De van Alfa tot Omega leerroute
Preek gehouden op de 5e zondag van de zomer 22 juli 2018 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Jeremia 23: 1-6 en Markus 6: 30-34
Er hangt in de kerk een expositie van textiele kunstwerken, vervaardigd door Dieuwke Frijda-Zijlstra o.d.t. “Onder de loep”
De van Alfa tot Omega leerroute
Ik ben benieuwd met wat voor verhalen de leerlingen bij Jezus terugkwamen. Zij waren immers een tijdje op weg geweest – twee aan twee – om zieken te zalven en demonen te verjagen en zo het goede nieuws van het naderende Koninkrijk Gods te verkondigen en uit te beelden. Zij hadden de daad bij het Woord gevoegd.
En nu komen ze terug en doen verslag van hun ervaringen. Misschien waren ze teleurgesteld over het feit, dat zij zo weinig respons kregen en dat ze zo vaak met hun sandalen hadden moeten wapperen. Of misschien waren ze wel trots op zichzelf, dat ze het toch maar gefikst hadden om het demonische in de samenleving en in de persoonlijke levenssfeer op het spoor te kunnen komen en ongedaan te maken, althans voor de langere of kortere duur het leven van de mensen weer glans en fleur te geven.
Ik denk, dat ze een uitgeputte en vermoeide indruk maakten. Ze waren opgebrand, hun energie was op – moe van het goed doen; een burn-out na zoveel ontmoetingen en confrontaties, want gemakkelijk was het nooit geweest. En nu komen ze weer bij Jezus en geven hem a.h.w. de opdracht weer terug. Vanaf nu staat hij zelf weer in het middelpunt.
De reactie van Jezus op hun werkverslag is ontroerend en sympathiek. Hij legt niet de vinger op hun falen en hun povere resultaten, hij analyseert niet de plussen en de minnen en hij komt niet met een lijst van aanbevelingen om het in het vervolg anders en beter te doen. Nee, wat hij zegt is: rusten jullie nu maar eens even een tijdje uit!
In het Grieks wordt er een woord gebruikt, waarin wij ons woord ‘pauze’ herkennen. Neem een adempauze, kom eens helemaal tot jezelf en neem de tijd om alles even los te laten.
Dat is voor ons allemaal wel belangrijk, denk ik. Dat we van tijd tot tijd een pauze inlassen en wat geweest en gedaan is laten rusten en wat komt en gedaan moet worden nog even uitstellen. Het is een pas op de plaats. Een goed moment om tot bezinning en tot rust te komen.
Dat dit fragment juist aan het begin van de vakantieperiode aan de orde komt is wel veelzeggend. Jezus gunt ons allemaal een pauze. We draven vaak maar door en daarmee beschadigen wij niet alleen onszelf, maar ook anderen. Je moet ook eens van ophouden weten. Stop! Neem even afstand en kom tot jezelf. Dat is goed voor jezelf en voor iedereen!
Maar Jezus zelf gaat altijd maar door en lijkt onvermoeibaar. Toch lezen we ook van Hem, dat hij van tijd tot tijd een stille tijd in acht neemt. ‘Hij bad op eenen berg alleen’ en ook zocht hij soms de eenzame plaatsen op om in gesprek te gaan met zijn Vader.
Ook vandaag is dat zo. Ook als wij hier bij elkaar zijn kunnen we dat zien als zo’n moment van bezinning en inkeer. Om van daaruit weer de week in te gaan, toegerust en uitgerust om de uitdagingen en problemen aan te kunnen. Niet dat je dan ineens alles als een soort tovenaar naar je hand kunt zetten, maar je leert gaandeweg je leven in een ander perspectief te plaatsen, in een groter verband. Dat je uiteindelijk leert en erkent, dat niets en niemand je kan scheiden van de liefde van Christus, wat er ook gebeurt. Dat klinkt als overmoedige grootspraak, maar het is (eerder) een stil weten, een onzichtbare bodem onder je voeten, die je draagt.
En dan beschrijft Markus levendig, hoe de mensen in drommen op Jezus afkomen. Zij gaan hem achterna en zij staan hem op te wachten. En zo is dat altijd gebleven. Wij proberen Hem te volgen en wij verwachten zijn komst en zo bevinden wij ons altijd tussen de tijden en is Hij present, wanneer wij gehoorzaam zijn aan zijn woord: ‘doe dit tot zijn gedachtenis, totdat Hij komt’.
