Recht door zee
Overdenking gehouden op de Zondag van de Eenheid 21 januari 2018 in de Doopsgezinde en Remonstrantse (DoRe) Gemeente in Meppel n.a.v. Exodus 15: 1-6, 20-21.
Recht door zee
Inleiding:
Vanmorgen mag ik bij u voorgaan bij de opening van de Week van gebed voor de Eenheid. Lange tijd was het in Meppel traditie dat de voorgangers van de verschillende kerken bij elkaar voorgingen. Vandaag is dat ook zo, maar het zal wel de laatste keer zijn, nu de RvK zichzelf heeft opgeheven of gaat opheffen. Hopelijk komt er een alternatief voor de wijze waarop wij uitdrukking probeerden te geven aan verbondenheid met elkaar.
Ik wil vanmorgen de liturgie volgen, die is opgesteld door de Raad van Kerken in Ned. in samenwerking met christenen in het Caribische gebied. De hoofdlezing is de bevrijding van Israël uit Egyptische slavernij en de doortocht door de Rode Zee, eindigend met het loflied van Mirjam. M.n. voor de gelovigen in het Car. gebied een inspirerende lezing, omdat zij er zichzelf gemakkelijk in kunnen herkennen, omdat zij ook eeuwenlang als slaven werden behandeld. Uiteindelijk kwam wel de afschaffing van de slavernij tot stand, maar dat betekende nog niet het einde van onderdrukking en achterstand.
De inleidende teksten, liederen en gebeden volg ik dus vanuit deze handreiking. Zo ontstaat er ook verbondenheid met andere gelovigen in andere kerken, die hetzelfde doen. Wel zal er een grote diversiteit aan interpretaties en toepassingen zijn n.a.v. de lezingen, maar dat is te danken aan de vrijheid van de Geest, die waait waarheen zij wil. Zo is de overdenking ook geheel van eigen hand.
Het verhaal van de bevrijding uit die arbeiderswoning daar in Egypte is eigenlijk te beschouwen als een voorbeeld-ig of metaforisch verhaal. Je kunt er allerlei historisch onderzoek naar doen en je wilt misschien weten, wanneer nou e.e.a. precies gebeurde en welke farao toen heerste en of die zee nou werkelijk zo doormidden spleet – en hoe kan dat nou en zo? – maar dan doen wij onszelf en het verhaal tekort.
Als wij zo’n bijbelverhaal te lezen krijgen moet de vraag niet zijn: is alles precies zo gebeurd als dat het opgetekend is, maar zou de vraag moeten zijn: kan ik, kunnen wij deze ervaringen van Israël meevoelen en meebeleven in ons eigen leven. Kunnen we iets van slavernij in ons eigen leven herkennen. Hoe kun je daar aan ontsnappen en is het wellicht een ‘narrow escape’. En hoe vertel je dat aan anderen? Hoe uit je je vreugde daarover en je hoop? Kan dit verhaal uit Exodus als een voorbeeld gelden. En schrijf je de bevrijding uiteindelijk toe aan God of is dat ook ‘risky business’, omdat dat al zo vaak gedaan is en lang niet altijd tot meerdere eer en glorie van God. Of wil je heel andere motieven inbrengen en schrijf je je voortgang vooral toe aan jezelf, of de omstandigheden, je eigen doorzettingsvermogen e.d.
M.a.w. ik zou kunnen zeggen: voor wie wordt er een standbeeld opgericht? In alle tijden hebben mensen behoefte gevoeld om een standbeeld op te richten, in welke vorm dan ook. Aan het eind van dit bijbelgedeelte wordt ook een standbeeld opgericht door Mirjam in de vorm van een lied. Dat is een eerbetoon aan God, die als de ultieme Bevrijder wordt gezien. Het was niet ten gevolge van onze eigen inspanningen en ook niet de strategische inzichten van Mozes waren doorslaggevend en ook niet traagheid van de Egyptische troepen, maar het was meer een samenloop van omstandigheden, die harde oostenwind precies op dat moment, het was ook de kleine voorsprong die wij hadden, het overwicht van Mozes…en noem alles maar op, wat je kunt bedenken, maar uiteindelijk valt onze mond toch open van verbazing en verwondering en beginnen te zingen: Hij was het!
Maar een standbeeld, in welke vorm dan ook, is niet ongevaarlijk. Want het knarst in de oren en bijt in de tong om God zo luidruchtig te bezingen als een Oorlogsheld, als een generaal, die de troepen van de tegenstanders in de zee laat verdrinken. Hé, Mirjam, heb je daar wel eens aan gedacht?
Zeker in doopsgezinde oren moet dat klinken als vloeken in de kerk (of: de Vermaning)!
Maar ook andere standbeelden zijn aanvechtbaar en hun bestaansrecht wordt momenteel alom aangevochten. M.n. ook die in verband staan met het thema van vanmorgen, waarbij in het bijzonder wordt stilgestaan bij het slavernijverleden van de mensen in het Caribisch gebied.
Ons eigen zgn. zeehelden- en koloniale verleden heeft heel wat standbeelden opgeleverd en ook namen van straten en tunnels, van Coen tot van Heutz e.a. en we beginnen er steeds meer mee in ons maag te zitten. Ineens – of langzaam aan – begint het door te dringen dat onze glorie ook een heel andere kant heeft: één van onderdrukking en uitbuiting, slavernij en discriminatie. Het trotse en parmantige zelfbeeld komt onder druk te staan en dat is alleen maar goed, denk ik.
Recht door zee! Dat is altijd belangrijk, weten waar je vandaan komt en waar je heen gaat. Een wonderlijke weg. Een onmogelijke weg, eigenlijk, die toch begaanbaar blijkt en leidt tot vreugde en blijdschap, maar ook tot inkeer en zelfkritiek.
Zo brengt zo’n bijbelverhaal ons bij onze eigen geschiedenis, bij ons reilen en zeilen, ons falen en dralen – en de mensen van de Cariben zien we niet langer meer als werknemers en afnemers van onze producten, nee wij zullen elkaar niet meer inschatten op economische waarde, maar op intrinsieke waarde, alle mensen als beelddragers van God, vrienden en broeders en zusters in Christus. Daar zullen wij om bidden en daar werken wij ook samen naar toe!
Een ster op de kansel
Preek gehouden op zondag Epifanie 7 januari 2018 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Jesaja 60: 1-6 en Mattheüs 2: 1-11
In deze dienst werd Bé Hagedoorn bevestigd in het ambt van ouderling-kerkrentmeester.
