In memoriam Jürgen Moltmann (1926-2024)
In memoriam Jürgen Moltmann (1926-2024)
Op 3 juni jl. overleed de bekende Duitse theoloog Jürgen Moltmann. Hoewel ik zijn naam en de titels van zijn bekende werken al lang tijd kende ben ik mij pas later in zijn studies gaan verdiepen. Hij was een dogmaticus, die nieuwe wegen bewandelde, maar ook een theoloog, die de uitdagingen van onze tijd verwerkte in zijn theologie. In die zin was hij ook een praktisch theoloog.
Tot op hoge leeftijd hield hij referaten, die je op Youtube kunt terugvinden en beluisteren: wat een energie en engagement!
In de laatste Stille Week, die ik als predikant in Meppel beleefde (maart 2019), heb ik een lezing gehouden over de betekenis van het kruis in de theologie en daarbij ook aandacht gevraagd voor het boek van Moltmann “Der gekreuzigte Gott”.
Wat ik daar toen over vertelde volgt (nog eens) hieronder, mede als eerbetoon aan deze inspirerende theoloog.
Der gekreuzigte Gott
We zijn nu toe aan een korte bespreking van ons onderwerp aan de hand van een bekende publicatie van Jürgen Moltmann, “Der gekreuzigte Gott”, dat in 1972 is verschenen en vele malen is herdrukt en vertaald.
Eerst iets over Moltmann zelf. Hij is inmiddels 93 jaar oud en op youtube kun je diverse lezingen van hem vinden, die hij in zijn lange en arbeidzame leven heeft gehouden in diverse landen en bij verschillende gelegenheden. Duits is zijn moedertaal uiteraard, maar zijn lezingen zijn vaak in het Engels en al zijn boeken zijn ook in het Engels verschenen. Hij heeft een onderkoeld gevoel voor humor, vind ik, wanneer hij bijv. voorafgaand aan een lezing door de voorzitter wordt geïntroduceerd en wordt geprezen om zijn inzichten en zijn vele publicaties en verdiensten, dat hij dan opmerkt, dat hij met genoegen heeft geluisterd naar deze inleider, maar dat hij zich wel afvroeg of alles ook werkelijk zo was.
Ook vroeg een student hem eens of hij zichzelf beschouwde als een pessimist of een optimist, waarop hij antwoordde: een optimist, want anders zou ik een pessimist zijn…
Jürgen Moltmann werd in 1926 geboren in Hamburg en groeide op in een seculier milieu. Na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog – hij vocht als Duits soldaat bij de slag om Arnhem - heeft hij naar eigen zeggen voor het eerst de realiteit van God ervaren.
Ook verloor hij verschillende van zijn vrienden tijdens een geallieerd bombardement van Hamburg. Zijn vrienden sneuvelden, maar hij bleef leven…waarom? zo vroeg hij zich af.
Zijn kennismaking met het christelijk geloof gebeurde tijdens zijn gevangenschap als Duits soldaat van 1945-1947, eerst in België en later in Schotland. Moltmann ontmoette toen in het kamp een groep christenen en door een Amerikaanse geestelijke werd hem een boekje met het Nieuwe Testament en de Psalmen gegeven. Hij werd gegrepen door het christelijk geloof en getuigde later: ‘I didn’t find Christ, he found me.’ In zijn gevangenschap had hij een dialectische ervaring van God als bron van hoop enerzijds en van Zijn aanwezigheid in het lijden anderzijds. Deze gebeurtenis legde de basis voor twee grote thema’s in zijn theologie: hoop en lijden. Hoop fundeerde Moltmann op de opstanding van Christus, en Gods aanwezigheid in het lijden op het lijden van God in Christus.
