Midden onder u is Hij
Preek gehouden op de 3e zondag van Advent 15 december 2024 in de Catharinakerk te Heusden n.a.v. Zefanja 3: 14-20 en Johannes 1: 19-28
Midden onder u is Hij
Derde Advent “Gaudete”: Weest blij! Dat is de klassieke benaming van deze zondag. Het zijn namen, die oude papieren hebben, maar die in de tijd van de Reformatie weer wat ondersneeuwden. Calvijn bijv. had niet zoveel op met het kerkelijk jaar en de namen van de zondagen en de feesten. Ik heb wel eens gelezen, dat hij op de dag van het Kerstfeest gewoon doorging met zijn bespreking van het boek Deuteronomium, waar hij mee bezig was. Hervormingen kunnen ook te ver doorslaan en het kind met het badwater doen verdwijnen.
Hoe dan ook: ik vind het wel mooi om de naam van deze zondag ‘Gaudete’ – Weest blij – in ere te houden. Het is halverwege de voorbereidingstijd, zoals ook halverwege de 40-dagentijd er een pauze is, die ons eveneens oproept ons te verheugen. Kortom, het kerkelijk jaar houdt rekening met onze spanningsboog, die kort is en daarom mag er halverwege even gespeeld en gejubeld worden: weest blij!
Zo’n oproep en aansporing hebben wij wel nodig, zeker ook in deze tijd van teloorgang, van armoede, van oorlog, van onzekerheid en angst. En veel mensen zullen misschien zeggen: ik kan helemaal niet meer blij worden, het is mij te overweldigend en waarom zou ik blij zijn? Er is geen enkele reden toe.
We hebben gelezen uit de profetieën van Zefanja en als wij zijn hele boekje zouden hebben voorgelezen dan zou de moed ons helemaal in de schoenen gezonken zijn. Echt een onheilsprofeet in optima forma, tsjonge wat kan die tekeer gaan tegen alles wat krom en verkeerd is. En waar het allemaal op uit zal lopen? Ook daar is hij niet optimistisch over: we gaan met z’n allen de ondergang tegemoet! Het lijkt wel of er een tweede zondvloed op komst is.
En ik moet zeggen: al zijn zijn woorden 2600 jaar oud, zij doen aan actualiteit niet onder. In allerlei varianten en toonaarden horen wij om ons heen, dat de wereld op haar laatste benen loopt. De mensheid is helemaal de kluts kwijt en oplossingen worden gezocht in terugkeer naar vroeger of vooruitsnellen naar later. Niemand weet het en veel mensen zijn angstig en bezorgd en noodpakketten zijn niet aan te slepen.
Woorden van Zefanja, woord van de HEER! En als het dan ieder voor zich wordt en God voor ons allen dan wordt het wel ijzig koud op deze wereld. Een nieuwe ijstijd, waarover ik een angstaanjagend gedicht las, geheel in de geest van Zefanja en van Johannes de Doper, want die was uit hetzelfde hout gesneden.
Niemand heeft mij laten roepen.
Niemand geeft mij spreektijd.
Maar ik zal niet zwijgen.
Luister of luister niet
Het zal niets uitmaken.
Scheep mij af met de belofte
dat u morgen tijd voor mij zult vrijmaken.
Het zal te laat zijn.
Wee u analisten, doof voor pijn.
Wee u optimalisten, gevoelloos voor de onderkant,
Wee u trendwatchers, blind voor armoede.
Wee u, die annexeert bij het leven.
Wee u, die wegen van winst gaat.
Wee u voor wie beursbericht of weerbericht het laatste nieuws is.
Wee u, die leeft bij de ijskonijnen af.
Lach maar, grinnik rustig door.
Merkt u niet wat weerprofeten niet voorspellen?
De Vorst blaast over u heen
met zijn koudste adem, zijn hardste oordeel.
De Bron van alle Warmte is
verdwenen in zijn hoogste sfeer
Uitgekeken volk, dat ontevredenheid verwart met verlangen.
Blindgestaard volk, je bent niet arm meer.
Sufgepraat volk, je woorden zeggen niets meer.
Uitgekauwd volk, met je drankjes en je hapjes.
Uitgewoond volk, je bent geen volk meer.
Wat rest zijn de fratsen van vadsige patsers.
Je zult voelen wat alle geloosde kanslozen,
Hopelozen, naamlozen gevoeld hebben.
De stilte van de winter zal intreden
En liefelijk is het niet.
Ijzel vloert wie vooruit wil
Geen stap wordt meer gezet.
De sneeuw zal zich geen naam herinneren.
Onomkeerbaar de kou.
Alles absoluut nulpunt.
Profeten zullen klappertandend spreken
Over niet verstreken houdbaarheidsdata.
Ze zullen profeteren over sprankjes hoop
over vonkjes god
over het Noorderlicht
over kinderen die opstaan uit het ijs.
U zult ze willen geloven
maar het zal vorst zijn zonder dooi.
