In een ander licht
Preek gehouden op de 1e zondag van Pasen (16 april 2017) in de Grote of Mariakerk n.a.v. Ezechiël 37: 1-14 en Markus 16: 1-7
In een ander licht
Ik sta en loop hier over de grafstenen, alsof het niks is. Trouwens, u bent ook allemaal zelf hier naar binnengekomen, terwijl u gedachteloos over de grafzerken liep, onder de toren. En misschien zit u wel bovenop een grafsteen. Misschien een wat luguber idee, maar meteen ook een prachtige verbeelding van de betekenis van het Paasfeest.
In sommige delen van de wereldkerk, m.n. in Rusland, is men gewoon om op de vroege Paasmorgen naar de graven van de geliefden te gaan en men neemt een picnicmand mee en men geniet van het Paasontbijt, a.h.w. ook samen met de doden, want zij zijn niet dood, maar zij leven! Voor God leven zij allen en “zoals Christus als Eerste uit de doden is opgewekt, zo delen wij allen in zijn dood en zijn opstanding”, zegt Paulus ergens.
Maar het blijft natuurlijk een vreemd en ondoorgrondelijk verhaal en veel van onze tijdgenoten gaan er schouderophalend aan voorbij, want het is te gek voor woorden. Heb je ooit gehoord, dat een dode weer tot leven komt? Moet ik dat geloven? Toen een vader een keer met zijn zoontje in een oude kerk liep en het jongetje bijna struikelde over al die grafzerken vroeg hij aan zijn vader: “Pap, ligt God hier ook begraven?” Ik weet niet wat die vader antwoordde, maar ik denk, dat hij wat geglimlacht heeft. Misschien was dat wel het beste antwoord...
Ik sta en loop hier over de grafstenen, alsof het niks is. Misschien is dat wel de beste samenvatting van het Paasevangelie. En net als aan Ezechiël kan ook aan mij en aan ons allen wel de vraag gesteld worden: zullen die doden herleven? Zullen ze uit hun holen tevoorschijn komen? zoals Louis de Bourbon dichtte:
“Zij stegen kreunend uit hun natte graven/naar buiten, in een duister dat zich sloot/zij schoven zinloos langs verweerde epitafen/nog moe en slaperig van een lange dood”.
Kenners van de geschiedenis van deze kerk weten te vertellen, dat er vroeger wel mensen in de kerk begraven werden, maar dat al die graven inmiddels geruimd zijn, zoals dat heet. De grafstenen liggen er nog wel, maar de graven zijn leeg!
Zij zijn hier niet, de doden van weleer. In hun dode oor hebben zij allang de bazuinen horen klinken en hun broze mensenleven, verloren in de tijd, heeft God allang een lichaam gegeven van onvergankelijkheid. Zoiets zag Ezechiël ook gebeuren in een vreemde droom en een warrig visioen, dat hij zo goed mogelijk probeert na te vertellen. Zullen ze leven, al die knekels en botten, al die verminkten en te vroeg gestorvenen, al die verdrukten en uitgeteerden, al die verongelukten en verdronkenen, al die...?
Wat moet je daar nu op zeggen? Ik zou het niet weten...Gij weet het, Heer!
Als in een film, die achterstevoren wordt afgespeeld ziet hij het gebeuren, dat de doden tot leven komen, een huiveringwekkend gezicht.
Zoals de steppe zal bloeien, zo zullen de doden leven, zoals de graven openbreken zo zal de ballingschap ten einde gaan – zoals het kruis uitdrukking was van Godverlatenheid en eenzaamheid, van lijden en dood, zo zal datzelfde kruis symbool worden van hoop, verwachting en leven.
Woorden schieten vaak te kort om deze omkering te vatten, maar wellicht spreken de bloemen ons een taal en fluisteren liederen ons geheimen in...
Daarom geef ik nu graag het woord aan Gerda Linde, die iets over ‘het bloeiende kruis’ zal zeggen en daarna zingen wij Lied 608: 1, 2
Het zijn vrouwen die als eersten oog in oog staan met de Levende. Vrouwen zijn ontvankelijk voor het nieuwe leven. Wat toegesloten was opent zich en een nieuwe geboorte breekt zich baan. Dat vindt plaats in de besloten hof, bij het opgaan van de zon, een nieuwe dag.
Zij zijn daar om de dode te verzorgen. Zij willen hem zalven en balsemen, zodat hij altijd als een dode bij hen zal zijn. Zij zitten vast aan de oude wereld, waar de doodswetten heersen en alles in een cirkel rondtolt. Als een steen ligt de dood van hun geliefde hun op de maag. Het leven heeft alle glans en vreugde verloren en telkens weer keren zij terug naar diezelfde plaats en zij lezen het telkens weer: “Hier ligt mijn geliefde vriend, door dik en dun mijn kameraad”.
Met zwarte letters staat het daar ingegrift.
Maar door hun tranen heen zien zij ook nog iets anders. Raadselachtig en onwerkelijk zien zij – toen zij ‘opkeken’(!). Toen zij nog eens goed keken, toen zij hun ogen ophieven, toen zagen zij, hoe het werkelijk was. Nee, zij zagen niet een andere werkelijkheid, maar de werkelijkheid anders.
Dat is, denk ik, het eerste geheim van Pasen: anders leren kijken, anders zien.
Wat zij dan te zien krijgen is ‘een in het wit geklede jongeman’. Sorry, dat ik het weer moet opmerken, maar dit is weer zo’n treurig voorbeeld van een mislukte vertaling, waar de nieuwe Bijbelvertaling in uitblinkt. Het valt nog mee, dat er niet staat ‘een keurig in het wit geklede jongeman’. Hij lijkt zo bij C&A vandaan te stappen in een driedelig wit kostuum met een kekke das of juist niet, met los boord. Dergelijke associaties roept zo’n vertaling bij mij op, ik kan er ook niks aan doen.
Ik doe een andere poging – ja, zo eigenwijs durf ik wel te zijn – en dan lees ik ‘een in glinstering gehulde nieuweling’ – wat de evangelist wil oproepen is het beeld van de nieuwe mens, die hier verschijnt, een nieuw-geborene. En daar verder op doordenkend denk ik vervolgens, dat hier de Opgestane zelf zich presenteert aan de verbouwereerde vrouwen. ‘Hier ben Ik, de nieuwe Mens, omkleed met de heerlijkheid van God, het oude zeer van kruis en lijden heb Ik achter Mij gelaten. Die vind je hier niet meer...dat is allemaal “voorbij, voorbij, en o voorgoed voorbij”. Maar hier zie je de Eerstgeborene uit de doden, hier zie je wie Ik ben, nu ik door de dood ben heengegaan’.
‘Ben je dan weer teruggekomen, leef je dan weer?’ En de Opgestane zegt: ‘Nee, Ik ben niet teruggekomen, hoewel ik mij nu aan jullie vertoon, maar Ik ben verder gegaan. Ik ben niet weer levend geworden, maar Ik ben de Levende en leef in alle eeuwigheid’.
Dat kregen die vrouwen te zien en te horen, toen zij de dode wilden ontmoeten. Toen kwam de Levende hun tegemoet.
Wat zichtbaar is is een leegte, wat tastbaar is is een kille steen, maar wat hun hart verwarmt is de stem, de verschijning, de blik voorwaarts, de oproep om naar Galilea te gaan.
Gewoon terug naar je dagelijkse bestaan, bij de vissersbootjes en in de keuken, in de werkplaats en op het strand, op straat en bij de bakker...daar zullen wij Hem zien. Nee, zo hoogdravend en verheven is het eigenlijk allemaal niet: in de ogen van de bedelaar en in de ontmoeting met de gevangene, in de gave aan de arme en het opnemen van de vluchteling gaan je de ogen open en zie je Hem, die jou geroepen heeft en bemint.
Dat vindt allemaal plaats in de tuin, ergens achteraf, in de verborgenheid. Qua marketing en ‘hoe de boodschap te communiceren’ heeft de Heer natuurlijk volkomen gefaald: waarom zo schuchter in de tuin vertoefd en waarom het verhaal toevertrouwen aan zulke bange en verschrikte vrouwen? Waarom juicht er niet een toon of waarom klinkt er niet een stem, die galmt door gans Jeruzalem?
Maar Markus eindigt zijn verhaal zo: Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik – ja, ze waren in extase, buiten zichzelf -. Ze waren zo erg geschrokken, dat zij niemand iets zeiden.