Voor het antependium op de kansel was een lichtende ster bevestigd.
Een ster op de kansel
Om (mee) te beginnen wens ik u allen veel heil en zegen toe voor het nieuwe jaar. Wat dat concreet kan betekenen is volgens mij o.a., dat we ons meer en meer bewust zijn van onze taak en roeping in de wereld, dat we deel uitmaken van een groter geheel en dat onze blik niet zozeer naar binnen en op onszelf gericht zou moeten zijn, maar meer naar buiten en naar de ander. Hoe meer we onszelf vergeten, hoe meer we gemeente van Christus zullen zijn. En hoe meer we aan onszelf denken des te groter de kans, dat we ten ondergaan aan meningsverschillen en strijdpunten over gebouwen, inrichting van de liturgie of invulling van vacatures.
Daarom is de zondagse eredienst zo belangrijk. Daar worden we telkens weer herinnerd aan onze oorspronkelijke roeping en ons gegrepen zijn door de onvoorwaardelijke genade van God. We worden even uit onze middelpuntigheid weggeslingerd en geplaatst in de ongekende en onmogelijke ruimte van God en we beginnen te zingen liederen van lof en bevrijding en we horen verhalen, die ons boven onszelf uittillen en die richting wijzen voorbij ons eigen denken en streven.
Wil de kerk nog enige betekenis hebben in de samenleving en mensen blijven inspireren op hun levensweg dan zal zij vooral ‘lichtvoetig’ en ‘relevant’ moeten zijn. Met lichtvoetig bedoel ik, dat de kerk geen topzware organisatiestructuur moet hebben, maar dat zij wendbaar en elastisch moet zijn, inspelend op veranderende situaties en gemakkelijk inspringend op wat op haar weg komt. Ik vergelijk de kerk wel eens met een politieke partij. Daarbij moet je altijd bedenken, dat het idee en het ideaal er altijd eerder zijn dan de organisatie.
Het socialisme als idee was er eerder dan de PvdA en het liberalisme eerder dan de VVD. Maar op den duur kan alle aandacht zo uitgaan naar de organisatie en de structuur en daar kan zoveel tijd en geld in gaan zitten, dat het idee en het ideaal totaal buiten beeld raken. Maar let op (!): de teloorgang van een partij betekent nog niet de teloorgang van het idee en het oorspronkelijke gedachtegoed!
Natuurlijk besef ik ook wel, dat er altijd sprake is van een zekere wederkerigheid, een heen en weer. Je hebt de organisatie ook nodig om het idee en het ideaal te bewaren, maar het idee en het ideaal gaan principieel voorop. En zo kan een organisatie op den duur leeglopen en totaal niet meer functioneel zijn als het gaat om het uitdragen van en vorm geven aan het ideaal.
Dat is voor de kerk ook altijd een kritische vraag: in hoeverre geeft onze kerk nog doorgang aan het idee, aan de idealen van het christendom en het christen-zijn? Moeten deze eerste en fundamentele vragen niet aan alles voorafgaan?
M.a.w.: veel heil en zegen in het Nieuwe Jaar. Ik heb dat op mijn manier enigszins gespecificeerd nu en ik hoop, dat dat in het komende jaar ook leidend zal zijn bij alle mogelijke beslissingen, die er voor ons gemeente-zijn in Meppel aan zitten te komen.
Bij alles wat we in de loop van het jaar gaan doen en ondernemen zullen we a.h.w. terugdenken aan vandaag en aan de STER, die verschenen is. Wie is onze ster en op wie oriënteren wij ons en in hoeverre bepaalt deze ster onze koers?!
Het is vanmorgen – en wat mij betreft nooit – niet de bedoeling om een interessante preek te houden, bijv. over de vraag, wie die wijzen uit het Oosten wel waren. Daar kun je hele beschouwingen over houden en met veel kennis van zaken of zgn. kennis van zaken erover uitweiden, dat we hier niet te maken hebben met drie koningen, maar met een hele karavaan van priesters en hotemetoten uit Parthië, die ge-escorteerd en voor iedereen zichtbaar als een diplomatieke delegatie Jeruzalem binnenkwamen en iedereen was onder de indruk van hun komst en hun rijkdom en uitdossing. Hmm…interessant.
Of wanneer ik zou uitweiden over hoe de sterren ervoor stonden in de periode van rond het jaar nul en dat er inderdaad juist in die tijd bijzondere astronomische verschijnselen zich voordeden en dat iedereen, die een beetje verstand van sterrenkijken had dit wel moest opmerken. En dat het dus helemaal niet zo vreemd was dat deze astrologen elkaar aankeken en zeiden: “Hé, er is vast ergens een koning geboren. Spullen pakken…en we gaan!”
Hmmm…interessant!
We komen niet in de kerk om interessante achtergrondinformatie te vernemen over een voorval, dat rond de jaartelling al of niet heeft plaatsgevonden. Wij zijn hier gekomen en we komen hier telkens weer – want we zijn vergeetachtig en hardleers – om ons leven en ons gemeente-zijn te oriënteren op de ster!
Wie is het ook al weer, die ons de weg wijst? Wat zullen we uiteindelijk doen met al onze kennis, inzichten, bezittingen, talenten? Houden we alles voor onszelf of leggen we alles neer aan de voeten van de pasgeboren Koning? En zingen we dan misschien zachtjes: Neem mijn leven, laat het, Heer, toegewijd zijn aan uw eer?
Zijn we bereid om van ons paard of onze kamelen af te komen en te bukken als we de deur van de stal of het huis binnengaan? Realiseren we ons ineens, dat de ster aan de hemel deze ster op de aarde is? Dat dit geboren Kind als een komeet de hemel heeft verlicht en als een vallende ster onder ons is verschenen om ons te verlichten en de weg te wijzen?
We gaan een nieuw jaar in en laten we daarbij steeds beseffen, dat we onderweg zijn en dat de Ster ons voorgaat en dat wij de Ster zullen volgen. Op dood en op leven, op hoop van heil en zegen! Hebt u het opgemerkt? Vanmorgen hadden we een ster op de kansel!
