Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

Blog

Blog (196)

maandag, 06 juni 2022 09:40

Het 'speelreisje' van Ds. Jan Scharp

Geschreven door

Nu mijn boek over Pierre Chevallier voltooid is en het nu wachten is op publicatie (eind 2022), kan ik mijn aandacht richten op een ander boeiend figuur uit die tijd, namelijk Ds. Jan Scharp. Hij was een bijzonder veelzijdig persoon, die heel eigenzinnig zijn gang ging. Ruimdenkend en ‘verlicht’ was hij zeker, maar tegelijkertijd was hij een trouwe ‘Orangist’ en weigerde hij in 1796 de eed van trouw op de nieuwe politieke constellatie af te leggen, waardoor hij zijn predikantsambt in Rotterdam moest neerleggen. Na enige tijd werd hij beroepen naar een gemeente in Oost-Friesland (N-Dtslnd), waar veel uitgeweken Oranje-aanhangers waren gaan wonen. Hij promoveerde in die periode nog aan de Pruisische universiteit te Duisburg. In 1800 keerde hij weer terug naar Rotterdam.

In 1809 gaat hij voor drie maanden op reis (een speelreisje, zoals hij het zelf noemde) en daarvan doet hij verslag in een flink aantal voordrachten, die ik onlangs op het spoor gekomen ben.

Hieronder zie je een samenvatting van zijn eerste voordracht op 22 september 1809.

 

Het Speelreisje van Ds. Jan Scharp (1756-1828)

door hemzelf verteld in xx voorlezingen voor het Rotterdams Letterkundig Genootschap Verscheidenheid en Overeenstemming in de jaren 1809 en 1810

 

Scharp heeft er voor gekozen om zijn reiservaringen mee te delen in de vorm van enkele voorlezingen. De belangrijkste reden om op deze manier zijn verslag te doen is, dat hij een afschuwelijke hekel heeft aan het schrijven van brieven. Wel heeft hij dagelijks aantekeningen gemaakt van wat op die dag gezien en gedaan was. Op basis daarvan, aangevuld met herinneringen uit het geheugen, zal hij zijn voordrachten invulling geven.

Op 9 juni 1809 had Scharp als voorzitter van de vergadering afscheid genomen voor een periode van drie maanden en was hij hartelijk uitgezwaaid door de vice-voorzitter en de secretaris van het genootschap. Na zijn terugkomst had hij tot zijn vreugde geconstateerd, dat het bestuur een aantal verstandige besluiten had genomen en dat alles in prima orde werd aangetroffen, toen hij op 15 september voor het eerst weer aanwezig was.

Op de gezichten van de aanwezigen las Scharp 'een hartelijk welkom terug' en een zekere nieuwsgierigheid naar zijn belevenissen tijdens de reis. Hij wilde er zeker iets over vertellen, maar men moest geen al te hoog gestemde verwachtingen koesteren, want voor een deel was het een binnenlandse reis en uiteindelijk betrof het een ‘plezierreisje’ en geen culturele of wetenschappelijke reis.

Over politieke kwesties zal hij geen uitspraken doen, maar wat men kan verwachten is het volgende:

 

Ik wilde u, mijne vrienden! - alleen ter ontspanning en ter bevrediging van uw onschuldige nieuwsgierigheid – met mij rondleiden in kerken en schouwburgen, in dure logementen en bij gulle vrienden, in woelige plaatsen en stille streken, over hoge rotsen en bergen en door aangename valleien, bij de werkzaamheden der industrie, de creaties van de kunst en de zeldzame pracht van de natuur, bij vreemde vaderlandse oudheden en bij wat men in onze tijd heeft aangelegd, bij stichtelijke godsdienstige praktijken en bij bedroevende staaltjes bijgelovigheid, bij de consciëntieuze weegschaal van de rechtbanken en de bloed en tranen voortbrengende oorlogswoede – kortom bij al het vrolijke of ernstige wat ik onderweg heb aangetekend of wat ik mij nog kan herinneren.

 

Maar, zo wil hij nog eens duidelijk onderstrepen: men verwachte geen spectaculaire vergezichten of onverwachte ontmoetingen met vreemde volken of gevaarlijke dieren. Zijn voordracht zal in geen enkel opzicht gelijken op de roman van Cervantes[i] of op de Boertige reizen door Europa van Arend Fokke Simonsz[ii].

 

Ik heb geen leerzame of stijve bezoekjes afgelegd bij trotse, eigenzinnige of bij echte – maar mij onbekende – geleerden. Mijn enige plan was om een plezierreisje te maken tot herstel van mijn kwakkelende gezondheid en om mij zonder zorgen en zonder werkzaamheden stille genoegens te verschaffen met mijn vrouw en de ons vergezellende meisjes.

 

Evenmin kan hij veel curiosa uit vreemde streken laten zien, maar hij zal zijn best doen om toch een levendig en interessant verhaal te bieden en hij zal de voordrachten proberen zó te brengen, dat men geen hoorders de zaal hoeft uit te dragen en dat men niet telkens het horloge tevoorschijn hoeft te halen. Ook zal hij proberen zijn verhaal kort te houden, zodat er ook nog tijd overblijft voor een andere bijdrage. Daarom zal hij om de veertien dagen telkens een deel van zijn reisverslag naar voren brengen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



[i] Miguel de Cervantes Saavedra (1547-1616) is een van de belangrijkste roman- en toneelschrijvers uit de Spaanse literatuur. Hij schreef een twintigtal toneelwerken, maar is vooral bekend geworden door zijn boek Don Quichot van La Mancha.

