. Maar het zijn hier in het evangelie twee zonen zonder naam, de een en ‘de ander’. Het is een gelijkenis en dát alleen al, dat de geschiedenis gelijkenis wordt, wijst op de voortgaande beweging in de voortgang, dus op de waakzaamheid die wordt gevergd” (Willem Barnard, “Stille Omgang”, p. 151).
Dag 17
In deze dagen kiest het oude brevier voor lezingen waarin vrouwen domineren (!), waarschijnlijk om ons alvast voor te bereiden op hun belangrijke rol tijdens de laatste dagen van Jezus’ leven op aarde.
N.a.v. de Samaritaanse vrouw (Joh. 4) met wie Jezus een gesprek heeft over water en dorst merkt Barnard op, dat hij daar eens een versje van gemaakt heeft. Ik citeer het hier:
“Dit, Heer, is het gebed voor alle dorst.
Wees met uw kerk, die met uw water morst.
Wees met de vele dichtgeschroeide kelen
en met de monden die niet kunnen velen,
dat Gij U uitput in hun lafenis.
Graaf in ons hart zo diep te graven is,
tot Gij stuit op Uw leven en Uw dood
en leg de stromen van Uw oorsprong bloot,
opdat wij leren leven en verstaan
dat Gij met ons tot een begin wilt gaan”.
(Willem Barnard, “Stille Omgang”, p. 156).
Dag 18
De Paasgemeente is niet zomaar (hetzelfde als) de kerk. Het is toch dat genootschap niet waarvan ik lid ben? Dat vergadert en praat en doet nuttige dingen en legt beslag op wat vrije tijd en vergt wat bijdragen. Maar dat is toch geen Lichaam? Het kent geen verrukkingen, geen steigerende vreugde – omdat het de ernst en de angst ontwijkt. En het heeft daarom geen recht van spreken, want het weet van geen blijdschap, die zingt. Kon die zogenaamde kerk maar zingen, dan kon ze spreken. Nu praat zij, kortademig en ondiep.
Het bezielende moment is de liturgie, dat wil zeggen het Leven van de liturgie, d.i. van het Woord in Taal en Teken, dwars tegen onze tijd in. Ten bate van de mensen nu en straks. (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 163, 164).
Dag 19
“...in de leegte zal het allemaal opnieuw beginnen. In de ontkenning van het bestaande, de uitwissing van het gewordene. Daarom veegt Hij alles van tafel (Matth. 18). De gewoonten waren wisselgeld geworden. De leefregels ergerden Hem zoals het geld op de tafeltjes der wisselaars. In de tempel paste dat niet. De woorden van het evangelie vandaag zijn als een bezem. Hij is altijd weer nieuw en Hij veegt schoon. Hij vaagt onze optrekjes waarin wij schuilen weg...daarin lijkt Hij op onze anarchisten. Maar Hij wil een koninkrijk, geen vrijstaat. Hij maakt de tijd onherbergzaam omdat Hij de eeuwigheid wil vestigen. Hij schaft af, omdat Hij schept!” (Willem Barnard, “Stille Omgang” pp. 165, 166).
Dag 20
In Lukas 4 krijgen wij te horen, dat Jezus predikte in de synagoge, ja hij verkondigde om het precies te zeggen. “Binnen de muren van het heilige huis weerklinken de oude woorden, maar zij vinden geen weerklank. Hoewel er toch met kracht gesproken is. Wie zou niet een teospraak van deze rabbi willen horen? Zijn stijl van preken wordt trouwens verkondigen genoemd. Hij kondigt af, hij kondigt aan, dat is geen abstracte uiteenzetting geweest. Maar de respons komt van buiten. En niet van de mensen, want die zetten het verkondigde naar hun hand.
De gematigde godsdienst wekt geen tegenspraak, de vrijblijvende religie wordt niet vervolgd. Maar de opstand tegen het kwaad, de onvrede met het algemeen aanvaarde, die wekt wrevel. De demonen voelen zich bedreigd!” (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 166, 167).