Een Nieuwjaarsgebed
Een Nieuwjaarsgebed
Matthew Distefano, een Amerikaanse theoloog in Californië, heeft op het Patheos.com-blog een Nieuwjaarsgebed geplaatst, dat ik in vertaling graag wil doorgeven. Als een nieuw jaar begint kun je van start gaan met goede voornemens en één daarvan kan zijn, dat je dagelijks of wekelijks – of in ieder geval van tijd tot tijd – dit gebed leest, zegt of prevelt en er ook naar probeert te handelen. “Feel free to make it your prayer”.
“Laat mij er op ieder moment in het jaar voor open staan om Uw genade te ontvangen.
Wanneer ik afdwaal, laat uw ontferming dan als een warme douche over mij komen.
Wanneer ik haatdragend ben jegens mijn broeders en zusters, laat mij dan spijt hebben van mijn verkeerde gezindheid.
Wanneer anderen zich zo tegenover mij opstellen, laat mijn mond dan overlopen van vergevingsgezindheid .
Laat mij op ieder moment van het jaar openstaan voor uw liefde.
Als ik tekort schiet in liefde, moge uw ontferming mij dan vervullen.
Wanneer ik te weinig liefde opbreng voor mijzelf en voor mijn medemensen, laat mij dan mijn hart openstellen, zodat uw liefde bij mij kan binnenstromen.
Wanneer anderen hun liefde jegens mij niet kunnen tonen, moge (de) goedheid dan vanuit mijn diepste innerlijk op hen afstralen.
Laat mij er op ieder moment in dit jaar voor open staan om uw vrede te ontvangen.
Als ik met mezelf overhoop lig, moge uw zachtmoedige Geest mij dan vertroosten.
Als ik met anderen overhoop lig, laat mij dan zoveel zelfbeheersing hebben, dat mijn manier van doen erdoor verandert.
Wanneer anderen met mij overhoop liggen, moge goedheid dan alles en iedereen omringen.
Laat mij op ieder moment van dit jaar openstaan voor de vreugde in U.
Als ik boos ben, wilt u mij dan leren rustig te gaan ademen.
Als ik ruzie of woorden heb met anderen, laat mij dan vriendelijk zijn en vervuld met empathie.
Wanneer anderen ruzie zoeken met mij, laat ‘shalom’ dan mijn alles zijn.
O God, hoor mijn gebed en ontferm U over ons allen. Amen”.
In de binnenkamer
Overdenking gehouden in het 2e gedeelte van de Kerstnachtviering 2017. Het eerste deel “In de voorhof” bestond uit lezingen (in het Drents), samenzang en muzikale en dichterlijke ‘performances’, terwijl het tweede deel “In de binnenkamer” een meer meditatief-liturgisch karakter droeg.
En Maria bewaarde al deze dingen (woorden) in haar hart en bleef er over nadenken… (Lukas 2)
In de binnenkamer
Als Maria een beetje bijgekomen is van de bevalling en nadat Jozef nogal onhandig het kindje in doeken had gewikkeld – Maria moest er een beetje om huilen en lachen tegelijk: het leek wel een mummie – en nadat de herders hun wat zweverige verhaal hadden verteld, iets over verschijningen en lichtflitsen – allemaal een beetje vaag, vond Maria – en nadat zij weer waren teruggegaan naar hun velden en schaapjes, toen begon Maria alles nog eens te overwegen in haar hart.
Deze overdenking is a.h.w. een poging om daar wat dichterbij te komen. Dat we proberen Maria te volgen in haar gedachten en overwegingen.
Lukas, die op zijn manier ons dit verhaal verteld heeft – niet als een historicus of journalist, maar als een evangelist – gebruikt hier een uitdrukking, die hij ook al eerder heeft geopperd, namelijk dat zij ‘deze dingen, deze woorden bewaarde en erover bleef nadenken’. Datzelfde vertelt Lukas namelijk ook bij het prille begin, wanneer Maria verteld wordt, dat zij zwanger zal worden. Dat was ook allemaal een beetje vreemd en onnavolgbaar en ook dan bewaart Maria dat in haar hart en zij blijft erover nadenken.
Dat bewaren is als het bewaren van een geheim. Het is iets puur van jezelf, je kunt er eigenlijk niet over praten met anderen. Het is haar levensgeheim en als ze er iets over wil zeggen dan zingt zij erover.
Dat bewaren is ook een soort ‘bewaken’, er de wacht over houden, zoals de herders deden over hun kudde, zo houdt Maria de wacht over wat er allemaal gebeurd en gezegd is. Dat moet je a.h.w. in een doosje doen, een soort schatkistje, waarin je al je herinneringen bewaart. Die gaan van het begin af aan, van de eerste aankondiging, via alle stadia van haar zwangerschap: zo ging het kind in haar te groeien. Totdat zij het niet meer bij zich kon houden, het werd al groter en groter en zo ligt haar kind nu in de voederbak als in een bewaarkistje. Maar het kind bewaart ze vooral in haar hart, in haar binnenkamer. Dit kind is als God voor haar.
Zij blijft er maar over nadenken. Lukas schrijft eigenlijk, dat zij alles ‘bij elkaar werpt’, alle gedachten, alle gebeurtenissen, alle woorden, alle ideeën, - alle ingrediënten voegt zij bij elkaar en dan ziet zij zichzelf en haar kind worden tot een ‘symbool’ (dat is precies het woord, dat Lukas hier gebruikt nl. ‘sym-balloo’ = samen-werpen, bijeenbrengen)!
Maria nodigt ons uit om alles nog eens op een andere manier te bekijken en te overwegen. Dat we meer oog en oor krijgen voor de symbolische betekenis en waarde van het kerstfeest, dat wij moeder en kind als symbolen zien van geborgenheid en zorg. De geboorte van een kind, het meest kwetsbare en meest hoopvolle moment van ieders leven.
De hele situatie daar in Bethlehem is als een symbool van onze alledaagse werkelijkheid, grauw en bedreigd, zoals mensen op de vlucht zijn, geen plek vinden…, maar een kind wijst de weg naar de toekomst. Dit kind spoort later grote mensen aan om zelf te worden als een kind. Hij is het, die zelf geen steen heeft om zijn hoofd op neer te leggen, die mensen uitnodigt om Hem na te volgen door het op te nemen voor wie vergeten wordt en niet in tel is en dat je met je eigen miezerige kracht toch in staat bent bergen te verzetten. Noem het geloof, noem het hoop, al is het maar klein en onopvallend.
Ik hoop, dat we de geboorte van dit kind en van ieder kind altijd als een symbool blijven zien, als het begin van een verandering, een andere tijd begonnen.
