Een blikopener
Preek gehouden in de Grote of Mariakerk op de 7e zondag van Pasen (Wezenzondag) 28 mei 2017 in een dienst van Schrift en Tafel n.a.v. Openbaring 4 en 1 Petrus 4: 7-11
Een blikopener
De zondag tussen hemelvaart en Pinksteren is de zondag, waarop wij ons afvragen: hoe gaat het nu verder? En waar loopt het op uit? Jezus, onze grote leermeester en voorganger is niet meer bij ons en wij vragen ons af: kunnen wij wel alleen verder of worden we toch niet alleen gelaten?
De beide lezingen van vanmorgen geven ons wel een bepaalde blikrichting: een blikrichting vooruit en een blikrichting omhoog.
Petrus heeft het erover, dat het einde van alle dingen nabij is. Het lijkt wel of hij wil zeggen, dat er niet veel tijd meer is. Maar ik denk, dat hij toch op iets anders doelt, namelijk dat alles tot zijn bestemming zal komen. Het is eerder een hoopvolle dan een pessimistische gedachte. Hij gelooft dat er met de komst van Jezus Christus in de wereld en zijn heengaan naar de Vader een nieuwe fase in de geschiedenis is ingetreden. Dat de geschiedenis meer en meer tot haar bestemming en voltooiing komt – niet het einde van de geschiedenis, dat alles is afgelopen, einde verhaal – nee, zo niet, maar eerder: de geschiedenis gaat steeds meer in de richting van haar bestemming, waartoe alles bedacht en bedoeld is. Dat is ook weer niet hetzelfde als het optimistische vooruitgangsgeloof dat je bij wetenschappers en utopisten tegenkomt, maar het is een basisvertrouwen, dat de mensheid meer en meer gelijkvormig zal worden aan de Mensenzoon en dat de humaniteit het zal winnen van de barbarij.
Dat is misschien niet meteen waarneembaar en van tijd tot tijd kan ons de moed in de schoenen zinken, want er lijkt helemaal geen sprake te zijn van vooruitgang in medemenselijkheid, barmhartigheid, vrede en gerechtigheid, maar wacht even... er is vanmorgen nog iemand bij ons langsgekomen en dat is de ziener Johannes. Dat is ook echt iemand, die de gemeente een hart onder de riem wil steken. Hij is een visionair, hij ziet meer dan wij zien. Hij schildert ons taferelen voor ogen, waar we op het eerste gezicht niet zoveel raad mee weten. Het is allemaal wonderlijk en bizar ook soms – en je hoeft echt niet alles te begrijpen om toch onder de indruk te raken van zijn visie.
Dat vierde hoofdstuk lijkt wel een schilderij van Chagall of van Dali, waar mensen zomaar door de lucht kunnen vliegen of figuren als vreemde wezens zich aan je voordoen en je denkt: wat is dit? Bij dat soort schilderijen moet je niet teveel uitleg krijgen, maar je moet het op je laten inwerken. Uitleg verknalt het geheimenis van zo’n schilderstuk, precies zoals je ook nooit een goeie grap moet uitleggen. Dan bederf je alles. Dat geldt eigenlijk ook voor de Openbaring. Laat dat als een overweldigend visioen op ons afkomen – laten we proberen te begrijpen wat Johannes ziet en ons laat zien en laten we daar onbevangen en als kinderen naar kijken en laat het ons blij maken.
Want dat is wel een grondlijn, die we even moeten vasthouden: de Openbaring van Johannes is een troostboekje voor de kleine en vervolgde gemeente van Christus. Hij hoort en ziet, dat de mensen moedeloos en bang worden, angstig voor de toekomst, wat gaat er allemaal op ons afkomen in deze donkere tijden van aanslagen en vervolgingen? Zijn wij ons leven nog wel zeker, kunnen we de toekomst wel tegemoet gaan en wat zal die ons brengen?
En dan zegt Johannes: je moet verder kijken, dieper of hoger, hoe je het ook maar zegt: inderdaad lijkt alles op slot te zitten en loop je met je hoofd tegen dichte deuren op, maar ik heb even – heel even maar – een geopende deur gezien en ik kon even achter de schermen kijken. Ik zag heel even alles anders, alsof alles al tot zijn bestemming was gekomen. Ik zag a.h.w. het einddoel van alles, waar alles op zal uitlopen. En wat ik vooral zag, zegt Johannes, dat is, dat ik een troon zag. Met Iemand daarop, die blijkbaar de touwtjes in handen heeft.