Zo ongeveer sprak Zefanja, in die trant oreerde Johannes de Doper, woorden van de Eeuwige, spiegel van de tijd, diepteanalyse van onze generatie.
Weest blij, dat krachtige tegengeluid moet wel toegediend gezegd en gehoord worden, want anders zou de wereld daadwerkelijk vergaan en ophouden te bestaan.
Weest blij, want de Eeuwige heeft gedachten van vrede en toekomst voor u bedacht: Want de HEER zelf gaat garant staan voor de redding van de wereld. Het is waar, dat de mensheid wel helemaal crazy geworden lijkt en dat je zou hopen, dat er een keer een einde aan komt. Maar luister goed: laat de botte bijl aub in de kast staan; ga niet zoals collega Jona onder een boompje zitten wachten tot de wereld vergaat; geef je ook niet over aan moedeloosheid en wanhoop, want…en nu zeg ik het nog één keer: WANT de HEER je God is in je midden! Wees niet bang!
De HEER in ons midden is waar we naar uitzien en waaruit wij leven. Zeg niet, als er een God is dan zouden al deze dingen niet gebeuren. Maar zeg: Hij is in ons midden en bij ons, wat er ook gebeurt. En Hij die in ons midden is stelt zich niet op als een onkwetsbare en ongenaakbare God. Maar Hij die in ons midden is gaat er zelf onderdoor. Zijn begin is precies, zoals van ieder mensenkind: klein en weerloos, in een wiegje met wat stro. Hij die in ons midden is staat bloot aan dezelfde verleidingen als wij: hoe zal ik overleven en wat moet ik doen? Hij die in ons midden is gaat niet aan de zijlijn staan, als gevraagd wordt: waarom is de wereld zo corrupt en gehavend, “laten we a.u.b. opnieuw beginnen en ons bezinnen” – ja, kom maar hierheen, roept een vreemde apostel in de woestijn, en hij dompelt ieder, die komt, kopje onder en als opnieuw geboren staan ze op de oever van de nieuwe wereld en beginnen een ander leven. Hij die in ons midden is onttrekt zich daar niet aan, maar ook Hij gaat kopje onder!
Hij die in ons midden is, gaat met ons mee, de diepten door. Hij gaat niets uit de weg, waar ook wij langs moeten: langs de richels van het mens-zijn, langs de poorten van de hel, over de hoogten van geluk en welbevinden – Hij weet wat leven is. Hij is in ons midden, in het midden van de wereld, in het midden van de tijd, in het midden van alle leed en gemis, in het midden van alle tekort en pijn, in het midden van alle vreugde en blijdschap, in het midden van alles: zie, Hier is uw God!
Wees blij…
En wij vertrouwen op het woord van de profeet, die zei: Wees niet bang, de HEER zal in je midden zijn! Zo hoorden we dat in de vroege morgenstond van de tijd, maar op het middaguur, in de volheid van de tijd, hoorden wij: Midden onder u staat Hij, die gij niet kent, die jullie nog niet kennen of niet herkennen, maar Hij is het, die komen zou, de Langverwachte! En Hij zal zijn als de opgaande Zon, die warmte en licht verspreidt en in Hem zal de ganse aarde zich verblijden: vandaag en alle dagen van ons leven en dat van de wereld!
Verwachtingen wekken
Overdenking gehouden in de geloofsgemeenschap “De Drie Ranken” te Apeldoorn op zondag 17 december 2023 (Gaudete – Verheugt u!) – 3e zondag van Advent n.a.v. Lukas 1: 5-24, de derde in een serie met als thema “Als het onmogelijke…”
Verwachtingen wekken
Het 3e verhaal over ‘als het onmogelijke…’ ligt duidelijk in de lijn van de voorgaande verhalen: de 1e over Abraham en Sara, die op hun oude dag nog een kind krijgen; het 2e over de aankondiging van de geboorte van Simson en dan vanmorgen horen wij het relaas van Zacharias en Elizabeth, die onverwacht in verwachting raken van de komst van hun zoon Johannes. Het lijkt wel een combinatie van beide verhalen: hoge ouderdom, omringd door ongeloof, belachelijk zelfs en Johannes wordt al net zo’n ruige en voorlopige figuur als Simson.
Lukas, die dit verhaal vertelt als opening van zijn evangelie, is natuurlijk meer een evangelist dan een historicus. De vraag of alles wel precies zo gebeurd is, zoals hij beschrijft, vindt hij niet zo interessant: het gaat meer om de grote lijn, het grotere verhaal en het grootse perspectief, waarin hij alles ziet gebeuren.
Als we teveel gewicht toekennen aan onze ratio en alleen maar kunnen opperen: hoe kan dat nou? En: heb jij wel eens een engel gezien? En op zo hoge leeftijd nog een kind krijgen? dan schieten we toch langs de kern heen.
Immers, als we zo het evangelie tegemoet treden dan zijn wij het die het verhaal gaan overmeesteren, terwijl het de bedoeling is, dat het verhaal ons overmeestert en dat het ons raakt, in beslag neemt, versteld doet staan en hoop geeft.
