Je zult maar Legio heten
Preek gehouden op de 1e zondag na Trinitatis 22 juni 2025 in de Protestantse Dorpskerk te Voorst n.a.v. Deuteronomium 30: 15-20 en Lukas 8: 26-39
Je zult maar ‘Legio’ heten
Het vreemde, ja enigszins bizarre verhaal, dat het leesrooster ons vanmorgen aanreikt, roept allereerst de vraag op: waarom lezen wij dit verhaal juist nu, op de tweede zondag na Pinksteren, de eerste na Trinitatis? Het is een verhaal over Jezus, toen hij nog volop rondstapte in Galilea en het bericht dat er aan voorafgaat gaat over de storm op zee, die veel angst bij de leerlingen teweeg bracht en hen deed uitroepen: bekommert het U niet dat wij vergaan?
Toevallig was ik vorige week zondag in de kerk van Kruiningen, waar mijn vriend en collega afscheid nam en ik zat pal tegenover een gebrandschilderd raam, dat daar was aangebracht na de watersnoodramp van 1953 met een afbeelding van dat verhaal.
Het betreft dus episoden uit het leven van Jezus, toen Hij nog met zijn leerlingen rondtrok, maar inmiddels zijn we al verder in het kerkelijk jaar, na Pinksteren, waarom dan nu weer terug naar die verhalen? Maar is er wel sprake van een terug en vooruit, van een vóór en na? zo vraag ik me nu af.
Ik denk, dat de leesroostermakers bedacht hebben: dit verhaal gaat verder dan een bijzonder voorval uit het leven van Jezus. Er is hier sprake van een bevrijdingsverhaal, een voorbeeld van, een opmaat tot het werk van de Geest, zoals dat zich in de wereld zal doorzetten. Ik kom daar straks op terug.
Nu letten we eerst op enkele bijzonderheden van wat het evangelie ons te zeggen heeft.
Zij varen naar de overkant, ja zij varen stroomafwaarts of tegen de stroom in naar de overzijde van Galilea, ja naar het tegenovergestelde daarvan, zeg maar: richting het dodenrijk, de Hades. De man die Jezus tegemoet komt staat model voor die wereld vol van demonie en agressie. De man is zichzelf niet, hij wordt bezeten door machten en krachten, die hem de baas zijn geworden en die hem wegdrijven van de menselijke samenleving. Hij komt in een isolement, hij heeft lak aan alle conventies en hij wordt door niemand geaccepteerd. Daarom zoekt hij zijn toevlucht tot de graven, waar hij voortdurend geketend en geboeid zich ophoudt. Hoe luguber en angstaanjagend is dat!
Letterlijk staat er dat hij zich ophield bij de monumenten, bij de gedenktekenen. Natuurlijk vinden wij die inderdaad vooral op kerkhoven, maar we kunnen dat ook nog wel wat breder zien. Deze man is buiten de voortgang van de tijd geplaatst: hij houdt zich op bij en in het verleden. Hij is weggeduwd uit de huidige maatschappij en voor hem is er geen toekomst. Alleen verleden tijd. Het verleden bepaalt zijn leven, een trauma uit zijn jeugd misschien, een ervaring in of met het Romeinse legioen. Iets waar hij niet van kan loskomen, wat hem ketent en vastzet. Hoe eenzaam en kansloos ben je dan! Hoe deerniswekkend ook om deze onaangepaste man zo te zien. Hij komt Jezus tegemoet en Jezus gaat hem tegemoet: zij treffen elkaar. De man voelt blijkbaar aan, dat Jezus iets met hem wil, maar hij is afwerend en verontwaardigd en woedend schreeuwt hij hem toe, dat hij niets met hem te maken wil hebben! Er is niets gemeenschappelijks tussen ons – maar wie zegt dat eigenlijk? Is dat de gedachte van de man zelf of van de demonen in hem?