Nou ja, dat moeten we niet letterlijk nemen, natuurlijk, alsof wij en het wereldgebeuren zich ontrolt als een marionettenspel. Nee, maar Johannes denkt er geen minuut over na, denk ik, hoe die troon effectief is op de wereld, maar hij wil een perspectief bieden, hoop en moed: niet de keizer in Rome of de haardos in Washington of de onzichtbare krachten van de economie hebben het laatste woord, maar Hij die op de troon zetelt in de hemel. Ik weet wel, dat dat beeld ook weer vatbaar is voor allerlei misverstanden, maar laten we de kerngedachte proberen te treffen door tegen elkaar te zeggen: er is een Godsregering, die zich hoe dan ook voltrekt, ook al zien we er misschien niks van en doet die zich voor onder de schijn van het tegendeel.
Want die regering geschiedt op de wijze van het Lam, waarover in het volgende hoofdstuk gesproken wordt. De kracht van God wordt in zwakheid volbracht, niet pompeus en met vaandels en militair geweld, maar nederig en klein, dwaas en onaanzienlijk. Het koningschap van God doet zich daar voor, waar mensen naar elkaar omzien en opkomen voor de zwakke en de kansloze. En dat is ook precies waartoe Petrus zijn gemeente oproept: wees nuchter! Laat je niet gek maken door alle verwikkelingen in de wereld, maar blijf bij wat je is toevertrouwd en leef in de voetsporen van Jezus Messias: houdt voor alle dingen de liefde tot elkander innig en weest gastvrij zonder morren en dient elkaar en deelt met elkaar het brood en de wijn en ontvangt het als een voorproefje van het Koninkrijk, dat midden onder u is en dat ook komt!
Micha's visioen als stip op de horizon
Overdenking gehouden ter afsluiting van “de week van gebed voor de eenheid” in de Grote of Mariakerk in de vorm van een oecumenische Avondmaalsviering op zondagavond 22 januari 2017 n.a.v. Micha 4: 1-5
Micha’s visioen als stip op de horizon
Als wij vanavond even bijeen zijn in een dienst van Woord en Tafel en elkaar vanuit diverse geloofsgemeenschappen hier ontmoeten, dan zijn wij in zekere zin bezig iets waar te maken van het visioen van Micha. Natuurlijk is wat wij hier doen en beleven maar een vage en verre afdruk ervan, maar toch hebben zijn gedachten, zijn hoop en zijn visioen ons geraakt. En hoe meer wij ons zullen laten inspireren door deze en andere visioenen en vergezichten des te meer zullen wij als kerken samen optrekken, elkaars eigenaardigheden leren waarderen en elkaars verschillen van inzicht leren zien als aanvulling of correctie op ons eigen denken. Voor ons allen blijft gelden: want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele.
Wat Micha voor ogen staat is iets groots en heeft betrekking op de hele wereld, gaat alle volken aan. Wij zijn eraan gewend geraakt om de hele wereld via de TV bij ons avondeten aan tafel te hebben: wij zijn ‘live’ getuige van de inhuldiging van een nieuwe president in de VS en wij zien de uitdrukkingen op de gezichten van voor- en tegenstanders, van mensen die in hem geloven en van mensen die hun hart vasthouden en zo worden wij ook zelf deelgenoot. Voor Micha was het bijzonder de grenzen van zijn eigen nationaliteit en godsdienst te doorbreken en toch gebeurde dat, toen hij de tempel in Jeruzalem verhief tot het centrum van de wereld, tot het punt van samenkomen van alle volken. Dat zou je ook kunnen opvatten als iets van suprematie, alsof Jeruzalem boven alles en iedereen moest uitsteken en dat het daar dan vooral om zou gaan, want dan zou het toch weer iets eng nationalistisch worden en leiden tot een soort nationaal superioriteitsgevoel.
Maar zo dacht Micha niet, zo sprak hij niet in de Geest van de HEER: het gaat erom, dat alle volken zich zullen laten inspireren door de God van Israel, niet als een nationale God, maar als een universele God. Dat de volken zullen ophouden elkaar te beconcurreren en te bestrijden, dat zij zullen gaan samenwerken en dat het Militair Industrieel Complex waarin miljarden omgaan op zijn laatste benen zal gaan lopen en dat de winsten ten goede gaan komen aan de armen en de hongerigen op deze wereld.