[ii] Arend Fokke Simonsz (1755-1812), Amsterdams schrijver en uitgever, lid van vele literaire genootschappen. Publiceerde o.a. Boertige reis door Europa, 7 dln. (A’dam 1794-1806).

zondag, 15 mei 2022 14:28

Deze twee zijn één

Geschreven door

Overdenking gehouden in de Oecumenische Geloofsgemeenschap “De Drie Ranken” te Apeldoorn op de vijfde zondag van Pasen (Cantate) 15 mei 2022 n.a.v. Johannes 13: 34.

 

                                                       Deze twee zijn één

 

In mijn eerste gemeente was het min of meer vanzelfsprekend, dat in iedere zondagmorgendienst de Tien Geboden gelezen werden. Dat was een vast onderdeel van de klassiek-gereformeerde liturgie. Als je in oude kerken komt zie je nog wel eens van die grote vaak zwarte borden hangen, meestal twee, waarop in gouden letters de Wet van Mozes geschreven staat. In de gemeente, waar ik als kind ben opgegroeid kwam de ouderling zelfs, voordat de eigenlijke dienst begon, de gemeente de Wet lezen.

Er is veel te zeggen over de achtergrond en de bedoeling van deze traditie, maar ik ga u daar vanmorgen verder niet mee vermoeien. Wat ik er wel over wil zeggen is dit, dat de Wet als een contrast werd gezien van het Evangelie. En dat dat een heilloos misverstand is en was. Je kunt Mozes en Jezus niet tegenover elkaar plaatsen als water en vuur, zwart en wit. Zij staan beiden voor hetzelfde: het Oude en het Nieuwe Testament geven allebei duidelijk aan, dat God ons heilzame leefregels heeft gegeven, die niet alleen bedoeld zijn om ze aan te horen, maar vooral om ze ook te doen.

Toch lijkt de lezing van vanmorgen uit het Johannesevangelie daarmee in tegenspraak te zijn, wanneer Jezus zegt: een nieuw gebod geef Ik jullie. Wat is er nieuw en anders dan? Kunnen we de Wet van Mozes voortaan in de kast opbergen en brengt Jezus nu dan toch een tegenstelling aan tussen oud en nieuw? Heft Jezus met dit woord de Wet op? Misschien, in een bepaald opzicht, wel. We zullen zien.

Maar nu eerst een ‘Witz’, die betrekking heeft op het naleven van de geboden.

‘Op een dag komt er een man bij de rabbijn. Hij zegt tegen hem: iemand heeft mijn horloge gestolen. Ik heb wel een oplossing, zegt de rabbijn: je gaat naar de synagoge en als de Tien Geboden worden gelezen moet je op het moment, dat men komt bij “gij zult niet stelen”, iedereen recht in de ogen kijken. Degene, die een kleur krijgt is zeker de dief van je horloge!

De man gaat op die bewuste sabbat naar de synagoge en na enige tijd gaat hij ook terug naar de rabbijn om te vertellen, dat hij zijn horloge weer terug heeft. De rabbijn is heel blij natuurlijk, dat zijn raad zo’n succes heeft gehad. Maar de man zegt tegen hem: Nee, zo zit het eigenlijk niet echt. Want op het moment, dat er ‘Je zult geen overspel plegen’ gelezen werd, herinnerde ik mij, dat ik mijn horloge bij mevrouw Cohen had laten liggen…’

Dit verhaaltje is niet alleen maar een goeie grap, maar het laat ook precies zien, waar het in de geboden om gaat, namelijk dat je je eigen gedrag onder de loep neemt en op een humoristische wijze wordt hier het o zo gemakkelijke ‘vingerwijzen’ omgebogen naar een schuldbekentenis.

Als we nu nog even proberen te verstaan wat Jezus bedoelt met ‘een nieuw gebod geef ik jullie’ dan letten we eerst even op de situatie of de context. Het lijkt wel of we weer even teruggaan in de tijd, want we zitten met Jezus aan Tafel in de nacht, waarin hij verraden zal worden en overgeleverd tot aan de dood aan het kruis. Een cruciaal moment dus. Alles staat op het spel en wat wij te zien en te horen krijgen is deprimerend, afschuwelijk en onnavolgbaar. Hoe zouden we deze afloop kunnen accepteren of begrijpen? Is er misschien nog een escape of een happy end?

Johannes, de evangelist, is diepe denker en een mystieke theoloog. Hij probeert te doorgronden en te zien wat God ziet. ‘Nu is de grootheid van de mensenzoon zichtbaar geworden en door hem de grootheid van God’.

Gods grootheid wordt zichtbaar, zo stelt Johannes (en hij laat het Jezus zeggen) in de neergaande beweging van de mensenzoon. In de vernedering van Jezus laat God zijn grootheid zien, zoiets bedoelt Johannes. Wij roepen al gauw: waar is God in deze plaats van duisternis en onheil…?en Johannes zegt dan: Hier, juist hier!

Het verhaal en de weg van Jezus leert ons ons beeld van God bij te stellen. Johannes vertelt het verhaal van Jezus vooral als een verhaal van God. Kijk, zegt hij, zoals Jezus – zo is God. Die twee kun je niet los van elkaar zien: die twee zijn één.

De oudere Nederlandse Bijbelvertaling gebruikte hier nog een wat letterlijke vertaling en sprak dan over ‘verheerlijken’. ‘Nu wordt de Zoon des mensen verheerlijkt en door Hem zal God verheerlijkt worden’. Maar dat is ook moeilijk te begrijpen, wat wordt daar dan mee bedoeld? Toen ik er vorige week nog een paar andere vertalingen op nasloeg viel mijn oog ineens op de Latijnse vertaling, die het heeft over ‘clarificare’ en dat is ‘helder maken’, ‘doorzichtig maken’. En dat is, denk ik, precies wat Johannes wil zeggen: het verhaal van Jezus, van begin tot einde, maakt helder wie God is. Zo wordt God helder gemaakt, zie je hoe en wie Hij is.