Dat brengt me even op het gesprek, dat twee kinderen onlangs op de achterkant van mijn ochtendkrant voerden: een jongetje van 5 en een jongetje van 3 jaar oud. De oudste leest voor uit een Sinterklaasprentenboek en zegt: “Kijk, hier zie je Sinterklaas op zijn paard over het dak rijden”. De 3-jarige reageert en zegt: “Dat kan niet!”. Het broertje gaat naar het volgende plaatje, waarbij hij zegt: “Kijk, hier gooit Zwarte Piet een pakje door de schoorsteen”. “Kan niet!” is de reactie van het 3-jarig jongetje. Zijn oudere broertje gooit het boek dicht en zegt verontwaardigd: “Ik stop ermee. Jij bent nog veel te klein om dit te begrijpen!” Zo is er ook misschien wel een zekere volwassen geestelijke rijpheid en ontvankelijkheid nodig om dit soort (bijbel)verhalen te begrijpen, te verstaan.
Terwijl Lucas ervoor gaat zitten om dat verhaal op papier te krijgen, vraagt hij zich af: hoe zal ik nu beginnen? Waar is het op geïnspireerd? Dat is een heel goede en verstandige vraag. Je kunt dat verhaal over Jezus niet zomaar domweg beginnen; dat verhaal komt niet zomaar plotseling uit de lucht vallen en valt ook niet zomaar ongevraagd en ongewenst op de deurmat, zoals een blauwe envelop. Nee, zo moet Lucas gedacht hebben, dat verhaal staat in een groter verband, er gaat een geschiedenis aan vooraf, er is iets van voorbereiding, en er is ook een sfeer, een milieu, waarin dat verhaal a.h.w. gesmeed wordt en waar het uit voortkomt. De kerk heeft daarom ook de Adventsweken ingesteld, o.a. om na te gaan, hoe het ook alweer begonnen was.
En zo komt Lucas allereerst tot twee heel concrete aanwijzingen: hij noemt een tijd en hij noemt een plaats. M.a.w. hij vraagt zich af: wanneer en waar is het verhaal begonnen? En dan begint hij met het noemen van een naam, die boekdelen spreekt, koude rillingen bezorgt en meteen alles op scherp zet, ja zo scherp als een zwaard, dat Johannes, over wiens geboorte dit verhaal begint, de kop zal kosten! Het noemen van die naam, Herodes, is het aanduiden van een periode, maar ook het typeren van iedere tijd onder bewind van dictators en wereldmachten. Tijden, die zich telkens voordoen – telkens onder andere namen: ik hoef ze niet te noemen of te herhalen, maar zij fungeren als de vertegenwoordigers van macht en onrecht, van onheil en bruut bestuur. Dat zijn de dagen van Herodes...ja, inderdaad, de dagen! (helaas is dat wegvertaald in de nieuwe Bijbelvertaling). En zijn dagen zijn geteld, zijn tijd is altijd beperkt, in iedere periode gaat het altijd om ‘de dagen’ van Herodes.
Zo bevinden we ons samen met Lucas eerst op het vlak van de politiek, van de wereld van de macht, van het profane, het seculiere: allesomvattend, niemand ontkomt er aan. We hebben er allemaal en altijd mee te maken. Maar is dat alles? Nee, ook is van belang te vragen wáár het verhaal begint.
Want Lucas laat ons nu iets zien, wat we eigenlijk niet kunnen zien. Hij begint te spreken en te vertellen over een andere ruimte: het is de ruimte van de eredienst, de ruimte van de religie, de ruimte van de omgang met God. Verborgen omgang, binnen-ruimte. In deze Godvergeten wereld is er een plek, waar geloofd en beleefd wordt, dat God ons niet vergeet. Die plek heet hier ‘de tempel’. Waar is de tempel? Wel, de tempel is overal en nergens. Die tempel is overal, waar twee of drie bijeen zijn in de naam van de drie-ene God; de tempel is daar en overal, waar mensen hun hart opheffen tot God, overal waar mensen God aanbidden in geest en in waarheid. Die tempel is daar, waar mensen plannen smeden om recht en gerechtigheid vorm te geven in deze wereld, waar vredestichters hun stem verheffen en waar de zachte krachten van de liefde het winnen van brute dikdoenerij.
Ik moet denken aan dat prachtige lied: Niet als een storm, als een vloed, niet als een bijl aan de wortel, maar als een glimp van de zon, als een groene twijg in de winter, komen de woorden van God. Niet in het graf van voorbij, niet in een tempel van dromen, hier in ons midden is Hij, hier in de schaduw der hoop.