En dat we ons niet laten afleiden door wat er van gemaakt is en van gemaakt wordt, dat wanneer je struikelt over de kerstversieringen en door de kerstbomen het bos niet meer ziet, dat we kern niet uit het oog verliezen, maar zoals Maria die altijd blijven bewaren en bewaken in ons hart. Anders wordt het, zoals ik onlangs hoorde van dat al wat oudere echtpaar, dat over een feestelijke kerstmarkt liep en zij vergapen zich aan alle mooie snuisterijen, die er te koop zijn en hij staat vaak geduldig te wachten en zijn vrouw wil bij iedere winkel naar binnen en op een gegeven moment zien zij ook een aankondiging van een kerkdienst en op een flyer lezen ze ‘A babe is born’. “Het moet toch niet gekker worden”, zeggen zij tegen elkaar, “zij halen tegenwoordig Jezus ook overal bij…”
Ik wens u allen een vrolijk en meditatief Kerstfeest!
Enige troost
Preek gehouden op de 1e zondag van Advent 3 december 2017 in de Oude Kerk n.a.v. Jesaja 40: 1-11
Enige troost
De adventstijd en de tijd van de ballingschap hebben wel iets van elkaar weg: in beide gevallen is er sprake van duisternis en van uitzien naar licht en verkwikking. We bevinden ons in een donkere ruimte, geen opening naar buiten, geen licht dringt naar binnen.
Dan is er ineens deze profeet, Jesaja II, die niet zozeer zelf het woord neemt, maar een Stem hoort. Hij wordt aangesproken. Het is alsof onverwacht de deur naar buiten opengaat en het licht als een vloed de duisternis opheft.
Wij staan ineens in het volle licht en de profeet krijgt te horen, dat hij moet troosten. Al die mensen in die donkere ruimte moet hij troosten en al die mensen moeten ook leren troosten. Dat zegt die Stem van de roepende.
Maar wat valt er te troosten dan? Wat is er aan de hand dan?
Nou, als we hoofdstuk 40, het 1e deel, tot ons laten doordringen dan komen we precies tegen, hoe onze situatie is: niet alleen van die mensen toen in de ballingschap, maar evengoed van ons in deze tijd.
Ik wil proberen het in een paar trefwoorden samen te vatten: er is een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid. Er is een besef van schuld, spijt en schaamte. En er is ook de ervaring van tijdelijkheid en vergankelijkheid.
Soms zeggen mensen wel eens: in de kerk gaat het altijd over zonde en schuld, dood en vergankelijkheid. O ja, ik geef meteen toe, dat ik die kritiek ter harte neem en mij plaatsvervangend schaam voor alle overaccentuering en misbruik van deze thema’s : er is veel te veel gebabbeld en gezwijmeld over deze onderwerpen en ze zijn als een last op de schouders van de mensen gelegd. Maar ik zie het eerder zo, dat het ter sprake brengen van deze thema’s bij het aanduiden van onze situatie, van ieder mens, behoort. Het betreft een constateren van een werkelijkheid, waaraan iedereen deelneemt. Zo zit de wereld in elkaar, zo beleven wij die en niemand ontkomt daar aan. Zoals wanneer je bij de dokter komt en je vraagt: kunt u mij zeggen wat mij mankeert? Kunt u de diagnose stellen?
Als we er dan zo aan toe zijn – of we dat nu dagelijks beseffen of niet, of we er vaak of weinig bij stilstaan, dat doet er allemaal niet toe, feit is dat we vroeg of laat tegen onze vergankelijkheid oplopen, dat we inzien, dat we fouten hebben gemaakt of tekort geschoten zijn – als we er dan zo aan toe zijn, is er dan nog hoop, of is er ook enige troost? En wat is dat dan?
Als je opgedragen wordt om te troosten dan sta je wel met lege handen en een mond vol tanden, toch? Mensen zien er tegenop om op bezoek te gaan bij iemand, die ziek is of die een zwaar verlies heeft geleden. “ik weet niet wat ik moet zeggen”, hoor je dan. Misschien moet je wel niks zeggen en gewoon er-zijn.
Wij denken vaak, dat troosten allereerst een ‘verbale’ activiteit is, dat we iets moeten zeggen. Maar ik denk, dat troosten meer een doe-woord is dan een zeg-woord.
Als we het Nederlandse woord ‘troosten’ wat preciezer bekijken zou je kunnen zeggen, dat het te maken heeft met ‘tot rust brengen’. Iemands hart is onrustig in hem, hij of zij mist een middelpunt en rustpunt en de gedachten en gevoelens schieten alle kanten op. Het is een hele troost en opluchting als je onrustige hart rust vindt, uiteindelijk in God, zoals Augustinus ervaren heeft, toen hij kon zeggen: mijn hart is onrustig in mij totdat het rust vond in God.
Daar heb je vaak de ander bij nodig. Het is daarom niet voor niets dat we in andere talen het woordje ‘con’ (samen met) terugvinden in het woord troost en troosten. Het Franse ‘consolation’: daarin zit ‘solo’ – ‘alleen’ en ‘con’ – samen met. Samen het alleen-zijn volhouden. Je voegen bij de eenzame en samen de situatie uithouden. Dat is troosten. Dat is troost ervaren.
‘Comfort’ in het Engels: dat betekent letterlijk ‘samen sterk zijn’. Dan ben je bij de ander om hem te ondersteunen en er samen tegenaan te gaan. Dankzij die hulp van de ander wordt het leven weer comfortabel en kun je weer verder.
In het Hebreeuws heeft ‘troosten’ te maken met weer op adem komen, weer lucht krijgen. Het leven maakt je soms kortademig, je rent en je vliegt en je raakt buiten adem. Dan is er iemand die zegt: doe nu eens rustig aan en kom op adem.
Allemaal vormen van ‘troosten’. Troosten is niet verdoezelen en verzachten of het leed ongedaan maken, maar het is eerder het samen uithouden, er samen doorheen komen. En dan komt er weer licht in de duisternis. Er gaat een deur open. Er blijkt toch weer een weg vooruit te zijn. Wat een onbegaanbare en doodlopende weg leek blijkt toch een begaanbare weg te zijn. Een weg, die God zelf voor ons baant.
