Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

zondag, 29 oktober 2023 19:00

Luthers ontdekking opnieuw verstaan

Overdenking gehouden in de Catharijnekerk te Heusden op zondag 29 oktober 2023 om samen met de Evangelisch-Lutherse gemeente en haar voorganger Ds. Louisa Vos Hervormingsdag te gedenken en te vieren (n.a.v. Romeinen 3: 21-28)

 

Luthers ontdekking opnieuw verstaan

 

Luther leefde in een tijd, waarin God, geloof en kerk vanzelfsprekend waren. En zijn zoektocht en ontdekking werden bepaald door die situatie. Van een wanhopig mens werd hij een blij mens, van een opgejaagd mens werd hij een stabiel mens. Van een slaafs mens werd hij een vrij mens.

Kunnen mensen in de 21e eeuw daar nog iets van snappen? Luthers worsteling met God en zijn vragen over genade en rechtvaardiging? Als je in de kerk bent opgegroeid en de catechismus misschien van buiten hebt geleerd dan ken je in ieder geval het theologische jargon, maar begrijpen wij – 21e-eeuwse mensen – kerkelijken en onkerkelijken – waar het eigenlijk over ging en gaat?

De worsteling van Luther over de rechtvaardiging van de goddeloze, zoals hij zichzelf had leren kennen, is dat niet een ver-van-mijn-bed-show? Wie ligt daar van wakker? Misschien moeten we proberen de bijbels-theologische taal wat af te pellen en proberen te ontdekken, hoe de mens er in onze tijd aan toe is. Is het niet zo, dat de mens van de 21e eeuw zich verloren waant in een netwerk van consumptie en leegte, overvloed en onbehagen, waanzin en creatieve mogelijkheden, de mens, wiens situatie zo kernachtig verbeeld en beschreven wordt in de huidige literatuur en beeldende en muzische kunst. Opgejaagd door prestatiedrang, zich rechtvaardigend met diploma’s en klinkende cv’s. Waar en wanneer vindt hij of zij rust en zichzelf, wanneer kan hij zichzelf aanvaarden, zoals hij is. Moeten daar eerst tientallen sessies bij hulpverleners en therapeuten voor gedaan zijn?

Wat betekent geloof en rechtvaardiging in die context? Luther begint in de brief van Paulus aan de Romeinen te lezen en daarin ontdekte hij dat er een omslag had plaatsgevonden, die zijn weerslag had ook in zijn eigen leven. Niet meer dat, maar nu dit. Niet meer de Wet, maar nu de genade. Niet meer de werken, maar nu het geloof. Niet meer straf en toorn, maar liefde en barmhartigheid.

Kan onze tijdgenoot en medemens ook zoiets ontdekken? In opgejaagde situaties, burn outs en gestreste levens ineens ontdekken, dat je leven ondanks alles waardevol is. Dat het aanvaard is door God, inclusief alle gebreken en tekorten. Dat inzien, dat ontdekken, dat aanvaarden en daaruit voortaan leven, is dat niet geloof in de genade van God?

Mensen zeggen vaak: ja, maar ik geloof niet, ik kan niet geloven, je denkt toch niet, dat ik dat allemaal geloof wat in de kerk gezegd wordt en in de Bijbel staat? Ik beschouw mijzelf als atheïst en de wetenschap en het materialistische mensbeeld aanvaard ik als de ultieme waarheid en zo leven wij in een gesloten wereld. Maar ook dan kan het oplichten, dat je er precies zo aan toe kan zijn als Luther: mijn leven is beperkt, begrensd, komt niet tot bloei, ik ben bang, mijn tijdelijkheid grijpt mij aan en wat moet ik doen? Wat is goed, waar ligt de zin van mijn bestaan?

Die vragen zullen blijven, maar op een gegeven moment kan het inzicht doorbreken: ik ben er, niet uit mijzelf, maar als een ongevraagd wonder, volkomen gratuit, zonder aanleiding, zonder reden, - religieuze mensen zullen de liefde van God, zijn genade noemen om er uitdrukking aan te geven. Voor vele anderen is die taal onbekend of te beladen en te besmet door het verleden van kerk en onbegrijpelijke richtingen. Zij zoeken een nieuwe taal, in poëzie en muziek, - en leren het leven te vieren als een geschenk.

Noem het geloof, diffuus en ongearticuleerd, maar in wezen hetzelfde als wat Luther ontdekte: het geloof als genade, geschenk ongegrond.

Geloven is niet het aanvaarden van een paar opvattingen en stellingen uit de christelijke traditie, het is niet het moeten aanvaarden van alle Bijbelverhalen als letterlijk zo gebeurd. Geloven is niet het verstand op nul en de blik op oneindig.