En als Jezus ons dan ziet dan ziet Hij ons met ontferming bewogen – hij is begaan met hen. Hij voelt sympathie en hij toont empathie. Het doet hem wat, hij blijft er niet afstandelijk en onbewogen naar kijken, naar al die mensen, maar het raakt hem.
Want hij ziet, hoe zij er aan toe zijn en Markus citeert daartoe de Schrift: zij zijn als schapen zonder herder. Dat herinnert aan de overdracht van de leiding van Mozes aan Jozua – en misschien wordt dit woord ook juist hier geciteerd, omdat er een overgang is van de periode Johannes de Doper naar de periode van Jezus. In het voorafgaande wordt verteld, hoe Johannes op een brute wijze aan zijn einde is gekomen en nu lopen de mensen daar, maar wie zal hun de weg wijzen? Zij wonen overal, nergens thuis…
Hoezo schapen zonder herder? Zij hebben hun ouders toch, hun geestelijke leiders, hun politieke leiders, hun bazen en gidsen? Zij hebben hun grote voorbeelden en sporthelden toch? Zij hebben hun filosofen en guru’s in alle soort en maten toch, hun ideologieën en religies? Ja, dat hebben ze zeker en misschien wel zo dwingend en overheersend, dat Jezus zou willen, dat ze daarvan los kwamen. Want uiteindelijk komen ze er niet verder mee, raken ze hopeloos de weg kwijt en dwalen zij stuurloos en doelloos rond.
Zal Hij zich als goede Herder presenteren? Hij is zeker zo de geschiedenis in gegaan en vanaf de vroege kerk heeft men hem gezien en afgebeeld als een herder, die het verloren schaap zoekt en vindt, die de afgedwaalde kudde terecht brengt en die zijn leven inzet voor zijn schapen.
Maar wat vanmorgen vooral opvalt is, dat Hij als herder hen begint te onderwijzen. “En hij begon hen te leren, veel, heel veel” (liever dan ‘langdurig’). Laten we dat eens heel even onder de loep nemen. Zoals je ook de kunstwerken in de kerk vluchtig voorbij kunt lopen, maar dan zie je niks. Je moet er aandachtig en van dichtbij naar kijken, dan zie je het pas. Wij maken vaak onderscheid tussen ‘herderen’ en ‘leren’. Wij zeggen van een dominee, dat hij een herder of een leraar is en soms is hij in het ene beter dan in het andere. Maar Jezus laat zien, dat dat bij elkaar hoort. Als herder onderwijst hij hen. Hij wijst begaanbare wegen, hij vertrouwt hun toe, wat ze moeten doen en laten om het leven aan te kunnen en te ervaren wat het betekent, dat het Koninkrijk Gods nabij gekomen is. In zijn leerschool blijf je altijd leerling en krijg je nooit een diploma of zoiets, want dit gaat om een levenslang leerproces. Willen wij Jezus als onze herder volgen dan zullen wij altijd bij Hem in de leer (moeten) blijven. Je zou het de van Alpha tot Omega-leerroute kunnen noemen.
Twee aan twee
Preek gehouden op de 4e zondag van de zomer 15 juli 2018 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Markus 6: 6b-13
Twee aan twee
Als er op een ongelegen moment aangebeld wordt en er twee mensen voor de deur staan, van wie één met een tas in de hand of een stapeltje tijdschriften onder de arm, dan weet je wel hoe laat het is. De Jehovah’s Getuigen hebben de opdracht van Jezus aan zijn leerlingen om er twee aan twee op uit te trekken als een altijd en overal geldend gebod opgevat – en zo staan ze daar en vragen wat je van de toestand in de wereld vindt en dat de Bijbel zegt, dat het niet lang meer zal duren of de wereld zal vergaan en dat je daar meer over kunt lezen in dit tijdschrift, Wachttoren geheten, en dat je dan tot de 144.000 kunt behoren, die gered zullen worden.
Er volgt nog wat heen en weer gebabbel en dan gaan ze naar de volgende deur om ook daar het blijde nieuws te verkondigen.
Vreemd is het wel, dat de mensen o.h.a. helemaal niet blij worden van zo’n onverhoedse benadering en jammer is het ook, dat van de oorspronkelijke boodschap van Jezus zo weinig doorklinkt.