Na zijn terugkeer in Duitsland in 1948 ging hij theologie studeren aan de Universiteit van Göttingen, een instituut met professoren die volgelingen van Karl Barth waren en betrokken bij de ‘Bekennende Kirche’ (belijdende kerk) in Duitsland. Moltmann gaat daar aan het werk in een poging een theologie te ontwikkelen die de ‘overlevenden van zijn generatie’ zou bereiken. Hij had de hoop dat het voorbeeld van de ‘Bekennende Kirche’ na de oorlog zou worden herhaald door middel van nieuwe kerkelijke structuren. Hij en vele anderen raakten echter teleurgesteld toen ze zagen dat in plaats daarvan werd voortgeborduurd op de situatie van de staatskerk. In 1952 beëindigde Moltmann zijn studie theologie, werd pastor in Bremen en in 1959 professor aan de Lutherse Hogeschool in Wuppertal. Daarna kreeg hij een aanstelling als docent en onderzoeker in Bonn en uiteindelijk ook aan de Universiteit van Tübingen. Van 1967 tot 1994 was hij in Tübingen professor in de systematische theologie. Met het verschijnen van zijn boek Theologie der Hoffnung in 1964 kreeg hij brede bekendheid. Dit was het eerste boek van zijn grote trilogie van vroege werken. De andere twee waren Der gekreuzigte Gott (1972) en Kirche in der Kraft des Geistes (1975).
Moltmann benadert het ‘probleem’ van het kruis – als ik het even zo noemen mag – op een heel andere manier dan Anselmus en de Catechismus. Meer doordenkend in de lijn van Luther, die worstelde met de vraag hoe God van God verlaten kon zijn, komt Moltmann tot de gedachte, dat het kruis iets, ja alles onthult van wie God is.
In de theologie van Anselmus en de Catechismus draait het vooral om de vraag wat het kruis voor óns te betekenen heeft, wat de betekenis ervan is met het oog op onze redding en zo is het een onderdeel geworden van de leer over de verzoening en verlossing (de soteriologie).
Maar voor Moltmann gaat een andere vraag zich voordoen, namelijk wat betekent het kruis voor God zelf en voor ons beeld van Hem?
De oudere theologie had altijd een onderscheid gemaakt tussen de goddelijke en de menselijke natuur van Jezus. Naar zijn goddelijke natuur kon hij niet lijden, alleen zijn menselijke natuur was vatbaar voor lijden en dood. Maar zo ontstond er eigenlijk een soort dubbelpersoon, een dualistische figuur, die in werkelijkheid maar ten dele onze lot- en bondgenoot kon zijn.
Voor Moltmann zijn dit onbegaanbare en heilloze denkwegen. Moltmann gaat niet uit van een twee naturenleer, waarbij ook bij voorbaat al vaststaat wie of wat God is en wat de mens is, zodat je beide grootheden netjes kon scheiden en uit elkaar kon houden. Maar hij stelt vast, dat wat Jezus doet en aan Hem geschiedt het verhaal van God is. Aan Jezus, zijn lijden, sterven en opstanding lezen wij af, wie God is.
Het beeld van God, dat wij zelf ontworpen hebben door alle kenmerken die niet ‘des mensen’ zijn aan God toe te schrijven of andere positieve eigenschappen van de mens tot in het oneindige op God te projecteren, is volgens Moltmann aanvechtbaar en verhindert ons om God in het lijden te kunnen zien. Wij hebben op filosofische gronden een metafysische God ontworpen, die geen relatie kan hebben met het lijden, want dat is menselijk en vreemd aan God, zo vinden wij. God is in principe a-pathisch. En zo komt de lijdende Jezus tegenover de niet mee-lijdende God te staan. Maar een a-pathische God is geen God van liefde maar van onverschilligheid. Je kunt die twee niet in een eenheid zien. Liefde veronderstelt begaan zijn met het lijden: die twee zijn onlosmakelijk verbonden.
Daarom is dat a-pathische beeld van God een verwrongen en ook on-bijbels beeld van God: God verschijnt ook in het OT helemaal niet a-pathisch, maar eerder sym-pathisch. God is juist heel erg sym-pathiek, beslist niet on-sympathiek.
Hij is begaan met het lijden van Israël in slavernij en Hij gaat mee in de ballingschap en zo redt en bevrijdt Hij zijn volk steeds en voort-durend.
Zo wil Moltmann het lijden van Jezus zien als een gebeuren in God en in plaats van het lijden op te splitsen over twee naturen, wil hij het juist zien als plaats vindend in Gods drie-eenheid. M.a.w. wij moeten proberen het kruis trinitarisch te verstaan.
Het gaat uiteindelijk niet om de vraag of wij God wel kunnen plaatsen in dit lijdensgebeuren, maar de vraag is, hoe wij Gods wezen kunnen afleiden uit dit lijdensverhaal. God identificeert zich met het lijden en sterven van Jezus en zo daalt God zelf af in de diepste diepte, waarin de mens zich bevindt, zodat geen enkel mens van God verlaten kan en zal zijn. Dat is de grondeloze liefde van God, dat Hij ons tot het uiterste nabij is, zelfs in onze Godverlatenheid en ons door zijn levendmakende Geest het leven schenkt.