Dit lijkt eerder op anti-reclame. Maar waarom waren zij dan zo stilletjes? Ik denk, omdat ze totaal van de kaart waren. Zij durfden er niet over praten, omdat het te groot voor hen was. Het was zó groot en bijzonder, dat het niet paste op een billboard. En daar past het sowieso nooit op. Het paste vooral en alleen in hun hart en wat zij gezien en gehoord hadden bewaarden zij daar als een schat in de akker van hun leven. En daar leefden zij van en daar leefden zij uit. Met veel vragen en twijfels ook, maar altijd met een stille vreugde, vanuit een vrolijke ernst, want zo wisten zij: de Heer heeft ons gezien en onverwacht zijn wij opnieuw geboren en getogen!
Wat is dat voor een vader, die...?
Wat is dat voor een Vader, die ...?
Enkele gedachten bij de kruisdood van Jezus
Ik zie de man nog tegenover mij aan tafel zitten. Hij wilde mij graag vertellen, waarom hij nooit meer naar de kerk ging en ook niet meer aan het geloof deed. Verontwaardigd en boos stak hij van wal: “Wat was dat voor een Vader, die zijn eigen lieve Zoon moedwillig de dood injoeg, hem liet lijden en dat alleen, omdat Hij dat als de enige uitweg zag om ons te kunnen vergeven? Wat was dat voor een Vader?”
Vóór mij een gapende afgrond vol misverstanden en tegenover mij een man met een goed hart, die volkomen gelijk had, maar te snel tot de slotsom was gekomen, dat het dus niet te moeite waard was je in te laten met het christelijk geloof en de kerk.
Hij vertolkte weliswaar een visie op de achtergrond(en) van de kruisdood van Jezus, die lange tijd ‘heersend’ in de kerken is geweest – en in sommige delen nog – maar die op bijbels-theologische gronden terecht ook is bestreden en als funest voor onze omgang met God te beschouwen is.
Mijn gespreksgenoot had het verhaal van de kruisdood van Jezus misschien opgevangen vanuit het oude leerboekje van de kerk: de Heidelberger Catechismus. In aansluiting op de theologie van de middeleeuwer Anselmus van Canterbury, die een antwoord probeerde te geven op de vraag, waarom God mens is geworden, wordt daar in enkele stappen uit de doeken gedaan, waarom het allemaal zo gegaan is, zoals het gegaan is. Dat Jezus aan het kruishout eindigde was geen samenloop van omstandigheden, maar dit ‘moest’ allemaal zo gebeuren. Op die manier voldeed Hij aan de eis van zijn Vader om voor de zonden van de mensheid te betalen, zodat God zich met haar kon verzoenen.
Maar misschien had de beste man nog nooit van de Heidelberger Catechismus gehoord en baseerde hij zijn kennis op heel andere bronnen. Wellicht was hij eens naar de film geweest van Mel Gibson ‘The Passion of the Christ’. Of misschien had hij eens de rockmusical ‘Jesus Christ Superstar’ bekeken en bewonderd of mogelijk had hij op TV de opvoering van ‘The Passion’ gezien. Al deze en andere eigentijdse uitvoeringen en uitbeeldingen van het lijdensverhaal van Jezus roepen het beeld op van een God, die bloed wil zien, die gehoorzaamheid tot de dood eist. En Jezus onderwerpt zich als een mak lammetje daaraan en zo heeft God de wereld bevrijd van haar schuldenlast.
Ik voel mee met die man tegenover mij: ‘wat is dat voor een Vader, die...?’
Jezus moest een straf op zich nemen en zo betaalde hij voor onze zonden en de Vader werd tevreden gesteld. Maar nogmaals, wat is dat voor een Vader...?
En is dat wel dezelfde Vader, over Wie Jezus het zo vaak had en met wie hij communiceerde, ‘op enen berg alleen’? Is dat wel dezelfde Vader als tot Wie hij ons geleerd heeft te bidden? Is dat wel dezelfde Vader als in dat verhaal, dat hij verteld had, waarin één van zijn zonen de wijde wereld was ingetrokken, maar na berouw en inkeer terugkeerde...stond die Vader niet op de uitkijk en vergaf Hij die jongen niet alles wat hij misdaan had – zonder enige betaling van zijn kant?
Kortom, de Vader, zoals die in de geschetste kruistheologie naar voren komt is een heel andere dan die over wie Jezus spreekt. Als Jezus ons oproept onze broeders en zusters te vergeven wat zij ons mogelijk misdaan hebben dan verwijst hij naar Zijn Vader, die het doet regenen over goeden en kwaadwilligen en daarom zullen wij – evenals Hij – zevenmaal zeventig keer moeten vergeven, de andere wang toekeren en afzien van vergelding en wraak. Onvoorwaardelijk, precies zoals de Vader!
Jezus heeft in zijn leven, in zijn doen en laten, in zijn omgang met mensen laten zien, dat hij in nauwe verbondenheid met zijn Vader wilde leven en dat hij zo zijn Vader a.h.w. uitbeeldde en representeerde. Hij was en is sprekend en al doende zijn Vader. “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” kon hij zonder arrogant te zijn zomaar zeggen...
Omdat die Twee zo nauw op elkaar betrokken zijn – een gedachte die later in de triniteits-theologie werd uitgewerkt – is het onmogelijk de Vader en de Zoon zo sterk tegenover elkaar te plaatsen, alsof de Vader het lijden zou willen of zelfs zou eisen. Het is eerder zo, dat de Vader mede-lijdt met de Zoon en dat de Vader-Zoon-relatie niet verbroken werd – al was het zo, dat Jezus in het uur van zijn sterven zijn alleen-zijn in sterke mate ervaren heeft.
Het is de Duitse theoloog Jürgen Moltmann, die in deze lijn heeft verder gedacht en zo tot de titel van zijn boek hierover kwam, namelijk “Der gekreuzigte Gott” (1972): wij zijn hier getuige van het lijden en de dood van Jezus en van God! God heeft zich zo geïdentificeerd met de(ze) mens, dat Hij er aan geleden heeft en er onder bezweken is. Geen mens zal in zijn/haar lijden en stervensnood ooit meer alleen zijn!
Het (voorafgaande) leven van Jezus is van cruciale betekenis om enige betekenis en zin te kunnen geven aan het lijden en sterven van hem. Kort door de bocht gezegd, zou je kunnen zeggen: “zo ‘moest’ het wel aflopen”. Maar dan niet in de zin van ‘God wilde dat het zo moest gaan’, maar wie zijn of haar leven zó in dienst stelt van God en zo onafhankelijk en vrij zijn gang gaat en onvoorwaardelijk liefheeft en vergeeft, die wordt uiteindelijk niet geduld. Die ondergaat het lot van de profeten vóór hem en de idealisten en dromers ná hem ondervinden dikwijls hetzelfde. Maar het is en blijft toch (!) een verhaal van hoop, omdat deze doodlopende weg uiteindelijk door God gekend en erkend wordt als de weg ten leven!
Het blog van Dr. Benjamin L. Corey (op de Patheos.com website), getiteld “Some Problems I Have With Penal Substitution Theology of Atonement” [1]bracht mij het gesprek in herinnering, waaraan ik in het begin van mijn artikel refereerde. En ook de aanstaande viering van de Stille Week en alle hype rondom ‘The Passion’ in Leeuwarden vormden voor mij mede een aanleiding om te proberen enig licht te laten schijnen over deze duistere kwestie. “Wat zou dat voor een Vader zijn, die...?”
Laten wij de Vader, die een (bloed)offer wil zien, uit onze gedachten verbannen en ruimte maken voor de Vader, die zijn zoon van verre zag aankomen, hem omhelsde en hem liet delen in alles wat Hij bezat. En zij vierden een groot (Paas)feest!
[1] http://www.patheos.com/blogs/formerlyfundie/problems-penal-substitution-theology-atonement/?utm_source=facebook&utm_medium=social&utm_campaign=FBCP-PRX&utm_content=formerlyfundie
“If God the father needs someone to “pay the price” for sin, does the Father ever really forgive anyone? Think about it. If you owe me a hundred dollars and I hold you to it unless someone pays me the owed sum, did I really forgive your debt? It seems not, especially since the very concept of forgiveness is about releasing a debt — not collecting it from someone else.”