Hoe was dat, toen Jezus zijn eerste leerlingen erop uit stuurde? Wat moesten ze eigenlijk doen en waren ze een beetje succesvol? Kon Jezus het niet alleen af, dat hij zijn hulptroepen moest inzetten?
Als je hoort, hoe ze er op uit gestuurd worden, dan zouden we denken: nou, dat kan toch wel wat professioneler en met wat meer uitstraling. Wat een stelletje armoedzaaiers zijn dat: ze hebben niks bij zich, lopen steeds in hetzelfde kloffie, niet eens een extra ‘verschoninkie’ bij zich, en met een stok in de hand gaan ze door ‘het ganse land’. Zo proberen ze in gesprek te komen met mensen, vertellen zij over het Koninkrijk Gods en sporen hen aan zich te bekeren. Om te keren.
Maar zeg nou zelf, vindt u het gek, dat de meeste mensen zeiden: wat zijn dit voor wereldvreemde dwazen? Waarom zouden we gehoor geven aan hun oproep? Zij roepen ons op om ons te bekeren, maar laten zij het zelf maar doen en een beetje normaal gaan doen. Zwervers en klaplopers zijn het. Niet van deze tijd, niet van deze wereld!
Door dat te denken en te zeggen, slaan zij onwetend de spijker op de kop! Deze tweelingen of dubbelgangers – of hoe je ze ook maar noemt – zijn voorlopers van het Koninkrijk Gods. Zij laten a.h.w. zien, dat zij niet tot de ‘oude wereld’ behoren, die verziekt en verdraaid is. Door zich zo buiten de orde te plaatsen laten zij zien, dat de wereld vernieuwing en verandering behoeft. Zij houden de mensen een spiegel voor…hé, jullie denken, dat wij gek zijn, maar kijk eens naar je eigen leven en wereld?!
Wij kondigen een nieuwe tijd aan, een tijd, waarin ziekte en demonen het niet meer voor het zeggen zullen hebben, maar welzijn, heelheid en bevrijding!
Ja, zo gingen zij te werk en lieten in Jezus’ Naam gebeuren, wat Hij wilde en op het oog had. Dat de mensen weer vrij zouden zijn en niet meer gebonden aan machten en structuren.
Zoals ook nu de mensen zuchten onder werkdruk, stress en verslaving, - dit moet en dat moet om er bij te horen – en geen ogenblik rust om tot jezelf te komen – o Goddank, dan is het vakantie, maar ook die wordt vaak volgepropt met activiteiten en bezigheden – en dan moe van de vakantie weer in de ratrace van het werk. Wat een leven… Veel jongeren kunnen er niet meer tegen en slaan – uit wanhoop - een doodlopende weg in.
De leerlingen gaan demonen uitdrijven. Ze bellen aan en zeggen: “wij komen demonen uitdrijven”. “Heel goed bedoeld, heren, maar hier zijn geen demonen. Probeer bij de buren maar eens…”
Mensen weten vaak niet, dat zij bezeten zijn, bezet zijn door wat niet van hen is. Dat zij helemaal vol van iets zijn, waardoor er geen ruimte is voor het echte en het eigenlijke.
Onze vraag moet nu niet zijn of demonen wel bestaan, maar of datgene waarnaar zo’n begrip verwijst bestaat. Het demonische is eigenlijk een karikatuur van het goddelijke en het heilige. Wanneer mensen zich buigen voor wat niet-God is, wanneer zij onvoorwaardelijk ontzag hebben voor iets, wat eigenlijk geen waarde en betekenis heeft. Wanneer mensen iets absoluut maken wat het in wezen niet is.
Zo komt het demonische in vele vormen en varianten voor – het heeft iets aantrekkelijks en is tegelijkertijd ook vernietigend. Je lijkt er groot en betekenisvol door te worden, maar tegelijkertijd kleineert het je en word je een onbetekenend radertje in een machine die maar doordendert en niemand weet waarheen. Het demonische komt in het groot en in het klein voor en ongemerkt maakt het zich sterk en neemt het de plaats in van God en het goede.
En als die twee dan de demonen beginnen uit te drijven dan maken zij a.h.w. weer ruimte voor God en het goede in de mensen. Daardoor komt er een andere mentaliteit en blikrichting. Zo iemand wordt weer vrij en laat zich niet meer koeieneren door wat men wil en doet. Van ‘bezet’ wordt men ‘vrij’.