In dit verhaal van Lucas is het nog wel een concreet gebouw, van stenen en hout, ijzer en goud, maar dat zou niet lang meer duren. Maar, zoals in het geciteerde lied, zo gaat het ook Lucas niet zozeer om een tempel van steen en hout, maar om datgene, waar de tempel voor staat: voor de communicatie met God en voor het handelen naar zijn bedoelingen. Dat er te midden van deze wereld van geweld en terreur, van angst en onzekerheid, een mogelijkheid is om op adem te komen, je geborgen te weten, je angsten te kunnen overwinnen, kortom, dat er een plek, een ruimte is, die hoop geeft, die toekomst aanreikt, waar verwachtingen gewekt worden! Dat is een Godsgeschenk!
Ja, het is inderdaad vooral een plek, waar verwachtingen gewekt worden in doodgelopen situaties.
Te midden van deze vastgelopen situatie, terwijl niemand er eigenlijk meer iets van verwacht, schept de Heer zelf verwachtingen! Dat is wat Lucas probeert te vertellen en hij doet dat indrukwekkend en meeslepend en hij laat Gabriël opdraven vanuit de hemel en er klinken stemmen en alles begint wat onwerkelijk en onvoorstelbaar te worden - duizelingwekkend - , maar wat onmiskenbaar is is dit, dat er een nieuwe toekomst geopend wordt. Dat het onmogelijke mogelijk wordt en dat omdat het gegeven wordt. Die verwachting is een gave, een vrije gift. Valt zomaar in de schoot. Hoeft Zacharias niets voor te doen, bijna niets, zou ik denken. Zoals bij Abraham en Sara, onverwachte verwachting, nooit te oud om te verwachten…
Die stem klinkt rechts van het altaar. Rechts van ons, rechts in ons, in onze hersenen, zou een neuroloog kunnen beweren, is a.h.w. een opening naar boven, naar buiten. Daar is oog voor het onzienlijke, daar ontwikkelt zich de fantasie en de creativiteit. Daar komen gedachten op gang, die te mooi zijn om waar te zijn. Althans, dat roept de linkerhelft er tegen in…maar wat, als ze zowel waar als mooi zijn?
Zacharias staat hier model voor iedereen, die zich niet gewonnen wil geven aan het onmogelijke. Zijn wereld is dichtgetimmerd – en we hebben het zelf gedaan! - en zonder openingen.
Maar die fantasieën en utopieën, die vergezichten en toekomstbeelden laten zich niet voor niets gelden. Gabriël wordt niet voor niets uitgezonden!
Want hoe verrassend is het niet en wat maakt het ook mij blij, dat er zomaar ineens, onverwachts, iets nieuws gebeurt. Dat een doodgelopen verhaal plotsklaps weer vaart krijgt. Als het onmogelijke…
Zacharias wil eerst bewijzen zien, te mooi om waar te zijn, te gek om mogelijk te worden, zo redeneert hij . Wij zijn oud en onvruchtbaar. Dan houdt alles op, toch? Einde verhaal. O ja?
Als je er verder niets over te zeggen hebt, Zacharias, dan kun je misschien beter maar even je mond houden. En zo wordt Zacharias beslist, maar ook heilzaam het zwijgen opgelegd.
Ik denk wel eens: wij redeneren misschien ook wel te veel. We willen alles controleren, beheersen en overzien en alles moet passen binnen ons wereldbeeld. Maar zo sluiten wij ons af en op in ons eigen gelijk, maar het is o zo beperkt – hoe heilzaam is dan het zwijgen, wanneer het zich als een lege ruimte vult met de belofte van iets nieuws. Zo worden onverwachte verwachtingen gewekt. Ook vandaag, bij ons, in deze ruimte, in de stilte.
Onverwachte verwachting
Overdenking gehouden op de 2e zondag van Advent 5 december 2021 in de Westerkerk van de Protestantse Gemeente te Gouda n.a.v. Lukas 1: 26-38
Onverwachte verwachting
Vanmorgen krijgen wij te horen het onbegrijpelijke bericht over de onverwachte verwachting en de onmogelijke geboorte. De vraag die ons daarbij voortdurend bezighoudt is precies ook de vraag, die Maria stelt: Hoe zal dit zijn? Of: hoe kan dat nou?
Dat brengt me even op het gesprek, dat twee kinderen onlangs op de achterkant van mijn ochtendkrant voerden: een jongetje van 5 en een jongetje van 3 jaar oud. De oudste leest voor uit een Sinterklaasprentenboek en zegt: “Kijk, hier zie je Sinterklaas op zijn paard over het dak rijden”. De 3-jarige reageert en zegt: “Dat kan niet!”. Het broertje gaat naar het volgende plaatje, waarbij hij zegt: “Kijk, hier gooit Zwarte Piet een pakje door de schoorsteen”. “Kan niet!” is de reactie van het 3-jarig jongetje. Zijn oudere broertje gooit het boek dicht en zegt verontwaardigd: “Ik stop ermee. Jij bent nog veel te klein om dit te begrijpen!”
Bij onze zoektocht naar wat Lucas ons wil vertellen is het goed dit gesprekje in gedachten te houden...