Een stem krijgen
Preek gehouden op de 3e zondag in de Veertigdagentijd (Oculi=Ogen) 19 maart 2017 in de Grote of Mariakerk te Meppel n.a.v. Lukas 11: 14-28.
EEN STEM KRIJGEN
Jezus trekt als een therapeut door het land. Hij helpt mensen door met hen te praten en te ontdekken, waar het probleem zit. Hij doet dat allemaal op weg naar Jeruzalem, in die tijd van veertig dagen. Het zijn die veertig dagen dwars door de woestijn, door de wildernis, vol beproevingen en aanvechtingen.
Als we al die lezingen en gedachten erover onder één noemer zouden willen brengen, dan zou ik willen zeggen, dat het gaat om ‘een gevecht’. Jezus is als therapeut aan het vechten; hij vecht voor het leven van zijn patiënt, zoals wij dat ook wel zeggen over artsen.
Zo zien wij hem vandaag in gevecht met een man, die stom is. Maar wacht even, zo staat het er eigenlijk niet. Jezus vecht niet met die man, maar met de demon, zo vertelt Lukas. Met ‘het demonische’. Het is opvallend, dat dat demonische als iets abstracts, iets onpersoonlijks wordt voorgesteld. De demon is geen persoon, maar eerder een macht. Hierdoor staat de tekst toch niet zo erg ver van ons af. Wij hebben grofweg wel het spreken over demonen en duivelen achter ons gelaten, maar we weten nog heel goed wat ‘het demonische’ is. De macht van het kwaad, hoe dat volken en mensen kan tyranniseren. Hoe mensen in de greep van het kwaad kunnen komen, zodat zij demonische trekken gaan vertonen.
Op zijn weg naar Jeruzalem is Jezus voortdurend bezig die macht of die machten te ontmaskeren en onschadelijk te maken. En om te zien, hoe hij dat doet moeten we de tekst precies en op de voet volgen. In het Grieks komen we daar een woord tegen, dat ‘eruit gooien’ betekent. Die demon moet aan de kaak gesteld worden en eruit geworpen worden. Zoals een therapeut tegen zijn patiënt zegt: ‘Gooi het er maar uit...alles wat je dwars zit, alles van vroeger en nu, alles wat je hindert om voluit mens te zijn. Gooi het eruit...al die shit!” Dat die shit ook wel ‘uitwerpselen’ genoemd worden past dan ook precies in deze beeldspraak.
Hoe zal het Koninkrijk Gods zich baan breken? Als de macht van het kwaad wordt weerstaan, weersproken en weerlegd. Sommige mensen zeggen of denken wel eens: “Die Jezus kon de dingen mooi zeggen, prachtig verwoorden, maar wat koop je ervoor? De wereld is nog steeds een tranendal en de misère van de mensheid drukt zwaar op mijn hart. Praatjes vullen geen gaatjes, het gaat om daden, die de wereld veranderen, niet om woorden!”.
Je kunt van alles en nog wat over Jezus zeggen, maar je kunt niet zeggen, dat hij alleen maar mooie praatjes verkondigde. Hij voegde namelijk zelf altijd de daad bij het woord. Als hij over het Koninkrijk Gods spreekt en over de nadering ervan en dat het nabij is, dan weet hij, dat dat de komst van dat Koninkrijk op weerstand stuit. Dat er nog eerst heel wat gevechten geleverd moeten worden, met het demonische, met het kwaad. Hij zag het zo voor zich, dat de wereld bezet gebied was, bezeten door angst, onmenselijkheid, waanzin, kortom door het demonische...en zal het Koninkrijk Gods zich baan breken dan zal dat ten koste gaan van de macht van het kwade. Die twee rijken kunnen niet samen bestaan: het goede en het kwade zijn aparte, gescheiden grootheden en...hoe zal het kwade overwonnen worden. Door het goede. Door het goede te doen en dat doet Jezus door deze man te bevrijden van zijn demonische stomheid.
‘Wat heb jij toch, beste man?’ Maar hij kon het niet zeggen. Hij had er geen woorden voor. Jezus vindt dat onverdraaglijk en hij wil deze man helpen. Gooi het eruit! Al die ballast en narigheid, waardoor je het spreken hebt verleerd. Je bent altijd monddood gemaakt, zij hebben jou altijd het zwijgen opgelegd. Jouw mening wordt nooit gehoord. Of iets anders geïnterpreteerd: jij bent sprakeloos geworden, omdat je teveel hebt gezien en meegemaakt. Zoals mensen, die in een concentratiekamp hebben gezeten er daarna nooit meer over spraken. Het was té erg! Of gaat het over iemand, die geen stem meer heeft, die tot de zwijgende meerderheid behoort en denkt: ik stem niet meer mee, het helpt toch niks. Laat mij maar ongezien en ongehoord mijn leventje leiden. Val mij niet lastig met politiek of met wat ook...
Het is iemand die opgesloten zit in zichzelf, die zijn gevoelens niet kan verwoorden. ‘Gooi het er eens uit, beste man, daar zul je van opknappen’. Zo staat Jezus als therapeut bij deze zwijgende man en hij probeert hem een stem te geven, hem te laten praten. O zo moeilijk. Een heel gevecht!
En dan krijgen wij ineens te horen: ‘...en de stomme sprak’. Dat is een duizelingwekkende zin: de stomme sprak. Maar u weet: de stomme kan niet spreken. En wie spreekt kan geen stomme genoemd worden. Het is een vreemde paradox, een onmogelijke mogelijkheid, die ons hier verschijnt.
En dat is precies wat bij de verkondiging van het Koninkrijk Gods hoort: er gebeuren onverwachte en onmogelijke dingen. Wie achteraan stond krijgt een plek vooraan; wie doof was hoort ongehoorde dingen; wie blind was ziet ineens het licht; wie stom was, geen stem had, krijgt een stem en spreekt zich uit.
Laten we nu niet zeggen: ja, maar dat gebeurt toch eigenlijk nooit?! Of: was het maar waar, dan zul je eens zien, hoeveel mensen gingen geloven.
Lieve mensen, hier raken wij nu precies aan het geheim van het Koninkrijk, dat zich niet groot en sterk wil maken in de wereld, maar een andere wereld voorstelt en uitbeeldt. Het is de omgekeerde wereld, de wereld omgekeerd. Doven horen, blinden zien en stommen spreken.
De Therapeut gaat nog steeds door de wereld en hij verheft zijn stem niet op de straten en als hij uitgescholden wordt scheldt hij niet terug en als hij voor de rechter staat en ze hem uit de weg willen ruimen dan doet hij zijn mond niet open. Als een lam staat hij daar sprakeloos en stemmeloos. Lief, stom lammetje....
Kun je daar de wereld mee veroveren? Is dat de ‘gamechanger’, die toekomst heeft en alles op z’n plek zal brengen?
Het ziet er niet naar uit. Het lijkt er niet op...maar toch heeft de vroege kerk deze Therapeut de messias genoemd. Zijn manier van doen, zijn woorden en zijn daden, zijn weg en zijn kracht, die hij in al zijn zwakte ten toon spreidde, werd het begin van een gang door de wereld, die bergen verzette, mensen het licht deed zien, de oren van doven ontstopte en mensen een stem gaf.
Zalig allen, die deze en andere woorden van God horen en die bewaren in hun hart en daaruit leven!
Een grens over...
Preek gehouden op de 2e zondag van de Veertigdagentijd (12 maart 2017) in de Oude Kerk n.a.v. Mattheüs 15: 21-28
Een grens over...
Je kunt het toeval noemen, maar ik vind het meer dan toevallig, dat ons vanmorgen dit gedeelte uit het Evangelie ‘toevalt’. Juist in een tijd, waarin in ons land het gesprek gaande is over onze nationale identiteit: wie zijn wij eigenlijk en wie willen wij zijn en wie horen erbij en wie niet? Het kan tot harde en ongenuanceerde discussies en standpunten leiden en wie een beetje de verkiezingsmachine op TV, op internet of in de kranten volgt, weet wel waar het over gaat. Mensen, die vanuit een ander land of een andere cultuur hier zijn komen wonen worden vaak nog als tweederangs burgers aangemerkt. Iemand die een andere huidskleur heeft, maar hier in Nederland is geboren, wordt soms nog gevraagd: waar kom jij vandaan? Nou, uit Utrecht zegt zij dan...