Zie je het al gebeuren? Het eerste lichtje is al ontstoken. De eerste woorden zijn al geroepen en de stem om uit je benauwde situatie tevoorschijn te komen is al gehoord. Nu zullen we ook op weg gaan, niet alleen getroost worden, maar ook zelf troosten. Laat de kerk een plek zijn waar mensen op adem kunnen komen en vertroost worden. Maar laat het ook een troost-fabriek zijn, waar mensen geïnspireerd worden om erop uit te gaan, de wijde wereld in of de ogen open te hebben voor het leed en de leegte vlakbij en er te zijn, met een luisterend oor en een daadkrachtige hand! En ja, daar hoort een ‘bakkie troost’ ook bij.
Heel gewoon en alledaags, maar zo eenvoudig en diepzinnig kan troosten zijn!
Wederkomst. Hoe? Zo!
WEDERKOMST: HOE? ZO!
Ik ben helemaal klaar met die eindtijd-profeten, die allerlei data prikken waarop de wereld vergaat, dat gebaseerd zou zijn op enkele duistere bijbelteksten, waar ze een paar ondoorzichtige berekeningen op loslaten, waarin ook de maan en de sterren nog een rol spelen, gemengd met nog wat ‘oude koek’ van vroeger om het geheel op smaak te brengen, ja daar word ik nou werkelijk onpasselijk van en boos over!
Eerlijk gezegd weet ik niet wat het ergste is: het feit dat dit soort voorspellingen voortdurend onder de aandacht wordt gebracht of dat zoveel christenen er steeds weer intrappen.
Wat het sowieso aanricht is, dat het aan iedereen, die nog nooit de Bijbel heeft gelezen, in elk geval bewijst, dat het wel een heel ondoorgrondelijk boek moet zijn en blijkbaar vol staat met niet-uitgekomen profetieën.
Hoe je er ook naar kijkt: deze eindtijd-profetieën over het einde van de wereld, zogenaamd gebaseerd op de Bijbel, zorgen ervoor, dat men gaat denken, dat christenen niet helemaal goed snik zijn en dat de Bijbel een nogal onbetrouwbaar boek is.
Waarom zou iemand überhaupt nog luisteren naar iets wat door christenen naar voren wordt gebracht? Als zij niet eens in staat zijn om hun eigen heilige boek te verstaan, hoe zouden zij dan mijn leven kunnen begrijpen of mij kunnen helpen bij mijn problemen of hoe zouden zij mij kunnen leiden tot iets wat men ‘de waarheid’ zou kunnen noemen?
Dit gezegd zijnde, heb ik jullie allen iets te zeggen:
Jezus komt vandaag terug! Ja, ik meen het echt! Vandaag zal Jezus zich bekend maken als Heer en zich bekend maken aan de wereld. Alle knie zal zich buigen, als zij Hem zien. Iedere tong zal Hem belijden, als men zijn stem hoort. Ieder hart zal als was smelten, wanneer men zich realiseert, dat men zich bevindt in de aanwezigheid van de Ene!
Zijn Koninkrijk zal neerdalen vanuit de hemel. Zijn heerschappij en macht zullen niet eindigen. Jezus keert vandaag terug. En ik zal u zeggen, hoe: jij en ik, wij zijn de dragers van zijn aanwezigheid!
Zijn Geest leeft en ademt in een ieder van ons. Over de hele wereld zijn er miljoenen mensen zoals wij, ook vandaag, juist vandaag!
Wie in Christus is doet niet alleen de dingen, die Jezus ook deed – de hongerigen voeden, de zieken verzorgen, opkomen voor de onderdrukten – maar zij zullen zelfs méér doen dan dat.
Zoals onze vijanden liefhebben en bidden voor wie ons haten. Zoals vergeven wie ons onheus bejegend hebben en hen en onszelf bevrijden uit de gevangenis van pijn en spijt.
Zoals onze naasten dienen en de omvormende liefde van Jezus laten zien op alle mogelijke manieren.
Als mensen, die Jezus niet kennen dit soort (van) liefde zien, dan zien zij Hèm en zij zullen zich gewonnen geven aan zijn genegenheid.
Als mensen, die nog nooit vergeving ervaren hebben worden bevrijd van schaamte en schuld, dan ervaren zij Zijn aanwezigheid en zij worden vervuld van blijdschap.
Als mensen, aan wie altijd verteld werd dat zij geen liefde en meeleven verdienen, plotseling en onverwacht worden ondergedompeld in en verzadigd met de liefde van Christus, die hoger, breder, hoger en dieper is dan ooit iemand kan bevatten, dan weten zij, dat Jezus is teruggekomen om hen te verlossen.
Jezus komt vandaag terug! Als je geluk hebt vang je een glimp van Hem op. Indien niet, dat is ook goed. Want ook morgen zal Hij terugkomen. Maar hoe dan ook, zorg dat je niet achterblijft!
(vertaling van Keith Giles’ artikel op www.patheos.com )
Keith Giles is the author of several books, including the Amazon best-seller “Jesus Untangled: Crucifying Our Politics To Pledge Allegiance To The Lamb.”
Voltooid toekomstige tijd
Overdenking gehouden op Eeuwigheidszondag 26 november 2017 in de Protestantse Gemeente te Steenwijkerwold n.a.v. Deuteronomium 34
Voltooid toekomstige tijd
Vandaag in het bijzonder herinneren wij ons als de dag van gisteren, dat wij afscheid moesten nemen van onze geliefde dode. Iemand van wie we hielden, met wie we optrokken: een moeder of vader, een echtgenoot of maatje, een kind, misschien. Zij gaan aan ons voorbij in gedachten en wij herinneren ons hun namen en gezichten, …en zoals op de dag van hun uitvaart zullen wij ook vandaag hun namen noemen: om niet te vergeten, onvergetelijke mensen. Voltooid verleden tijd. Maar kun je eigenlijk wel spreken van een voltooid leven?