Het kruis laat ons op een indringende manier zien, dat Gods liefde tot het uiterste gaat en dat Hij tot in onze diepste diepten met ons begaan is.
Zo heeft Moltmann met deze studie een belangrijke bijdrage geleverd aan een ander en nieuw verstaan van het passie- en paasgebeuren, waarbij de Vader niet tegenover de Zoon wordt geplaatst, maar de Vader en de Zoon in eenheid dit lijden ondergaan, waarbij de Vader evenveel verdriet en pijn ervaart als de Zoon en dat de vraag over de Godverlatenheid van Jezus daardoor ook een binnen-trinitarisch zelfgesprek wordt, zoals ook Paulus kan zeggen, dat dat ook voor onze eigen gebeden geldt, dat het de Geest zelf is die ze woordeloos in ons uitdrukt en dat de Geest van God in ons bidt. Zo kunnen we ook de schreeuw van Jezus om God horen en zien als een schreeuw in en van God zelf.
Deze hulpeloosheid en krachteloosheid van God is echter tegelijkertijd zijn kracht en zijn glorie, want zo baant Hij de weg naar zijn Rijk van liefde, gerechtigheid en vrede.
Zin en betekenis van het concept 'Triniteit'
Preek gehouden op Zondag Trinitatis 12 juni 2022 in de Protestantse Gemeente van de Emmaüskerk te Hattem n.a.v. Spreuken 8: 22-36 en Handelingen 2: 41-47
De zin en betekenis van het concept ‘Triniteit’
De zondag na Pinksteren, vandaag dus, wordt genoemd Zondag Trinitatis, een oude kerk-Latijnse benaming voor de Drie-eenheid. Ik kan me voorstellen, dat u daar niet meteen warme gevoelens bij krijgt of op het puntje van uw stoel gaat zitten. En de strijd erover en hoe je dit moet begrijpen en onder woorden moet brengen en met welke begrippen, dat alles uit de oude doos wil ik niet eens ter sprake brengen, maar liever ver achter ons laten, want dat stemt ook niet zo vrolijk. De kerktwisten over de Triniteit hebben immers alleen maar geleid tot veel misverstanden en verketteringen en daar heb je allemaal niks aan.
Wat moet je met zo’n oud stoffig en onbegrijpelijk dogma als de Drie-eenheid in een gesprek met iemand, die weinig of niets van het christelijk geloof afweet? Voor veel kerkmensen is het noemen van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest misschien ook alleen maar een soort bezwering, waarmee je een gebed afsluit ofzo. In films (m.n. Engelstalige) hoor je het ook vaak langskomen, vooral bij huwelijken of begrafenissen … als een mantra kinkt het telkens: ‘In the Name of the Father, the Son and the Holy Spirit’. Het heeft dan iets mechanisch en cliché-matigs, er zit geen leven of dynamiek in. Het klinkt mij in de oren als een vaste formule, waar niemand enig waarde aan hecht, maar die anderzijds ook niet gemist kan worden. Als een oud restant wordt het toegevoegd, onmisbaar blijkbaar, maar vraag niet waarom.
Geloof je in de Drie-eenheid? Als zo’n vraag op je afkomt kun je met Ja antwoorden en verder overgaan tot de orde van de dag. Als je Nee zegt, kan iemand zeggen: hé, waarom niet? Ben je soms een Unitariër? Dat klinkt als de naam van een deftig hondenras, maar het betekent gewoon, dat je gelooft, dat God één en enkelvoudig is. Er is één God en God is één.
De Drie-eenheid, zo zegt men dan, is een ongelukkig misverstand en het druist in tegen alles wat wij redelijk en begrijpelijk achten. Eén en toch Drie of Drie en toch Eén, daar staat ons verstand bij stil. Dus, wij doen er niks mee. Maar het zou al helpen als wij het + teken zouden vervangen door een = teken. Niet: Vader + Zoon + Geest = 1 (zou 3 moeten zijn), maar Vader=Zoon=Geest=1.
Maar ik denk, dat reken, meet- en wiskunde hier alleen maar brokken maken en die laten we verder ook maar buiten beschouwing.