Maar het is gegrepen zijn door de overmacht van de liefde, door de onbegrijpelijke en ongegronde liefde van Hogerhand, die jou gewild heeft, die jou bemint en aanvaardt met al je tekorten, sores en ongedurigheden.

Alleen zo kom je de stress en opgejaagdheid te boven. Alleen zo kom je tot innerlijke rust en komt van daaruit het goede leven in zicht. Goed te leven, niet wettisch en krampachtig, maar vrij en goed voor anderen en voor jezelf.

Want dat is nog wel een belangrijk punt: die omslag en die ontdekking, die je een soort verlichting zou kunnen noemen, is niet alleen om voor jezelf te houden, maar die krijgt een expansieve lading mee. Zoals ook bij Luther en alle anderen, die deze ontdekking deden en doen: je leven krijgt meer glans en kleur en ‘door het geloof alleen’ wordt zo een motto van bevrijding. Dit geloof wordt je uitgangspunt, daaruit vertrek je, daaruit leef je, een gave Gods genoemd, jazeker, een gegeven, een geschenk van onschatbare waarde!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gepubliceerd in Blog
zondag, 11 december 2022 18:49

'The Red Light-district' of Jericho

Preek gehouden in de Catharijnekerk te Heusden op de 3e zondag van Advent (Gaudete – Verheugt u) 11 december 2022 n.a.v. Jozua 6: 22-25 en Hebreeën 11: 27-31

 

‘The Red Light-district’ van Jericho

 

Als je ergens nieuw binnenkomt willen mensen altijd graag weten, waar je vandaan komt. Waar je gewoond en gewerkt hebt – dan kunnen mensen je plaatsen.

In een tweede kennismaking kan ook gevraagd worden: en uit welk nest kom je? En dan kun je iets vertellen over je ouderlijk huis – de familie komt ter sprake en hun plaats in de tijd en in de samenleving. En dat kun je zo uitvoerig doen, als je maar wilt en je kunt je hele stamboom laten zien. Sommige families gaan er prat op, dat hun wortels tot diep in de geschiedenis reiken, maar soms kan het gebeuren, dat je op figuren stuit, voor wie je je nu een beetje schaamt. Dat kan te maken hebben met zijn of haar politieke overtuiging of radicale standpunten, die nu beslist niet meer zouden kunnen. Ieder van u kan hier wel voorbeelden van bedenken. Aan iedere stamboom zitten wel takjes, die krom zijn of de boom een minder fraai uiterlijk geven. Sorry, maar zo zit mijn familie nu eenmaal in elkaar.

Aan de stamboom van Jezus hangen ook niet alleen maar heilige boontjes en toffe peren – het is van alles wat. Het is een rij voorvaders en voormoeders aan wie niets menselijks vreemd was. Zo is Jezus gekomen te midden van gewone en simpele mensen, tussen mensen met een vlekje en met een verhaal, voortgekomen uit een familie van buitenstaanders en buitenlanders. Er is niets wat wijst op ‘volbloed Joods’ of behorend tot de religieuze of politieke elite – nee, Jezus is geboren in een familie, waar wij misschien niet trots op zouden zijn, als we wisten dat zulke figuren ook tot onze voorouders behoorden. Maar Jezus deert het niet, integendeel Hij stelt er zijn eer in, dat al deze voorvaders en voormoeders met name genoemd worden in zijn stamboom. Antecedentenonderzoek, ga je gang!

Mattheüs vindt het helemaal niet erg om allerlei mensen – met en zonder smetjes - op te nemen in de lijst van voorouders van Jezus. Jezus zelf schaamt zich er ook niet voor om allerlei randfiguren en vreemde snuiters, scheve schaatsrijders en mislukkelingen tot zijn familie te rekenen. Hij voelt zich verwant met hen en als hij later de nadering van het Godsrijk gaat verkondigen, dan rekent hij dat soort figuren juist tot zijn vrienden en vriendinnen. Jezus wist heel goed, dat je de mensen niet kon indelen in ‘goed’ en ‘fout’. Hij zag het eerder zo, dat hij zei: Iedereen is eigenlijk ‘fout’, maar desalniettemin houdt God van alle mensen. Op zichzelf beschouwd is niemand ‘acceptabel’, maar God aanvaardt ons en ziet ons aan als zijn kinderen.