Ik denk, dat zelfs het meest gevulde, succesvolle, dienstbare en gewaardeerde leven niet af is. Ook het leven van Mozes was niet af. En dat wordt ons verteld tot onze troost. Mozes, de man Gods, kon terugblikken op een bijzondere staat van dienst, een CV die klonk als een klok: opgevist uit het water van de Nijl kwam hij in hogere kringen terecht en wist hij zich op te werken tot projectontwikkelaar, van het project Exodus. Hij was ervan overtuigd dat het zijn roeping was om het slavenvolk te bevrijden vanonder de knoet van de farao. En met veel kunst- en vliegwerk heeft hij met Gods hulp dit project ontwikkeld en uitgevoerd en dat volkje van slaven in beweging gekregen en dwars door de Zee heeft hij ze geleid de woestijn in en er doorheen, in de richting van het land van belofte. Een onmogelijk project was en is het en nu, aan het einde van de rit, staan ze op de drempel, op de drempel van het beloofde land. Zó naar uitgezien, zó naar toe gewerkt en zó naar toegeleefd… en wat zou het een kroon op zijn carrière zijn geweest, als Mozes nu met trompetgeschal de Jordaan had kunnen oversteken en de vlag van het slavenvolkje op de top van de berg Sion had geplaatst. “Nee, Mozes, je zult er niet binnengaan, maar je mag het wel zien”.
Een tegenvaller, een oneerlijk tegenvaller, vinden wij. Er is natuurlijk gezocht naar redenen, waarom hij er niet mocht binnengaan. We willen altijd graag weten: waarom dan niet? En we zeggen tegen elkaar: Als hij er niet komt, wie dan wel? Er mankeert aan iedereen toch wel wat, dus waarom dan letten op zo iets kinderachtigs als dat hij tegen een rots had geslagen in plaats van gesproken? En nog meer van zulke futiliteiten. Maar er is geen antwoord, geen verklaring. Wat er wel is, dat is dit verhaal!
En Mozes klimt de berg op om te sterven. Sterven lijkt wel een afgang, maar hier horen wij dat het vooral een opgang is! Hij heeft er vrede mee, uiteinde-lijk. Misschien is het nog te vroeg om het nieuwe land te betreden. Misschien heeft Mozes ook wel gezegd: “ik wil niet als eerste en ook niet zónder mijn volk. Ik wacht hier wel, totdat iedereen binnen is”, zoals Jezus ook later zei, dat hij de vrucht van de wijnstok niet zal gebruiken, totdat het Koninkrijk Gods voltooid is en God zal zijn alles in allen.
Maar de Heer liet het hem wel zien. Vóórdat hij stierf en zijn ogen nog helder waren? Of was het zo, dat hij het zag, terwijl de Here God hem de ogen dicht drukte? Dat hij toen zag, Sion mijn vaderhuis, mijn moederstad?! Of was het dat hij het zag, toen hij gestorven was en begraven, dat hem aan de andere zijde een licht opging en zie, hij zag het land van louter licht, waar heil’gen heersers zijn?
Er wordt verteld, dat Mozes niet alleen het nieuwe land zag, maar óók de toekomstige geschiedenis – hoe vreemd die term ook mag klinken, hij zag a.h.w. de voltooid toekomstige tijd: ja, hij zag Jozua de Jordaan overtrekken en de muren van Jericho zag hij omvallen en koning David zag hij heersen in Jeruzalem en de tempel gebouwd worden en hij zag nog verder en hij zag de wegvoering naar Babel en hij zag de terugkeer naar Sion en zij juichten als degenen, die dromen. En hij zag een man in de woestijn en een andere man, die er bij kwam staan en die zei: ik wil door jou gedoopt worden en dat gebeurde in de Jordaan, de rivier die hij met een gebroken oog voor zich zag. En hij zag die man het land rondtrekken en ineens zag hij ook zichzelf met hem in gesprek, hoog op een berg en hoe hij daarna afdaalde en dat die vreemde man afdaalde en uiteindelijk zijn leven gaf, aan het vloekhout van de schande – en hij zag een tuin van licht en lente en zie: diezelfde mens leefde, zoals ook hijzelf leefde, hoewel hij gestorven was. En hij zag Hem gaan met de wolk en komen met diezelfde wolk en Mozes was ook zelf helemaal in de wolken. Dat zag hij allemaal en nog veel meer, voordat hij stierf of terwijl hij de ogen sloot of nadat hij gestorven was. De tijd stond stil, het was een ‘eeuwig Nu’ geworden!
En dan krijgen we tenslotte te horen, dat Mozes daar op die berg begraven wordt. Door God zelf, zo vullen de rabbi’s aan. Een werk van barmhartigheid waar de Here God zich niet voor schaamt. En wat kan een mens zich nu beter wensen dan dat de Eeuwige en Verhevene de uitvaartleider is van je begrafenis of crematie, want hij is de Alpha en de Omega; hij staat aan het begin en is er aan het einde. Zo staat Hij bij het biezen mandje op wacht en Hij dekt Mozes toe, met een kus van innige vriendschap: slaap zacht, mijn kind… en leef!
Tooi je feestelijk!
Overdenking als korte inleiding op de Cantate “Schmücke dich, o liebe Seele” van J.S. Bach (BWV 180) op zondag 12 november 2017 in de Grote of Mariakerk te Meppel n.a.v. Hooglied 5: 2-6a en Mattheüs 22: 9-12
Tooi je feestelijk!
“Schmücke dich, o liebe Seele”. Met deze vreemde, wonderlijke oproep begint deze cantate van Bach. In de aangereikte vertaling klinkt het als “Tooi je feestelijk, o dierbare ziel”. Maak je op, maak je mooi, doe je zondagse pak aan, want er staat iets bijzonders te gebeuren.
Maar wie zegt dat tegen mij? Nou, dat ben ik zelf! Of ‘mijn ziel’, ‘mijn lieve ziel’. Ik ben het zelf die mijzelf aanspoor om mij gereed te maken voor de ontmoeting met mijn Heer, die tevens mijn Geliefde is en die ik zal ontmoeten bij de viering van het Heilig Avondmaal. Niemand anders, anders niemand!
Van tijd tot tijd viert de gemeente het Avondmaal en in verschillende tijden is dat verschillend gevierd en beleefd. Bach had in zijn tijd te maken met het opkomende lutherse piëtisme, waarin alle aandacht uitging naar de wijze, waarop de gelovige deelnam aan de maaltijd. Deze cantate roept a.h.w. te binnen, waar je aan moet denken, als je deelneemt aan de viering van het Avondmaal. Realiseer je je wel voldoende, dat er een ontmoeting plaatsvindt met Jezus, die je niet alleen belijdt als je Heer, maar ook als je Geliefde? In de eerste aria wordt dat n.a.v. een passage uit het Hooglied naar voren gebracht. Het is een prachtig voorbeeld van de piëtistische bruidsmystiek, waarbij de gelovige ziel en Christus zich verhouden als en met elkaar omgaan als twee geliefden, die naar elkaar verlangen, lieve woordjes uitwisselen en uiteindelijk in een soort mystieke eenheid in elkaar zullen verzinken. En al is de teneur van de tekst soms ernstig en aansporend, Bach laat de muziek eromheen dansen en springen, want hij componeert zijn cantate a.h.w. op het ritme van de kloppende harten van de geliefden.