Zo ongeveer stel ik mij voor wat de betekenis van dit evangeliebericht kan zijn. Misschien mag ik ook nog even op een paar details in de vertaling wijzen, die ons misschien op het verkeerde been hebben gezet. Zo bijv. dat zij er met een stok op uitgestuurd worden. Is dat een stok om de hond mee te slaan, als ze een boerenerf opkomen?
Nee, ik dacht dat het woord ‘staf’ een betere vertaling zou zijn. Een staf is onmisbaar op reis, het is het symbool geworden van het ‘onderweg-zijn’. Maar het is ook het attribuut van de herder, van iemand die leiding en sturing wil geven en daar staat de staf dan symbool voor. Mozes had ook een staf, waar hij wonderlijke dingen mee uitrichtte. Zo splitste hij de wateren van de Rode Zee ermee, zo verhaalt de Schrift – kortom, de staf verbeeldt de reddende nabijheid van God. Later werd het woord ‘staf’ zelfs de benaming voor de leden van een raad van medewerkers.
En dan nog dat stof van de voeten afschudden. Vrome Joden deden dat als zij een reis naar het buitenland gemaakt hadden en weer terugkeerden in eigen land dan schudden zij het stof van hun voeten om het heilige land niet te verontreinigen.
Zoiets deden onze twee missionarissen ook en zo staat er dan in onze ‘lekker makkelijk te begrijpen vertaling’: ‘ten teken dat zij niets meer met hen te maken wilden hebben’.
Maar, beste gemeente, dat staat er niet alleen niet, maar het druist ook in tegen alles wat het evangelie bedoelt en wil uitstralen.
Er staat eigenlijk zoiets als ‘hun tot een getuigenis’. Ik denk dat zij bij het weggaan nog even bij de deur met hun sandalen wapperden en vriendelijk afscheid namen en daarmee zeiden zij: we hebben het er nu verder niet meer over, maar denk er nog eens over na. De deur naar de ommekeer staat altijd open!
What would Jesus do?
Preek gehouden in de Grote of Mariakerk op zondag 8 juli 2018 n.a.v. Markus 6: 1-7
What would Jesus do?
M.n. in de jaren 90 van de vorige eeuw was het een hype in Amerika onder jongeren om een armbandje om te hebben met de letters WWJD. Die staan voor de regel “What would Jesus do?” – “Wat zou Jezus doen?” Overal kwam je die letters tegen, achter op autobumpers, op bierviltjes, petjes, noem maar op en het moest de lezers ervan eraan herinneren, dat je bij het nemen van beslissingen je eraan moest denken, wat Jezus in zo’n situatie zou doen.
Vooral in conservatieve kringen was deze slogan ook bedoeld als rem op een al te vrije seksuele moraal – als een jongen al te vrijpostig met zijn vriendin wilde omgaan herinnerde het armbandje hem eraan kalm aan te doen. Gemakshalve ging men ervan uit, dat Jezus daar duidelijke uitspraken over had gedaan.
Maar er zijn natuurlijk ook andere situaties denkbaar. De letters kunnen je er aan herinneren om altijd eerlijk te zijn en op te komen voor de belangen van anderen. Misschien zou het armbandje mensen milder kunnen stemmen in hun oordeel over anderen, ruimhartiger te zijn als het gaat om vluchtelingen en asielzoekers – maar, wacht, nu probeer ik anderen zo’n armbandje om de pols te strikken en daar is het niet voor bedoeld, natuurlijk. Het armbandje is alleen voor jezelf bedoeld! Daarom zie ik enige overeenkomst met de Joodse gebedsriem – als sticker op de bumper is het eigenlijk al misplaatst, want dan confronteer je er een ander mee – terwijl het om jezelf gaat!
Wat zou Jezus doen – of liever: wat deed hij, als het zondag was? Dan ging hij naar de kerk (nou ja, op sabbat naar de synagoge)…gemakshalve zet ik dat maar even op één lijn. In Nazareth ging hij op de sabbat naar de synagoge. Er was er maar één, dus er viel niets te kiezen. Als hij op zondag naar de kerk in Meppel zou willen gaan zou hij zich moeten afvragen: maar naar welke kerk zou ik dan gaan?
