Deze column/meditatie verscheen in de Meppeler Courant van vrijdag 16 december 2016
Wachten op God
Advent is een tijd van wachten. Wachten op de geboorte van het Kerstkind, wachten op een nieuwe tijd, een nieuwe toekomst.
Wachten is moeilijk. De meeste mensen wachten niet graag. Want dan gaan ze onrustig worden, geprikkeld of gejaagd. Wachten in een lange rij voor de kassa bij de supermarkt is al een opgave. Wachten tot je huis verkocht is, is moeilijk. Wachten op de uitslag van een onderzoek in het ziekenhuis is zenuwslopend.
Het ongeduld en de bezorgdheid komen in je naar boven. Tijdens het wachten word je onzeker: zal het wel gebeuren? Zal de dag ooit aanbreken, dat mijn wachten beloond wordt? De wachters van Psalm 130 staan op de stadsmuur midden in de nacht elkaar moed in te spreken. Wanneer zal het eindelijk eens licht worden? Wij wachten op de morgen, de morgen, ach wanneer?
Onze tijd kenmerkt zich door ongeduld en heeft het eigenlijk verleerd om te wachten. Om te voorkomen, dat men lang moet wachten, haalt men het verwachte al naar voren. Rond de jaarwisseling trakteren we elkaar op oliebollen, maar we worden er al twee maanden mee om de oren gegooid. En u zult het zien en beleven, dat in de loop van februari of nog eerder de eerste paaseieren en paashazen al gesignaleerd worden. Men kan niet meer wachten. We leven in een instant-maatschappij: ik wil dit of dat en ik wil het nú! Dat heeft natuurlijk allerlei achtergronden en oorzaken, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Wat ik wil onderstrepen is, dat de kerk een plek is (of in ieder geval wil zijn), waar het wachten nog in ere wordt gehouden. Uiteindelijk is het zo, dat we in de kerk leren om op God te wachten. Maar ook weer niet uitsluitend daar!
Want op God wachten betekent, dat wij verlangen naar de volheid van ons leven. Op God wachten betekent, dat wij ons leven als leeg, angstig en onvervuld ervaren en dat we vandaaruit hopen op vervulling, bevrediging en aanvaarding. Zoals de ene geliefde op de andere kan wachten en soms in dagen of jaren van gemis alleen maar verlangt naar de ander, zo is het ook met ons wachten op God en Gods wachten op ons. Misschien herkennen we ons verlangen niet altijd als een wachten op God, maar in de kerk leren wij onze leegte en ons gemis zó te verstaan. Het is God zelf, die het wachten op Hem bij ons teweeg brengt, zo geloven wij. We zouden God niet missen, als Hij er niet was en als wij geen idee van God hadden. Wachten op God is God hebben en Hem niet hebben.
Maar God kunnen we niet ‘hebben’ (evenmin als het geloof), maar ons geloof is ons verlangen naar Hem, dat voortkomt uit gemis. In die vreemde spanning vindt ons wachten plaats en zo zien wij uit naar zijn komst.
“Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht”.