In de lange rij van voor-familie komt ook een figuur als Rachab voor. Zij beoefende het oudste beroep van de wereld en tegenwoordig noemen we zo iemand een prostituee of sexwerker, maar de NBV gebruikt nog klip en klaar de oude benaming ‘hoer’. Nou, dat vind ik – eerlijk gezegd – een rotwoord en ik zal het niet meer gebruiken. Wat allereerst opvalt is, dat zij een naam heeft. Zij is niet zomaar een anoniem meisje, maar iemand met een naam, die zoiets betekent als ‘breed, wijd, open’. Laten we zeggen: haar deur en haar hart stonden altijd open: een soort Open Hof of Zoete Inval. Zij was een dame van lichte zeden, - de mannen, die haar bezochten overigens ook - ze verdiende wat bij in haar peeskamertje, terwijl ze misschien ook nog wel een bar of herberg runde. Zij woonde op de wallen van Jericho, het ‘red light district’ van deze stad en zij had altijd klandizie, want het was daar aan de grens een komen en gaan. En wie er nu gekomen waren, dat waren de toekomstige land-bewoners. Ze had al van hen gehoord, hoe ze uit Egypte waren gevlucht en hoe zij onder leiding van een bijzondere God de Jordaan waren overgetrokken en hoe zij op het punt stonden het land Kanaän in te nemen. Ook Jericho, de sleutelstad. Hier lag immers de toegang tot het hele land. En Rachab wist diep in haar hart, dat dat nieuwe volk de macht zou overnemen en al voelde zij zich misschien een verrader van haar eigen volk, ze wilde niets liever dan de toekomst delen met die nieuwe machthebbers onder leiding van die vreemde God!

Rachab is iemand die er niet bij hoort en er toch wèl bij hoort. Rachab is iemand die geen goede reputatie heeft, maar Jezus schaamt zich niet haar tot zijn moeders te rekenen. Rachab is iemand die zich helemaal bloot geeft en volledig open kaart speelt en ze wordt beloond voor haar gastvrijheid en moed. Rachab is iemand die zich gewonnen geeft en als was is in de handen van de verspieders en zo is zij geworden tot een onvergetelijk standbeeld in de galerij van God en mensen. Rachab is iemand, die het scharlaken koord uit haar venster laat hangen, zodat wanneer de engel van het verderf zou langsgaan haar huis dan zou blijven staan op de wallen van Jericho. Rood, de kleur van de liefde, de kleur van het leven, de kleur van het bloed, de kleur van de wijn!

Dat alles bij elkaar genomen, haar intentie, haar verwachtingen en haar inzet, noemt de Hebreeënbriefschrijver haar geloof. Een soort basaal oer-geloof, dat nog helemaal niet ingevuld was met leerstellingen en rituele gebruiken. Nee, precies zoals zij was en hoe zij handelde, dat was haar geloof.

Wat ons natuurlijk – al lezende in het boek Jozua - altijd weer dwarszit in al deze verhalen, dat is het onstuimige wapengekletter en het overvloedige bloedvergieten. Ik ga er geen doekjes om winden – ook niet voor het bloeden – want historisch gezien was dat er allemaal. Het land van belofte is niet zonder slag of stoot in bezit genomen. Maar door al die schunnige en wrede gebeurtenissen heen, dwars door alle vernielingen en slagvelden heen – dat is inderdaad de werkelijkheid, zoals die zich heeft voorgedaan en zich altijd weer voordoet – dwars daar doorheen of misschien wel als een boventoon erboven uit, - en ook als tegenstem - klinkt daar een zachte fluistering, de stem van de Geest, die inspireert en vertelt op een geheimzinnige manier – zij vertelt het grotere verhaal van de mensheid op weg naar de stad die fundamenten heeft en waarvan de architect en bouwheer God zelf is. Die stem horen we door de Schrift heen en ook in ons hart resoneren en die zegt: zoals Rachab viel voor de verspieders (spionnen) en zich zonder verzet aan hen overgaf, zo viel Jericho uiteindelijk ook als een rijpe appel in de schoot van de nieuwkomers. Hebben ze het met geweld genomen? Is Rachab met geweld genomen?....welnee: zoals Jericho viel voor de ramshoorn, zo viel Rachab voor de verspieders en zo viel het land in de handen van de Eeuwige om proeftuin te zijn voor het Koninkrijk Gods. De geschiedenis is bar en boos, maar de profetische vertelling is een openbaring. Die laat zien, dat het Koninkrijk Gods alleen maar ontvangen kan worden, niet veroverd. Dat het geloof een gave is, niet een bezit. Dat God ons niet overrompelt, maar ons wil winnen, ja werven als zijn bruid. Dat Hij ons zo nabij wil komen, dat hij alle soorten van mensen: grote en kleine, opscheppers en ‘losers’, mensen die het allemaal zo goed weten en die er niks van snappen, mensen die het niet zo nauw nemen met de moraal en de moraalridders in optima forma, mensen als Rachab en mensen, die roepen, dat zij gestenigd moet worden – dat Jezus al die mensen in zijn hart sluit en zegt: jullie zijn allemaal familie van mij: jullie zijn mijn broeders en zusters en Ik ga graag met jullie aan Tafel. Iemand moppert misschien en oppert voorzichtig of luidruchtig: “Ja, maar zij daar, die met die rode sjaal om haar taille toch niet? die paaldanseres, die alle mannen zit te verslinden...zij toch zeker niet?!” “Ja, zij ook...wat zeg Ik...juíst zij, want dames van lichte zeden en tollenaars gaan u voor in het Koninkrijk Gods. Rachab gaat voorop! Zij opent de reidans! Wie volgt?!”