En dan komt Jezus met zijn nieuwe gebod. En omdat ik die Latijnse vertaling er toch ook hier bij had zag ik ook hier hier een woord, waarvan ik dacht: he, dat maakt het al wat duidelijker. Ik lees dan: Jezus gaf hun een mandaat, een nieuw mandaat. Dat is een volmacht, een handelen in zijn Naam – Hij zal zelf voortaan afwezig zijn, maar jullie blijven hier en dit is mijn mandaat: heb elkaar lief. Ik heb het voorgedaan: je hebt gezien wat Ik deed en wat Ik gezegd heb en ook wat het Mij kost. Wees niet bang, schrik er niet voor terug, maar laat de liefde je gids zijn en wees zo Mijn Lichaam op aarde.

Heft Jezus het oude gebod op? Welnee, Hij stelt het opnieuw in het licht en – in zekere zin - heft Hij het ook op, ja inderdaad, maar dan in de betekenis van ‘omhoog heffen’, Hij verheft het tot op een hoger of dieper niveau. Want in alle geboden gaat het om het doen van de liefde. Het gaat niet om een wettisch volbrengen van onuitvoerbare geboden, waar je je tegen je zin aan houdt…nee, laat de liefde – de kern van alle geboden – je leiden en Mozes en Jezus zullen het erover eens zijn: daar gaat het om! Zo is het altijd bedoeld en zo zal het altijd moeten zijn.

Jezus had de Wet ook wel eens samengevat in die enkele vuistregel: Heb God lief boven al – dat is het 1e gebod – en het 2e, daar aan gelijk (niet: het op 1 na eerste gebod): heb je naaste lief als jezelf.

Die twee geboden kun je verdelen over twee tafelen, zoals in de traditie altijd gedaan is. Ik heb er een voorbeeld van, van de schilder Maerten de Vos (rond 1575)(afb. 1). Mozes wijst met zijn vinger op de woorden, die voor iedereen gelden en alle mensen zien er ook naar uit en proberen er zo dicht mogelijk bij te komen – vanuit alle windstreken. De schilder wil onderstrepen: de Tien Woorden hebben zeggingskracht voor de hele mensheid! Ook al lijkt er iemand bijna over te struikelen. Misschien wel die rijke yup…

En dan nog een grootheid: Rembrandt: groot schilder en theoloog (afb. 2). Hier zien we maar één Tafel en wat wij te zien krijgen zijn de leefregels, die wij in onze omgang met onze medemens (en dier en natuur mogen wij er wel aan toevoegen) in acht moeten nemen. Gij zult niet doden, zo begint het…

En de liefde tot God dan? Waar is die gebleven? Nou, die kant van de Wet is naar Mozes toegewend: dat is de andere kant, die je niet ziet. Je kunt dus zeggen, zo wil Rembrandt uitbeelden: de liefde tot God is de naar jezelf toegekeerde zijde van de liefde tot de naaste. Die twee kun je nooit scheiden: het is één en hetzelfde, voor- en achterkant. Wie de naaste lief heeft heeft God lief en wie God liefheeft heeft de naaste lief.

Of zoals een aardige spreuk zegt: ‘Wie goed doet God ontmoet’. Of: ‘Ubi caritas et amor, ibi Deus est’ d.i. ‘Waar liefde en genegenheid is, daar is God’.

 

 

 

maandag, 09 mei 2022 11:31

Herders in veelvoud en in eenvoud

Geschreven door

Preek gehouden op de 4e zondag van Pasen (Jubilate – de Goede Herder) in de Westerkerk van de Protestantse Gemeente te Gouda n.a.v. Numeri 27: 12-23 en Openbaring 7: 9-17

 

Herders in veelvoud en in eenvoud

 

De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets. Deze troostvolle woorden zijn voor vele mensen een belangrijke steun in de rug geweest. Vooral wanneer het moeilijk werd of wordt, wanneer je de grip op het leven kwijtraakte en je geen raad meer wist, dan klonken en klinken deze woorden als muziek in de oren. Er ging geen begrafenis of crematie voorbij of ‘de Heer is mijn herder’ werd gelezen of gezongen, zo is mijn ervaring geweest.

Hoe mooi en trefzeker deze woorden ook kunnen zijn, zij roepen ook wrevel en vragen op. Wanneer mensen geen enkel spoor van een herder in hun leven waarnemen, zich volstrekt alleen en verlaten voelen. De woorden ‘mij ontbreekt niets’ klinkt hun als een vloek in de oren, want het ontbreekt hun aan alles. Juist in deze dagen, waarop wij terugdenken aan de verschrikkingen van de 2e WO en m.n. ook aan het lot, dat het Joodse volk trof, doet de vraag rijzen: waar was de goede herder voor al die mensen, die het aan alles ontbrak?

Ik zie hem nog staan, die kleine in het zwart geklede rabbijn, die bij een herdenking in het kamp Westerbork het woord kreeg en Psalm 23 begon voor te dragen. Hij zei: ‘De HEER is mijn herder, dat zal mij niet ontbreken!’

Allereerst werd het mij ineens zonneklaar, dat deze psalm van de goede herder vol politieke dynamiet zit – door de nadruk te leggen op ‘de HEER’ en dan met hoofdletters geschreven, de grote Naam, de onuitsprekelijke en onuitgesproken Naam, de Ik zal zijn die ik zijn zal, Ik zal er zijn! Die Onnoemelijke is mijn herder. Kijk uit, let op, er zijn vele herders in deze wereld, die graag de leiding over ons op zich nemen, die zich ook zo noemen ‘Führer’ bijvoorbeeld, mensen en machten, die ons zogenaamd richting het paradijs wijzen, maar onder wiens leiding uitsluitend ‘Untergang’ te wachten staat!