Ik probeer samen met u de antwoorden, die gegeven worden op deze vraag, langs te lopen. Eerst vanuit ons eigen denken en redeneren, dan pogingen vanuit de kerk om het inzichtelijk te maken en dan schuiven we steeds verder richting Lucas, in de hoop dat hij het verlossende antwoord geeft – en hoe we dat dan hebben te verstaan.
Een eerste reactie van veel mensen – en daar moeten we onszelf ook bij rekenen – is: dat kan natuurlijk helemaal niet! Heb je ooit wel eens gezien of gehoord, dat een meisje van 13 zwanger wordt zonder dat ze door een man bevrucht is. Uitgesloten is dat. Als Jozef het niet gedaan heeft dan wel iemand anders. Ja, misschien is ze wel overweldigd door een Romeinse soldaat. Zoiets oppert Paul Verhoeven in zijn boek over Jezus. Al dit soort bedenkingen en bedenksel blokkeren volgens mij precies wat verteld wil worden. We gaan er met onze dikke huid of knappe koppen bovenop zitten en het evangelie bezwijkt onder de lasten van onze ratio: Lucas monddood gemaakt.
Een andere mogelijkheid is, dat we gaan zeggen: Ja, het kan best, wel in hoge uitzondering, maar het kan wel…
Dan gaan we het verhaal ondersteunen met opnieuw aangebrachte draag- en steunbalken, die we halen uit het bos van de fantasie of uit het boek der natuur. Bijv. als we ons best gaan doen om aan te tonen, dat er ook wel andere gevallen bekend zijn van wonderbaarlijke zwangerschappen en dito geboorten. Bijv. bij bepaalde diersoorten kom je dat wel tegen, dat vrouwtjes zwanger worden zonder dat er een mannetje bij komt kijken. Parthenogenese heet dat dan. (Toen ik eens over dit gedeelte gepreekt had zei iemand bij het uitgaan van de kerk dat tegen mij, waarschijnlijk een bioloog of arts: hebt u nooit gehoord van parthenogenese? Ik keek hem verbaasd en ongelovig aan en ontdekte toen wat ik zojuist hierover meldde). Dan zeg je eigenlijk: het is wel vreemd en wonderbaarlijk, maar het kan wel.
Of er wordt een sprongetje gemaakt van de bijzonderheid van het kind en zijn geboorte naar de bijzonderheid van de moeder. Maria moet zelf ook al iets bijzonders zijn geweest, smetteloos rein en onkreukbaar en om dat te bereiken moet zij ook zelf op een bijzondere wijze ontvangen en geboren zijn: Maria is zelf ook onbevlekt ontvangen, zo gaat dan het verhaal, dat de bedevaartplaats Lourdes heeft voortgebracht. De onbevlekte ontvangenis van Maria moet de wonderlijke geboorte van Jezus aannemelijk maken, maar hoe wonderlijk is de onbevlekte ontvangenis zelf, nietwaar? Het wordt toch weer teveel biologie, en te weinig theologie.
Nee, Maria moeten we niet willen leggen op de tafel van de anatomische les. Het gaat niet aan te willen weten welk bijzondere DNA het kindje Jezus nou eigenlijk had en of dat voor een deel afkomstig was van Maria en voor een ander deel van God.
Ik denk dat al dit soort bedenkingen en bedenksels opkomen uit de wens om er toch grip op te krijgen. Om het toch te begrijpen, om het toch te plaatsen in ons wereldbeeld en binnen onze werkelijkheid.
Maar, beste gemeente, er valt helemaal niets te begrijpen. We kunnen het evangelie en het kindje Jezus alleen maar ontvangen. Zoals Maria, die alleen maar zei: Mij geschiede naar uw Woord. Laat het maar gebeuren. Laat maar komen, dat kind.
En zo werd zij de ‘moeder Gods’, ‘theotokos’, zoals in de oude Griekse kerk en in andere delen van de kerk wereldwijd werd en wordt beleden. Maria heeft door haar moederschap een heel bijzondere positie gekregen in het heilswerk van Godswege. Maar we doen haar m.i. onrecht als we haar daarom op een voetstuk gaan plaatsen en haar bijna goddelijke eer geven. Zij was ook gewoon een heel gewoon mens, maar het bijzondere was dat zij zich beschikbaar stelde om God in haar te laten werken. Om zwanger te worden van deze belofte, dat God zelf door haar bij ons kwam wonen. Een Godswonder – wie hier probeert te verklaren en te redeneren doorbreekt de betovering en het geheim spat uiteen als een zeepbel.
We zullen trouwens nooit het wonder van de geboorte van het kindje Jezus inzien, als we het wonder van de geboorte van ons kind of onze kinderen of van onszelf niet beseffen.
Als Lucas gaat schrijven over de conceptie en de geboorte van Jezus, dan moet je eigenlijk alle biologie-kennis achter je laten en over hoe het natuurlijk in zijn werk gaat nu eens even vergeten – dat doet niet ter zake – nee, zegt Lucas vertellenderwijze – als we echt iets van het geheim van zijn leven willen verstaan moeten wij van God uitgaan, bij en met Hem beginnen. En dat geldt eigenlijk voor het leven van ieder mensenkind…bedenk dat ook!