In ons rationele en materialistische wereldbeeld hebben we het spreken over demonen afgeleerd. Dat wordt doorgaans beschouwd als behorend bij een achterhaald wereld- en mensbeeld. Dat zal zo zijn, maar demonie is toch wel een werkelijkheid die in de wereld merkbaar aanwezig is. Je hoeft het journaal maar aan te zetten om allerlei vormen van demonie in de wereld aan te treffen. We kunnen ook proberen de situatie van deze man te psychologiseren en hem zien als een man met een meervoudige persoonlijkheidssyndroom. Hoe je het ook noemt en beschrijft: de situatie is deze, dat deze mens zichzelf niet is, in de macht is van krachten, die hem de baas zijn geworden. Iemand kan in een psychose raken of zo verslaafd zijn aan iets, dat hij er met duizend boeien aan vast zit.
Hoe treed je zo iemand tegemoet? Wel, Jezus vraagt hem naar zijn naam! Wie ben je? Wat is jouw identiteit? Het is een uitnodiging om ‘ik ben’ te zeggen. Maar dat kan hij niet, nog niet. Hij zegt alleen maar: ‘Legio’! Een veelheid, een legioen. Ik kan niet zeggen wie ik ben – er is een veelheid in mij, die overweldigend beslag op mij legt.
Legio verwijst natuurlijk naar een legioen, een benaming van een Romeinse legereenheid van wel 6000 man, bewapend en al. Zo’n overmacht aan geweld, discipline en macht heeft hem in bezit genomen: hun laarzen stampen a.h.w. door zijn hoofd en hun zwaarden gaan door zijn ziel.
Het legioen heeft intussen in de gaten, dat het te maken heeft met een tegenmacht die sterker is dan een legioen. Het geeft zich gewonnen, zij zoeken een ander heenkomen en zij vragen Jezus of ze in de varkens mogen gaan. En als dat toegestaan wordt stort de hele kudde de afgrond in en verdrinkt.
Natuurlijk komt hier ook het onderscheid tussen rein en onrein om de hoek kijken: onreine demonen moeten zich niet ophouden in mensen, zo is de gedachte, maar desnoods in onreine dieren, en in die traditie behoren varkens daar toe. Het is tenslotte – met alle bedenkingen die wij er bij hebben - een hoopvol perspectief op de totale afgang van de demonie!
De varkenshoeders (-herders) zijn verbluft, gaan naar de stad en vertellen wat er gebeurd is. Het is opmerkelijk, dat Lukas dit beschrijft op dezelfde manier, als wat hij schrijft over de herders in de Kerstnacht.
Intussen is de man weer helemaal bij zinnen en uiteindelijk zit hij gekleed en wel aan Jezus’ voeten. Je kan hier zeggen: hij gedraagt zich als een leerling van Jezus! Hij wordt nu ook voor het eerst een mens genoemd. Hij zou Jezus zelfs wel willen volgen, maar Jezus zegt dat hij naar zijn huis moet gaan en daar in zijn stad of dorp moet vertellen wat God aan hem gedaan heeft. En hij verkondigt daar inderdaad wat Jezus hem gedaan heeft. Een subtiel onderscheid – dat eigenlijk geen onderscheid is - dat Lukas hier met een knipoog aanbrengt.
Waarom is dit een geschikt verhaal voor na Pinksteren? Omdat wat wij gelezen hebben a.h.w. een samenvatting is van wat er na Pinksteren gaat gebeuren: immers vanaf dat moment gaat het evangelie van bevrijding de wereld in. Het boek Handelingen is er één groots verslag van. De apostel Paulus doet niet anders dan mensen bevrijden uit de sferen en werelden van onvrijheid en verslaving aan goden, machten en versleten tradities.