Ik bewandel een andere route, die hopelijk verhelderend is. Ik wil het althans proberen…
Als we het over God hebben denken wij meteen te weten over wie wij het hebben. God is almachtig, alwetend, albesturend, ongenaakbaar, ver weg, soms ziet Hij eruit als een vriendelijke man met een baard op een wolk. Een patriarchale God, die de wereld gemaakt heeft en zijn hand heeft in alles wat er gebeurt. Deze God kom je tegen bij de Grieken, de Romeinen, de Germanen en ook bij het oude Israël. In het Oude Testament vertoont God inderdaad ook soms deze trekken. Grimmige gelaatstrekken. (In de verzekeringswereld wordt een onvoorzien ongeval, een storm op zee bijv., betiteld als een Act of God!).
Dit is ook de God, die gewapende verdedigers heeft. Fanatici, die te vuur en te zwaard in naam van God of Allah mensen onderwerpen, zoals zijzelf onderworpen zijn aan die hoge God.
Wat wil nu de leer van de Drie-eenheid ons bijbrengen? Wel, dat wij over God met drie woorden moeten spreken. O ja, wij mogen God zeker als de bron en oergrond van alles beschouwen, de Schepper van hemel en aarde en er is niets mis mee om Hem als Vader aan te roepen – of als Moeder – maar pas op voor tirannieke en onverdraagzame en autoritaire trekken in Hem. Hoor eens, hoe lyrisch de dichter van Spreuken 8 over God zingt – over dat onkenbare oerbegin, waarachter wijsheid en ontwerp schuil gaat. God speelt met de gedachte om de wereld te scheppen, zo zou je dit vrij kunnen vertalen.
Want het is zo ontzettend belangrijk om nu te zien, hoe de kerk dat beeld van God, waarover ik zojuist sprak – die Ongenaakbare en Grimmige God - heeft bijgesteld aan de hand van de Persoon van Jezus. Zó zelfs, dat zij hem hebben opgenomen in het beeld van God zelf. Wil je weten wie God is, richt je blik en aandacht dan op Jezus! Veel gelovigen hebben er moeite mee om Jezus als God te belijden – dat wil deze beweging ook niet beweren! - maar het is veeleer de bedoeling om het om te draaien en te zeggen: God is als Jezus! In Jezus zien wij het aangezicht en het hart van God: menselijk en barmhartig, niet veroordelend en hoopgevend, liefdevol en tot het uiterste begaan met alle mensen. De Vader is als de Zoon!
En dan vierden wij vorige week het feest van de Heilige Geest. Dan wordt het helemaal vaag en wazig, vinden veel mensen. Maar het gekke is, dat het met de Geest juist concreter wordt en dichter bij onszelf en de wereld. Want het verhaal van Jezus als beeld van God zou je nog kunnen beschouwen als iets van toen en daar – wat heb ik daar nú aan, in deze tijd, in mijn leven? Nou, de Geest is uitgestort op ‘alle vlees’, d.w.z. op alle mensen en schepselen en zij hebben zo deel gekregen aan God. En zo kan God in de Geest aanwezig zijn in alle tijden en in alle mensen.
En je merkt het als mensen geïnspireerd raken door de Geest: zij worden creatief en hoopvol; ze leggen zich niet neer bij de status quo, maar zij zijn altijd op zoek naar nieuwe kansen en mogelijkheden. Zij zijn meer met de toekomst bezig dan met het verleden. Zij hebben oog voor elkaar en delen alles wat ze hebben met elkaar. Niemand zegt: hé, afblijven, dat is van mij! Maar ze zeggen: laten we alles samen eerlijk delen en niemand hoeft tekort te komen.
Laten we ons brood delen en laten wij bij elkaar aan huis de maaltijd vieren. Zo deed de eerste gemeente dat en op vele andere manieren is die wijze van samenleven vorm gegeven en voortgezet.
Er wordt (in Handelingen 2) geen blauwdruk gegeven van ‘zo moet het’, maar eerder een voorbeeld van ‘zo kan het’. Maar in een andere tijd en situatie misschien weer anders. Maar altijd vol hoop en goede moed, dat het anders kan.
Dat is de drijvende kracht van de Geest en zo wordt het aangezicht van de aarde vernieuwd. De Geest is één en al beweging en dynamiek.
