Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

zondag, 07 mei 2023 19:49

Het oude en nieuwe lied(je)

Overdenking gehouden in De Drie Ranken te Apeldoorn op de 5e zondag van Pasen, zondag Cantate 7 mei 2023 n.a.v. Openbaring 14: 1-3

 

Het oude en nieuwe lied(je)

 

Op zondag ‘Cantate’ is het zingen en musiceren geblazen. Van oudsher geven Psalm 96 en 98 de toon aan: Zingt, zingt voor de HEER een nieuw lied! Een nieuw gezang, een nieuw zingen. Zingen is een heerlijke activiteit, die je alleen kunt praktizeren – onder de douche bijv. – of die je gezamenlijk uitoefent, in een koor of zoals wij hier bijeen zijn: een zanggroep en wij als gemeente. Prachtig is dat en heerlijk om te doen. Zingen gebeurt op vele plekken in onze cultuur: in het concertgebouw, op podia van festivals, in het stadion…maar vooral toch in de kerk. Dat is de plek bij uitstek waar gezongen wordt, liederen waarin wij onze klacht en ons gemis uitzingen, maar ook onze dank en onze verwachting. Wij zingen liederen van hoop, liederen van verlangen, liederen over het ons geschonken heil – psalmen, gezangen en geestelijke liederen, oude en nieuwe liederen, ja liederen zonder tal.

Ook in de Openbaring van Johannes wordt veel gezongen en daarom hebben wij vanmorgen ook een klein fragment uit die wonderlijke visioenen gelezen, namelijk uit H. 14, waar verteld wordt, dat er in de hemel, voor de troon van God gezongen wordt. Niet zomaar een liedje, maar een nieuw gezang, ja misschien is het beter om te vertalen: het gaat hier om het nieuwe zingen.

Vóór de troon van het Lam staan daar die 144.000, het getal van de nieuwe mensheid – Israël in het kwadraat – en zij zingen een nieuw lied. Hoe moeten of kunnen wij dit verstaan of enigszins bevatten?

Als je een kast bij de IKEA koopt of een doosje medicijnen bij de apotheek ophaalt zit er altijd een bijsluiter bij. Dan weet je hoe je zo’n kast in elkaar moet knutselen: er zit zo’n papier bij, waarop met duidelijke tekeningen (of soms ook niet zo duidelijke) stap voor stap wordt uitgelegd hoe je dat moet doen: stap 1, stap 2 tot aan 36 en dan staat je kast er, als het goed is. Een bijsluiter bij je medcijnen vertelt hoe je die moet innemen met ook waarschuwingen, wat je vooral niet moet doen.

Helaas heeft Johannes bij zijn Openbaring geen bijsluiter gevoegd. Ik denk dat hij dat niet nodig vond, want zijn eerste hoorders en lezers hadden maar een half woord nodig om hem te begrijpen. Maar later werd dat anders. Toen begon men er van alles en nog wat in te lezen, ieder vers werd verbonden met een gebeurtenis in de wereldgeschiedenis en het geheel werd opgevat als een script van de film van de toekomst.

Daardoor is dit geschrift, dat bedoeld was als een troostboekje voor de vervolgde gemeente, geworden tot een horrorscenario van een op handen zijnde toekomst. Tot welke excessen dat kan leiden las ik vorige week in de krant, hoe een secte in Kenia zich heeft teruggetrokken op een groot landgoed en zichzelf uithongert, omdat Jezus’ wederkomst aanstaande is. Men wil hem a.h.w. zo al tegemoet gaan. Onbegrijpelijke waanzin en Johannes zou zich in zijn graf omdraaien als hij zou horen, dat dit uit zijn geschrift is voortgevloeid.

Als Johannes een bijsluiter of leeswijzer had geschreven had hij daar in ieder geval in gezet: lees mijn geschift niet letterlijk, niet als geschiedenis, niet als toekomstmuziek, maar als inzichten in een symbolische werkelijkheid, als ‘Hoofdsom der Historie’, zoals Ds. Miskotte zijn uitleg over de Openbaring noemde, toen hij deze bijbelstudies in de oorlogsjaren in Amsterdam voor buitenkerkelijke intellectuelen gehouden, in boekvorm publiceerde. Johannes zegt eigenlijk: ik probeer te beschrijven wat onbeschrijfelijk is, ik geef inzichten in wat voor ons verborgen is, ik wijs op dingen, die we niet zien, ik vertel verborgenheden, die we niet weten. En zo heb ik het ook over een lied, dat nieuw is, dat onverstaanbaar en onbegrijpelijk is, tenzij je het gaat zingen. Als je je laat meeslepen met dit lied en je begint ook zelf te zingen, dan begint het te dagen en openen zich vergezichten, waar je blij van wordt.