Gepubliceerd in Blog
zondag, 28 juli 2019 11:36

Opstaan (t)en leven!

Preek gehouden op de 6e zondag van de zomer 28 juli 2019 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Johannes 11.

 

Opstaan (t)en leven!

 

Toen ik 34 jaar geleden als broekie-predikant begon gebeurde het, dat er iemand was overleden. Met lood in mijn schoenen ging ik er heen. Ik was sprakeloos en probeerde het verdriet van de weduwe mee te voelen. En omdat niemand er woorden voor had, waagde ik het om dit Evangeliebericht van vanmorgen op te slaan en zei: zullen we samen luisteren naar dit bekende, maar ook ongekende, dit vreemde, maar ook moedgevende en hoopvolle verhaal te midden van ons doodse bestaan? Het was een waagstuk, want de misverstanden en ontsporingen lagen levensgroot op de loer, maar zonder veel uitleg en poespas eromheen werd dit bericht ons geschonken om ons eigen leven en dat van de dode in een ander licht te zien.

Zo kan dat ook vanmorgen gebeuren, wanneer ons hart in ons begint te branden, als we de Schriften echt beginnen te verstaan. Als we beginnen te horen, dat tegen ons gezegd wordt: Lazarus, hierheen, kom uit! Ja, kruip uit je schulp van dodigheid en dorheid en maak je los uit je windsels van achterdocht en angst. En leef nu eens echt, a.h.w. helemaal opnieuw!

We moeten die versleten vraag “Is het nou echt gebeurd of niet?” achter ons laten, want in de buurt van die vraag stinkt het. Wat baat het een mens te beweren, dat het echt gebeurd is, maar hij blijft liggen in zijn oude wereld en neemt het voor kennisgeving aan en hoort niet de boodschap ten leven? De vraag is niet: is het echt gebeurd? Maar: gebeurt het echt, dat wij opnieuw horen en opnieuw gaan leven? Heden, in dit ondeelbaar ogenblik, wanneer we in ons dode oor horen de stem, die zegt: Kom te voorschijn, jij, en leef: eens en voorgoed!

Van het weer levend worden van een dode moet je niet teveel wonderen verwachten…ja, dat is precies wat Jezus zelf gezegd heeft, toen hij de gelijkenis vertelde van de rijke man en de arme Lazarus. Niet toevallig, dat hij ook Lazarus heet, vindt u ook niet? De rijke man dringt er op aan, dat Lazarus naar zijn broeders gestuurd wordt, opdat zij tot inkeer zouden komen.

En dan zegt Abraham: Nee, beste man, dat zou geen enkele invloed of effect hebben: ze hebben Mozes en de profeten, laten ze die horen en doen, want al zou iemand opstaan uit de doden, ze zouden er niet anders van worden, als ze hun hart niet openstellen voor de woorden van God.

Dit verhaal hangt aan drie scharnieren – drie momenten van stilstaan en in beweging komen – en bij alle drie verwijlen wij een moment, in de hoop en verwachting dat de deur zich zo zal openen, dat wij kunnen binnengaan en onze geloofsweg kunnen vervolgen.

Het eerste scharnier is het scharnier van de teleurstelling. Van de wanhoop en het verdriet. Van Lazarus die ziek geworden is en hij redt het niet…en hij wordt ook niet gered. Opgegeven door de artsen. Niets meer aan te doen. En zijn wereld stort in en ook die van zijn zusters en vrienden. Ze vormden zo’n mooi drietal en nu gaat het mis. Lazarus: moge God helpen…dat klinkt nog als een late echo uit een leven van geloven en hopen, maar kun je daar op rekenen?

God is er niet…en Jezus ook niet, zijn trouwe bondgenoot en handlanger. Ja, we hebben hem wel te hulp geroepen, maar Hij komt niet.

Dat is precies de bittere ervaring van zoveel mensen, van alle mensen. Tegen de dood is niemand opgewassen en er is niemand die er iets tegen kan doen. En zo glijdt Lazarus weg.

Het tweede scharnier is de komst van Jezus. Hij heeft gehoord van Lazarus’ ziek zijn en van zijn naderende dood. En Hij begeeft zich op weg. Het is een lange reis of hij wordt opgehouden…hoe dan ook, als Hij aankomt is Lazarus al gestorven: Jezus is te laat!