Het mooie van het piëtisme is, dat het de gelovigen probeert alert te maken op het bijzondere van het Heilig Avondmaal en het probeert hen aan te sporen zich daarop voor te bereiden en er jezelf voor klaar te maken.
Maar deze goed bedoelde aansporingen kunnen er ook toe leiden, dat teveel aandacht uitgaat naar de deelnemers en dat het geschenk-karakter van de Maaltijd uit het oog verloren wordt. De gelovige deelnemer wordt een vrome deelnemer, de arme tollenaar wordt een rijke jongeling of vrome farizeeër, die zichzelf heeft opgewerkt tot een waardige deelnemer.
Daarom krijgt ook de gelijkenis van het koninklijke feestmaal nog even alle aandacht. Daarin gaat alle aandacht uit naar de mensen, die je niet zou verwachten aan de Tafel van de Heer: de randfiguren en de zelfkant van de samenleving, de echte zondaars en tollenaars, het tuig van de richel en de mensen, die niet in tel zijn: zij mogen allemaal meedoen en krijgen een ereplaats aan de Tafel.
Vaste en gereserveerde plaatsen zijn er niet. Het Koninkrijk Gods is één en al dynamiek. Wie denkt: ik ga me zus en zo voorbereiden en mezelf verzekeren van een goed plekje, die komt bedrogen uit, want zijn eigen opsmuk wordt doorzien als een al te doorzichtig bruiloftskleed.
Wat werkelijk telt is niet mijn geloof, mijn mijzelf opgelegde verplichtingen en bij mijzelf opgewekte gemoedstoestanden, maar de eigen existentiële armoede, de lege hand, die gevuld wordt met de goedheid van God, die zichtbaar en tastbaar wordt in de gaven van brood en wijn.
Loon naar werken?
Overdenking op de Dankstond voor gewas en arbeid (1 november 2017) n.a.v. Deuteronomium 24: 14-15 en Mattheüs 20: 1-16 in de Oude Kerk te Meppel
Loon naar werken?
Op de dankstond staan we stil bij wat wij hebben, bij wat we hebben ontvangen. En we realiseren ons, dat het ons geschonken is, ook al hebben we er hard voor gewerkt en kan ons loon ook als verdienste aangemerkt worden.
Maar de dankstond wil onze blik vooral richting het ontvangen sturen, ons eraan herinneren, dat ons hele leven een geschenk is en dat maakt ons mild en vrijgevig, hartelijk en dankbaar tegelijk.
De twee lezingen van vanavond gaan eigenlijk allebei over het ontvangen van loon. Bij de eerste lezing gaat het erover, dat men geen loon ontvangt of veel te laat. En bij de tweede lezing over het teveel ontvangen van loon, althans dat vindt een bepaalde groep. Zij vinden dat zij meer hadden moeten ontvangen dan de anderen. Het gelijkheidsbeginsel stond hun niet aan…
In het oude Israël was al het besef aanwezig, dat er in de arbeidsverhoudingen sprake was van rechten en plichten. De werknemer verplicht zich om arbeid te verrichten voor de werkgever en de werkgever verplicht zich om daarvoor loon uit te betalen. Maar de werkgevers waren machtiger en konden zich gemakkelijk aan hun verplichting onttrekken, zodat de arbeider aan het kortste eind trok. Vakbonden bestonden niet en opstanden waren levensgevaarlijk en hadden weinig kans van slagen, dus bleef er voor de arbeider weinig over dan hopen op clementie van zijn baas, dat hij op een goede dag wel zou overgaan tot uitbetaling van zijn loon. In vele delen van de wereld gelden nog steeds deze verhoudingen. Soms komen verhalen daarover naar buiten, zoals bijv. toen dat stadion in Quatar gebouwd werd: duizenden arbeiders uit andere landen waren daarheen gekomen om te werken, maar na maanden waren ze nog steeds niet uitbetaald en de werk- en leefomstandigheden waren erbarmelijk.
Bij wie vinden deze mensen steun en begrip? Is er iemand, die het voor hen opneemt? Wel, uit de oude geschriften van het Eerste Testament horen wij, dat God hun pleitbezorger wil zijn. In zijn aanwijzingen voor een leefbare samenleving gebiedt Hij om het loon van de dagloner niet achter houden en ieder te betalen wat hem of haar toekomt, ook de vreemdeling, de asielzoeker, die eenvoudige klusjes doet of die als hoger opgeleide professionele arbeid verricht: geen onderscheid maken: ieder heeft recht op zijn of haar loon. Houd het niet achter, houd het niet in, zegt de HEER!
Dat is het begin van sociale wetgeving en het is natuurlijk een schande, dat het in Europa zo lang geduurd heeft, voordat de kerken inzagen, dat hier werk aan de winkel was. Opkomende bewegingen als het socialisme en het communisme hebben die lacune opgevuld en opgepakt en pas later kwam ook de kerk schoorvoetend in beweging en leverde ook zij haar aandeel en bijdrage.
In de gelijkenis over het Koninkrijk Gods wordt ons verteld, dat het in onze werkelijkheid heel anders zou moeten toegaan dan doorgaans het geval is. Onze maatschappij is gebaseerd op ‘ieder het zijne’ en volgens de principes van de gelijke en evenredige verdeling. Je wordt per uur betaald en als je 10 uur werkt krijg je 10x zoveel als wanneer je 1 uur werkt. Simple like that…
In de gelijkenis, die Jezus vertelt, krijgt iedereen evenveel. Degenen, die lang gewerkt hebben en onder moeilijke omstandigheden, krijgen evenveel als degenen, die later kwamen aankakken en alleen maar hadden geholpen om de laatste rommel op te ruimen. Da’s toch niet eerlijk…?