En zo kunnen we op het geboortekaartje van Jezus lezen: uit Gods hand is ons in de schoot geworpen dit unieke kind en we noemen zijn naam Jezus.
Wat was nou het bijzondere van Maria’s houding, die ons ten voorbeeld kan zijn? Wel, dat zij zich open stelde voor God. Zij maakte ruimte voor Hem in haar leven. Zij was bereid te ontvangen…nee, niet om te bezitten… Ontvangen, telkens weer, met open, lege handen.
Nu komen we steeds dichter bij wat Lucas heeft willen vertellen, maar we komen nooit op het punt, dat we zeggen: O, zit het zo! Nou snap ik het!! Ik heb wel eens eerder een preek gewaagd aan dit bijbelgedeelte en toen zei na afloop iemand tegen mij: Ah, nu snap ik, hoe het zit met Maria en zo…en toen dacht ik: dan moet ik mijn preek nog eens herzien en er nog eens over preken. Bij dezen dan...
Uiteindelijk moet er m.i. één zin blijven haken en dat is deze: geen woord en geen daad van bij God zal machteloos zijn! Of, zoals de Nieuwe Vertaling heeft: want voor God is niets onmogelijk! Daar hangt alles aan. In het licht van deze belijdenis verdampen onze bedenkingen en vallen onze theorieën als dominostenen om. Ook onze bewering “zo is het precies gebeurd” smelt weg als sneeuw voor de zon. “Het kan niet” en “het kan wel” hoort allemaal thuis aan onze kant van de streep, maar het is een engel, van de overzijde, die ons moet zeggen: voor God is niets onmogelijk!
En daardoor komt alles er ineens anders uit te zien, want dan is niets vanzelfsprekend meer: ook niet dat ik er ben, en dat ik hier zit of sta en dat ik dit bericht hoor en er over nadenk en dat ik mij erdoor laat raken. Dat is allemaal dankzij de mogelijkheden van God.
Dat geldt niet alleen de geboorte van Jezus, dat als een Godswonder en een Godsgeschenk ons in de schoot geworpen wordt, het geldt ook voor onszelf, ja, het geldt in feite voor alles – en zo komt de geboorte van het Christuskind in het juiste licht te staan, in het licht van Gods mogelijkheden, waaruit ook wijzelf zijn voortgekomen. Zo is het precies ook met het geloof, ons geschonken van Godswege, zodat wij zijn als nieuw geborenen, niet uit de wil van een man, maar uit God geboren!
Lukas, tenslotte, kende bovendien het verhaal van de geboorte van de Romeinse keizer Augustus: de god Apollo had in de gedaante van een slang zijn moeder (van Augustus) zwanger gemaakt en zo verdiende keizer Augustus daarom ook goddelijke eer.
Maar hier komt zijn rivaal, zo wil Lukas vertellen en zijn afkomst doet niet onder voor die van Augustus. Nu staat niet de slang aan het begin, maar de duif (zo voeg ik er apocrief aan toe), symbool van vrede en gerechtigheid. Zijn oorsprong, zoals verteld door Lukas, onthult a.h.w. zijn manier van doen, zijn opdracht en zijn toekomst. Hij zal vorst van de vrede zijn en zijn koningschap zal geen einde hebben en geen begrenzing kennen en het omvat uiteindelijk alle mensen in alle tijden, die zich in hem verheugen en hem willen volgen.
Ook wij maken deel uit van die stoet en wij zien uit naar Hem, die gekomen is en komt.
Een ongelukje?
Preek gehouden in de Grote of Mariakerk op de 2e zondag van Advent 9 december 2018 n.a.v. Lukas 1: 26-38
Een ongelukje?
Tienerzwangerschappen komen in Nederland steeds minder voor, zo las ik pas in de krant. Dat gaat dus over meisjes die op te jonge leeftijd ongewild zwanger worden. En dan thuis vaak de wind van voren krijgen. Een ongelukje, zo heet dat dan. Als het meisjes in Marokko overkomt worden ze uit de familie gezet. Het wordt opgevat als een smet op de familie-eer.
En vroeger in ons land ook. Ik heb veel oudere vrouwen gesproken zo in de loop der jaren, die mij vertelden dat ze ‘moesten’ trouwen. Want ze waren zwanger geraakt, te vroeg…en dan zwaaide er wat. Ook de kerk was daar erg rechtlijnig in: als het zo is mag je huwelijk niet kerkelijk worden ingezegend, tenzij je schuldbelijdenis deed en vaak leidde dat er toe, dat het verliefde stel dan maar niet in de kerk trouwde en ook geen belijdenis deed. Kortom, in feite werd je buitengesloten. Sommige vrouwen hebben er nog verdriet om en ik heb iemand meegemaakt, die nog steeds niet a/h avondmaal durfde deelnemen. Kerkelijke mores waren soms hardvochtig, eerder wettisch dan evangelisch.