Dat nieuwe lied wordt in de hemel gezongen – of anders gezegd: overal waar dat nieuwe lied begint te klinken wordt iets van de hemel zichtbaar.

Het zingen van een nieuw lied vraagt om bereidheid om je ervoor in te spannen. Zo’n nieuw lied komt je niet aanwaaien. Het moet geleerd worden.

Wij hechten doorgaans aan het bekende lied. Dat kun je wel dromen en zing je op de automatische piloot. Maar op den duur begrijp je niet meer wat je zingt, het is zo bekend, dat het zelfs vreemd voor je geworden is. Ik herinner me, dat ik eens met een groep ouderen sprak over bekende liederen en dat we toen kwamen te spreken over ’t Hijgend hert der jacht ontkomen’ en dat ik toen vroeg waar dat lied over ging en dat eigenlijk niemand helder kon uitleggen wat de clou van dat vers was. Iedereen kende het, maar wist niet meer waar het over ging. Met een nieuw lied is dat anders…

Een nieuw lied moet je veroveren, de melodie onder de knie krijgen en de betekenis van de tekst moet je je eigen maken.

Maar ik denk, dat Johannes niet alleen denkt aan het prachtige werk van de cantor, cantorijen en zanggroepen, ik denk dat hij ook zinspeelt op de oude en een nieuwe werkelijkheid.

Johannes ziet gebeuren dat er rondom de troon van het Lam zich een nieuwe werkelijkheid ontvouwt. Natuurlijk is het Lam beeldtaal voor de weg en het werk van Jezus Messias, die in lijdzaamheid en met geduld zijn weg ging ten dienste van de mensen. Niet hoog en geducht, niet vreeswekkend en autoritair, maar dienend en vriendelijk, zachtmoedig en ontwapenend. Zo ontstond er iets van een messiaanse gemeenschap, mensen van een nieuwe werkelijkheid, die een ander lied begonnen te zingen.

Zij hadden genoeg van het oude liedje, waarbij altijd de grootste mond de overhand had, - de oude wereld van de macht en het geld, de winners en de verliezers. Waar altijd het recht van de sterkste geldt en de eenvoudigen van geest het onderspit delven. Altijd weer hetzelfde oude liedje: in het groot en in het klein zien we het voor onze ogen gebeuren: de waanzin van steeds meer, de harteloosheid t.a.v. hen die geen been hebben om op te staan – de oude wereld, de oude politiek, de oude economie, het oude liedje.

Maar kijk eens, wat er gebeurt, wanneer een nieuw lied wordt aangeheven. Dan begint alles te schuiven en te wankelen, dan vallen torens van Babel om en is het gedaan met de macht van de Titanen en de Torenbouwers en begint zich een nieuwe werkelijkheid te ontwikkelen, rondom de troon van het Lam.

Hoe meer en intenser we meezingen met dat nieuwe lied – vrolijk en opgewekt – des te meer zal het oude liedje verstommen en zal de nieuwe werkelijkheid zich vertonen en zal de hemel de aarde raken, rakelings nabij en opnieuw en ook telkens weer zal klinken: Zingt voor de Heer een nieuw lied! En: wij zullen ook gaan denken en handelen in de geest van het nieuwe lied en zo kan op ieder moment een klein stukje hemel op aarde zichtbaar worden!

Gepubliceerd in Blog
zondag, 12 november 2017 12:59

Tooi je feestelijk!

Overdenking als korte inleiding op de Cantate “Schmücke dich, o liebe Seele” van J.S. Bach (BWV 180) op zondag 12 november 2017 in de Grote of Mariakerk te Meppel n.a.v. Hooglied 5: 2-6a en Mattheüs 22: 9-12

 

Tooi je feestelijk!

 

“Schmücke dich, o liebe Seele”. Met deze vreemde, wonderlijke oproep begint deze cantate van Bach. In de aangereikte vertaling klinkt het als “Tooi je feestelijk, o dierbare ziel”. Maak je op, maak je mooi, doe je zondagse pak aan, want er staat iets bijzonders te gebeuren.