Dan kan tenminste iedereen eens genieten van het mooie en het goede van het leven zonder dat je bang hoeft te zijn dat er een granaat in je achtertuin ontploft – nee, dat je rustig kunt bijkomen van alle besognes van de dag en bij een goed glas wijn mag uitrusten.
Dat zijn natuurlijk fantastische vergezichten en misschien hebben we allemaal de neiging om ze af te doen als utopieën. In zekere zin zijn het inderdaad utopieën, het zijn ideeën die nog nergens gerealiseerd zijn – utopie betekent letterlijk: geen plaats – er is geen plaats voor, het vindt nergens plaats.
Toch zijn deze profetieën, visoenen en vergezichten belangrijk, omdat zij ons denken, verwachten en handelen een richting geven. Deze vergezichten, ook die van Johannes in Openbaring 21, van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, brengen onrust in ons bloed en maken ons opstandig en ongeduldig. We worden kritisch op de werkelijheid van alledag, wanneer we zien, dat kinderen niet tot de bloei van hun leven kunnen komen, wanneer bommen en kogels mensenlevens kapot maken, wanneer mensen omkomen van de honger, omdat er geen voorzieningen zijn. Micha spoort ons aan om te werken en te hopen in de richting van zijn visioen. Die kant moet het op, zo roept hij ons toe. Leg je niet neer bij de status quo, wees niet tevreden met hoe het gaat, maar pak aan en laat je wijs maken door de richtlijnen van de Allerhoogste!
En als alle mensen en alle volken dat gaan doen, dan zul je nog eens wat zien en beleven. Volgens Micha hoeven we echt niet allemaal hetzelfde te denken en te geloven, als andere volken in dezelfde richting denken vanuit hun inspiratie en geloof, ‘so be it’, wij doen het in vertrouwen op de Naam van de Eeuwige, die wij hebben leren kennen in de persoon en figuur van Jezus de Christus. In zijn Geest zullen wij ons steentje bijdragen – en we bouwen misschien niet allemaal op dezelfde plek en aan hetzelfde muurtje, maar gezamenlijk bouwen wij wel aan de nieuwe wereld, die komt en waarom wij bidden, telkens wanneer wij zeggen: Uw Koninkrijk kome, en: Kom, kom Heer Jezus, ja kom spoedig!
U als zusters en broeders vanuit verschillende geloofsgemeenschappen hier in Meppel bijeen mag ik als voorganger van de protestantse gemeente in Naam van Christus, die de Gastheer is, welkom heten rondom de Tafel van samen om de gaven van brood en wijn te ontvangen en te delen met elkaar als een teken van verbondenheid met Hem en met elkaar. Weet u allen welkom!
Voordat wij aan Tafel gaan leggen wij onze noden en de zorgen in de wereld bij God neer en brengen ook zelf onze gaven samen om de nood te lenigen. Zo zijn er straks 2 diaconale collecten voor de Arme kant van Meppel en voor de Voedselbank, terwijl daarnaast een collecte wordt gehouden voor de bestrijding van de onkosten.
Wij komen tot U, o God, die ons leerde met hoop naar de wereld te kijken, met een kritische blik en met een oog voor de noden van mensen in de knel: zo bidden wij U voor alle mensen, die zich uitgerangeerd voelen, geen uitweg zien soms en met een lege blik in de ogen over de wereld gaan, zonder verwachting, zonder hoop op betere tijden. Geef dat wij hen zien en dat wij de uitgestrekte hand niet negeren.
Voor uw kerk, de gemeenschap van Christus, over de hele wereld bidden wij U, dat zij een licht zal zijn, een plek om te schuilen, een plaats van hoop en uitzicht tegen de moedeloosheid en de hopeloosheid in. Heer, hoor ons gebed.
Voor de overheden in deze wereld van grote en kleine landen, waar bestuurders samenkomen om conflicten te beheersen en tegen te gaan en wegen te zoeken in de richting van vrede en gerechtigheid. Geef wijsheid en moed aan hen, die daarin een taak hebben.
Ontferm U over de wereld en over ons en laat ons samenzijn een voorzichtig teken zijn van een wereld, waarin mensen in vrede kunnen samenwonen en samenleven, dat bidden wij U in Jezus’ Naam.