Naar onze economische inzichten en naar onze maatstaven van gelijkberechtiging niet, maar in het Koninkrijk Gods geldt de maatstaf van de overvloed, van de gelijkheid en van het gratuite! Iedereen evenveel, want alle loon is genadeloon. Of je kunt zeggen: niet alleen de arbeid wordt betaald, ook het er-zijn, ook het werkloos staan op de markt, ook het buiten je schuld werkloos-zijn, het niet aangenomen worden, omdat je te oud bent of niet goed opgeleid of wat ook maar…ook dat wordt (allemaal) uitbetaald. Uiteindelijk heeft iedereen zijn dag gevuld, zijn dag gewerkt of gewacht op werk, ieder heeft moeten eten en was verantwoordelijk voor zijn of haar gezin…daarom kregen allen hetzelfde!
In de Bijbel zie je de contouren van een rechtvaardige samenleving voorzichtig uitgetekend, waarin een basisinkomen voor iedereen tot de mogelijkheden behoort, maar in de werkelijkheid van alledag, waar de harde wetten van de economie en de berekeningen van de instituties de doorslag geven, kan het nog maar moeilijk landen.
Maar in de kerk blijven we er over dromen, om bidden en over zingen en soms proberen wij er ook iets van uit te voeren, op kleine schaal of liturgisch in de viering van de Maaltijd, waarin er voor iedereen hetzelfde is en voor iedereen genoeg.
Reformatieherdenking 31 okt. 2017 in Meppel
Twee korte inleidingen tijdens de 500-jaar Reformatieherdenking in de Grote of Mariakerk te Meppel op 31 oktober 2017, waarin ook de Grote Orgelmis van J.S. Bach werd uitgevoerd door Mannes Hofsink en de Cantorij van de Prot. Gem. te Meppel
Luther over de Tien Geboden
In het afgelopen jaar zijn verschillende aspecten van de betekenis van de Reformatie en de plaats van Luther daarin belicht. Het ging allereerst om de hervorming van de kerk, maar op den duur had de reformatorische beweging ook invloed op de politiek en de economie, op de wetenschap en de cultuur.
En een belangrijk aspect dat vanavond bijzondere aandacht vraagt is de muziek, de kerkmuziek. Maar ook de muziek staat weer in een bepaalde context, namelijk die van de kerk en de liturgie. En nog weer breder geplaatst zou je kunnen zeggen, dat de muziek en de liturgische gezangen gericht zijn op ‘Erziehung’: het gaat uiteindelijk om de vorming en de opvoeding van het volk van God onderweg, levend op die en die plaats en in die en die tijd.
Luther was dus ook vooral een opvoeder en zo schreef hij voor de kinderen een Kleine Catechismus, dat de ouders moesten gebruiken bij de opvoeding van hun kinderen.
Dat kleine leerboekje begint met een bespreking van de Tien Geboden. De kinderen moet van jongs af aan een moreel besef aangeleerd worden of het moet gevormd worden naar de geest van de Tien Geboden.
De kinderen moeten de tekst uit het hoofd kennen en op den duur zullen zij ook de betekenis ervan gaan begrijpen en ernaar handelen. Dat is de bedoeling ervan. Of de praktijk altijd zo overeenkwam met de theorie laat zich raden…
Het is eigenlijk heel bijzonder, dat de Reformatiebeweging in de breedste zin van het woord, de Tien Geboden zo prominent naar voren heeft gehaald. In veel protestantse kerken hangen de uitgeschreven Tien Geboden op metershoge borden bij de ingang van de kerkruimte. De kerk is de ruimte waar je leert te leven, zoals God het wil.
In de kleine Catechismus begint Luther dus met de bespreking van de Tien Geboden en nadat hij het gebod heeft uitgeschreven vraagt hij telkens aan de kinderen ‘en wat betekent dat?’ En dan volgt een korte uitleg van de bedoeling van het gebod.
Als hij alle geboden is langsgelopen volgt een indringende waarschuwing om ook zo te handelen, anders kan de toorn van God over je ontsteken, maar wie zich aan de Geboden houdt heeft niets te vrezen.
Luther komt zo toch wel op ons over als een oude, strenge didacticus en zijn ontdekte idee van de overvloeiende genade van God lijkt ineens het zwijgen opgelegd te zijn. Maar laten we over ons hart strijken en zeggen: Luther had het beste voor met de kids en hoopte dat een strenge dreiging iedereen op het goede pad bracht of hield. Want daar ging het om!
Luther over Het Onze Vader
In het 3e onderdeel van zijn Kleine Catechismus bespreekt Luther de betekenis van het Onze Vader, het gebed dat Jezus zijn leerlingen geleerd heeft om te bidden. De bespreking van de inhoud van het Onze Vader komt iets uitvoeriger uit de verf dan dat van de Tien Geboden. Maar de aanpak is ongeveer hetzelfde. Eerst wordt een bede uitgeschreven en dan wordt gevraagd: wat betekent dat en dan komt er meestal nog een vervolgvraag, een soort extra uitleg op de reeds gegeven uitleg.
Wat opvalt is, dat Luther het gebed betrekt op degene, die bidt. Bidden is geen magie, maar verandert vooral de bidder. Hij of zij leert op die manier anders naar de werkelijkheid te kijken en ervaart die anders dan wanneer men niet zou bidden.
Bijv. het gebed om het dagelijks brood betekent niet dat alleen degenen, die bidden om dagelijks brood dat ook daadwerkelijk zullen ontvangen. Nee, zegt Luther, God geeft dagelijks brood aan alle mensen, inclusief de grootste booswichten. Maar het gebed leert ons om datgene wat wij ontvangen te aanvaarden uit Gods hand en met dankzegging. Het heeft weliswaar de vorm van een vraag, maar het is in wezen een dank.
Wat wordt eigenlijk bedoeld met ‘dagelijks brood’ en dan komt Luther met een hele waslijst van dagelijkse behoeften, te beginnen met ‘vlees’ (blijkbaar een typisch Duitse levensbehoefte – Bratwurst – daarop zou nog wel wat af te dingen zijn, meen ik), maar dan volgen nog: drinken, kleding, schoenen, een huis, een plek om te wonen, en een ruimte daar omheen, kortom genoeg ruimte om er een kudde dieren op te houden, geld, goederen, een vrome vrouw (of man), vrome kinderen, vrome bedienden, vrome en betrouwbare bestuurders, een goede regering, goed of mooi weer, vrede, gezondheid, een zekere orde en regelmaat, een zekere status, goede vrienden, betrouwbare buren e,d,
Kortom, al het dagelijkse weet Luther toch in het licht van Gods Koninkrijk te plaatsen en dan is geloven geen privé-aangelegenheid voor de zondag, maar een publieke zaak voor iedere dag.