Is Maria eigenlijk niet het prototype van de vrouw, van het meisje, dat te vroeg zwanger werd? Hoe heeft Maria wat haar overkwam verteld aan haar ouders en aan haar vriend? “Wat mij nu toch is overkomen…je zult het niet geloven, ik durf het eigenlijk niet te vertellen…maar om een lang verhaal kort te maken: ik ben zwanger!” Een ongelukje, Maria? Ja, zo zou je het kunnen noemen, maar ik zie het eerder als een geluk bij een ongeluk, want mijn kind zal een heel bijzonder kind zijn: ja, dat zal het zijn!
Daarom zou ik tegen al die vrouwen en meisjes, die nog tobben over hun te vroege zwangerschap zeggen: kijk eens naar Maria, de moeder des Heren. Zij gaat voorop en zij heeft tegen alle zeden en gewoonten in volgehouden en het laten gebeuren. Ze heeft haar kind gedragen en voldragen en zij heeft voor haar kind gezorgd. Alle lastige vragen is zij uit de weg gegaan, alle boze blikken heeft zij verdragen, alle gemene opmerkingen heeft zij geslikt, alle vingers die naar haar wezen heeft zij geduld…want zij ging voor haar kind. En zo heeft zij de wereld een grote dienst bewezen. Zij heeft leven gegeven aan de wereld en toekomst: vanaf nu zullen alle geslachten van de aarde haar zalig prijzen!
Zo kan de eer van God nogal eens botsen met de eer van de familie, of het gezin of van je eigen goede naam. Al die vroege en vroegere zwangerschappen komen hierdoor in een ander licht te staan: in het licht van God. En de kerk, die de eer van God meende te moeten redden, heeft Hem eerder oneer aangedaan, omdat ze de moeder, de a.s. moeder in de kou liet staan en het nieuwe kind erbij.
Zoals bij zovelen, vroeger en nu, kwam de zwangerschap te vroeg voor Maria. Zij was nog maar een kind, een meisje van 13 waarschijnlijk. En toch is zij er klaar voor. Toen het aan haar gevraagd werd: wil je zwanger worden? Zei ze zonder aarzelen: ja, ik wil! Let it be!
Lukas wil m.i. vooral laten zien, dat God zijn ongekende gang gaat, dwars door onze regels heen, dwars tegen onze verwachtingen in, ja zelfs boven onze mogelijkheden uit. Maria moeten we dan ook niet zien als de perfecte en ideale, onkreukbare en onbevlekte vrouw, - zoals in de rooms-katholieke traditie - uit wie dan ook ‘vanzelfsprekend’ de volmaakte en perfecte Man geboren werd, die daarom de Redder der wereld kon worden. Nee, het is eerder andersom: Maria is een nederig en pretentieloos meisje, dat per ongeluk zwanger raakt en niet wegloopt van wat haar overkomt.
‘Geboren uit de maagd Maria’ betekent niet, dat Jezus uit een perfecte moeder is geboren, maar juist uit een imperfecte: zo wil God naar deze wereld komen, onverhoeds, onverwachts, onmogelijk en ‘per ongeluk’ bij wijze van spreken.
Bij de komst van de messias gaat het vreemd toe. Het lijkt op een overrompeling, een ongevraagde nieuwheid, die aan haar prille bestaan wordt toegevoegd. Die alles in de war brengt; die uitbreiding aan je leven geeft, waar je niet op zit te wachten. Die je in moeilijkheden brengt en tegelijk je mogelijkheden oneindig uitbreidt.
Maria vroeg zich af…hoe zal dat zijn? Of: hoe kan dat nou? En dan krijgt ze een antwoord, dat ook dubbelzinnig en mysterieus is, maar ze laat het maar gebeuren. Dit is het grootse van Maria, dat ze het toelaat. Ze begrijpt het niet, maar ze laat zich gebruiken in het mysterie van de menswording van God.
Als een schaduw aan haar rechterhand, als een schaduw boven haar…gaat God met haar mee, overkomt Hij haar en overkomt het haar. Ze heeft geen keus…of toch wel? Ze kiest zonder reden en zonder grond voor Hem die haar gekozen heeft. Ze kan er eigenlijk niet onderuit. Het appèl op haar is te sterk.
Het zal je maar gebeuren dat een bode van God zo met de deur in huis valt: “Hé, jij boft even! God heeft jou uitgekozen om de moeder des Heren te worden!” “Genade zij u!”, zo begint dat.
Daar kun je niet omheen, daar kun je niet onderuit. Zo treedt God ook ons tegemoet. Hij ziet wat in ons, Hij ziet ons als zijn zonen en dochters en wij mogen grote dingen doen, vrucht dragen en uitgroeien tot medearbeiders van God.