En dat is zo doorgegaan: zendelingen en missionarissen zijn de wereld in getrokken en hebben overal mensen bevrijd van slaafse machten en knechtende ketenen. Ik weet wel, het is geen brandschoon verhaal en er zijn vele fouten, vergissingen en misdaden begaan, maar in hoofdlijn is dat het wat de Geest sinds Pinksteren beoogde: dit, namelijk dat de wereld bevrijd zou worden van de machten van het kwaad en zich zou bewegen in de richting van het Koninkrijk Gods. Dat we los zouden komen van alles wat ons kleineert, knecht en onderdrukt. Zo zouden we de geschiedenis van de kerk kunnen samenvatten – nogmaals het is geen doorlopend succesverhaal, - de kerk heeft het zelf ook maar al te vaak op een akkoordje gegooid met de machthebbers van deze eeuw – maar dat neemt niet weg, dat er in die wirwar van strevingen en gebeurtenissen toch een rode draad zichtbaar wordt: evangelieverkondiging als een roep om en een oproep tot bevrijding en een katalysator tot emancipatie!
Ook in onze samenleving zijn er miljoenen mensen, die geboeid zijn door machten, die groter zijn dan zijzelf: de macht van geld en reclame, van angsten en wantrouwen, van verslaving en gebonden zijn aan tradities en structuren. Waardoor mensen niet in volle vrijheid kunnen zijn of worden, wie zij zijn. Teveel afgeleid ook door legio dingen en verlokkingen. Legio doet mij ook denken aan alles wat te groot is, megalomaan is en de menselijke maat te boven gaat, zoals bijv. – om maar wat te noemen - de miljarden die nodig zouden zijn om wapentuig te fabriceren, terwijl er zoveel andere dingen zijn, die de wereld nodig heeft om een betere plaats te worden.
Maar, alla, niet teveel politiek…wat ik tenslotte nog zou willen opmerken is, dat het uiteindelijk voor ons allemaal draait om een besliste en kordate keuze vóór het leven, telkens weer! Daarvoor moet je telkens weer kiezen – in het groot en in het klein – het is een keuze tegen de demonie en de dood in al zijn verschrikkelijke vormen: kies dan het leven (Deut. 30)!
Wat is je naam? Nee, ik heet geen Legio meer, de veelheid en chaos van dingen heeft geen vat meer op mij sinds ik Jezus ontmoet heb, maar ik kan voortaan voluit zeggen: ik ben mens, ja, mens van God.
Bevrijd tot inclusiviteit
Preek gehouden door Ds. Cees Huisman op zondag 13 februari 2022 in de Protestantse Gemeente te Heusden n.a.v. Markus 1: 39-45
Bevrijd tot inclusiviteit
Vanmorgen worden we aan de hand van Marcus de synagoge ingebracht. Daar gebeurt het! Dat zou je niet verwachten. Het is maar een onooglijk gebouw en er is maar een handjevol mensen aanwezig. Het is een en al soberheid en eenvoud, oude woorden en bekende spreuken. En toch, zo wil Marcus ons vertellen, toch vindt in de synagoge de scheiding der geesten plaats. Hier begint de nieuwe toekomst, hier begint de aankomst van het Koninkrijk Gods te dagen. Jezus komt en verkondigt wat op handen is en drijft de demonen uit. Nee, dat is niet iets dat hij er ook bij doet…laten we dat als één gebeuren proberen te zien. Al predikende drijft hij demonen uit. Door te verkondigen het goede nieuws van het Koninkrijk Gods drijft hij demonen uit. Het is een soort grote schoonmaakbeurt: alles wat er niet hoort moet er uit; alles wat in de weg staat moet opgeruimd worden; alle tegenstand en weerstand moet weg wezen. Wil God heerschappij voeren in ons leven dan moeten eerst een paar andere heersers het veld ruimen: egoïsme, angst, verslaving (aan wat ook maar), gemakzucht, onbetrokkenheid, negatieve gedachten over onszelf en over anderen, ja alles, waardoor je niet ten volle mens bent en ongeschikt voor het Koninkrijk Gods, moet weg wezen.
In de kerk gebeurt dat. Het woord van verkondiging en aankondiging bewerkt dat. Overal waar het evangelie wordt verkondigd worden mensen bevrijd van demonie en sluipen de demonen met de staart tussen de poten de kerk uit.