Te laat! Nu hoeft het niet meer. Nu kan het niet meer, het heeft geen zin meer. We kunnen nog wel wat napraten en nadenken over een leven na de dood en over de opstanding op de laatste dag. Maar dat is allemaal bespiegeling en speculatie. Dat soort gepraat ontstaat, omdat Jezus te laat is. Was u hier eerder geweest, dan…

Maar toch worden in dit middenscharnier rake opmerkingen gemaakt en rake inzichten gegeven.

Daar is allereerst het catechismus-geloof van Martha. Zodra er over “opstanding” gesproken wordt, weet ze meteen wat daar mee bedoeld wordt. Dat had ze zo geleerd op zondagschool en op catechisatie en in de belijdenis stond ook zoiets. Dat is gesneden koek.

Het is boeiend om te zien, hoe Jezus daar op reageert. Hij ontkent het niet en hij bevestigt het ook niet. Hij haalt het weg uit de verte, want Martha houdt er een ver-weg-geloof op na. Haar geloof is een soort gestolde feitenkennis en dan ook nog over iets dat later aan de orde is. Ja, haar geloof is in alle opzichten ver heen.

Maar Jezus brengt het dicht bij en maakt het persoonlijk, als Hij zegt: Ik ben de Opstanding en het Leven! O, dat zijn enorm grote woorden en het begint ons te duizelen, als we ze horen of uitspreken.

Maar wat Jezus vooral doet is: Hij brengt het dichterbij! Hij plaatst het licht van Pasen midden in ons leven, dat zo aangevochten is door tegenslag en bedreigd wordt door de dood. Ja, zelfs als het al te laat is, komt Hij naar voren en staat in ons midden en zegt: Ik ben de Opstanding en het Leven! Dichtbij u is het Woord, in uw mond en in uw hart…

En ook persoonlijk, Hij verbindt het met zichzelf en met ons als hij vervolgt: en al wie in Mij gelooft zal leven, zelfs al is hij gestorven.

De verbondenheid met Hem – in geloof en vertrouwen, in navolging en gehoorzaamheid, in schuchterheid en onwetendheid, met vallen en weer opstaan – gewoon, zoals wij zijn in onze armetierigheid en tekortschieten, maar hoe dan ook…Hij met ons en wij met Hem delen in de Opstanding en het Leven. Het wordt ons aangereikt, toevertrouwd, geschonken en valt als een geschenk ons in de schoot. –

Dit 2e scharnier is het middenscharnier. Hier vindt de eigenlijke onthulling plaats van het geheim, dat Jezus ons wil toevertrouwen. En dat geheim is, dat de dood eigenlijk niet bestaat, d.w.z. niet langer ons bestaan bepaalt. Maar dat Hij het is, de Opstanding en het Leven, die mijn leven beheerst en dat ik in leven en in sterven in zijn hand ben. Dat is mijn enige troost, zoals de oude heidelberger al zei. En dat is meer dan ik geloven kan!

Ik las van een verpleegster, die dagelijks in een mortuarium werkte: alle doden kwamen bij haar langs, jonge en oude, mensen die aan een ziekte waren bezweken, kinderen die verongelukt waren, moeders en vaders…een eindeloze rij. En vaak moest ze huilen, zo verdrietig allemaal, al die mensen, ieder met zijn eigen leven achter zich… Ze huilde vaak, zoals Jezus bij het graf van Lazarus weende…uit onmacht en van verdriet. Ontroerend en vertroostend ook. Maar in dat mortuarium was een gebrandschilderd raam aangebracht en daarin stond geschreven: Ik ben de Opstanding en het Leven. Als je buiten langs dat mortuarium liep zag je die letters misschien wel, maar leek het wel geheimtaal. Maar als je binnen stond kon je die woorden lezen. Soms kon je ze door je tranen heen zien schitteren en waren ze vaag en bijna onleesbaar. Maar die woorden stonden er altijd, ook al stond je er met je rug naar toegekeerd, ook al kon de dode ze niet zien en lezen, maar als een objectief gegeven – ja dat is het beste woord in dit verband – als een ‘gegeven’ stonden ze daar geschreven en golden en gelden ze als een diep en onbegrijpelijk geheimenis. Dit is waar, geloof het of niet!

Het derde scharnier roept ons naar buiten, zoals Lazarus naar buiten geroepen wordt. Kom er uit, hierheen! Dat horen wij in ons dode oor roepen, op de vierde dag!

Ja, dat is een bijzondere dag, je zou kunnen zeggen, dat het de dag van de vergeefsheid is, de dag van het voorbij, de dag van onherroepelijkheid, kolossale leegte en bedwelmende afkeer.

