In de binnenkamer
Overdenking gehouden in het 2e gedeelte van de Kerstnachtviering 2017. Het eerste deel “In de voorhof” bestond uit lezingen (in het Drents), samenzang en muzikale en dichterlijke ‘performances’, terwijl het tweede deel “In de binnenkamer” een meer meditatief-liturgisch karakter droeg.
En Maria bewaarde al deze dingen (woorden) in haar hart en bleef er over nadenken… (Lukas 2)
In de binnenkamer
Als Maria een beetje bijgekomen is van de bevalling en nadat Jozef nogal onhandig het kindje in doeken had gewikkeld – Maria moest er een beetje om huilen en lachen tegelijk: het leek wel een mummie – en nadat de herders hun wat zweverige verhaal hadden verteld, iets over verschijningen en lichtflitsen – allemaal een beetje vaag, vond Maria – en nadat zij weer waren teruggegaan naar hun velden en schaapjes, toen begon Maria alles nog eens te overwegen in haar hart.
Deze overdenking is a.h.w. een poging om daar wat dichterbij te komen. Dat we proberen Maria te volgen in haar gedachten en overwegingen.
Lukas, die op zijn manier ons dit verhaal verteld heeft – niet als een historicus of journalist, maar als een evangelist – gebruikt hier een uitdrukking, die hij ook al eerder heeft geopperd, namelijk dat zij ‘deze dingen, deze woorden bewaarde en erover bleef nadenken’. Datzelfde vertelt Lukas namelijk ook bij het prille begin, wanneer Maria verteld wordt, dat zij zwanger zal worden. Dat was ook allemaal een beetje vreemd en onnavolgbaar en ook dan bewaart Maria dat in haar hart en zij blijft erover nadenken.
Dat bewaren is als het bewaren van een geheim. Het is iets puur van jezelf, je kunt er eigenlijk niet over praten met anderen. Het is haar levensgeheim en als ze er iets over wil zeggen dan zingt zij erover.
Dat bewaren is ook een soort ‘bewaken’, er de wacht over houden, zoals de herders deden over hun kudde, zo houdt Maria de wacht over wat er allemaal gebeurd en gezegd is. Dat moet je a.h.w. in een doosje doen, een soort schatkistje, waarin je al je herinneringen bewaart. Die gaan van het begin af aan, van de eerste aankondiging, via alle stadia van haar zwangerschap: zo ging het kind in haar te groeien. Totdat zij het niet meer bij zich kon houden, het werd al groter en groter en zo ligt haar kind nu in de voederbak als in een bewaarkistje. Maar het kind bewaart ze vooral in haar hart, in haar binnenkamer. Dit kind is als God voor haar.
Zij blijft er maar over nadenken. Lukas schrijft eigenlijk, dat zij alles ‘bij elkaar werpt’, alle gedachten, alle gebeurtenissen, alle woorden, alle ideeën, - alle ingrediënten voegt zij bij elkaar en dan ziet zij zichzelf en haar kind worden tot een ‘symbool’ (dat is precies het woord, dat Lukas hier gebruikt nl. ‘sym-balloo’ = samen-werpen, bijeenbrengen)!
Maria nodigt ons uit om alles nog eens op een andere manier te bekijken en te overwegen. Dat we meer oog en oor krijgen voor de symbolische betekenis en waarde van het kerstfeest, dat wij moeder en kind als symbolen zien van geborgenheid en zorg. De geboorte van een kind, het meest kwetsbare en meest hoopvolle moment van ieders leven.
De hele situatie daar in Bethlehem is als een symbool van onze alledaagse werkelijkheid, grauw en bedreigd, zoals mensen op de vlucht zijn, geen plek vinden…, maar een kind wijst de weg naar de toekomst. Dit kind spoort later grote mensen aan om zelf te worden als een kind. Hij is het, die zelf geen steen heeft om zijn hoofd op neer te leggen, die mensen uitnodigt om Hem na te volgen door het op te nemen voor wie vergeten wordt en niet in tel is en dat je met je eigen miezerige kracht toch in staat bent bergen te verzetten. Noem het geloof, noem het hoop, al is het maar klein en onopvallend.