Zo zet Marcus in dit eerste hoofdstuk van zijn evangelie de reikwijdte van het optreden van Jezus neer. En dan moeten we ons niet van de wijs laten brengen door de manier waarop dat verteld wordt en ons het hoofd gaan breken over de vraag of demonen nu echt bestaan of niet. Er bestaat zoiets als kwaad in de wereld, in ons eigen leven en dat wordt ook wel het boze genoemd en je kunt het ook personifiëren en dan spreek je over demonen of (abstracter) het demonische. Het gaat erom, dat wij inzien en geloven, dat het evangelie mensen bevrijdt, het kwaad aan het licht brengt en dat tegelijkertijd overwint, zodat een mens kan leven als kind van God.
En dat reikt dan ook weer verder dan de vernieuwing van de mens als individu, want het sticht bovendien ook gemeenschap en het werkt positief uit op de samenleving en uiteindelijk op de hele wereld.
Zo geloven wij. Ik geef toe, dat er vaak niet zo veel van te zien is en dat het kwaad zich moeilijk laat beteugelen en de demonie zich lastig laat uitdrijven, uit onszelf en uit de wereld.
Maar wie of wat geven wij het laatste woord? Aan Hem, die het hoge woord van God zelf onder ons is geworden: Jezus… en Hij heeft zich sterk gemaakt om de tegenkrachten te overwinnen…zullen wij dan, die zijn vrienden en vriendinnen willen zijn en Hem willen navolgen in woord en daad, de strijd opgeven en gaan meehuilen met de wolven in het bos?
Ja, maar hoe dan en kunnen we dat wel?
Daar komt iemand naar Hem toe. Een leproos, iemand met huidvraat, zoals de nieuwe vertaling wil. Een deerniswekkend mens. Een totaal eenzaam figuur. Iemand zonder sociaal leven. Een randfiguur, een uitgestotene, die voortdurend mensen op afstand moet houden. Maar hij waagt het om in de nabijheid van Jezus te komen. A.u.b., als u wilt, kunt u mij rein maken?
Een merkwaardige vraag. Wij zouden eerder verwachten dat hij zou vragen: als u het kunt, wilt u mij rein maken? Wij willen van alles, maar kunnen het niet…tenminste zo denken we vaak. Maar hier horen we: u kunt het vast wel, maar wilt u het ook?
Een melaatse is ziek. Het woord melaats kan te maken hebben met het Franse woord malade, dat ziek betekent of het gaat terug op het Griekse woord ‘melas’ dat zwart betekent. Wij zien allereerst iemand met een huidziekte. Iemand die medische zorg nodig heeft. Maar zo kijkt de bijbel er niet tegen aan. Het gaat in alle gevallen van melaatsheid om een los komen te staan van de gemeenschap, volstrekt geïsoleerd worden. Je mag nergens meer komen, ook niet in de kerk, niet in de tempel. Kortom, je bent van God en mensen gescheiden. Dus het is veel erger dan een huidziekte. Je bent feitelijk dood, je staat overal buiten. Iemand met een donkere, zwarte huid – zij hebben vaak het gevoel, dat ze niet meetellen, worden gediscrimineerd, etnisch geprofileerd. Het klinkt allemaal heel beschaafd, maar het is Gode geklaagd!
Kennen wij deze mensen? Hebt u wel eens zo’n melaatse gezien? Waarschijnlijk niet, want we houden ze op afstand. Kom niet te dicht bij mij, want anders raak ik ook besmet. Blijf uit mijn buurt. Kom niet in mijn buurt a.u.b., want jij of jullie verpesten alles.
Het zijn mensen, die met de vinger worden nagewezen. Kijk, daar heb je er weer zo eentje. In allerlei culturen en omstandigheden zijn het telkens andere mensen: het kunnen christenen zijn of Joden, moslims of jongeren, zwervers en daklozen, drugsverslaafden en bedelaars, allerlei slag mensen, die niet meetellen en voor wie men een straatje om loopt.