Maar deze kleine rabbi beleed en velen zeggen het hem na – en ook wij zijn van die partij – hij zei: ‘De Heer is mijn herder’ en niemand anders! Dat is een keuze, een gekozen zijn, het is een aangetrokken worden door de overmacht van die Herder, het is vertrouwen, intuïtie, het is op hoop van zegen, soms tegen beter weten in, maar als puntje bij paaltje komt zeggen wij volmondig en hartgrondig: de Heer is mijn herder, dat zal mij niet ontbreken! Dus niet: mij ontbreekt niets, nee, want misschien ontbreekt alles je wel, maar dat niet! Dat God met je meegaat, je niet alleen laat, de weg wijst, ook door de donkerste dalen. Dat zie je misschien niet – en anderen zien het zeker niet – want we hebben het hier over een existentiële ervaring, die zich niet objectief laat vaststellen. De Heer is mijn herder – ik weet, dat Hij er is – dat zal mij niet ontbreken.

Vorige week werd Petrus aan een nieuwe baan geholpen: hij wilde weer gaan vissen, maar Jezus, de Opgestane, zei tegen hem: je moet nu voortaan mijn lammeren en schapen gaan hoeden en weiden. Je moet herder worden!

En die functie en die taak is sindsdien de kerk op het lijf geschreven. Zij zal herderlijk figureren in de wereld. In de praktijk van alledag laat zich dat op vele manieren vertalen. Het laat zich in verschillende werk-woorden samenvatten, zoals ‘helpen, dienen, klaar staan, actie ondernemen, ergens inspringen, jezelf geven, de ander voorrang geven, niet aan de zijlijn blijven staan, doen wat je hand vindt om te doen, er zijn voor de ander, - ben ik dan mijn broeders of zusters hoeder (of herder)?’ Ja, dat ben je, want de Heer is jouw herder en jij bent de herder van iedereen, die op jouw weg komt!

Zo zijn er grote herders geweest, zoals Mozes en Jozua – en niet te vergeten die ene goede, ja allerbeste herder, Jezus de Christus, maar in navolging van hem zijn er ook vele kleine herders geweest en die zijn er nog. Zij blazen niet hoog van de toren, maar in alle rust en bescheidenheid doen zij het goede en is hun leven een zegen voor velen: denk aan al die mensen, die met gevaar voor eigen leven Joodse mensen lieten onderduiken, denk aan al die gezinnen, die nog wel iemand uit Oekraïne kunnen opnemen, maar het meeste van dat herdelijke handelen gebeurt in de anonimiteit, in de verborgenheid, ongezien en ongeweten.

Zij vragen zich verwonderd af: Heer, waar hebben wij U dan ontheemd gezien en in de gevangenis en ziek en naakt? En Hij zal zeggen: voor zover je dat aan een van mijn minste broeders of zusters hebt gedaan heb je dat aan Mij gedaan!

We proberen, tenslotte, ook nog even mee te kijken met de vergezichten, die Johannes te zien krijgt, terwijl hij in gevangenschap op Padmos zucht.

Hij heeft het ook over een herder – in beeldtaal en geheimtaal tekent hij hem uit en hij ziet er uit als een Lam, staande als geslacht. Weerloos en overmachtig. Hij die er onderdoor ging en die overwon. Die zich vernederde en verhoogd werd. Het is de weg van Jezus ten voeten uit.

En al wordt zijn naam verzwegen, wat hij gedaan heeft en doet en zal doen wordt uitvoerig geschilderd en uitbundig bezongen.

Wat is hier eigenlijk aan de hand en waar gaat het over? De Openbaring van of aan Johannes is een bijzonder geschrift. Het heet de Apocalyps, de onthulling zou je kunnen zeggen, zoals een standbeeld onthuld wordt. Je ziet niet wat er onder het laken zit, maar als de burgemeester het kleed eraf haalt, ziet iedereen wat voor beeld het is. Zoiets doet ook Johannes: hij onthult de werkelijkheid, hij maakt zichtbaar wat er verborgen is.

Hij gaat laten zien, wat hierna geschieden zal…zo wordt meestal gelezen en uitgelegd. Maar dan maken we er een soort almanak van, een film van de toekomst, die al gemaakt is, maar alleen nog moet worden afgedraaid.

Laten we het iets anders proberen te zien. Het gaat volgens mij meer om de dingen die achter de gebeurtenissen zitten. “Hierna” kun je namelijk ook vertalen met “hierachter”.

Daarover doet Johannes zijn boekje open en onthult wat er allemaal achter zit. Hij komt op de proppen met een interpretatie van het wereldgebeuren…van zijn tijd en van alle tijden sedert Pasen.

We zijn gewend de voorkant te zien, maar nu wordt ons de achterkant getoond; alles heeft ook een andere kant. Kijk, zie je die mensen daar staan, in hun lange witte gewaden, hun stola’s, zie je ze met hun palmtakken in de hand en hoor je ze zingen?

Nou, dat zie je meestal niet, dat is verborgen en je kunt er in deze werkelijkheid niets van merken…integendeel, want weet je wat wij zien?