De gedachte van de Drie-eenheid is dus zo gek nog niet, want het laat Gods aanwezigheid in de wereld en in ons leven zien als een cascade, als een in stappen en kringen naar beneden stromend water, uitgaande van de Vader, door de Zoon, in de Heilige Geest, in ons, in de wereld.
Dankgebed van Jürgen Moltmann uit “The Source of Life. The Holy Spirit and the Theology of Life” (oorspr.: Die Quelle des Lebens: Der Heilige Geist und die Theologie des Lebens)
“God, Schepper van hemel en aarde, het wordt hoog tijd dat U komt, want onze tijd raakt op en de wereld loopt op haar laatste benen. U hebt ons het leven gegeven om met elkaar in vrede te leven, maar wij hebben de vrede verkwanseld door in onmin met elkaar te leven. U hebt uw schepping in harmonie en in evenwicht tot stand gebracht, maar wij wilden vooruitgang en vernietigen daarmee onszelf.
Kom, Schepper van alles, vernieuw het gelaat van de aarde!
Kom, Heer Jezus, kom als onze broeder op ons toe. U bent gekomen om te zoeken wat verloren was. U bent naar ons toegekomen en U hebt ons gevonden. Neem ons met U mee op uw weg. Wij hopen op uw Koninkrijk, zoals wij ook hopen op vrede. Kom, Heer Jezus, kom spoedig.
Kom, Levensgeest, overstroom ons met uw licht en doordring ons met uw liefde. Maak onze kracht in ons wakker door uw energie en laat ons er volkomen zijn in uw aanwezigheid. Kom, Heilige Geest!
God, Vader, Zoon en Heilige Geest, drie-enige God, verenig uw uiteengescheurde en verdeelde wereld met Uzelf en laat ons allen één zijn in U, één met uw ganse schepping, die U prijst en verheerlijkt en in U volkomen gelukkig is”.
Het leven een feest!
Het leven – een eindeloos feest!
Toen ik in de jaren 90 predikant was in Steenwijkerwold kende iedereen in het dorp en vèr er buiten de hit van het mannenkoor ‘Het karrenspoor’ “Mooi Man”. Het was een liedje over het boerenleven, dat zijn hoogtepunt bereikte in de kroeg, waar men zich zat kon drinken om de volgende dag met ‘pien in de hasses en een dreuge bek’ wakker te worden. Ja, dat is mooi, mooi man!
Ik moest aan dit liedje en m.n. aan het refrein denken, toen ik zat te lezen in het boek van Jürgen Moltmann “Der lebendige Gott und die Fülle des Lebens” (Gütersloh, 2015). Moltmann en ‘Het Karrenspoor’ lijken elkaar te raken op het punt, waar gezongen en gesteld wordt, dat het leven één groot feest is:
Ja dat is mooi, mooi, mooi man,
Het leven dat is één groot feest.
Hoofdstuk 8 van zijn boek geeft Moltmann de titel “Das Leben – Ein Fest ohne Ende” en in de 2e paragraaf daarvan werkt hij dat uit onder het kopje “Das festliche Leben”.
Moltmann zal zeker zijn bedenkingen hebben tegen de tomeloze drankzucht van de ‘mannenbroeders’, maar hij zou hun be-aming van het leven als een feest zeker onderschrijven en waarderen. De vreugde is immers de zin van het menselijk leven, zo stelt hij. Om zich in God te verheugen, daartoe werd de mens geschapen. Om zich in het leven te verheugen, daartoe wordt hij geboren! Daarmee worden de vaak gestelde levensvragen, zoals “waartoe ben ik er eigenlijk? Ben ik nog bruikbaar? Kan ik mij nog nuttig maken?” even buiten haken geplaatst. Er is geen sprake van ‘doel en nut’ als het gaat over de vraag, waarom het menselijk leven er zou moeten zijn. Er bestaan geen ethische of ideale doeleinden, die het menselijk leven zouden moeten rechtvaardigen. Het leven is goed in en op zichzelf, het er-zijn is prachtig en hier-zijn is heerlijk! Wij leven om te leven. De wereld van de arbeid in de hoog-geïndustrialiseerde wereld valt de kinderen bij de oppas al lastig met zulke existentiële vragen, waarin toch wel de zin en het nut van het leven gelegen kan zijn? Wie echter de zin van zijn of haar leven in bruikbaarheid en nut denkt te moeten vinden, komt ongetwijfeld in een levenscrisis terecht, als hij of zij ziek, gehandicapt of oud wordt. De ‘zin’ van het leven ligt namelijk niet buiten het leven, maar erin. Het leven mag je nooit als middel tot een doel opvatten. Wie het leven als vreugde in God en in het leven zelf heeft leren zien stelt de angstige existentiële vraag naar het waartoe niet meer. Hij wordt innerlijk immuun voor de eisen van de prestatie-ideologie, die hem voor vreemde doelen misbruiken wil. Hij zal zich daarom ook kritisch gaan opstellen tegenover een maatschappij, die mensen alleen maar naar hun bruikbaarheid inschat en hen alleen maar als arbeiders of als consumenten aanmerkt en ‘waardeert’.