Of mensen met een andere godsdienst worden met argusogen aangekeken en argwanend gevolgd. Vroeger zaten de verschillende godsdienstige overtuigingen ieder opgeborgen in zijn of haar eigen zuil en leefde men een beetje langs elkaar heen. Ik had vroeger een rooms-katholiek buurjongetje, maar ik speelde nauwelijks met hem, want hij ging naar een andere school en hij had vriendjes van zijn eigen soort en ik ook. We leefden allemaal in een soort LAT-relatie: Living apart together. Ieder apart, maar samen vormde je wel de Nederlandse samenleving.
De verzuiling is opengebroken en functioneert niet meer en door de toestroom van allerlei culturen en etnische achtergronden is de samenleving een soort smeltkroes geworden. Soms leidt dat botsingen en uitsluitingen, maar soms ook tot onverwachte onmoetingen en vriendschappen. De nieuw ontstane situatie kun je tegemoet gaan als iets wat ons bedreigt en waar je bang van kunt worden of je kunt het tegemoet gaan als een uitdaging, een uitnodiging – met een ‘open mind’ en zonder angst hopen op iets positiefs.
Toen ik donderdagmorgen na mijn spreekuur de gerfkamer verliet haalde een man van duidelijk Noordafrikaanse afkomst zijn fiets van het slot en hij keek mij aan en ik groette hem en zijn gezicht klaarde helemaal op en luid en duidelijk zei hij: Goedemorgen, mijnheer. Ik was daar verrast over, omdat ik merkte, dat die man niet gewend was, dat hij gegroet werd. We lopen en leven vaak langs elkaar heen.
Nu lijkt het evangeliebericht van vanmorgen daar ook voet aan te geven, als wij horen, dat twee mensen, twee culturen elkaar treffen, maar eigenlijk ook langs elkaar heen willen leven.
Jezus heeft zich teruggetrokken in het gebied van Tyrus en Sidon, ten noorden van Galilea, waar hij rondgetrokken had, zieken had genezen, gesproken had over rein en onrein, over alle dingen, die de mensen bezighielden en over het Koninkrijk Gods als wenkend perspectief en dat het nabijgekomen was. En dan lijkt het wel alsof hij even afstand wil nemen. Zoals een politicus na al die debatten en verkiezingsbijeenkomsten wel eens lekker wil uitzakken op de bank en uithuilen bij zijn/haar vrouw of man. En dan zit je net lekker op de bank, gaat de telefoon of gaat de bel en staat er iemand aan de deur, die je hulp nodig heeft of je handtekening vraagt. Je staat op het punt de deur dicht te smijten...nee, nu niet! Ik zit net ff lekker uit te zakken. Kom me nu niet lastigvallen met allerlei vragen. Morgenochtend bent u de eerste. Gegroet!
Terwijl Jezus een weekje vakantie houdt in de omgeving van Tyrus en Sidon, zijn eerste buitenlandse uitstapje – die naar Egypte als baby niet meegerekend - komt een vrouw hem nalopen en naroepen, dat hij haar dochter moet genezen. Kom a.u.b. helpen, want zij is helemaal van het padje af, zij is depressief of hysterisch – wat haar mankeert weet ik niet precies, maar zij lijkt wel bezeten door een kwade macht: zij is geen baas over zichzelf, zij wórdt meer geleefd dan dat zij zelf leeft.
Jezus reageert tamelijk gereserveerd en bot op haar. Vrij vertaald zou je kunnen zeggen, dat hij haar zo antwoordt: Nee, sorry mevrouw, ik heb nu net even een weekje vakantie. Ik heb ook recht op mijn vrije tijd en bovendien hoort dit gebied niet tot mijn werkterrein, dus zoek maar ergens anders hulp. Het ga u goed!
Maar de vrouw laat zich niet afschepen en zij dringt aan. Al slaat hij de deur voor haar neus dicht, zij drukt opnieuw op de bel. “Hoorde ik u zeggen, dat het brood alleen bestemd is voor de kinderen aan tafel en niet voor de honden – dank u voor het sympathieke compliment – maar bij ons is het zo, dat de honden na de maaltijd altijd de kruimels en restjes mogen opeten”.
En Jezus gaat helemaal om. Hij is zo onder de indruk van het geloof en de vasthoudendheid van deze vrouw, dat hij op afstand haar dochter geneest.
Deze vrouw accepteert enerzijds dat er grenzen zijn, maar tegelijkertijd overschrijdt zij die ook door te onderstrepen, dat het brood bedoeld is voor iedereen: voor Joden en Palestijnen, voor Nederlanders en Marokkanen, voor Amerikanen en Mexicanen – het brood vaagt alle verschillen weg.
Nu maak ik een sprongetje naar een ander evangelie, waar in geuren en kleuren geproclameerd wordt, dat Jezus zelf het ware Brood uit de hemel is. En dat Hij gekomen is tot de zijnen, maar dat die hem niet hebben aangenomen en dat hij daardoor als een licht in de wereld is gaan schijnen.
Hij is het ware brood uit de hemel, voedsel voor alle mensen, die zoeken naar heil en bevrijding. Ook al wordt hijzelf vermalen en verpulverd, zoals wij ook juist in deze weken gedenken, Hij deelt zo zijn leven wereldwijd.
Misschien hebben ze er op de terugweg nog wel wat over doorgepraat. Het kan toch niet zo zijn, dat Gods liefde beperkt blijft tot één volk. Dan zou God een nationale God worden en op hetzelfde niveau komen met de goden van Egypte of Griekenland. Zo hebben wij God toch niet leren kennen? Hij is toch geen God van beperkingen en begrenzingen? Het lijkt wel of Jezus zelf hier ook nog over moest nadenken en pas gaandeweg ontdekte, dat God er is voor alle mensen, voor de hele wereld. God kan alleen maar God zijn, als Hij een universele God is.
Dat is een grote stap voorwaarts, voorbij alle nationale en culturele begrenzingen gaan inzien, dat niemand buitengesloten kan worden als je iets van de universele liefde van God hebt opgevangen in je hart en in je denken. God maakt geen onderscheid: iedereen is Hem even lief!
Terwijl zij zo redenerend terugliepen realiseerde Jezus zich, dat Hij een grens was overgegaan, dat hij de nationaal-Joodse grenzen had opengebroken en dat dat grote gevolgen zal hebben. Het was de eerste stap naar de wereldkerk, die weldra zal ontstaan.
In de brieven van Paulus en in de Handelingen der apostelen krijgen we daar ook een inkijkje in, hoe de eerste gemeenten worstelden met de vraag: wie horen er bij en moet men aan bepaalde voorwaarden voldoen? Moeten nieuwkomers ook besneden worden bijv. of is dat eigenlijk helemaal niet nodig? Paulus trekt de lijn, die Jezus heeft getrokken door en laat klip en klaar weten, dat er in Christus Jezus geen onderscheid meer is: iedereen hoort er bij en wie grenzen trekt miskent het messiaanse werk van Jezus, dat hij begonnen is zichtbaar te maken in dat gesprek met die vrouw uit Libanon.
Een prachtig voorbeeld van de doorwerking van dit gesprek vinden wij in de brief van Paulus aan de Efeziërs, hoofdstuk 2: 11-18 en dat gedeelte wil ik tenslotte graag even – in eigen vertaling/bewerking - voordragen:
“Bedenk wel, dat u qua afkomst allemaal heidenen en onbesnedenen bent, u was niet verbonden met Christus en u stond ver af van het burgerschap van Israël en u nam niet deel aan het verbond en de beloften die daar bij hoorden. Zo leefde u eigenlijk in een wereld zonder God en zonder hoop. Maar nu bent u, die voorheen op afstand stond, ineens dichtbij gekomen – en dat is zo gekomen dankzij Jezus Christus, door zijn dood en opstanding. Daardoor heeft Hij die twee werelden tot één gemaakt en zo heeft Hij vrede tussen die twee werelden tot stand gebracht. Vrede kwam hij verkondigen voor hen, die ver weg stonden en voor hen die dichtbij waren en door zijn Geest zijn wij allen één geworden en hebben wij allen een vrije toegang tot de Vader!”
Bidden - waarom?
Woorden van uitleg en verkondiging op de ‘Bidstond voor gewas en arbeid’ op woensdag 8 maart 2017 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Prediker 2: 20-26 en Mattheüs 6: 19-21; 24-26.
Bidden – waarom?