Maar misschien is dat allemaal nog ver weg…zijn ze ook dichterbij huis misschien? Mensen die we uit de weg gaan, omdat ze ons niet liggen? Mensen die we negeren, omdat ze anders zijn dan wijzelf, qua huidskleur, politieke overtuiging, geaardheid of levensstijl? We delen mensen zo gemakkelijk in aan de hand van onze kaders: gelovigen en ongelovigen, kerkelijk en onkerkelijk, meelevend en niet-meelevend,…en met de ene groep gaan we wel om en met de andere niet of minder. Een tweedeling is zo gemaakt. Blijf uit mijn buurt, denken of zeggen we…
Maar de leproos laat zich niet wegsturen. Hij komt naderbij, want hij heeft er vertrouwen in, dat hij door Jezus niet wordt afgewezen.
En wat we dan van Jezus lezen is heel troostrijk en bemoedigend: hij krijgt medelijden, mededogen met deze mens, hij raakt hem aan en hij zegt: ik wil. In die volgorde!
Medelijden is misschien nog niet eens het goede woord. Je hoort vaak van mensen, die een handicap hebben of ziek zijn, dat men helemaal geen prijs stelt op medelijden. Men ervaart dat als neerbuigend en het leidt tot verlies aan waardigheid. Wat van Jezus gezegd wordt is dat hij het voelde in zijn ingewanden. Hij kreeg er pijn z’n buik van, toen hij deze man zag. Hij nam de pijn en het verdriet in zich op. Hij voelde het aan den lijve, zou je kunnen zeggen. Het is zoals Jesaja vertelt over de knecht des Heren: onze ziekten heeft hij gedragen en onze smarten nam hij op zich. Ja, zo deed Jezus…dat is hij ten voeten uit.
Maar daar blijft het niet bij. Vervolgens raakt hij hem aan. Dat durfde hij…deze mens met zijn bultige, schurftige huid aanraken. Dat had nog nooit iemand gedaan. Wat een lef…ja, inderdaad, hier komt de lef, het hart van Jezus, naar boven als begaan met mensen. Hij durft het aan om deze mens aan te raken. Een gebaar van verbondenheid, een gebaar van genegenheid, een gebaar van liefde!
Ik denk dat deze mens daar al van opleefde. Hij bemerkte ineens, dat er iemand was die om hem gaf. Die zegt: jij hoort er ook bij. Ik houd je niet op afstand, maar overbrug de kloof. Kom in de kring, weet je aanvaard door God en mensen. Voortaan ben je niet meer onrein, geïsoleerd en afgeschreven, maar tel je mee, ben je rein en deelgenoot van het volk van God.
Iemand aanraken is daad van intimiteit, waar je heel voorzichtig mee moet zijn, zoals u weet…. Maar hier is het begin van genezing, begin van bevrijding. Weer voelen, dat je er bij hoort. Weer voelen, dat er iemand is die om je geeft.
Ik wil, fluistert Jezus. Prachtig is dat! Het klinkt als het ja-woord bij een huwelijksaanzoek. Ja, ik wil. Ik wil jou zien als een gaaf mens, opgenomen in de lichtkring van Gods vriendelijk aangezicht. Jij hoort er ook bij! Ik wil jou zien als een kind van God. Ik wil jou aanvaarden als medemens, ik wil jou niet vastprikken op je dorre huid, maar ik wil jou zien als herboren en herschapen mens, die zal leven in de vrijheid van de kinderen Gods.
Daar staat hij als nieuwe mens, gezond en wel, rein en wel. Hij was er een ander mens van geworden. Ja, dat gebeurt wanneer iemand om je geeft, wanneer je bemind wordt en aangeraakt, wanneer iemand je aanvaardt zoals je bent en zegt: ik wil jou in je waarde laten en je laten zijn de mens die je bent. Dan gebeuren er wonderen.