Ik hoop, dat we de geboorte van dit kind en van ieder kind altijd als een symbool blijven zien, als het begin van een verandering, een andere tijd begonnen.
En dat we ons niet laten afleiden door wat er van gemaakt is en van gemaakt wordt, dat wanneer je struikelt over de kerstversieringen en door de kerstbomen het bos niet meer ziet, dat we kern niet uit het oog verliezen, maar zoals Maria die altijd blijven bewaren en bewaken in ons hart. Anders wordt het, zoals ik onlangs hoorde van dat al wat oudere echtpaar, dat over een feestelijke kerstmarkt liep en zij vergapen zich aan alle mooie snuisterijen, die er te koop zijn en hij staat vaak geduldig te wachten en zijn vrouw wil bij iedere winkel naar binnen en op een gegeven moment zien zij ook een aankondiging van een kerkdienst en op een flyer lezen ze ‘A babe is born’. “Het moet toch niet gekker worden”, zeggen zij tegen elkaar, “zij halen tegenwoordig Jezus ook overal bij…”
Ik wens u allen een vrolijk en meditatief Kerstfeest!
Wachten op God
Deze column/meditatie verscheen in de Meppeler Courant van vrijdag 16 december 2016
Wachten op God
Advent is een tijd van wachten. Wachten op de geboorte van het Kerstkind, wachten op een nieuwe tijd, een nieuwe toekomst.
Wachten is moeilijk. De meeste mensen wachten niet graag. Want dan gaan ze onrustig worden, geprikkeld of gejaagd. Wachten in een lange rij voor de kassa bij de supermarkt is al een opgave. Wachten tot je huis verkocht is, is moeilijk. Wachten op de uitslag van een onderzoek in het ziekenhuis is zenuwslopend.
Het ongeduld en de bezorgdheid komen in je naar boven. Tijdens het wachten word je onzeker: zal het wel gebeuren? Zal de dag ooit aanbreken, dat mijn wachten beloond wordt? De wachters van Psalm 130 staan op de stadsmuur midden in de nacht elkaar moed in te spreken. Wanneer zal het eindelijk eens licht worden? Wij wachten op de morgen, de morgen, ach wanneer?
Onze tijd kenmerkt zich door ongeduld en heeft het eigenlijk verleerd om te wachten. Om te voorkomen, dat men lang moet wachten, haalt men het verwachte al naar voren. Rond de jaarwisseling trakteren we elkaar op oliebollen, maar we worden er al twee maanden mee om de oren gegooid. En u zult het zien en beleven, dat in de loop van februari of nog eerder de eerste paaseieren en paashazen al gesignaleerd worden. Men kan niet meer wachten. We leven in een instant-maatschappij: ik wil dit of dat en ik wil het nú! Dat heeft natuurlijk allerlei achtergronden en oorzaken, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Wat ik wil onderstrepen is, dat de kerk een plek is (of in ieder geval wil zijn), waar het wachten nog in ere wordt gehouden. Uiteindelijk is het zo, dat we in de kerk leren om op God te wachten. Maar ook weer niet uitsluitend daar!
Want op God wachten betekent, dat wij verlangen naar de volheid van ons leven. Op God wachten betekent, dat wij ons leven als leeg, angstig en onvervuld ervaren en dat we vandaaruit hopen op vervulling, bevrediging en aanvaarding. Zoals de ene geliefde op de andere kan wachten en soms in dagen of jaren van gemis alleen maar verlangt naar de ander, zo is het ook met ons wachten op God en Gods wachten op ons. Misschien herkennen we ons verlangen niet altijd als een wachten op God, maar in de kerk leren wij onze leegte en ons gemis zó te verstaan. Het is God zelf, die het wachten op Hem bij ons teweeg brengt, zo geloven wij. We zouden God niet missen, als Hij er niet was en als wij geen idee van God hadden. Wachten op God is God hebben en Hem niet hebben.
Maar God kunnen we niet ‘hebben’ (evenmin als het geloof), maar ons geloof is ons verlangen naar Hem, dat voortkomt uit gemis. In die vreemde spanning vindt ons wachten plaats en zo zien wij uit naar zijn komst.
“Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht”.