Een onafzienbare rij van martelaren en slachtoffers, mensen gekneusd en veracht, in concentratiekampen opgesloten en omgebracht. Een eindeloze rij van vrouwen, die misbruikt en verkracht zijn; een onafzienbare stoet van lijders aan ziekten en gebreken; een rij ontelbaren, wier leven onaf en gehavend is geweest; een stoet van weldoeners, die onbegrepen bleven; een onafzienbare rij van slachtoffers van geweld en vervolging – omdat ze getuigen waren van het geloof in de Opgestane – omdat ze opkwamen voor recht en gerechtigheid, omdat ze de kleine kinderen wilden laten leven, omdat ze brood gaven aan wie honger hadden, omdat ze vrede nastreefden waar geweld hoogtij vierde.

Dat is wat wij zien, in de krant, op het journaal, in de archieven, op straat…in ons leven, want ook wij lopen mee in die eindeloze rij, een schare die niemand tellen kan.

Kijk, zegt de oudste tegen Johannes, zie je die menigte, die hun lange klederen gewassen hebben in het bloed van het Lam – wat ze deden en wie ze geworden zijn deden ze in navolging van Christus, ook al wisten ze het vaak zelf niet, maar uiteindelijk is het Lam alle lof waardig. Zie je ze staan zingen en zwaaien met hun palmtakken…en kijk, dat zijn dezelfden, maar nu vanuit God gezien.

En het Lam is hun Herder en hij brengt ze bij de bronnen van het leven. En de tranen van de ogen gewist…voorbij, voorbij, o voorgoed voorbij!

 

Dan zullen zij opstaan het licht tegemoet,

In hun mond is een lied, dat de beproeving doorstond

En in hun ogen een lach, omdat het allerlaatste geheim

Tenslotte zal worden onthuld.

 

Van verre zijn zij gekomen, uit Sobibor en Treblinka

Uit de goelagarchipel, uit het stadion van Santiago

Uit de jungle van Vietnam,

Uit de straten van Boetsja en de kelders van Marioepol.

 

Dan worden de poorten geopend, de poorten van recht

Waardoor zij mogen binnengaan en de heiligen in het licht

Roepen hun een welkom toe, gezegend die daar komen

In de naam van de Heer.

 

Dan zullen ze opstaan, het licht tegemoet

Hun lied zal over de zee gaan\waarin alles helder wordt

En de eeuwenlange pijn op de bodem van kristal

Doorzichtig is als glas.

 

dinsdag, 05 april 2022 12:17

God bestaat niet?

Geschreven door


Vandaag (5 april 2022) stond er een interessant interview in Trouw met de filosoof Herman Philipse, bekend geworden vanwege de publicatie in de jaren 90 van zijn "Atheistisch Manifest". Hij heeft er daarna nog serieuzer werk van gemaakt om het niet-bestaan van God te bewijzen en aan te tonen, dat geloof in God irrationeel is. Het is in dit soort discussies van groot belang te bepalen 'wat' men onder 'God' verstaat. Anders bestrijd je een Gods-concept, dat misschien veel gelovigen allang achter zich hebben gelaten, waardoor de enthousiaste bestrijder in het luchtledige staat te meppen of de indruk wekt tegen windmolens te vechten, zoals de befaamde Don Quichotte. Ik wil graag Philipse attent maken op een lezing uit de vorige eeuw (jaren 60) van Paul Tillich, getiteld The absurdity of the question: does God exist?


Ik kon het niet nalaten een klein ingezonden stukje toe te sturen aan de redactie van Trouw. Geen idee of het geplaats wordt.

Hier in ieder geval wel!

 

God bestaat niet?

Nu Philipse afscheid neemt van de filosofie hoop ik, dat hij toch nog kennis wil nemen van de filosofie en theologie van bijv. Paul Tillich en John Caputo, die beiden ingaan op de vraag naar het bestaan van God, die zij absurd vinden. Zo kun je ook je uiterste best doen te bewijzen, dat Dagobert Duck niet bestaat en dat zal ongetwijfeld met enige inspanning wel lukken, maar daarmee heb je het bestaan van vrekkigheid en het najagen van rijkdom niet weerlegd of kun je de realiteit daarvan ontkennen. God is een verwijzing, een symbool, niet een entiteit. Ook al kun je donder en bliksem verklaren, het ontzag ervoor zal blijven: ‘Oh, my God’ zal men steeds weer uitroepen, vooral als het dichtbij komt, of Philipse dat irrationeel vindt of niet.

 

 

donderdag, 24 maart 2022 10:34

Interview(tje) over mijn boek

Geschreven door

Over Pierre Chevallier op YouTube

 


De Protestantse Gemeente "De Drie Ranken" in Apeldoorn heeft als thema voor de Veertigdagentijd gekozen Het leven begint met zeVen. Genesis 1 is daarbij uitgangspunt en zo is er ook een serie video's gemaakt, waarin verschillende mensen iets vertellen over wat zij 'scheppen'.

Collega Ad Wijlhuizen (de wijkpredikant) maakt die filmpjes en zo vroeg hij mij of ik iets wilde vertellen over het 'scheppingsproces' van mijn boek (in wording).

Op mijn studeerkamer heeft hij onderstaand filmpje gemaakt:

 

https://www.youtube.com/watch?v=VHZ6UOgf-hc

 

 

zondag, 20 maart 2022 12:36

Dag 3: water, land en bomen

Geschreven door

Overdenking gehouden op de 3e zondag in de Veertigdagen 20 maart 2022 in de Protestantse Gemeente “De Drie Ranken” in Apeldoorn n.a.v. Genesis 1: 9-13

 

Het leven begint met zeVen

3. water, land en bomen

 

In de opeenvolging van dagen is dag 3 wel een heel cruciale dag. Dan begint het er op te lijken. Als we Genesis 1 beschouwen als een opera of een toneelstuk dan kun je de dagen 1 en 2 als een ouverture beschouwen, maar op dag 3 worden de essentiële stukken uit de kast gehaald en neergezet. De grote choreograaf maakt nu echt meters, als Hij de aarde tevoorschijn roept en de oceanen en zeeën hun plaats wijst en wanneer de aarde bezaaid wordt met bomen, kruiden en planten.