Een wonderlijk verhaal, inderdaad, maar wel levensecht. We hebben Jezus vanmorgen gezien als prediker, als therapeut en als haptonoom, als iemand die kortom van de mensen houdt. Dat is het geheim van alles. Waar liefde woont gebiedt de Heer zijn zegen….broeders en zusters, laten wij elkander liefhebben, niet met de mond of het woord, maar metterdaad. Elkaar en de ander niet links of rechts laten liggen, geen muren opbouwen en anderen uitsluiten, want God heeft alle mensen op het oog en in zijn hart. Weest dan navolgers van God en doet gij evenzo!
Een stem krijgen
Preek gehouden op de 3e zondag in de Veertigdagentijd (Oculi=Ogen) 19 maart 2017 in de Grote of Mariakerk te Meppel n.a.v. Lukas 11: 14-28.
EEN STEM KRIJGEN
Jezus trekt als een therapeut door het land. Hij helpt mensen door met hen te praten en te ontdekken, waar het probleem zit. Hij doet dat allemaal op weg naar Jeruzalem, in die tijd van veertig dagen. Het zijn die veertig dagen dwars door de woestijn, door de wildernis, vol beproevingen en aanvechtingen.
Als we al die lezingen en gedachten erover onder één noemer zouden willen brengen, dan zou ik willen zeggen, dat het gaat om ‘een gevecht’. Jezus is als therapeut aan het vechten; hij vecht voor het leven van zijn patiënt, zoals wij dat ook wel zeggen over artsen.
Zo zien wij hem vandaag in gevecht met een man, die stom is. Maar wacht even, zo staat het er eigenlijk niet. Jezus vecht niet met die man, maar met de demon, zo vertelt Lukas. Met ‘het demonische’. Het is opvallend, dat dat demonische als iets abstracts, iets onpersoonlijks wordt voorgesteld. De demon is geen persoon, maar eerder een macht. Hierdoor staat de tekst toch niet zo erg ver van ons af. Wij hebben grofweg wel het spreken over demonen en duivelen achter ons gelaten, maar we weten nog heel goed wat ‘het demonische’ is. De macht van het kwaad, hoe dat volken en mensen kan tyranniseren. Hoe mensen in de greep van het kwaad kunnen komen, zodat zij demonische trekken gaan vertonen.
Op zijn weg naar Jeruzalem is Jezus voortdurend bezig die macht of die machten te ontmaskeren en onschadelijk te maken. En om te zien, hoe hij dat doet moeten we de tekst precies en op de voet volgen. In het Grieks komen we daar een woord tegen, dat ‘eruit gooien’ betekent. Die demon moet aan de kaak gesteld worden en eruit geworpen worden. Zoals een therapeut tegen zijn patiënt zegt: ‘Gooi het er maar uit...alles wat je dwars zit, alles van vroeger en nu, alles wat je hindert om voluit mens te zijn. Gooi het eruit...al die shit!” Dat die shit ook wel ‘uitwerpselen’ genoemd worden past dan ook precies in deze beeldspraak.
Hoe zal het Koninkrijk Gods zich baan breken? Als de macht van het kwaad wordt weerstaan, weersproken en weerlegd. Sommige mensen zeggen of denken wel eens: “Die Jezus kon de dingen mooi zeggen, prachtig verwoorden, maar wat koop je ervoor? De wereld is nog steeds een tranendal en de misère van de mensheid drukt zwaar op mijn hart. Praatjes vullen geen gaatjes, het gaat om daden, die de wereld veranderen, niet om woorden!”.
Je kunt van alles en nog wat over Jezus zeggen, maar je kunt niet zeggen, dat hij alleen maar mooie praatjes verkondigde. Hij voegde namelijk zelf altijd de daad bij het woord. Als hij over het Koninkrijk Gods spreekt en over de nadering ervan en dat het nabij is, dan weet hij, dat dat de komst van dat Koninkrijk op weerstand stuit. Dat er nog eerst heel wat gevechten geleverd moeten worden, met het demonische, met het kwaad. Hij zag het zo voor zich, dat de wereld bezet gebied was, bezeten door angst, onmenselijkheid, waanzin, kortom door het demonische...en zal het Koninkrijk Gods zich baan breken dan zal dat ten koste gaan van de macht van het kwade. Die twee rijken kunnen niet samen bestaan: het goede en het kwade zijn aparte, gescheiden grootheden en...hoe zal het kwade overwonnen worden. Door het goede. Door het goede te doen en dat doet Jezus door deze man te bevrijden van zijn demonische stomheid.
