Preek gehouden op de 2e zondag van de Veertigdagentijd (12 maart 2017) in de Oude Kerk n.a.v. Mattheüs 15: 21-28
Een grens over...
Je kunt het toeval noemen, maar ik vind het meer dan toevallig, dat ons vanmorgen dit gedeelte uit het Evangelie ‘toevalt’. Juist in een tijd, waarin in ons land het gesprek gaande is over onze nationale identiteit: wie zijn wij eigenlijk en wie willen wij zijn en wie horen erbij en wie niet? Het kan tot harde en ongenuanceerde discussies en standpunten leiden en wie een beetje de verkiezingsmachine op TV, op internet of in de kranten volgt, weet wel waar het over gaat. Mensen, die vanuit een ander land of een andere cultuur hier zijn komen wonen worden vaak nog als tweederangs burgers aangemerkt. Iemand die een andere huidskleur heeft, maar hier in Nederland is geboren, wordt soms nog gevraagd: waar kom jij vandaan? Nou, uit Utrecht zegt zij dan...
Of mensen met een andere godsdienst worden met argusogen aangekeken en argwanend gevolgd. Vroeger zaten de verschillende godsdienstige overtuigingen ieder opgeborgen in zijn of haar eigen zuil en leefde men een beetje langs elkaar heen. Ik had vroeger een rooms-katholiek buurjongetje, maar ik speelde nauwelijks met hem, want hij ging naar een andere school en hij had vriendjes van zijn eigen soort en ik ook. We leefden allemaal in een soort LAT-relatie: Living apart together. Ieder apart, maar samen vormde je wel de Nederlandse samenleving.
De verzuiling is opengebroken en functioneert niet meer en door de toestroom van allerlei culturen en etnische achtergronden is de samenleving een soort smeltkroes geworden. Soms leidt dat botsingen en uitsluitingen, maar soms ook tot onverwachte onmoetingen en vriendschappen. De nieuw ontstane situatie kun je tegemoet gaan als iets wat ons bedreigt en waar je bang van kunt worden of je kunt het tegemoet gaan als een uitdaging, een uitnodiging – met een ‘open mind’ en zonder angst hopen op iets positiefs.
Toen ik donderdagmorgen na mijn spreekuur de gerfkamer verliet haalde een man van duidelijk Noordafrikaanse afkomst zijn fiets van het slot en hij keek mij aan en ik groette hem en zijn gezicht klaarde helemaal op en luid en duidelijk zei hij: Goedemorgen, mijnheer. Ik was daar verrast over, omdat ik merkte, dat die man niet gewend was, dat hij gegroet werd. We lopen en leven vaak langs elkaar heen.
Nu lijkt het evangeliebericht van vanmorgen daar ook voet aan te geven, als wij horen, dat twee mensen, twee culturen elkaar treffen, maar eigenlijk ook langs elkaar heen willen leven.
Jezus heeft zich teruggetrokken in het gebied van Tyrus en Sidon, ten noorden van Galilea, waar hij rondgetrokken had, zieken had genezen, gesproken had over rein en onrein, over alle dingen, die de mensen bezighielden en over het Koninkrijk Gods als wenkend perspectief en dat het nabijgekomen was. En dan lijkt het wel alsof hij even afstand wil nemen. Zoals een politicus na al die debatten en verkiezingsbijeenkomsten wel eens lekker wil uitzakken op de bank en uithuilen bij zijn/haar vrouw of man. En dan zit je net lekker op de bank, gaat de telefoon of gaat de bel en staat er iemand aan de deur, die je hulp nodig heeft of je handtekening vraagt. Je staat op het punt de deur dicht te smijten...nee, nu niet! Ik zit net ff lekker uit te zakken. Kom me nu niet lastigvallen met allerlei vragen. Morgenochtend bent u de eerste. Gegroet!
Terwijl Jezus een weekje vakantie houdt in de omgeving van Tyrus en Sidon, zijn eerste buitenlandse uitstapje – die naar Egypte als baby niet meegerekend - komt een vrouw hem nalopen en naroepen, dat hij haar dochter moet genezen. Kom a.u.b. helpen, want zij is helemaal van het padje af, zij is depressief of hysterisch – wat haar mankeert weet ik niet precies, maar zij lijkt wel bezeten door een kwade macht: zij is geen baas over zichzelf, zij wórdt meer geleefd dan dat zij zelf leeft.
Jezus reageert tamelijk gereserveerd en bot op haar. Vrij vertaald zou je kunnen zeggen, dat hij haar zo antwoordt: Nee, sorry mevrouw, ik heb nu net even een weekje vakantie. Ik heb ook recht op mijn vrije tijd en bovendien hoort dit gebied niet tot mijn werkterrein, dus zoek maar ergens anders hulp. Het ga u goed!