Dat is wel even schrikken, natuurlijk. Maria staat ook te trillen op haar benen en ze weet niet wat haar overkomt. Wat krijgen we nou? Zal ze gedacht hebben… Kan ik die verantwoordelijkheid wel aan en hoe moet dat met Jozef en zo…want die vindt het vast niet goed. Kan ik het niet eerst aan hem vragen, dat u later nog eens terugkomt.
Maar er is geen tijd voor onderhandeling en overleg – dit appèl is zo indringend en onontkoombaar, dat Maria niet anders kan dan “Ja zeggen”.
En zo kwam zij tot haar recht en bestemming.
En zo geldt dat voor ieder mens, die de roeping van God in zijn of haar leven hoort. Noem het je bestemming, je levensdoel en levensvulling – heeft God ons niet ergens toe bestemd? En ieders roeping heeft te maken met zijn of haar gaven en kwaliteiten: de één is goed in het opkomen voor zieke en arme mensen; de ander in het geven van onderwijs; weer een ander in aandachtig luisteren, weer iemand in het geven van een schouderklopje en een opbeurend woord; weer een ander in het aanbrengen van een goede sfeer…ieder van ons heeft zijn eigen roeping en zo komen wij tot ons recht.
En zoals Maria licht aanbracht in een donkere wereld, zo zijn ook wij daartoe geroepen. In deze donkere dagen voor het Kerstfeest zien wij allen uit naar licht en warmte en wat verrassend en bijzonder, dat wij dat gelijktijdig met het Joodse Chanoekafeest vieren, dat feest dat stilstaat bij het inwijding van de tempel in het jaar 164 v. Chr. en dat beschreven wordt in het apocriefe boek de Makkabeeën.
Ook wel het Lichtjesfeest genoemd en om dat zichtbaar en hoorbaar te maken luisteren wij nu naar een Skandinavisch Lichtjeslied, gezongen door het kinderkoor o.l.v. Ceciel van der Zee:
(omdat de kinderen van de nevendienst daar ook graag bij willen zijn komen de kinderen nu terug in de kerk en daarna zingt het Kinderkoor dat Lichtlied).
Wachten op God
Deze column/meditatie verscheen in de Meppeler Courant van vrijdag 16 december 2016
Wachten op God
Advent is een tijd van wachten. Wachten op de geboorte van het Kerstkind, wachten op een nieuwe tijd, een nieuwe toekomst.
Wachten is moeilijk. De meeste mensen wachten niet graag. Want dan gaan ze onrustig worden, geprikkeld of gejaagd. Wachten in een lange rij voor de kassa bij de supermarkt is al een opgave. Wachten tot je huis verkocht is, is moeilijk. Wachten op de uitslag van een onderzoek in het ziekenhuis is zenuwslopend.
Het ongeduld en de bezorgdheid komen in je naar boven. Tijdens het wachten word je onzeker: zal het wel gebeuren? Zal de dag ooit aanbreken, dat mijn wachten beloond wordt? De wachters van Psalm 130 staan op de stadsmuur midden in de nacht elkaar moed in te spreken. Wanneer zal het eindelijk eens licht worden? Wij wachten op de morgen, de morgen, ach wanneer?
Onze tijd kenmerkt zich door ongeduld en heeft het eigenlijk verleerd om te wachten. Om te voorkomen, dat men lang moet wachten, haalt men het verwachte al naar voren. Rond de jaarwisseling trakteren we elkaar op oliebollen, maar we worden er al twee maanden mee om de oren gegooid. En u zult het zien en beleven, dat in de loop van februari of nog eerder de eerste paaseieren en paashazen al gesignaleerd worden. Men kan niet meer wachten. We leven in een instant-maatschappij: ik wil dit of dat en ik wil het nú! Dat heeft natuurlijk allerlei achtergronden en oorzaken, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Wat ik wil onderstrepen is, dat de kerk een plek is (of in ieder geval wil zijn), waar het wachten nog in ere wordt gehouden. Uiteindelijk is het zo, dat we in de kerk leren om op God te wachten. Maar ook weer niet uitsluitend daar!
Want op God wachten betekent, dat wij verlangen naar de volheid van ons leven. Op God wachten betekent, dat wij ons leven als leeg, angstig en onvervuld ervaren en dat we vandaaruit hopen op vervulling, bevrediging en aanvaarding. Zoals de ene geliefde op de andere kan wachten en soms in dagen of jaren van gemis alleen maar verlangt naar de ander, zo is het ook met ons wachten op God en Gods wachten op ons. Misschien herkennen we ons verlangen niet altijd als een wachten op God, maar in de kerk leren wij onze leegte en ons gemis zó te verstaan. Het is God zelf, die het wachten op Hem bij ons teweeg brengt, zo geloven wij. We zouden God niet missen, als Hij er niet was en als wij geen idee van God hadden. Wachten op God is God hebben en Hem niet hebben.
Maar God kunnen we niet ‘hebben’ (evenmin als het geloof), maar ons geloof is ons verlangen naar Hem, dat voortkomt uit gemis. In die vreemde spanning vindt ons wachten plaats en zo zien wij uit naar zijn komst.
“Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht”.