Ik denk, dat hij zich allereerst verbazen zal over het feit, dat er zoveel kerken en samenkomsten gehouden worden in Zijn Naam. Hij zou misschien overal zijn licht eens opsteken en willen horen en zien, wat ze over hem te vertellen hadden. Hij zou zien hoe zij brood en wijn lieten rondgaan, hij zou horen welke liederen zij over hem zongen en hij zou zich moeten oriënteren op het gebied van de naamgevingen van allerlei groepen, die variëren van protestants tot remonstrants, van doopsgezind tot baptist, rooms-katholiek en vrij-evangelisch, nieuw bleek de empowerment-church en overal hadden zij het steeds over Hem, over zijn woorden en werken, zijn dood en opstanding, zijn betekenis en impact.
Wat zou Jezus doen? Wat zou hij zeggen? Ik moet ineens denken aan Paulus, die in Athene het evangelie wilde verkondigen, dat hij versteld stond over de veelheid van beelden en goden in die stad en hoe diep-religieus die mensen wel moesten zijn, maar hij bemerkte al gauw dat men geen oren had naar zijn verhaal over Jezus en de opstanding. Zo zou Jezus zich ook wel eens kunnen verbazen over de veelheid van kerken en samenkomsten en ik denk, dat hij bij iedere kerk wel een notitie zou achterlaten.
Wat hij over die andere kerken zou zeggen gaat ons niet aan. Maar wat zou hij over ons zeggen?
Hij sprak met wijsheid in de synagoge. Iedereen onder de indruk. Waar haalt hij het vandaan? Zo’n begaafde spreker horen we niet vaak hier. Geweldig!
Maar even later zeggen ze: O, die man kennen we wel. Hij komt hier oorspronkelijk vandaan. Zij vader en moeder wonen hier om de hoek, dat klussenbedrijf is wel bekend hier “Jozef & Zoon” heet het. En zijn moeder Maria en dat hele gezin, waar hij uit komt, we kennen ze allemaal, bij naam en toenaam. Een heel gewoon arbeidersgezin, niks bijzonders.
Zo wordt er over hem gepraat. Zij geloven niet, dat Hij de messias kan zijn. Zij geloven niet, dat Hij de door God gezondene is om het Koninkrijk Gods te verkondigen en nabij te brengen. Zij geloven niet, dat Hij hun leven kan veranderen en toekomst kan geven. Zij geloven niet, dat Hij de wereld kan veranderen en dat zijn verhaal mensen en culturen zal omvormen tot ver in de 21e eeuw na Christus. Ja, dat een jaartelling naar Hem genoemd zal gaan worden: zij hebben er geen notie van.
Zij namen aanstoot aan hem. Zij struikelden over hem. Hij was een steen des aanstoots, omdat hij niet voldeed aan hun verwachtingen en idealen. Hij was te gewoon om de messias te kunnen zijn. Hij was te gewoon om zoon van God te mogen heten. Daarom moest hij ook uiteindelijk uit de weg geruimd worden, zoals je een steen weggooit, die jou de weg verspert. Dan kun je tenminste weer verder lopen, zonder hindernissen en obstakels. Zo werd er over hem gedacht, nadat hij in de synagoge gepreekt had.
De vraag is nu, of wij hem ook zo zien. Of haasten wij ons nu om te zeggen: nee, wij zien hem anders. Wij hebben hem hoog zitten en kom niet aan Jezus, want dan krijg je met ons aan de stok. Wij volgen hem op de voet en bij al onze beraadslagingen vragen wij ons af: wat zou Jezus doen? Really?
Wel, als Jezus dan zo populair is onder ons, waarom is er dan zoveel verdeeldheid en onenigheid over van alles en nog wat? Als wij dan zo heilig geloven in Jezus, waarom maken we ons dan zo druk over materiële dingen? Is dat in navolging van hem, die geen steen had om zijn hoofd op neer te leggen?
Waarom zijn we er als de kippen bij om iemand te oordelen of te veroordelen, terwijl Hij zich onthield van een oordeel en gezegd heeft: oordeelt niet, opdat je niet zelf geoordeeld wordt. Met de maat waarmee je zelf meet zul je ook gemeten worden.
Zal Jezus, als hij komt, - zie, hier ben Ik - zich verbazen over ons ongeloof of zal hij zich verheugen over ons geloof?
Zit er een schoen bij, die u past? Trek hem gerust aan!