Je zou kunnen zeggen: hoofdstuk 3 van het script vormt de kern of de basis van al wat nog komen gaat. Er wordt een ruimte gecreëerd, waarop nog meer stukken kunnen geplaatst worden, het decor nog verder uitgebreid kan worden, zodat op den duur het eigenlijke spel kan gaan beginnen.

Hoe lang dat allemaal geduurd heeft, voordat de mens tevoorschijn komt, is voor de verteller van Genesis 1 eigenlijk geen vraag. Nu weten wij, of denken wij te weten, dat er miljarden jaren nodig geweest zijn om de planeet, die Aarde heet, bewoonbaar te maken. Maar wat betekenen die jaren eigenlijk als er geen mensen zijn. Een jaar is een menselijke maat en wat aan de mens voorafgaat gaat boven zijn pet. En wat daar boven gaat noemen wij nog steeds stamelend ‘God’. En daarom spreekt Genesis 1 nog steeds tot onze verbeelding, eerder dan tot ons verstand.

Het is de kinderlijke verbeelding die aan het woord is. Dag 3 is geen exacte beschrijving van hoe de aarde, het water en het groen tot stand kwamen, maar een summiere weergave van de noodzakelijke rekwisieten om het ‘spel leven op aarde’ mogelijk te maken. Genesis 1 lezen we als een Inhoudsopgave van een veel dikker boek, dat geschreven wordt en nog lang niet uit is, zo hopen wij.

Psalmdichters hadden er ook een handje van om zo naar de ons omringende werkelijkheid te kijken. Een mooi voorbeeld daarvan is Psalm 104.

Ik citeer er een paar verzen uit, die betrekking hebben op de 3e dag:

U hebt de aarde op pijlers vastgezet, tot in eeuwigheid wankelt zij niet. De oerzee bedekte haar als een kleed, tot boven de bergen stonden de wateren.

Toen U hen dreigde, vluchtten zij weg; U stelde een grens, die zij niet overschrijden, nooit weer zullen zij de aarde bedekken.

U leidt het water van de bronnen door beken, tussen de bergen beweegt het zich voort. U bevloeit de bergen vanuit uw hoge zalen, de aarde wordt verzadigd en vruchtbaar: gras laat U groeien voor het vee en gewassen, die de mens moet verbouwen.

De aarde, het water en het groen – alles werkt als een prachtige eenheid samen. Het wordt neergezet als een decor, waarop de mens zal verschijnen op dag 6. En hij kan er op leven en er van leven. Hoe mooi is dat! Hoe mooi is dat bedacht. Tov, zo klinkt het dag na dag. Hartstikke tov!

Maar nu zit er toch ook een addertje onder het gras, want het decor is niet in zijn eigen waarde gelaten.

M.n. in de laatste eeuwen heeft de mens een heel andere kijk op zijn decor gekregen. Natuurlijk is de aarde er om op te wonen en te werken, natuurlijk is het water er om er van te drinken en in te spelen, natuurlijk zijn de bomen en de gewassen er om van te leven, om de vruchten ervan te plukken.

Maar de mens is steeds meer zijn boekje te buiten gegaan door de aarde uit te mergelen en zodanig te exploiteren, dat zij er onder begon te zuchten. De mensen begonnen het water steeds meer te zien als een plas om afval in te lozen en plastic in te laten zwemmen en zoveel mogelijk vissen eruit te hengelen. En de bomen, ze werden bij bosjes omgezaagd, hele kale stukken land ontstonden, waardoor overstromingen konden ontstaan; de gewassen werden veredeld – en dat was prachtig – maar ook verdwenen soorten en werden groenten giftig door chemicaliën en andere toevoegingen.

Kortom, de mens maakte er op den duur een potje van. En dat kwam vooral, omdat men de 3e dag had gekaapt. Ze dachten, dat die er alleen was geweest om er ten dienste te zijn van hen. Dat het alleen maar was neergezet voor hen om er mee te kunnen doen, wat men maar wilde.

Natuurlijk is het niet alleen maar kommer en kwel. De wetenschappelijke en economische benadering van de natuur is niet alleen maar verlies en rampspoed, maar toch is het tijd voor aanpassing, correctie en bijsturen.

Steeds meer mensen zien gelukkig in, dat de natuur – alles wat op dag 3 in het leven is geroepen – ook haar eigen verhaal heeft, haar eigen leven, haar eigen rechten.

We zullen weer wat meer moeten leren van de psalmdichters en van latere denkers en poëten, eerbied en respect tonen voor wat is en leeft. Een boom is een levend wezen en niet alleen maar een stuk hout om een kast van te timmeren. We zullen onze utilitaire benadering en omgang met alles wat ons omringt moeten afleren. Onze ‘omgeving’ was er eerder dan wij. De 3e dag kan wel eens heel lang geduurd hebben en zich ontwikkeld hebben zonder dat wij er een hand naar hebben uitgestoken.

Daarom zullen we eerbied en terughoudendheid moeten leren. En niet alleen , omdat we te maken krijgen met de funeste gevolgen van onze natuuroverheersing en – uitbuiting: de gevolgen zijn maar al te schrikbarend: smelten van de ijskap, verhoogde zeespiegel, uitgemergeld land, vervuilde lucht en bodem, …het rijtje is eindeloos en wij kennen het allemaal.