De dag waarop alle grote verhalen uitverteld zijn, de dag van schoon schip maken met overlevering en wat er nog van over is. De vierde dag is de dag van afrekenen met de derde dag. Het is de dag van de onbarmhartige zon boven ons lege hoofd en de fletse maan in onze koude nachten. De vierde dag is de dag van de ontsteltenis, de dag dat alles voorbij is, dat niets meer helpt, dat er geen hoop is, geen vooruitzicht. Het is de dag dat je vastzit aan de wereld, zoals die nu eenmaal reilt en zeilt, de dag dat je ingewikkeld bent in de banden van noodzaak en wetmatigheid, dat je gebonden bent aan vergankelijkheid en tijd.

Maar ook dan geldt: Ik ben de Opstanding en het Leven. Ook dan – juist dan – wordt ons allen toegeroepen: Kom eruit! Wees oprecht, ja, ga recht op staan – en wandel voor mijn aangezicht. Dat valt niet mee, want de windsels zitten nog om onze oren en ogen en onze voeten zijn nog ingezwachteld en lopen gaat moeizaam…maar het lukt toch, schoorvoetend en aarzelend.

Dit derde scharnier roept ons toe: Ontwaakt gij, die slaapt en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten en Hij zal uw levensweg als een zon beschijnen!

Ik heb eens een symposium bijgewoond over de vraag: Is er leven na de dood? Een boeiende vraag en er zijn een hoop interessante antwoorden op te geven. Maar, het gaat er toch vooral om, dat we te zien en te horen krijgen, dat er altijd een nieuw leven mogelijk is, hier en nu. Dat er een heel leven vóór de dood is en dat we zullen leven in de buurt van Jezus, die ons ont-bindt en uit-leidt ten leven!

 

Gepubliceerd in Blog
dinsdag, 18 juli 2017 12:15

Geloof bij Jinek

Geloof bij Jinek

 

Als Andries Knevel aan tafel zit moet het wel over kerk en geloof gaan. Hij mocht ook meteen zijn nieuwe tv-programma introduceren, dus dat is mooi meegenomen.

Ik kijk – om meerdere redenen – niet zo vaak naar Jinek, maar de gasten op maandagavond 17 juli jl trokken mijn belangstelling. Ook Johan Dercksen was er bij en van hem wist ik, dat hij het geloof en de kerk vaarwel had gezegd, zoals hij zelf beweerde.

Andries mocht eerst uitleggen, waarom hij de teruggang van het kerkbezoek zo betreurde en dat het hem pijn deed te zien, dat allerlei kerken (o.a. die van zijn jonge jaren in Bussum) te koop werden gezet. Maar ondanks de veranderingen en de leegloop wees Andries de aanwezigen erop, dat zijn geloof alleen maar sterker was geworden.

Johan kon niet geloven, hoe een weldenkend mens als Andries nog zo serieus omging met dat sprookjesboek, de Bijbel. Op de kleuterschool had zijn juf hem overladen met al die verhalen, die hij later als ongeloofwaardig en irrelevant terzijde had geschoven.

Toen moest Andries toch alle zeilen gaan bijzetten om Johan ervan te overtuigen, dat hij toch beslist niet achterlijk was. Er kwam een heel relaas over vrienden van hem, die bèta-wetenschappers waren en toch ook ‘christen’ waren. En de Bijbel is helemaal geen sprookjesboek, want er is voldoende archeologisch onderzoek gedaan en ook wat het Nieuwe Testament betreft is er genoeg ‘evidence’ dat Jezus echt bestaan heeft enzo. Kortom, er zijn voldoende redenen en bewijs aanwezig om je geloof op te funderen.

Ik zag twee mensen tegenover elkaar zitten, die volstrekt langs elkaar heen praatten en die m.i. beiden het punt misten, waar het over zou moeten gaan.

Andries wil het geloof ‘wetenschappelijk’ bewijzen, ook het bestaan van God aannemelijk maken op basis van redeneringen en omdat ook knappe koppen (natuurkundigen) in Hem geloofden/geloven. Maar mijn opmerking hierbij is, dat niemand ooit zal gaan geloven op basis van redeneringen en op grond van bewijzen, net zomin als iemand de liefde van zijn/haar leven vindt op grond van een aantal overwegingen. Geloof is eerder iets, wat je overkomt, raakt, niet meer loslaat dan een besluit dat je neemt op rationele gronden. Dan heb je je geloof verlegd naar de bewijzen, de grond eronder, terwijl het geloof de grond zelf is. Alles wat je aandraagt om het geloof mee te ondersteunen ondermijnt het alleen maar.

Johan D. raakte er ook niet van onder de indruk. Voor hem is de Bijbel een groot verzonnen sprookjesverhaal, waar je niets mee kunt. Jammer, dat Andries hier geen opening opmerkte om eens serieus na te denken over de betekenis en waarde van ‘verhalen’. Johan bleef hangen in een letterlijke interpretatie van de teksten en uiteraard kon hij daar geen kant mee op. Maar hoe denkt Johan over literatuur, die verzonnen is? Waarom moet iets ‘echt gebeurd’ zijn om ‘waar’ te zijn? Ik verwijs soms mensen wel eens naar de verhaaltjes van Dagobert Duck omdat die haarscherp de waanzin van de hebzucht en de leegte van de rijkdom aantonen. Johan D. zou die verhaaltjes in de prullenbak deponeren, omdat hij nog nooit eendjes heeft horen praten..., maar dan heb je de verhalen niet begrepen en doe je ze ook geen recht.