Hier wordt het verschil tussen ‘Het Karrenspoor-lied’ en Moltmann wel heel pregnant, natuurlijk. Bij Moltmann krijgt de vreugde om het leven een maatschappij-kritische uitwerking, terwijl het liedje niet verder komt dan een hedonistisch ‘wij nemen er nog ééntje’, dat uiteindelijk de vreugde alleen maar de das om doet.
Wat is dat voor een vader, die...?
Wat is dat voor een Vader, die ...?
Enkele gedachten bij de kruisdood van Jezus
Ik zie de man nog tegenover mij aan tafel zitten. Hij wilde mij graag vertellen, waarom hij nooit meer naar de kerk ging en ook niet meer aan het geloof deed. Verontwaardigd en boos stak hij van wal: “Wat was dat voor een Vader, die zijn eigen lieve Zoon moedwillig de dood injoeg, hem liet lijden en dat alleen, omdat Hij dat als de enige uitweg zag om ons te kunnen vergeven? Wat was dat voor een Vader?”
Vóór mij een gapende afgrond vol misverstanden en tegenover mij een man met een goed hart, die volkomen gelijk had, maar te snel tot de slotsom was gekomen, dat het dus niet te moeite waard was je in te laten met het christelijk geloof en de kerk.
Hij vertolkte weliswaar een visie op de achtergrond(en) van de kruisdood van Jezus, die lange tijd ‘heersend’ in de kerken is geweest – en in sommige delen nog – maar die op bijbels-theologische gronden terecht ook is bestreden en als funest voor onze omgang met God te beschouwen is.
Mijn gespreksgenoot had het verhaal van de kruisdood van Jezus misschien opgevangen vanuit het oude leerboekje van de kerk: de Heidelberger Catechismus. In aansluiting op de theologie van de middeleeuwer Anselmus van Canterbury, die een antwoord probeerde te geven op de vraag, waarom God mens is geworden, wordt daar in enkele stappen uit de doeken gedaan, waarom het allemaal zo gegaan is, zoals het gegaan is. Dat Jezus aan het kruishout eindigde was geen samenloop van omstandigheden, maar dit ‘moest’ allemaal zo gebeuren. Op die manier voldeed Hij aan de eis van zijn Vader om voor de zonden van de mensheid te betalen, zodat God zich met haar kon verzoenen.
Maar misschien had de beste man nog nooit van de Heidelberger Catechismus gehoord en baseerde hij zijn kennis op heel andere bronnen. Wellicht was hij eens naar de film geweest van Mel Gibson ‘The Passion of the Christ’. Of misschien had hij eens de rockmusical ‘Jesus Christ Superstar’ bekeken en bewonderd of mogelijk had hij op TV de opvoering van ‘The Passion’ gezien. Al deze en andere eigentijdse uitvoeringen en uitbeeldingen van het lijdensverhaal van Jezus roepen het beeld op van een God, die bloed wil zien, die gehoorzaamheid tot de dood eist. En Jezus onderwerpt zich als een mak lammetje daaraan en zo heeft God de wereld bevrijd van haar schuldenlast.
Ik voel mee met die man tegenover mij: ‘wat is dat voor een Vader, die...?’
Jezus moest een straf op zich nemen en zo betaalde hij voor onze zonden en de Vader werd tevreden gesteld. Maar nogmaals, wat is dat voor een Vader...?
En is dat wel dezelfde Vader, over Wie Jezus het zo vaak had en met wie hij communiceerde, ‘op enen berg alleen’? Is dat wel dezelfde Vader als tot Wie hij ons geleerd heeft te bidden? Is dat wel dezelfde Vader als in dat verhaal, dat hij verteld had, waarin één van zijn zonen de wijde wereld was ingetrokken, maar na berouw en inkeer terugkeerde...stond die Vader niet op de uitkijk en vergaf Hij die jongen niet alles wat hij misdaan had – zonder enige betaling van zijn kant?