‘Wat heb jij toch, beste man?’ Maar hij kon het niet zeggen. Hij had er geen woorden voor. Jezus vindt dat onverdraaglijk en hij wil deze man helpen. Gooi het eruit! Al die ballast en narigheid, waardoor je het spreken hebt verleerd. Je bent altijd monddood gemaakt, zij hebben jou altijd het zwijgen opgelegd. Jouw mening wordt nooit gehoord. Of iets anders geïnterpreteerd: jij bent sprakeloos geworden, omdat je teveel hebt gezien en meegemaakt. Zoals mensen, die in een concentratiekamp hebben gezeten er daarna nooit meer over spraken. Het was té erg! Of gaat het over iemand, die geen stem meer heeft, die tot de zwijgende meerderheid behoort en denkt: ik stem niet meer mee, het helpt toch niks. Laat mij maar ongezien en ongehoord mijn leventje leiden. Val mij niet lastig met politiek of met wat ook...
Het is iemand die opgesloten zit in zichzelf, die zijn gevoelens niet kan verwoorden. ‘Gooi het er eens uit, beste man, daar zul je van opknappen’. Zo staat Jezus als therapeut bij deze zwijgende man en hij probeert hem een stem te geven, hem te laten praten. O zo moeilijk. Een heel gevecht!
En dan krijgen wij ineens te horen: ‘...en de stomme sprak’. Dat is een duizelingwekkende zin: de stomme sprak. Maar u weet: de stomme kan niet spreken. En wie spreekt kan geen stomme genoemd worden. Het is een vreemde paradox, een onmogelijke mogelijkheid, die ons hier verschijnt.
En dat is precies wat bij de verkondiging van het Koninkrijk Gods hoort: er gebeuren onverwachte en onmogelijke dingen. Wie achteraan stond krijgt een plek vooraan; wie doof was hoort ongehoorde dingen; wie blind was ziet ineens het licht; wie stom was, geen stem had, krijgt een stem en spreekt zich uit.
Laten we nu niet zeggen: ja, maar dat gebeurt toch eigenlijk nooit?! Of: was het maar waar, dan zul je eens zien, hoeveel mensen gingen geloven.
Lieve mensen, hier raken wij nu precies aan het geheim van het Koninkrijk, dat zich niet groot en sterk wil maken in de wereld, maar een andere wereld voorstelt en uitbeeldt. Het is de omgekeerde wereld, de wereld omgekeerd. Doven horen, blinden zien en stommen spreken.
De Therapeut gaat nog steeds door de wereld en hij verheft zijn stem niet op de straten en als hij uitgescholden wordt scheldt hij niet terug en als hij voor de rechter staat en ze hem uit de weg willen ruimen dan doet hij zijn mond niet open. Als een lam staat hij daar sprakeloos en stemmeloos. Lief, stom lammetje....
Kun je daar de wereld mee veroveren? Is dat de ‘gamechanger’, die toekomst heeft en alles op z’n plek zal brengen?
Het ziet er niet naar uit. Het lijkt er niet op...maar toch heeft de vroege kerk deze Therapeut de messias genoemd. Zijn manier van doen, zijn woorden en zijn daden, zijn weg en zijn kracht, die hij in al zijn zwakte ten toon spreidde, werd het begin van een gang door de wereld, die bergen verzette, mensen het licht deed zien, de oren van doven ontstopte en mensen een stem gaf.
Zalig allen, die deze en andere woorden van God horen en die bewaren in hun hart en daaruit leven!