Kortom, een gesprek van twee mensen, die allebei iets aandroegen wat het zicht op het eigenlijke alleen maar verduisterde in plaats van verhelderde.

Andries moet leren minder hoog op te geven van de wetenschap en gaan inzien, dat zij op geen enkele wijze het geloof kan funderen en Johan zou zich eens echt moeten verdiepen in de betekenis en waarde van sprookjes en dan met nieuwe ogen de Bijbel gaan lezen. Misschien ontstaat er dan alsnog een zinnig gesprek.

 

Gepubliceerd in Blog

Luther over ‘het geloof’ en wat ervan gemaakt is...

 

Vijfhonderd jaar Reformatie-herdenking is een aanleiding en ook een aansporing om ons te bezinnen op de vraag, wat Luther c.s. bezielde, toen hij ‘het geloof’ (sola fide) zo centraal stelde: door het geloof alleen werd het nieuwe adagium, dat de verhouding tot God op een andere manier inkleurde dan voorheen. Luther had ontdekt, dat zijn eigen inspanningen en goede bedoelingen hem geen stap dichter bij God konden brengen en dat alleen Gods genadige toewending beslissend is. Dat te aanvaarden en te laten gelden noemt Luther zijn geloof.

Binnenkort (op 13 februari) zal ik op een Luther-avond in Meppel laten zien, hoe deze verfrissende ontdekking niet altijd even goed is bewaard en doorgegeven. In de 17e eeuw was het goud van de Reformatie aardig verbleekt en verkleurd. De periode van de Nadere Reformatie heeft – ongetwijfeld zonder dat te beseffen en met alle goede bedoelingen – weinig overgelaten van de vreugdevolle ontdekking van het ‘sola fide’ en alle accent kwam te liggen op de vrome mens: geloofde hij/zij wel goed en oprecht en kon het geloof voor God en mensen wel bestaan? Vragen over de zekerheid van het geloof komen dan op en verontrusten vele goed-gelovende mensen.

Aan de hand van de uitstekende studie van Nico T. Bakker “Miskende gratie” wil ik laten zien, hoe bijv. bij een theoloog als H. Witsius de glans van het ‘sola fide’ compleet verdoft en uitgedoofd is.

Ook wil ik aantonen, hoe de theoloog Paul Tillich de ontdekking van Luther opnieuw tot leven roept en d.m.v. andere omschrijvingen de glans van het ‘sola fide’ vernieuwd in het licht stelt.

Bij mijn voorbereidend speurwerk kwam ik in mijn boekenkast ook de dogmatiek van Wilfried Joest (Taschenbuch-edition 1987) tegen, getiteld “Dogmatik. Band 1: Die Wirklichkeit Gottes”. Joest leefde in Duitsland van 1914-1995 en hij was het grootste deel van zijn werkzame leven hoogleraar systematische theologie in Erlangen als opvolger van Paul Althaus. Hij is voor mij overigens verder een onbekende, maar al bladerend in zijn hoofdwerk kwam ik een interessante passage tegen, die bij de overdenking van wat ‘geloof’ is van belang is. Vaak wordt gevraagd: waar is je geloof op gebaseerd? En het enige (en) juiste antwoord is dan eigenlijk: nergens op! Het geloof is het fundament zelf! Het geloof fundeert, maar is zelf ‘grondeloos’. Tegenover de skepsis van buiten en de twijfel(s) vanuit jezelf sta je eigenlijk machteloos en weerloos: er zijn geen ‘redelijke’ gronden, die je geloof kunnen funderen, hoe vaak dat ook (tevergeefs) geprobeerd is.

Zijn korte, maar krachtige beschouwing daarover sluit hij dan zo af: “Die Zuversicht des Glaubens impliziert ein Betroffensein durch Wahrheit, die nicht gedanklich vergewissert werden kann”. Dat is volgens mij precies to-the-point en vat het Luthers geloofsbegrip tot in de kern samen.