Waar zijn de vijgen?
Preek(je) gehouden op de 3e zondag in de Veertigdagentijd 28 februari 2016 in de Oude Kerk n.a.v. Lukas 13: 6-9, waarna de Maaltijd van de Heer gevierd werd.
Waar zijn de vijgen?
In de wijngaard staat een boom, een vijgenboom. Hij valt wel op temidden van alle wijnranken. Hij steekt er een beetje bovenuit. Hij voelt zich ook anders, heel anders. Hij is bijzonder, dat zie je meteen.
Waarom ben ik er eigenlijk?, zo vraagt hij zich af. En wat doe ik hier eigenlijk? Wat is mijn taak? Of sta ik hier alleen maar voor de sier, voor het mooi?
En dan staat er ineens iemand bij de boom, met een stok in zijn hand, en hij vraagt aan de boom: hoe heet jij eigenlijk? De boom antwoordt keurig volgens het boekje en zegt: ‘vijgenboom’. Okay, zegt de man met de stok, ik zal eens kijken en hij kijkt goed naar de stam en naar de bladeren. Die lijken allemaal verrekt veel op die van een vijgenboom. Maar dan gaat hij verder met zijn onderzoek, tilt nog eens wat bladeren en takken omhoog en tuurt of hij ergens een vijg bespeurt. Nee, geen één...en hij zegt tegen de vijgenboom. Ben jij eigenlijk wel een vijgenboom? Of lijk je alleen maar op een vijgenboom? Want ben je niet pas echt een vijgenboom, als je ook vijgen aan je takken hebt hangen?
Ik ben een vijgenboom en ik sta midden in de wereld, midden in Gods wijngaard en iemand vraagt mij: hé, jij staat daar wel, maar waar zijn jouw vijgen? Hoe laat je zien, wie je bent? Hoe merken anderen, dat je bijzonder, anders bent? Je denkt misschien zelf, dat je een hele piet bent en je bladerdek is vol en wijds, maar wat heb je aan een vijgenblad, behalve dat je er iets mee kunt bedekken, wat je liever niet wilt laten zien? Speel je liever verstoppertje en ben je misschien bang voor de inspecteur?
De kerk is een vijgenboom, de gemeente van Christus in de wereld en in Meppel is een vijgenboom en zij staat daar fier en trots op het Marktplein, hier en daar. Hé, hoge boom, je staat daar al eeuwen en decennia, maar laat eens zien, wat je voortgebracht hebt? Verstop je je achter je tradities, achter je omvang, achter je vanzelfsprekende presentie, je uitgroei en je uitwassen? Ik kom eens even kijken onder je bladerdek...is er nog een vijg te bespeuren? Kunnen andere mensen van je opbrengst leven? Is jouw bestaan een bron van leven en voeding voor anderen of sta je daar alleen maar wat in de wind te wiegen en jezelf te kietelen?
Dan zegt iemand: nou, die boom kunnen we net zo goed omhakken. De beuk d’rin! Dat hoor en zie je overal: met de kerk gaat het bergafwaarts; het is één grote afbraak en teloorgang. Zo gaat dat met kerken, die er alleen maar voor zichzelf zijn; die misschien wel imposant lijken, maar weinig te bieden hebben, niets opbrengen.
Godzijdank is er iemand in deze wereld gekomen, die ons geleerd heeft geduldig te zijn, barmhartig en hoopvol. Die gezegd heeft: geef die vijgenboom nog een kans. Ik zal er nog eens wat omheen spitten, zodat hij zich wat steviger kan wortelen. Hij heeft wat verdieping nodig, zodat zijn wortels dieper reiken en raken aan de bronnen van het leven.
Hoe zou een gemeente kunnen blijven bestaan als zij zich nooit verdiept in haar bronnen, waaruit zij moet leven? Pas dan zal zij vrucht voortbrengen en er zijn voor de ander.