Voor veel mensen in onze tijd – en daar horen we zelf ook bij – is het houden van een bidstond iets wat eigenlijk niet van deze tijd is. Kijk, vroeger, toen de mensen nog niet beter wisten en konden, was het begrijpelijk, dat men een biddag of bidstond uitschreef, want de oogsten waren onzeker en oorlogen lagen op de loer en stormen konden alles in één klap ongedaan maken.
Maar wij, wij leven in een andere tijd. Wij zijn meer mans en wij hebben vrijwel alles zelf in de hand. Waarom zouden we nog bidden? En trouwens, zo voegen kritische geesten er aan toe, wat heeft dat bidden ooit opgeleverd? Bidden helpt niet, dus waarom zou je er mee doorgaan.
Toch zijn wij vanavond hier gekomen om gehoor te geven aan de oproep te bidden, te bidden voor gewas en arbeid. Niet omdat wij doof zijn voor de soort opmerkingen en bedenkingen, die ik zojuist noemde. Niet omdat wij een soort koppige eigenwijsheid of bonkigheid willen uitstralen, die de indruk van onverzettelijkheid moet verbeelden. Nee, wij doen dit en wij houden de bidstond vol, omdat wij onder bidden iets anders verstaan dan de mensen, die tegen ons roepen dat bidden onnodig en overbodig is, omdat het toch niet helpt.
Twee bijbellezingen zullen ons daarbij tot gids zijn.
Het zijn twee tekeningen van ons leven, hoe het beleefd wordt en te verduren is. Allereerst is daar de Prediker, die zichzelf en zijn medemensen vooral ziet als zwoegers en zweters. De mens is buiten het paradijs beland in een oord van kommer en kwel. Daardoor ontstaat zelfs een afkeer van het leven: wat een getob, wat een idiote vertoning: ik werk me kapot om alles in orde te krijgen en dan denk ik ervan te gaan genieten dan vliegt alles in de fik of ik word zelf doodziek. Wat een waanzin eigenlijk. Is dat leven? Of ik kom te overlijden en al mijn bezit en alles waar ik voor gezwoegd heb moet ik nalaten aan mijn kinderen of aan anderen. Zelf heb ik er niks meer aan.
Ik denk dat veel mensen zich wel herkennen in deze Prediker: het leven van veel mensen is een opeenstapeling van geploeter en gezwoeg. Vooral wanneer mensen geen werk kunnen vinden of vroegtijdig ziek worden of gevoelige verliezen lijden dan is het leven een last geworden in plaats van een lust. Soms zijn mensen zo radeloos, dat zij de dood verkiezen boven het leven. Prediker begrijpt dat. Hij is even cynisch en zwartgallig als vele van onze tijdgenoten: het leven is leegte en gemis. Toch doet hij nog wel een oproep om er iets van te maken: Ga eens lekker uit je dak en maak er een feestje van, zoek wat vertier met een wijntje en een trijntje – misschien is het dan vol te houden. Het is als dansen op de rand van de vulkaan.
Hoe herkenbaar ook, toch niet echt bevredigend. Als we nu ons oor wenden naar de woorden van Jezus in de Bergrede, dan klinkt ons iets heel anders toe. Het gaat over hetzelfde leven, maar alles staat ineens in een ander licht. Er is nog steeds het zware werk, het gezwoeg en de teleurstellingen, maar Jezus zegt: maak je geen zorgen, wees onbevreesd t.a.v. de toekomst en leef in het heden. Wat zullen we eten en wat zullen we drinken en waarmee ons kleden?: het zijn de vragen naar de basisbehoeften. Kijk eens naar de vogels in de lucht, hoe ze zwieren en fladderen, zij vliegen flierefuitend langs de wolken en zij hebben alles wat ze nodig hebben.
Deze woorden van Jezus zijn dikwijls misverstaan, alsof hij ons aanspoort om zorgeloos en voor het vaderland weg te leven. Of dat men denkt: nou, da’s lekker makkelijk gezegd, maar kom er maar eens om om dat in de praktijk te brengen. Ons leven is wel een tikkie zwaarder dan van die vogeltjes in de lucht. Het lijkt wat teveel op luchtfietserij...
Ik denk dat Jezus niet oproept om zorgeloos te leven, maar wel om onbezorgd te leven. Wij moeten zorgen, dat er brood op de plank komt, we moeten zorgen voor ons gezin en voor de samenleving, we hebben onze plichten en verantwoordelijkheden, maar uiteindelijk moet je dat alles ook kunnen loslaten en relativeren en erkennen: alles wat ik heb, heb ik ontvangen. Ja, ik heb er voor gewerkt, maar uiteindelijk is het een ‘gift’.
En nu kom ik nog even terug op het bidden. Bidden is niet allerlei dingen bij God gedaan zien te krijgen, maar het is het ontvangen van het leven uit de hand van God. Wij bidden niet om het dagelijks brood met een lege broodtrommel, maar met een volle. Terwijl wij gewerkt hebben voor ons brood en bij de bakker zijn langsgeweest en alles op tafel staat...dan bidden wij: “Geef ons heden ons dagelijks brood”. Het is het uitspreken van een dank, het is het articuleren van het besef, dat ons leven en ons brood een ‘gift’ zijn. Door te bidden geven wij er uitdrukking aan, dat wij het leven en alles wat ons toevalt, niet als willekeur of als ‘self-made products’ zien, maar als geschenk uit Gods hand, waardoor alles in een ander licht en perspectief komt te staan!
Dat is m.i. de zin en de bedoeling van een bidstond om ons dat te binnen te brengen: “Zing maar en bid, en ga Gods wegen. Doe wat uw hand vindt om te doen. Weet dat de hemel zelf u zegent. Wie zich op God alleen verlaat, weet dat Hij altijd met ons gaat”. (LB 905: 4).
Luther misverstaan en herontdekt
Inleiding gehouden op de 2e Reformatie-avond in het herdenkingsjaar 2016-2017 in de Oude Kerk op 13 februari 2017 o.d.t. ‘de rechtvaardiging door het geloof bij Luther’
LUTHER MISVERSTAAN EN HERONTDEKT
Hoe kon het gebeuren, dat de geweldige ontdekking, die Luther na een lange strijd inviel, namelijk dat hij als zondaar gerechtvaardigd was voor God door het geloof en dat al was hij weliswaar gerechtvaardigd, hij niettemin tegelijkertijd zondaar bleef – hoe kon het gebeuren dat zo’n cruciale en vitale ontdekking, zo’n blij en vrij makende gift na verloop van tijd haar glans en zeggingskracht verloor, werd misverstaan en omgebogen werd tot iets anders?
Allereerst kwam dat doordat in grote delen van Europa na enige tijd iedereen het lutherse geloof ging belijden. Dat had alles met die tijd te maken en de manier waarop men aankeek tegen religie in een staat of samenleving. Wat voor Luther een existentiële ervaring was geweest, die hem zijn ontdekking had ingegeven en waaruit hij begon te leven, dat was op den duur voor de lutherse gelovigen meer een ‘leerstuk’ geworden, dat men op catechisatie had meegekregen als belangrijk.
Dus er is enerzijds de schakeling van de persoonlijke crisis en oplossing ervan bij Luther naar de verbreding van deze ontdekking naar het volk d.m.v. verplichting, vanzelfsprekendheid en onderricht, zoals dat allemaal met elkaar optrekt, wanneer we het hebben over een ‘civil reiligion’, zoals het lutheranisme was geworden vanaf de 2e helft van de 16e eeuw en daarna.
Maar anderzijds ging deze verbreding tegelijkertijd gepaard met een versmalling, omdat de oorspronkelijk vreugde niet meer gedeeld werd en omdat men in de leermethode de oorspronkelijke begrippen anders begon in te vullen en men te werk ging als bij een Alpha-cursus: dit zijn de uitgangspunten en waarheden en nu moet je dit geloven en alles is in orde. Rechtvaardiging door het geloof werd meer en meer ‘geloven om gerechtvaardigd te worden’.
Diezelfde ontwikkeling zien we in de calvinistische traditie en die heeft zich in ons land sterk ontwikkeld in de traditie van de Nadere Reformatie, waarvan ik als voorbeeld één vertegenwoordiger naar voren wil halen, namelijk Hermannus Witsius (1636-1708). Hij is predikant geweest in o.a. Leeuwarden en een groot deel van zijn leven werkte hij als hoogleraar theologie aan de universiteiten van Franeker, Utrecht en Leiden. Een invloedrijk man, die als dogmaticus de ontdekkingen van de Reformatie zodanig systematiseerde en herinterpreteerde, dat helaas van de oorspronkelijke gloed weinig overbleef.