Maar wie zegt dat tegen mij? Nou, dat ben ik zelf! Of ‘mijn ziel’, ‘mijn lieve ziel’. Ik ben het zelf die mijzelf aanspoor om mij gereed te maken voor de ontmoeting met mijn Heer, die tevens mijn Geliefde is en die ik zal ontmoeten bij de viering van het Heilig Avondmaal. Niemand anders, anders niemand!

Van tijd tot tijd viert de gemeente het Avondmaal en in verschillende tijden is dat verschillend gevierd en beleefd. Bach had in zijn tijd te maken met het opkomende lutherse piëtisme, waarin alle aandacht uitging naar de wijze, waarop de gelovige deelnam aan de maaltijd. Deze cantate roept a.h.w. te binnen, waar je aan moet denken, als je deelneemt aan de viering van het Avondmaal. Realiseer je je wel voldoende, dat er een ontmoeting plaatsvindt met Jezus, die je niet alleen belijdt als je Heer, maar ook als je Geliefde? In de eerste aria wordt dat n.a.v. een passage uit het Hooglied naar voren gebracht. Het is een prachtig voorbeeld van de piëtistische bruidsmystiek, waarbij de gelovige ziel en Christus zich verhouden als en met elkaar omgaan als twee geliefden, die naar elkaar verlangen, lieve woordjes uitwisselen en uiteindelijk in een soort mystieke eenheid in elkaar zullen verzinken. En al is de teneur van de tekst soms ernstig en aansporend, Bach laat de muziek eromheen dansen en springen, want hij componeert zijn cantate a.h.w. op het ritme van de kloppende harten van de geliefden.

Het mooie van het piëtisme is, dat het de gelovigen probeert alert te maken op het bijzondere van het Heilig Avondmaal en het probeert hen aan te sporen zich daarop voor te bereiden en er jezelf voor klaar te maken.

Maar deze goed bedoelde aansporingen kunnen er ook toe leiden, dat teveel aandacht uitgaat naar de deelnemers en dat het geschenk-karakter van de Maaltijd uit het oog verloren wordt. De gelovige deelnemer wordt een vrome deelnemer, de arme tollenaar wordt een rijke jongeling of vrome farizeeër, die zichzelf heeft opgewerkt tot een waardige deelnemer.

Daarom krijgt ook de gelijkenis van het koninklijke feestmaal nog even alle aandacht. Daarin gaat alle aandacht uit naar de mensen, die je niet zou verwachten aan de Tafel van de Heer: de randfiguren en de zelfkant van de samenleving, de echte zondaars en tollenaars, het tuig van de richel en de mensen, die niet in tel zijn: zij mogen allemaal meedoen en krijgen een ereplaats aan de Tafel.

Vaste en gereserveerde plaatsen zijn er niet. Het Koninkrijk Gods is één en al dynamiek. Wie denkt: ik ga me zus en zo voorbereiden en mezelf verzekeren van een goed plekje, die komt bedrogen uit, want zijn eigen opsmuk wordt doorzien als een al te doorzichtig bruiloftskleed.

Wat werkelijk telt is niet mijn geloof, mijn mijzelf opgelegde verplichtingen en bij mijzelf opgewekte gemoedstoestanden, maar de eigen existentiële armoede, de lege hand, die gevuld wordt met de goedheid van God, die zichtbaar en tastbaar wordt in de gaven van brood en wijn.

Gepubliceerd in Blog
zondag, 14 mei 2017 20:24

Het nieuwe en oude lied(je)

Preek gehouden op de 5e zondag van Pasen ‘Cantate’ in de Grote of Mariakerk n.a.v. Openbaring 14: 1-7 met daarin de uitvoering van de cantate ‘Benedicam Dominum’ van Dietrich Buxtehude

 

Het nieuwe en oude lied(je)

 

Op zondag ‘Cantate’ is het zingen en musiceren geblazen! Van oudsher geeft Psalm 98 de toon aan: Zingt, zingt voor de HEER een nieuw lied! Een nieuw gezang, een nieuw zingen.

Toen wij zojuist die vreemde woorden en beelden uit de Openbaring van Johannes hoorden kwam daarin ook dat nieuwe gezang, dat nieuwe zingen ter sprake. Vóór de troon van het Lam staan daar die 144.000, het getal van de nieuwe mensheid – Israël in het kwadraat – en zij zingen een nieuw lied.