Kortom, de Vader, zoals die in de geschetste kruistheologie naar voren komt is een heel andere dan die over wie Jezus spreekt. Als Jezus ons oproept onze broeders en zusters te vergeven wat zij ons mogelijk misdaan hebben dan verwijst hij naar Zijn Vader, die het doet regenen over goeden en kwaadwilligen en daarom zullen wij – evenals Hij – zevenmaal zeventig keer moeten vergeven, de andere wang toekeren en afzien van vergelding en wraak. Onvoorwaardelijk, precies zoals de Vader!
Jezus heeft in zijn leven, in zijn doen en laten, in zijn omgang met mensen laten zien, dat hij in nauwe verbondenheid met zijn Vader wilde leven en dat hij zo zijn Vader a.h.w. uitbeeldde en representeerde. Hij was en is sprekend en al doende zijn Vader. “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” kon hij zonder arrogant te zijn zomaar zeggen...
Omdat die Twee zo nauw op elkaar betrokken zijn – een gedachte die later in de triniteits-theologie werd uitgewerkt – is het onmogelijk de Vader en de Zoon zo sterk tegenover elkaar te plaatsen, alsof de Vader het lijden zou willen of zelfs zou eisen. Het is eerder zo, dat de Vader mede-lijdt met de Zoon en dat de Vader-Zoon-relatie niet verbroken werd – al was het zo, dat Jezus in het uur van zijn sterven zijn alleen-zijn in sterke mate ervaren heeft.
Het is de Duitse theoloog Jürgen Moltmann, die in deze lijn heeft verder gedacht en zo tot de titel van zijn boek hierover kwam, namelijk “Der gekreuzigte Gott” (1972): wij zijn hier getuige van het lijden en de dood van Jezus en van God! God heeft zich zo geïdentificeerd met de(ze) mens, dat Hij er aan geleden heeft en er onder bezweken is. Geen mens zal in zijn/haar lijden en stervensnood ooit meer alleen zijn!
Het (voorafgaande) leven van Jezus is van cruciale betekenis om enige betekenis en zin te kunnen geven aan het lijden en sterven van hem. Kort door de bocht gezegd, zou je kunnen zeggen: “zo ‘moest’ het wel aflopen”. Maar dan niet in de zin van ‘God wilde dat het zo moest gaan’, maar wie zijn of haar leven zó in dienst stelt van God en zo onafhankelijk en vrij zijn gang gaat en onvoorwaardelijk liefheeft en vergeeft, die wordt uiteindelijk niet geduld. Die ondergaat het lot van de profeten vóór hem en de idealisten en dromers ná hem ondervinden dikwijls hetzelfde. Maar het is en blijft toch (!) een verhaal van hoop, omdat deze doodlopende weg uiteindelijk door God gekend en erkend wordt als de weg ten leven!
Het blog van Dr. Benjamin L. Corey (op de Patheos.com website), getiteld “Some Problems I Have With Penal Substitution Theology of Atonement” [1]bracht mij het gesprek in herinnering, waaraan ik in het begin van mijn artikel refereerde. En ook de aanstaande viering van de Stille Week en alle hype rondom ‘The Passion’ in Leeuwarden vormden voor mij mede een aanleiding om te proberen enig licht te laten schijnen over deze duistere kwestie. “Wat zou dat voor een Vader zijn, die...?”
Laten wij de Vader, die een (bloed)offer wil zien, uit onze gedachten verbannen en ruimte maken voor de Vader, die zijn zoon van verre zag aankomen, hem omhelsde en hem liet delen in alles wat Hij bezat. En zij vierden een groot (Paas)feest!
[1] http://www.patheos.com/blogs/formerlyfundie/problems-penal-substitution-theology-atonement/?utm_source=facebook&utm_medium=social&utm_campaign=FBCP-PRX&utm_content=formerlyfundie
“If God the father needs someone to “pay the price” for sin, does the Father ever really forgive anyone? Think about it. If you owe me a hundred dollars and I hold you to it unless someone pays me the owed sum, did I really forgive your debt? It seems not, especially since the very concept of forgiveness is about releasing a debt — not collecting it from someone else.”