En een beetje mest eromheen kan ook geen kwaad. Laat ik het zo zeggen: een kerk, en ook wijzelf, zullen niet zonder ‘shit’ kunnen groeien! Natuurlijk hebben we allemaal de schurft aan ‘shit’, maar niemand komt er onderuit en we krijgen er allemaal een portie van. En soms zie je dan gebeuren, dat onze levensboom er door gaat groeien en bloeien. De verdieping en de mest gaan samen op en zorgen uiteindelijk samen voor vruchten aan de boom, vijgen aan de vijgenboom.
De tuinman ziet niets liever dan dat wij vrucht dragen en zó iets betekenen voor anderen.
Dank u wel, tuinman, dat U ons nog even laat staan en dat U ons nog kansen biedt om te groeien en te bloeien en vrucht voort te brengen. Deze samenkomst en de viering van de Maaltijd zijn daar het zichtbare bewijs van. Als wij allen dat zó mogen zien en beleven dan begint deze gelijkenis wortel te schieten in de werkelijkheid van het leven van alledag.
Veertig dagen in vieren
Veertig dagen in vieren
Iedere dag tijdens de Veertigdagentijd plaats ik een korte meditatie op mijn Facebookpagina, vrnl ontleend aan "Stille Omgang" van Willem Barnard.
I. Hieronder de eerste 10 dagen:
Dag 1 Aswoensdag
Dag 2
Met het oog gericht op Jezus, die 40 dagen stand hield in de wildernis door zich te concentreren op het Woord van God, proberen ook wij keuzes en goede afwegingen te maken. “Het gaat eigenlijk altijd om dezelfde dingen: we willen wel vermenigvuldigen maar niet delen, wel behouden maar niet verliezen. Wij willen dat de stenen broden worden in plaats van te geloven dat het Woord Brood geworden is” (W. Barnard, “Stille Omgang”, p. 87).
Dag 3
Vrijdag is van oudsher de dag van het vasten. D.w.z. de vrijdag is bij uitstek de dag om het geloof vast te houden. M.n. de eerste vrijdag in de vastentijd is gewijd aan het vasten, wat het is en wat het niet is. Het is vooral geen zelfkwelling, geen vertoon van nederigheid, zak en as komen er niet aan te pas! Om dat te onderstrepen wordt Jesaja 58 gelezen: “Is dit niet het vasten, dat Ik verkies: je brood delen met de hongerigen, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen? (vs. 7). (W. Barnard, “Stille Omgang”, p. 90).
Dag 4
Op deze ‘sabbat’ bezin ik mij op het Woord van morgen: de eerste zondag in de Veertigdagentijd. Ik heb vrij en ik ben vrij. Vandaag denk ik alvast aan ‘de verzoeking in de woestijn’, die Barnard liever omschrijft als ‘de beproeving in de wildernis’. Het betekent iemand ‘op de proef stellen’: kijken of hij het houdt. De wildernis is niet de zandwoestijn, maar het leven van mensen die als los zand samenleven (en dus niet samenleven), het gaat om de eenzaamheid. Het is die ‘wildernis’ die onze steden tot woestijn maakt en onze beschaving tot een verwilderde wereld. Wie houdt dat vol? (Willem Barnard, “Stille Omgang”, p. 95).
Dag 5
De lezing van deze maandag is Ezechiël 34, waarin de Herder zijn schapen-zijn volk Israël-weidt. “Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden...” Dat weiden heeft betrekking op alle onderdrukte volken en mensen en is dus inclusief bedoeld. Barnard noemt bijv. de onderdrukte indianen in Bolivia. Ook daar en voor hen geldt de profetie: dat wij voor geronselde gastarbeiders en tobbende derde-wereldvolken grazige weiden mogen verwachten, ja dat zij die mogen opeisen als hun goddelijk recht. (Willem Barnard, “Stille Omgang”, p. 102).