Misschien zou het helpen als we ook theologisch wat krachtiger de eigenwaarde en zelfstandigheid van de schepping zouden uitdragen. Gelukkig zijn er al heel goede aanzetten gegeven, bijv. door paus Franciscus, die enkele jaren geleden zijn encycliek ‘Laudato Si’ schreef. Een eco-theologie, die er mag zijn en die onze planeet goed kan doen.

Van protestantse zijde noem ik het prachtige werk van Prof. Jürgen Moltmann, de Duits theoloog, die al 60 jaar zijn inzichten wereldkundig maakt. ‘Die Quelle des Lebens: Der Heilige Geist und die Theologie des Lebens’ heet een van die boeken, waarin hij aandacht vraagt voor onze omgang met de natuur. Het is een geloofsopdracht om de werkelijkheid om ons heen, waar wij zelf deel van uitmaken en aan deelnemen, te zien als Gods werkelijkheid, een bezielde werkelijkheid, waarin alles en iedereen beademd is door Gods Geest, die al scheppend, sturend en wenkend haar gang door de geschiedenis gaat.

De schepping zucht, inderdaad, - Paulus, dat heb je goed opgemerkt – maar ook: zij is in barensnood. En dat geeft hoop en inspiratie om ook zelf als vroedvrouw of vroedman helpend, sturend en verlossend bezig te zijn.

Ik vroeg, wie is de goudsmid van de zon,

Wie gaf de sterren de ruimte,

Wie plantte de maan in het veld van de nacht?

Ik vroeg, wie gaf visie aan mijn ogen, kleur aan het gras,

toonhoogte aan de vogels?

Wie heeft het denken bedacht, wie het luisterend oor?

Wie heeft het zinspelen in de mond gelegd?

Zeg het mij met zijn woorden.

Want voor hem klopt een hart in mijn keel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

zondag, 13 maart 2022 18:47

Hoger opgeleid

Geschreven door

Preek gehouden in de Catharijnekerk te Heusden op 2e zondag in de Veertigdagentijd (Reminiscere – Gedenkt) 13 maart 2022 n.a.v. (Exodus 34: 29-31) Lukas 9: 28-38

 

Hoger opgeleid

 

Ik volg het klassieke leesrooster voor de 40-dagentijd, waarin op de 1e zondag wordt stilgestaan bij Jezus’ verzoeking in de woestijn en op de 2e (vandaag) bij de verheerlijking op de berg. Twee contrasten, maar wel innerlijk met elkaar verbonden.

Ik begin met eerst een opmerking te maken over de vertaling, die wij zojuist lazen en hoorden. Daarin kwamen we het woord ‘levenseinde’ tegen. Dat vind ik, zacht uitgedrukt, niet zo’n geslaagde vertaling. Het doet mij ook teveel aan een ‘kliniek’ denken. Ik denk dat het woord ‘levenseinde’ niet van toepassing is op de Levende. De grote r-k theoloog Schillebeeckx noemde zijn boek over Jezus niet voor niets “Jezus, het verhaal van een Levende”. In oudere vertaling stond, dat Jezus zijn ‘uitgang’ in Jeruzalem ging volbrengen. Dat is ook een vertaling, die allerlei ongewenste associaties oproept, dus dat komt ook niet meer in aanmerking. Het woord dat in de grondtekst staat is ‘exodus’ en roept dus meteen allerlei herinneringen op aan dat bijbelboek met die naam: het gaat om bevrijding uit slavernij, om een bevrijding uit de nood. In dat perspectief wil Lukas het lijden en sterven van Jezus zien: het is een afgang, die een opgang is, een uitgaan met een zicht op Pasen. Ik zou het eigenlijk nog het liefst onvertaald willen laten staan: Hij gaat zijn ‘exodus’ volbrengen.

Vandaag – de 2e zondag - neemt Hij ons mee omhoog. Zo’n 8 dagen later. De 8e dag is de 1e dag opnieuw, nadat er 7 zijn volgemaakt. Het lijkt een onbeduidende aanduiding, maar door de 8 ter sprake te brengen zet Lucas dit hele verhaal meteen in het perspectief van de eeuwigheid. Van de voltooing van de tijd, wanneer alles tot zijn bestemming komt. Je kunt ook zeggen: wat hier verteld wordt vindt plaats buiten de tijd. Er zijn 7 dagen, de 8e is een surplus, die gaat eroverheen. Dus de kalender maar weer opgeborgen; het gaat hier over iets boven-tijdelijks – iets daarvan vinden we ook terug in de wiskunde, waar het symbool van oneindig een 8 in liggende positie is. Wij gaan er niet zelf bij liggen, integendeel, wij worden eerder in opstandingspositie geroepen. Pasen is hier bij voorbaat al present.

En zo zijn wij hier om op de hoogte te worden gebracht. Hij, onze Voorganger, leidt ons op, zouden we kunnen zeggen: wie zijn leerling wil zijn krijgt een opleiding, hoger onderwijs. Een top-opleiding. Hij brengt ons in hogere sferen en wat we te zien krijgen is ongehoord. We komen in de lichtglans van Gods aanwezigheid, als we dicht bij Jezus in de buurt verkeren is God niet veraf. En dat daar dan in die glans en glorie Mozes en Elia verschijnen, dat geeft te denken.

Het gaat hier om hogere sferen, om een innerlijk openstaan voor de ontmoeting met Mozes en Elia. Om een innerlijke bereidheid om in gesprek te gaan met deze heiligen van de eerste dagen.

Wat Jezus doet is in gesprek gaan met zijn illustere voorgangers, oude bekenden, mensen van voorbij, die hem echter in levende lijve verschijnen, omdat zij in een hogere wereld vertoeven, zeg maar, bij God. Want, zo heeft Jezus zelf gezegd: God is niet een God van doden, maar van levenden en voor Hem leven zij allen. Zolang wij zeggen, dat dat niet kan of niet bestaat, bevinden wij ons op de begane grond en missen de clou van deze top-ontmoeting.