Maar de vrouw laat zich niet afschepen en zij dringt aan. Al slaat hij de deur voor haar neus dicht, zij drukt opnieuw op de bel. “Hoorde ik u zeggen, dat het brood alleen bestemd is voor de kinderen aan tafel en niet voor de honden – dank u voor het sympathieke compliment – maar bij ons is het zo, dat de honden na de maaltijd altijd de kruimels en restjes mogen opeten”.
En Jezus gaat helemaal om. Hij is zo onder de indruk van het geloof en de vasthoudendheid van deze vrouw, dat hij op afstand haar dochter geneest.
Deze vrouw accepteert enerzijds dat er grenzen zijn, maar tegelijkertijd overschrijdt zij die ook door te onderstrepen, dat het brood bedoeld is voor iedereen: voor Joden en Palestijnen, voor Nederlanders en Marokkanen, voor Amerikanen en Mexicanen – het brood vaagt alle verschillen weg.
Nu maak ik een sprongetje naar een ander evangelie, waar in geuren en kleuren geproclameerd wordt, dat Jezus zelf het ware Brood uit de hemel is. En dat Hij gekomen is tot de zijnen, maar dat die hem niet hebben aangenomen en dat hij daardoor als een licht in de wereld is gaan schijnen.
Hij is het ware brood uit de hemel, voedsel voor alle mensen, die zoeken naar heil en bevrijding. Ook al wordt hijzelf vermalen en verpulverd, zoals wij ook juist in deze weken gedenken, Hij deelt zo zijn leven wereldwijd.
Misschien hebben ze er op de terugweg nog wel wat over doorgepraat. Het kan toch niet zo zijn, dat Gods liefde beperkt blijft tot één volk. Dan zou God een nationale God worden en op hetzelfde niveau komen met de goden van Egypte of Griekenland. Zo hebben wij God toch niet leren kennen? Hij is toch geen God van beperkingen en begrenzingen? Het lijkt wel of Jezus zelf hier ook nog over moest nadenken en pas gaandeweg ontdekte, dat God er is voor alle mensen, voor de hele wereld. God kan alleen maar God zijn, als Hij een universele God is.
Dat is een grote stap voorwaarts, voorbij alle nationale en culturele begrenzingen gaan inzien, dat niemand buitengesloten kan worden als je iets van de universele liefde van God hebt opgevangen in je hart en in je denken. God maakt geen onderscheid: iedereen is Hem even lief!
Terwijl zij zo redenerend terugliepen realiseerde Jezus zich, dat Hij een grens was overgegaan, dat hij de nationaal-Joodse grenzen had opengebroken en dat dat grote gevolgen zal hebben. Het was de eerste stap naar de wereldkerk, die weldra zal ontstaan.
In de brieven van Paulus en in de Handelingen der apostelen krijgen we daar ook een inkijkje in, hoe de eerste gemeenten worstelden met de vraag: wie horen er bij en moet men aan bepaalde voorwaarden voldoen? Moeten nieuwkomers ook besneden worden bijv. of is dat eigenlijk helemaal niet nodig? Paulus trekt de lijn, die Jezus heeft getrokken door en laat klip en klaar weten, dat er in Christus Jezus geen onderscheid meer is: iedereen hoort er bij en wie grenzen trekt miskent het messiaanse werk van Jezus, dat hij begonnen is zichtbaar te maken in dat gesprek met die vrouw uit Libanon.
Een prachtig voorbeeld van de doorwerking van dit gesprek vinden wij in de brief van Paulus aan de Efeziërs, hoofdstuk 2: 11-18 en dat gedeelte wil ik tenslotte graag even – in eigen vertaling/bewerking - voordragen:
“Bedenk wel, dat u qua afkomst allemaal heidenen en onbesnedenen bent, u was niet verbonden met Christus en u stond ver af van het burgerschap van Israël en u nam niet deel aan het verbond en de beloften die daar bij hoorden. Zo leefde u eigenlijk in een wereld zonder God en zonder hoop. Maar nu bent u, die voorheen op afstand stond, ineens dichtbij gekomen – en dat is zo gekomen dankzij Jezus Christus, door zijn dood en opstanding. Daardoor heeft Hij die twee werelden tot één gemaakt en zo heeft Hij vrede tussen die twee werelden tot stand gebracht. Vrede kwam hij verkondigen voor hen, die ver weg stonden en voor hen die dichtbij waren en door zijn Geest zijn wij allen één geworden en hebben wij allen een vrije toegang tot de Vader!”