De titel van zijn hoofdwerk is al veelzeggend: ‘De Oeconomia Foederum Dei’ ofwel ‘De Huishouding der Verbonden Gods’. Dat is natuurlijk een heel letterlijke vertaling, want we zouden zijn werk ook ‘de economie van belanghebbende partijen’ kunnen noemen. Het is een soort ‘huishoudboekje’ waarin beschreven wordt wat de een de ander verschuldigd is, wat de een van de ander mag verwachten, waar hij aanspraak op kan maken, welke heilsgoederen geleverd moeten worden op inbreng van geloof en wat is de verdienste van Christus? Kortom, een minitieus uitgewerkt schema dat sterke verwantschap vertoont met de wijze van denken en doen van de kooplieden van de Amsterdamse grachtengordel en van de Haagse regenten, die handelscontracten en politieke verbonden (pacta) sloten, die daadwerkelijk ook iets opleverden.
De volledige lezing is te vinden op mijn website onder 'Archief'/'Lezingen'.
31 oktober 2016: Reformatieherdenkingen 1617-1917
Inleiding gehouden op 31 oktober 2016 in de Grote of Mariakerk n.a.v. de start van het Reformatieherdenkingsjaar (1517-2017)
Thema: REFORMATIEHERDENKINGEN 1617-1917
Herdenkingen van historische gebeurtenissen hebben hun eigen geschiedenis. En het is interessant om te zien hoe herdenkingen veranderen en reageren op de behoeften en omstandigheden van de tijd, waarin zij gehouden worden.
Herdenkingen van belangrijke momenten in de geschiedenis kunnen plaatsvinden door er een fysiek monument voor op te richten. Zo zijn er ook van Luther talloze monumenten opgericht – monumenten geven eigenlijk de herdenking een permanente vorm. Zo vind je bijv. ook in bijna ieder Frans dorp een monument om gesneuvelde soldaten – helden van de natie genoemd – te gedenken. Maar er zijn ook andere mogelijkheden, bijv. dat men op een bepaalde datum een feest of een herdenkingsmoment viert, zoals wij in onze tijd bijv. kennen van de 4 mei herdenking en de 5 mei-viering. Jaarlijks terugkerende momenten.
Van sommige historische momenten of ingrijpende keerpunten is bekend, dat ze minstens ook iedere 100 jaar werden herdacht en de Reformatie is daar een goed voorbeeld van. Zo maken wij vandaag een begin met de viering van het feit, dat het volgend jaar op 31 oktober precies 500 jaar geleden is, dat Luther zijn 95 stellingen aanprikte op de deuren van de slotkapel in Wittenberg. Achteraf is dat moment als begin van de Reformatie gekozen en ik wil als in vogelvlucht laten zien, hoe in iedere ‘Jahrhundert’ het eeuwfeest werd gevierd.
Ik vertel eerst iets over de vieringen in 1617 en 1717 en daarna in twee korte verkenningen iets over de viering in 1817 en die in 1917.
Ik beperk me daarbij vooral tot de Luther-herdenkingen in Nederland: in de eerste twee jaren 1617 en 1717 hebben we dan te maken met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarin de gereformeerde kerk (of de calvinistische kerk van de Reformatie) toonaangevend was en waarbij andere religieuze stromingen, waaronder het lutheranisme, een tweederangspositie hadden.
In 1617 zitten we in de periode van het Twaalfjarig Bestand tijdens de 80-jarige oorlog en de Nederlandse calvinisten buigen en breken hun hoofd over de verkiezingsleer en het land en de politiek zijn verdeeld tussen de partij van de remonstranten en contra-remonstranten, de slijkgeuzen en de bavianen, zoals de groepen wel genoemd werden. Er komt uiteindelijk een beslissing en rust in de tent, als de Dordtse Synode in 1618 en 1619 bijeenkomt. Het is dan precies 100 jaar geleden dat Luther zich roerde en de lutheranen in Nederland vinden het de moeite waard om dit eerste eeuwfeest te herdenken, op verzoek van de lutheranen in Duitsland. Zij doen dat alleen en uitsluitend in eigen kleine kring door stil te staan bij hun geloofsheld Maarten Luther. De herdenking van 1617 is een intern luthers gebeuren, in eigen kleine kring gevierd.
(De volledige lezing is te lezen op mijn website onder 'Archief'/'Lezingen').
Vier wijzen van (niet) horen
Preek gehouden op zondag Sexagesima 19 februari 2017 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Lukas 8: 4-15. In deze dienst werd de Heilige Doop bediend aan Djezz Oenema en Coen Roelof Hendrik Heetebrij.
Vier wijzen van (niet) horen
Vandaag houd ik een korte, overzichtelijke ‘huis, tuin en keuken-preek’, die uitloopt op een gedicht, een lied dat wij samen zullen zingen (LB 764).
De gelijkenissen, die Jezus vertelt, daar moet je eigenlijk niet teveel over gaan uitleggen. Het zijn eigenlijk verhaaltjes, die voor zichzelf spreken. Het zijn vertellingen, die tot nadenken stemmen. Op de één of andere manier raken ze je, ook al begrijp je niet alles.
Nu is het wel zo, dat de gelijkenis van de zaaier wèl nader wordt uitgelegd en die uitleg maakt van de vertelling een allegorie. Alles in het verhaal stelt iets voor: de zaaier is Godzelf of Jezus, die zijn woord verkondigt. Het zaad is het Woord van God en de verschillende plekken aarde stellen de verschillende typen hoorders voor.
Alle bijbelgeleerden zijn het er wel over eens, dat deze toelichting op de gelijkenis van Jezus van later datum is. Het is eigenlijk een klein preekje over de gelijkenis, die er later aan toegevoegd is, misschien pas in de 2e eeuw ofzo.
Jezus legt zijn verhaaltjes helemaal niet uit. Hij vertelt ze gewoon en zegt dan: wie oren heeft, die hore. Wie de schoen past, trekke hem aan. Zo vertelt hij over de geheimenissen van het Koninkrijk Gods, waar je als hoorder meteen bij betrokken wordt. Bij ieder onderdeel van het verhaaltje kun je je afvragen: waar kom ik zelf voor in dit verhaal? Gaat het over mij? Begrijp ik het goed, dat hij het hier over mij heeft, dat Hij mij aanspreekt? Ben ik het, Heer?
Maar nu kom ik dan op mijn ‘huis, tuin en keuken-preek’, waarin ik aan de hand van een paar gebruiksvoorwerpen uit de keuken kan laten zien en horen, hoe wij kunnen luisteren. Er zijn vier manieren van luisteren naar de woorden van God. En ieder voorwerp verbeeldt zo’n manier van horen.
Ik heb de keuze van deze instrumenten trouwens ontleend aan een oude Joodse legende.
Allereerst heb ik hier een trechter. – ik had helaas geen grotere. Deze kreeg ik een keer bij een liter motorolie, die nog steeds ongebruikt in de garage staat - . Bij een trechter gaat het zo, dat je er iets in de bovenkant ingooit of ingiet en aan de onderkant komt het er precies zo weer uit. Er gebeurt eigenlijk verder niks: het ene oor in en het andere weer uit. Als je na afloop aan de trechter vraagt: wat ging er door je heen? Dan moet hij het antwoord schuldig blijven. Geen idee.
Dan heb ik hier vervolgens een spons. Een spons neemt alles in zich op: vies water, schoon water...alles door elkaar, het maakt niet uit. De spons is ontvankelijk en vindt eigenlijk alles wel mooi en goed. Hij is er op een bepaalde manier zelfs vol van. Maar op een gegeven moment laat hij ook alles weer lopen. Zodra er enige druk op de spons wordt uitgeoefend sijpelt alles weg en blijft hij zelf zo leeg en droog als een kurk achter.
Die druk kunnen we opvatten als verdrukking, het onder druk komen staan t.g.v. vervolging of de moeiten van het leven. Dan zakt de spons in en verliest al zijn inhoud. Er is weinig van blijven hangen... Ben ik het, Heer?