 

Het volledige citaat uit Joest's Dogmatik, Bd 1, S. 46:

“Man muss hier klar sehen. Der Glaube, der seine gewisse Zuversicht darauf setzt, dass ihm der Selbstzusage Gottes in Jesus Christus der Grund gegeben ist, der ihn trägt, bleibt der Möglichkeit ausgesetzt, dass diese Zuversicht durch die Skepsis anderer und durch eigenen Zweifel angefochten werden und under Illusionsverdacht geraten kann, ohne dass dieser Verdacht durch theoretische Argumente, die den Skeptiker überzeugen müssten und den eigenen Zweifel überwinden könnten, zu entkraften ist. Weder dass in dem Menschen Jesus Gott selbst sein Glauben begründendes Wort gesprochen hat, noch dass Gott überhaupt im Gegenüber zu Mensch und Welt Wirklichkeit ist, kann auf diese Weise sichergestellt werden. Die Zuversicht des Glaubens impliziert ein Betroffensein durch Wahrheit, die nicht gedanklich vergewissert werden kann”.

 

In vertaling:

“Het luistert nauw hier: opgelet! Het geloof, dat zijn vaste vertrouwen hierop vestigt, dat ons een vaste, dragende grond onder de voeten gegeven is in de toewending van God in Christus Jezus, dat geloof blijft bloot staan aan de mogelijkheid, dat het door de scepsis van anderen en/of door onze eigen twijfel wordt aangevochten en dat ons geloof aangemerkt kan worden als (een) illusie. Deze aantijgingen kunnen niet met behulp van theoretische argumenten weerlegd worden en die zullen de sceptici ook niet kunnen overtuigen en evenmin kunnen die de eigen twijfel wegnemen. Dat God zelf in de mens Jezus zijn beslissende woord gesproken heeft, hetgeen ons geloof fundeert of dat God überhaupt als een Tegenover van de mens en de wereld een werkelijkheid is kan op deze wijze geenszins ‘bewezen’ worden. Het geloofsvertrouwen impliceert een geraakt zijn door een waarheid, die niet langs de weg van het denken vastgesteld of bewezen kan worden”.

Gepubliceerd in Blog
woensdag, 02 november 2016 10:44

Ik ben toch zeker Sinterklaas niet...

IK BEN TOCH ZEKER SINTERKLAAS NIET...!

 

Geloven ze nog...? is de vraag, die ouders met elkaar bespreken bij de nadering van het Sinterklaasfeest. Als ze nog geloven dan moet er heel omzichtig over Sinterklaas gesproken worden en moet alles in het werk gesteld worden om dat geloof overeind te houden. De kinderen mogen niet merken, dat het pap is die stiekem iets in hun schoen verstopt of dat het eigenlijk de meester van school is, die verkleed als Sinterklaas in de deuropening verschijnt.

Maar er zal toch een dag aanbreken, waarop zij niet meer geloven. Dan is de mythe verbroken. Dan komen ze tot de conclusie, dat zij eigenlijk bedot zijn, dat het niet echt was. Het was een spel.

Geloven ze nog...? Diezelfde vraag doet zich voor bij het geloof in God en de sprong van Sinterklaas naar God is gemakkelijk gemaakt. Hoeveel mensen horen we niet beweren, dat geloof in God net zoiets is als geloven in Sinterklaas? Wie gelooft dat nu nog? Sinterklaas bestaat niet en God bestaat niet...dat ziet toch iedereen wel in?

Toen ik onlangs een gesprek zijdelings bijwoonde over de gewichtige vraag of Sinterklaas bestond of niet en al gauw het overstapje gemaakt werd naar al of niet geloven in God bracht ik naar voren, dat je best in Sinterklaas kon geloven zonder dat je geloofde dat hij bestond.

De oorsprong van het Sinterklaasfeest gaat terug op een vriendelijke bisschop en jaar in jaar uit denken we aan zijn gulheid voor kinderen en dat spelen we zo goed mogelijk na. Natuurlijk is de man bij jou aan de deur een verkleed iemand, maar hij staat daar wel voor iets, voor iemand: hij verbeeldt het karakter en de betekenis van een goedheilig man en hij inspireert tot goedheid voor elkaar en vooral voor kinderen.

Zo geloof ik in Sinterklaas, hoewel ik niet geloof dat hij bestaat. Of dat die man in de straat op dat paard echt Sinterklaas is. Nee, maar hij beeldt hem wel uit. Door de onechte heen zie ik de echte, door de zichtbare word ik verwezen naar de onzichtbare. En de onzichtbare is de enige echte!

Zouden we in dezelfde sfeer over geloof in God kunnen denken en spreken met elkaar, vooral met mensen, die zeggen niet meer in God te geloven? Zij geloven niet meer in de oude man met een baard op een wolk, maar betekent dat dat je niet meer in God kunt geloven? Misschien geloof je wel beter en anders in God als je dat soort beelden juist loslaat. Kom je tot geloof door geloof los te laten... En het was Meister Eckhardt die steevast tot God bad om hem vrij te maken van allerlei hinderende beelden van God, hoewel hij ook besefte dat we niet zonder kunnen, maar God valt nooit samen met de beelden die wij van Hem hebben of maken.

Gepubliceerd in Blog