Dag 6
In deze 40 dagen is het ook goed om stil te staan bij de mogelijkheid, dat religie geperverteerd raakt, bijv. zodra macht en geld er een grote rol in gaan spelen. Twee verhalen uit de H. Schrift, die dit thema aansnijden zijn die van het ‘gouden kalf’ (niet die van het Ned. Film Festival) en die van het omvergooien van de tafels van de wisselaars op het tempelplein door Jezus. “Het ‘gouden kalf’ is in de volksmond gaan betekenen: de macht van het geld. De wisselaars in de tempel zijn de kleine zetbaasjes van Aärons misgreep”. Het gangbare compromis tussen godsdienst en commercie moet in de vastentijd doorzien worden als voos en ‘werelds’ (Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 106, 107).
Dag 7
Woensdag ‘gehaktdag’: de week wordt doormidden gehakt. Vanouds her behoort de woensdag in de vastentijd tot de ‘ingevulde’ dagen. “Wanneer men”, aldus Barnard, “op de zondag bij elkaar komt en de dienst viert, is men er op woensdag weer aan toe ‘enigheid te houden’, zoals de doopsgezinden dat zo treffend noemen. Het is ook lang gebruik gebleven op woensdagavond Schriftlezing te houden. Lezing met uitleg erbij. Ik zie niet in, waarom dat niet opnieuw gebruik zou kunnen worden. De stadionreligie houdt zich ook aan de woensdagavond. En de samenkomstruimte zou wat drukker gebruikt worden, niet zo’n hele week leegstaan. Het is onverantwoord, dat we alleen op zondag samenkomen. Het is een symptoom van een ingezakt christendom dat niets meer voorstelt. Men zou er avond aan avond moeten samenkomen om te zingen, om de adem te strekken en de stem te verenigen. Men zou er dagelijks moeten komen om uit de Schrift te horen en de gebeden te doen”.
(Willem Barnard, “Stille Omgang”, pp. 108, 109).
Dag 8
Vandaag zijn de lezingen nogal complex en ik volsta met een klein citaat over de betekenis van de naam Elia. Barnard vertaalt die naam als “de Stem, die ik gehoor geef, heet Ik ben”. De naam is eigenlijk niets anders dan een omschrijving van ‘gij’, anders gezegd: in die naam wordt te kennen gegeven, dat het leven geen ik-leven, maar gij-leven is, aangesproken leven, berustend op de Enige die ‘eerste persoon’, de eerste die Ik is. (Willem Barnard, “Stille Omgang”, p. 118).
Dag 9
Het evangelie van deze vrijdag (Joh. 5: 1-15) begint bij de vreugde. Er was een feest voor de Joden. Jezus gaat (ook) naar Jeruzalem. Echter, als altijd, de weg naar het feest leidt langs het leed. Bij de poort is dat badhuis vol zieken, Bethesda. Buiten de muur van Jeruzalem wordt gewacht op heil, genezing, vreugde.
Buiten de poort van Jeruzalem vindt ook het wonder plaats. Het feest dat binnen de muren gevierd zal worden wordt buiten de stad voorbereid met een opstandingsteken. ‘Sta op, neem uw bed op en wandel’, zegt Jezus. Hij maakt van de verlamde een feestganger, die dan ook letterlijk in kan gaan tot de vreugde van de Heer. Hij maakt van de berustende een opstander, van de eenzame iemand die tot de feesthoudende menigte behoren kan. (Willem Barnard, “Stille Omgang”, p. 120).
Dag 10
Die eerste week van de vastentijd – inderdaad deze week geen druppel alcohol gebruikt J - die week van de eerste zondag vandaan geteld, begon bij het verhaal van de beproeving in de woestijn. En zij eindigt op de sabbat met het verhaal van de verheerlijking op de berg. Dat is vanouds een sabbatsevangelie...’en na zes dagen nam Jezus en mee, de berg op’. Zo is deze week een gang van ondergang naar opstanding, door het duister heen naar het nieuwe licht. (Willem Barnard, “Stille Omgang”, p. 124).