Dan heb ik hier vervolgens een vergiet. Sommige mensen zijn als een vergiet, zegt Jezus. Met een vergiet loop je de kans, dat je de droesem, het onbelangrijke overhoudt, maar dat de vruchtensap of de kostelijke wijn wegsijpelt. Wat je overhoudt is dat wat je onthoudt en als dat negatieve of onnozele, onbelangrijke dingen zijn dan heb je overgehouden, waar het eigenlijk helemaal niet over gaat. Zo hebben mensen soms een akkefietje met de kerk gehad en keren de rest van hun leven de kerk de rug toe. Of ze vinden bepaalde verhalen in de bijbel onbegrijpelijk of gewelddadig en zeggen vervolgens: ik lees er nooit meer in. Voor mij hoeft het niet meer. Dus men concentreert op de droesem in de vergiet, maar de wijn vergeet men op te vangen en op te drinken. Zonde is dat. Ben ik het, Heer?
Dan heb ik tenslotte nog een zeef meegenomen. De zeef maakt onderscheid tussen wat er toe doet en wat eventueel weg kan. Je moet er misschien enige moeite voor doen, je moet dat wat je ontvangt ronddraaien en uitpersen,maar als je zo alles gezift en gezeefd hebt, blijft er iets waardevols achter. Wat niet van belang is kun je weggooien, maar wat overblijft is de moeite waard!
Vier typen luisteraars, vier soorten hoorders. Welke hoorder je bent hangt vooral af van jezelf. Niemand kan zeggen: ik was niet goed gepredestineerd, ik was geen goede aarde. Dat zijn allemaal uitvluchten, die nergens toe leiden.
Je kunt wel zeggen: ik ben de ene keer meer een vergiet, de andere keer een trechter en soms een zeef. Dat kan wisselen met de perioden in je leven.
Maar wat overeind blijft is de standvastigheid en de volharding van de boer. Hij zaait maar door....hij verspilt zijn zaad mateloos. Niemand ontkomt aan zijn brede gebaren. Hij kijkt niet krap en is niet kinderachtig: kleine kinderen slaat hij niet over, maar gaan zelfs voorop en zij ontvangen gratis en voor niets het water op hun voorhoofdjes als een voorschot op het zaad van het Woord.
Een zaaier ging uit om te zaaien. Hij zaaide zo wijd als de wind. Hij zaaide zichzelf als een graankorrel in de aarde en Hij sterft aan de doornen beneden en de vogels daarboven. Zo brengt het veel vrucht voort en mogen wij deel uitmaken van de oogst.
O zaaier, ga uit om te zaaien – ga ook uit om te oogsten –en maak ons allen tot moedergrond, vruchtbaar en vol leven!
"...and the winner is?!"
Preek gehouden op de 4e zondag na Epifanie 29 januari 2017 in de Oude Kerk n.a.v. Mattheüs 5: 1-12, waarin Bé en Anja Hagedoorn werden bevestigd in het ambt van diaken en Joyca van der Linde in het ambt van ouderling.
“...and the winner is?!”
“....and the winner is...?!” zo eindigt vaak een spannende wedloop of de uitkomst van een spel of een loterij. De naam van de winnaar wordt genoemd en hij of zij mag de prijs in ontvangst nemen: een gouden kalf, een televizierring, een cheque, een kruisje, een bokaal, een auto, een miljoen...wat niet al. Gelukzaligheid straalt van de gezichten van de winnaars af. Zij hebben het getroffen, zij zijn goed af, zij hebben geluk gehad of zij hebben het beste gepresteerd!
Je komt het tegen in de wereld van de sport, van het entertainment, van de politiek. ...and the winner is: Donald Trump, de nieuwe president van Amerika!,...and the winner is: Klaas Dijkhof, de slimste mens van Nederland! And the winner is: Geert Wilders, de meeste virtuele stemmen bij de a.s. verkiezingen... en zo zou ik nog een hele tijd door kunnen gaan.
We bevinden ons hier in de wereld en de denktrant van het succes. Al die winnaars zijn succesvolle mensen, zij hebben het gemaakt, zij kunnen trots op zichzelf zijn en iedereen kijkt met bewondering, waardering en afgunst naar hen. Succes wordt hoog aangeslagen; wie geen succes heeft is een ‘loser’. Het is opvallend hoe graag mensen praten over het succes van zichzelf of van anderen.
Vooral in Amerika is er een enorme succes-cultuur ontstaan, die zelfs nog een christelijk sausje heeft gekregen. In sommige kerken wordt je geloof beloond met welvaart en materiële overvloed. God is een ‘God of prosperity’ en het Evangelie is ‘the Gospel of Good Success’. God beloont de harde werker en de durf-investeerder, de handige ondernemer en de slimme zakenman. Je geloof en de zegen van God kun je aflezen van je banksaldo en de omvang van je woning en je zwembad. Trump is de messias van dit prosperity-geloof, het boegbeeld van het evangelie van en voor de rijken. En als het tijdens de inauguratie begint te regenen is dat een bewijs van Gods zegen over dit presidentschap.
Een kind kan aanvoelen dat we hier ver verwijderd zijn van de bijbelse boodschap. Als Jezus deze verhalen zou horen zou hij zich omkeren in zijn graf – in dit geval, eerlijk gezegd, inderdaad niet zo’n passende opmerking – want Hij ziet het, Hij weet het en Hij treurt erover. Ik zou daarom liever zeggen: de regendruppels beschouw ik als de tranen van Jezus over zoveel misverstand, over zoveel hardvochtigheid en gebrek aan mededogen. Tranen over zo’n compleet misverstaan van alles, waarvoor Hij stond en altijd staan zal!
Laten we nu niet denken, ach, dat is Amerika. Zo’n potje maken wij er toch niet van, nietwaar?
Nu moet ik helaas constateren, dat het succesdenken ook in onze kerken is doorgedrongen. Als de kerk zélf een succes wordt is het Evangelie zelf vaak het eerste slachtoffer. Dat gebeurde bijv. toen de kerk in het Romeinse Rijk onder keizer Constantijn een staatskerk werd: het werd aantrekkelijk en bijna verplicht om bij de kerk te horen. Een grote toeloop, dat wel...maar wat bleef er over van wat Jezus ooit bedoeld had? De criteria en maatstaven, die Jezus in Gods Naam aanlegt en hanteert zijn totaal tegenovergesteld. Vanaf de berg klinkt in ons dof geworden oor: Zalig, ja gelukkig en te benijden zijn de armen van geest, de bedroefden en de barmhartigen, de vredestichters en de wanhopigen, ja, die in de wereld niet in tel zijn en uitgekotst en weggeduwd worden, die hebben een plaats in mijn Koninkrijk, zegt Jezus.
Hij kijkt veel anders naar de mensen dan wij doen. Hij kijkt niet naar degenen, die succes hebben – die redden zichzelf wel – maar naar degenen, die onderop liggen, de ‘losers’ en de verschoppelingen. Hij ziet om naar hen, naar wie niemand omziet en Hij helpt hen overeind en zegt hun toe een vrede, die alle verstand teboven gaat.
Het is uiteraard van groot belang, dat wij ook zelf leren kijken met de ogen van Jezus naar de wereld. Dat we niet zo gefocust zijn op wat al in aanzien staat, dat we niet zo gebrand zijn op wat succes boekt en waar ons trotse hart van opzwelt, maar dat we oog hebben voor het kleine en het nederige, het onooglijke en nietige, want daar gaat ook Gods hart naar uit. In Naam van Jezus zullen wij al die mensen hun waarde teruggeven door hen aan te spreken als beminden Gods. En dat dan niet op een goedkope, vrijblijvende manier, maar daad-werkelijk, door hen nabij te zijn en bij te staan, voorzover in onze macht en naar onze mogelijkheden. Niet de ogen sluiten of wegkijken, maar als helderzienden de armen en treurenden de hand reiken – diaconaal en pastoraal.
Daarom vond ik één gebed zo indrukwekkend bij de inauguratie van Trump – die van pastor Rodrigues, die de zaligsprekingen als format hanteerde om zo de president op te roepen zich in te zetten voor de armen, de bedroefden, de vredestichters en de ‘losers’...
Ook is het heilzaam onszelf te leren zien als degenen, die genoemd worden in de rij van verliezers en ontgoochelden. Dat wij onszelf toegesproken weten als ‘gelukkige mensen’, niet omdat we zo succesvol zijn, maar omdat wij een tekort hebben en omdat wij Iemand hebben leren kennen, die dat weet – van binnen uit – en die ons geneest van onze eigenwaan, ons zelfbedrog en die ons bevrijdt van het succesdenken.
