Preek gehouden op de 5e zondag van Pasen ‘Cantate’ in de Grote of Mariakerk n.a.v. Openbaring 14: 1-7 met daarin de uitvoering van de cantate ‘Benedicam Dominum’ van Dietrich Buxtehude
Het nieuwe en oude lied(je)
Op zondag ‘Cantate’ is het zingen en musiceren geblazen! Van oudsher geeft Psalm 98 de toon aan: Zingt, zingt voor de HEER een nieuw lied! Een nieuw gezang, een nieuw zingen.
Toen wij zojuist die vreemde woorden en beelden uit de Openbaring van Johannes hoorden kwam daarin ook dat nieuwe gezang, dat nieuwe zingen ter sprake. Vóór de troon van het Lam staan daar die 144.000, het getal van de nieuwe mensheid – Israël in het kwadraat – en zij zingen een nieuw lied.
Als je een kast bij de IKEA koopt of een doosje medicijnen bij de apotheek ophaalt zit er altijd een bijsluiter bij. Dan weet je hoe je zo’n kast in elkaar moet knutselen en je weet ook hoe je je medcijnen moet innemen en ook waarschuwingen, wat je vooral niet moet doen.
Helaas heeft Johannes bij zijn Openbaring geen bijsluiter gevoegd. Ik denk dat hij dat niet nodig vond, want zijn eerste hoorders en lezers hadden maar een half woord nodig om hem te begrijpen. Maar later werd dat anders. Toen begon men er van alles en nog wat in te lezen, ieder vers werd verbonden met een gebeurtenis in de wereldgeschiedenis en het geheel werd opgevat als een script van de film van de toekomst.
Daardoor is dit geschrift, dat bedoeld was als een troostboekje voor de vervolgde gemeente, geworden tot een horrorscenario van een op handen zijnde toekomst.
Als Johannes een bijsluiter of leeswijzer had geschreven had hij daar in ieder geval in gezet: lees mijn geschift niet letterlijk, niet als geschiedenis, niet als toekomstmuziek, maar als inzichten in een symbolische werkelijkheid. Ik probeer te beschrijven wat onbeschrijfelijk is, ik geef inzichten in wat voor ons verborgen is, ik wijs op dingen, die we niet zien, ik vertel verborgenheden, die we niet weten. En zo heb ik het ook over een lied, dat nieuw is, dat onverstaanbaar en onbegrijpelijk is, tenzij je het gaat zingen. Als je je laat meeslepen met dit lied en je begint ook zelf te zingen, dan begint het te dagen en openen zich vergezichten, waar je blij van wordt.
Dat nieuwe lied wordt in de hemel gezongen – of anders gezegd: overal waar dat nieuwe lied begint te klinken wordt iets van de hemel zichtbaar.
Het zingen van een nieuw lied vraagt om bereidheid om je ervoor in te spannen. Zo’n nieuw lied komt je niet aanwaaien. Het moet geleerd worden.
Wij hechten doorgaans aan het bekende lied. Dat kun je wel dromen en zing je op de automatische piloot. Maar op den duur begrijp je niet meer wat je zingt, het is zo bekend, dat het vreemd voor je geworden is.
Maar een nieuw lied moet je veroveren, de melodie onder de knie krijgen en de betekenis van de tekst moet je je eigen maken.
Maar ik denk, dat Johannes niet alleen denkt aan het prachtige werk van de cantor en de cantorijen, ik denk dat hij ook zinspeelt op de oude en een nieuwe werkelijkheid.
Johannes ziet gebeuren dat er rondom de troon van het Lam zich een nieuwe werkelijkheid ontvouwt. Natuurlijk is het Lam beeldtaal voor de weg en het werk van Jezus Messias, die in lijdzaamheid en met geduld zijn weg ging ten dienste van de mensen. Niet hoog en geducht, niet vreeswekkend en autoritair, maar diendend en vriendelijk, zachtmoedig en ontwapenend. Zo ontstond er iets van een messiaanse gemeenschap, mensen van een nieuwe werkelijkheid, die een ander lied begonnen te zingen.
Zij hadden genoeg van het oude liedje, waarbij altijd de grootste mond de overhand had, - de oude wereld van de macht en het geld, de winners en de verliezers. Waar altijd het recht van de sterkste geldt en de eenvoudigen van geest het onderspit delven. Altijd weer hetzelfde oude liedje: in het groot en in het klein zien we het voor onze ogen gebeuren: de waanzin van steeds meer, de harteloosheid t.a.v. hen die geen been hebben om op te staan – de oude wereld, de oude politiek, de oude economie, het oude liedje.
Maar kijk eens, wat er gebeurt, wanneer een nieuw lied wordt aangeheven. Dan begint alles te schuiven en te wankelen, dan vallen torens van Babel om en is het gedaan met de macht van de Titanen en de Torenbouwers en begint zich een nieuwe werkelijkheid te ontwikkelen, rondom de troon van het Lam.
Hoe meer en intenser we meezingen met dat nieuwe lied – vrolijk en opgewekt – des te meer zal het oude liedje verstommen en zal de nieuwe werkelijkheid zich vertonen en zal de hemel de aarde raken, rakelings nabij en opnieuw zal klinken: “Benedicam Dominum”!