Als je een kast bij de IKEA koopt of een doosje medicijnen bij de apotheek ophaalt zit er altijd een bijsluiter bij. Dan weet je hoe je zo’n kast in elkaar moet knutselen en je weet ook hoe je je medcijnen moet innemen en ook waarschuwingen, wat je vooral niet moet doen.

Helaas heeft Johannes bij zijn Openbaring geen bijsluiter gevoegd. Ik denk dat hij dat niet nodig vond, want zijn eerste hoorders en lezers hadden maar een half woord nodig om hem te begrijpen. Maar later werd dat anders. Toen begon men er van alles en nog wat in te lezen, ieder vers werd verbonden met een gebeurtenis in de wereldgeschiedenis en het geheel werd opgevat als een script van de film van de toekomst.

Daardoor is dit geschrift, dat bedoeld was als een troostboekje voor de vervolgde gemeente, geworden tot een horrorscenario van een op handen zijnde toekomst.

Als Johannes een bijsluiter of leeswijzer had geschreven had hij daar in ieder geval in gezet: lees mijn geschift niet letterlijk, niet als geschiedenis, niet als toekomstmuziek, maar als inzichten in een symbolische werkelijkheid. Ik probeer te beschrijven wat onbeschrijfelijk is, ik geef inzichten in wat voor ons verborgen is, ik wijs op dingen, die we niet zien, ik vertel verborgenheden, die we niet weten. En zo heb ik het ook over een lied, dat nieuw is, dat onverstaanbaar en onbegrijpelijk is, tenzij je het gaat zingen. Als je je laat meeslepen met dit lied en je begint ook zelf te zingen, dan begint het te dagen en openen zich vergezichten, waar je blij van wordt.

Dat nieuwe lied wordt in de hemel gezongen – of anders gezegd: overal waar dat nieuwe lied begint te klinken wordt iets van de hemel zichtbaar.

Het zingen van een nieuw lied vraagt om bereidheid om je ervoor in te spannen. Zo’n nieuw lied komt je niet aanwaaien. Het moet geleerd worden.

Wij hechten doorgaans aan het bekende lied. Dat kun je wel dromen en zing je op de automatische piloot. Maar op den duur begrijp je niet meer wat je zingt, het is zo bekend, dat het vreemd voor je geworden is.

Maar een nieuw lied moet je veroveren, de melodie onder de knie krijgen en de betekenis van de tekst moet je je eigen maken.

Maar ik denk, dat Johannes niet alleen denkt aan het prachtige werk van de cantor en de cantorijen, ik denk dat hij ook zinspeelt op de oude en een nieuwe werkelijkheid.

Johannes ziet gebeuren dat er rondom de troon van het Lam zich een nieuwe werkelijkheid ontvouwt. Natuurlijk is het Lam beeldtaal voor de weg en het werk van Jezus Messias, die in lijdzaamheid en met geduld zijn weg ging ten dienste van de mensen. Niet hoog en geducht, niet vreeswekkend en autoritair, maar diendend en vriendelijk, zachtmoedig en ontwapenend. Zo ontstond er iets van een messiaanse gemeenschap, mensen van een nieuwe werkelijkheid, die een ander lied begonnen te zingen.

Zij hadden genoeg van het oude liedje, waarbij altijd de grootste mond de overhand had, - de oude wereld van de macht en het geld, de winners en de verliezers. Waar altijd het recht van de sterkste geldt en de eenvoudigen van geest het onderspit delven. Altijd weer hetzelfde oude liedje: in het groot en in het klein zien we het voor onze ogen gebeuren: de waanzin van steeds meer, de harteloosheid t.a.v. hen die geen been hebben om op te staan – de oude wereld, de oude politiek, de oude economie, het oude liedje.

Maar kijk eens, wat er gebeurt, wanneer een nieuw lied wordt aangeheven. Dan begint alles te schuiven en te wankelen, dan vallen torens van Babel om en is het gedaan met de macht van de Titanen en de Torenbouwers en begint zich een nieuwe werkelijkheid te ontwikkelen, rondom de troon van het Lam.

Hoe meer en intenser we meezingen met dat nieuwe lied – vrolijk en opgewekt – des te meer zal het oude liedje verstommen en zal de nieuwe werkelijkheid zich vertonen en zal de hemel de aarde raken, rakelings nabij en opnieuw zal klinken: “Benedicam Dominum”!

Gepubliceerd in Blog