...and the winner is? “Ik was naakt en jij hebt mij gekleed, ik was hongerig en jij gaf mij te eten, Ik zat in de gevangenis en jij kwam even langs...ik miste de boot, maar jij nam me op sleeptouw, alle mensen keerden zich van mij af, maar jij zag me staan”. ...and the winner is??
Er was een man en die was op zoek naar het geluk. En hij dacht dat het overal te vinden zou zijn en hij stapte op een boot om op reis te gaan, op zoek naar het geluk. Maar het werd donker en het begon te stormen en na een paar dagen van heen en weer geslinger en kotsen over de reling meerden ze eindelijk aan zonder te weten waar ze waren beland. En hij stapte uit en hij zag de eerste de beste stad, die hij tegenkwam en hij was helemaal onder de indruk van wat hij allemaal zag. Hier wil ik wonen, zei hij, in deze stad word ik echt gelukkig. En hij stapte een willekeurige straat in en plotseling kwam hij tot de ontdekking, dat hij voor zijn eigen huis stond. Hier was het geluk te vinden, precies daar waar je bent. Omhels het leven precies zoals het zich aan je voordoet en zo zul je gelukkig zijn. Daarom staat er: zalig de armen van geest, zalig de treurenden, zalig wie het niet zo gemakkelijk heeft, want zij vangen een glimp van God op in hun Godvergeten bestaan. In de diepte ervaren wij hoogte, in de verlorenheid het gered-zijn, in de vervreemding de aanvaarding, in de treurnis een diepe blijdschap, een ongekend verlangen naar heelheid en geborgenheid, waarin God zal zijn alles in allen!
Micha's visioen als stip op de horizon
Overdenking gehouden ter afsluiting van “de week van gebed voor de eenheid” in de Grote of Mariakerk in de vorm van een oecumenische Avondmaalsviering op zondagavond 22 januari 2017 n.a.v. Micha 4: 1-5
Micha’s visioen als stip op de horizon
Als wij vanavond even bijeen zijn in een dienst van Woord en Tafel en elkaar vanuit diverse geloofsgemeenschappen hier ontmoeten, dan zijn wij in zekere zin bezig iets waar te maken van het visioen van Micha. Natuurlijk is wat wij hier doen en beleven maar een vage en verre afdruk ervan, maar toch hebben zijn gedachten, zijn hoop en zijn visioen ons geraakt. En hoe meer wij ons zullen laten inspireren door deze en andere visioenen en vergezichten des te meer zullen wij als kerken samen optrekken, elkaars eigenaardigheden leren waarderen en elkaars verschillen van inzicht leren zien als aanvulling of correctie op ons eigen denken. Voor ons allen blijft gelden: want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele.
Wat Micha voor ogen staat is iets groots en heeft betrekking op de hele wereld, gaat alle volken aan. Wij zijn eraan gewend geraakt om de hele wereld via de TV bij ons avondeten aan tafel te hebben: wij zijn ‘live’ getuige van de inhuldiging van een nieuwe president in de VS en wij zien de uitdrukkingen op de gezichten van voor- en tegenstanders, van mensen die in hem geloven en van mensen die hun hart vasthouden en zo worden wij ook zelf deelgenoot. Voor Micha was het bijzonder de grenzen van zijn eigen nationaliteit en godsdienst te doorbreken en toch gebeurde dat, toen hij de tempel in Jeruzalem verhief tot het centrum van de wereld, tot het punt van samenkomen van alle volken. Dat zou je ook kunnen opvatten als iets van suprematie, alsof Jeruzalem boven alles en iedereen moest uitsteken en dat het daar dan vooral om zou gaan, want dan zou het toch weer iets eng nationalistisch worden en leiden tot een soort nationaal superioriteitsgevoel.
Maar zo dacht Micha niet, zo sprak hij niet in de Geest van de HEER: het gaat erom, dat alle volken zich zullen laten inspireren door de God van Israel, niet als een nationale God, maar als een universele God. Dat de volken zullen ophouden elkaar te beconcurreren en te bestrijden, dat zij zullen gaan samenwerken en dat het Militair Industrieel Complex waarin miljarden omgaan op zijn laatste benen zal gaan lopen en dat de winsten ten goede gaan komen aan de armen en de hongerigen op deze wereld.
Dan kan tenminste iedereen eens genieten van het mooie en het goede van het leven zonder dat je bang hoeft te zijn dat er een granaat in je achtertuin ontploft – nee, dat je rustig kunt bijkomen van alle besognes van de dag en bij een goed glas wijn mag uitrusten.
Dat zijn natuurlijk fantastische vergezichten en misschien hebben we allemaal de neiging om ze af te doen als utopieën. In zekere zin zijn het inderdaad utopieën, het zijn ideeën die nog nergens gerealiseerd zijn – utopie betekent letterlijk: geen plaats – er is geen plaats voor, het vindt nergens plaats.
Toch zijn deze profetieën, visoenen en vergezichten belangrijk, omdat zij ons denken, verwachten en handelen een richting geven. Deze vergezichten, ook die van Johannes in Openbaring 21, van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, brengen onrust in ons bloed en maken ons opstandig en ongeduldig. We worden kritisch op de werkelijheid van alledag, wanneer we zien, dat kinderen niet tot de bloei van hun leven kunnen komen, wanneer bommen en kogels mensenlevens kapot maken, wanneer mensen omkomen van de honger, omdat er geen voorzieningen zijn. Micha spoort ons aan om te werken en te hopen in de richting van zijn visioen. Die kant moet het op, zo roept hij ons toe. Leg je niet neer bij de status quo, wees niet tevreden met hoe het gaat, maar pak aan en laat je wijs maken door de richtlijnen van de Allerhoogste!
En als alle mensen en alle volken dat gaan doen, dan zul je nog eens wat zien en beleven. Volgens Micha hoeven we echt niet allemaal hetzelfde te denken en te geloven, als andere volken in dezelfde richting denken vanuit hun inspiratie en geloof, ‘so be it’, wij doen het in vertrouwen op de Naam van de Eeuwige, die wij hebben leren kennen in de persoon en figuur van Jezus de Christus. In zijn Geest zullen wij ons steentje bijdragen – en we bouwen misschien niet allemaal op dezelfde plek en aan hetzelfde muurtje, maar gezamenlijk bouwen wij wel aan de nieuwe wereld, die komt en waarom wij bidden, telkens wanneer wij zeggen: Uw Koninkrijk kome, en: Kom, kom Heer Jezus, ja kom spoedig!
U als zusters en broeders vanuit verschillende geloofsgemeenschappen hier in Meppel bijeen mag ik als voorganger van de protestantse gemeente in Naam van Christus, die de Gastheer is, welkom heten rondom de Tafel van samen om de gaven van brood en wijn te ontvangen en te delen met elkaar als een teken van verbondenheid met Hem en met elkaar. Weet u allen welkom!
Voordat wij aan Tafel gaan leggen wij onze noden en de zorgen in de wereld bij God neer en brengen ook zelf onze gaven samen om de nood te lenigen. Zo zijn er straks 2 diaconale collecten voor de Arme kant van Meppel en voor de Voedselbank, terwijl daarnaast een collecte wordt gehouden voor de bestrijding van de onkosten.
Wij komen tot U, o God, die ons leerde met hoop naar de wereld te kijken, met een kritische blik en met een oog voor de noden van mensen in de knel: zo bidden wij U voor alle mensen, die zich uitgerangeerd voelen, geen uitweg zien soms en met een lege blik in de ogen over de wereld gaan, zonder verwachting, zonder hoop op betere tijden. Geef dat wij hen zien en dat wij de uitgestrekte hand niet negeren.
Voor uw kerk, de gemeenschap van Christus, over de hele wereld bidden wij U, dat zij een licht zal zijn, een plek om te schuilen, een plaats van hoop en uitzicht tegen de moedeloosheid en de hopeloosheid in. Heer, hoor ons gebed.
Voor de overheden in deze wereld van grote en kleine landen, waar bestuurders samenkomen om conflicten te beheersen en tegen te gaan en wegen te zoeken in de richting van vrede en gerechtigheid. Geef wijsheid en moed aan hen, die daarin een taak hebben.
Ontferm U over de wereld en over ons en laat ons samenzijn een voorzichtig teken zijn van een wereld, waarin mensen in vrede kunnen samenwonen en samenleven, dat bidden wij U in Jezus’ Naam.