Dat Jezus in gesprek wil gaan met Mozes en Elia geeft aan, dat hij de traditie belangrijk vindt.

Jezus zóekt inderdaad zijn weg en hij doet dat door in gesprek te gaan met Mozes en Elia. Hij vraagt hen: wijs mij de weg ten leven! En Mozes zegt dan: heus, het is niet te hoog, het is niet te diep, het is een teken in uw hand, een licht dat in uw ogen brandt. Nee, heus, het is niet aan de overzij, het is ook in de hemel niet, of in de sterren geschreven…nee, het woord van liefde, vrede en recht is in uw eigen mond gelegd, ja is in uw hart geschreven. Rondom u klinkt de stem van God: vlak voor u ligt de weg ten leven!

Mozes had het zelf ook hogerop gezocht en ontvangen, immers?! De tien woorden. “Ken je die wel, Jezus?” “Ja, die ken ik”, zegt Jezus. “Toen een jongeman aan mij vroeg wat hij moest doen om het eeuwige leven te be-erven, heb ik hem verwezen naar de tien woorden. Maar die had hij al heel zijn hele leven volbracht, zei hij toen. Toen zei ik tegen hem, dat hij alles moest verkopen en aan de armen geven en mij moest volgen, maar dat leek hem onmogelijk en te zwaar. Niet te doen, zei hij en hij deed het dus niet”.

Maar hij had blijkbaar niet in de gaten wat de wet eigenlijk beoogt, namelijk liefde tot God en liefde tot de naaste. Hij had gedacht: als ik regel 1 t/m 10 netjes opvolg, zo goed mogelijk, niet overdreven natuurlijk, iedereen maakt wel eens een foutje, we zijn allemaal zondaars, nietwaar? dan kom ik er wel. Hij had de letter gedaan, maar de geest niet begrepen.

Ik denk, dat Jezus en Mozes het daar met elkaar over de wet hebben gehad, over de woorden van de Sinaï en van de Bergrede – en dat het samengevat wordt in het gebod van de liefde, dat geen gebod is. Vast en zeker!

En dan Elia. “Elia”, zo vraagt Jezus aan hem (zo stel ik mij voor), “wat moet ik volgens jou doen en laten”?

Elia zegt: je moet vooral de Baäl afzweren. Jezus zegt: ik heb nog nooit een baäl gezien, dat is toch zo’n flutgod uit de ouwe doos? Die hebben we hier helemaal niet meer… Vergis je niet, zegt Elia, hij komt in allerlei gedaanten voor. Ik zal het kort samenvatten, zegt Elia, want anders wordt de preek te lang…de baäl is een BH-god: de god van het beheersen en het bezitten, en de god van het halen, hebben en behouden. Het is de god van alles willen begrijpen en bevatten, de god van de overmoed en alles-zelf-willen-beheersen. Maar gij geheel anders, wij hebben de God van Israël leren kennen, wiens Naam is: Ik zal er zijn! Hij is een God van genade, ontferming en liefde. Hij zegt: Ik zal er zijn, waar je ook gaat of staat. Hem dienen betekent het leven aanvaarden als een geschenk. Niet het leven in de hand hebben, maar uit zijn hand ontvangen. Luister naar mijn naam, zegt Elia, d.i. Jahwe is mijn God!

O ja, en nog iets, zegt Elia..ik heb ook geleerd, dat je de baäl niet met geweld kunt uitbannen. Dat dacht ik eerst wel, met donder en bliksem de mensen tot inkeer te brengen, maar dat liep op niets uit. Nee, uiteindelijk ontmoet je de Hoge en de Verhevene in de stilte, in de ijle lagen van je bewustzijn, als alles in je en om je heen stil wordt, zoals hier op deze berg, in deze ruimte, in dit uur: …

 

Gij badt op enen berg alleen,
en... Jesu, ik en vind er geen
waar 'k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:

de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn ogen sla;

en arm als ik en is er geen;
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet!

o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!

 

Ja, dat is de onvergetelijke en onnavolgbare Guido Gezelle. Ik probeer het bidden en de verheerlijking op de berg in één en dezelfde oogopslag te zien: bidden is je in hogere sferen begeven, bidden is in gesprek raken met je voorgangers en van hen leren en zo je weg vervolgen.

Op het seminarie – een periode internaat vooafgaande aan je werk in de gemeente – leerde ik een collega kennen, die mij toevertrouwde, dat hij zijn gebed altijd eindigde met de woorden:...’en doe de groeten aan Gunning’. Gunning was een 19e-eeuwse theoloog, die hij erg bewonderde en wiens werk hij graag las. Ja, zo ontstaat er een band met iemand, je trekt a.h.w. met hem op en zo zie ik de ontmoeting van Jezus met Mozes en Elia eigenlijk in datzelfde licht staan als de groeten aan Gunning.

En zo, bemoedigd door Mozes en Elia, ging Jezus zijn weg…naar beneden weer, steeds lager en dieper, tenslotte zo diep zelfs, dat hij een lam werd, dat de zonde der wereld wegdroeg.

O ja, ik nodig u tenslotte uit om in alle rust even te kijken naar deze 12e eeuwse icoon, afkomstig uit het Sinaï-klooster in Egypte. Er is vast wel e.e.a. over te zeggen, maar dat doe ik niet, behalve dat ik u wijs op het verschil in houding en grootte, transparantie en verhevenheid tussen de drie figuren boven en de drie gestalten beneden...maar ook, er is een verbinding. En als we lang genoeg kijken dan ontdekken we, dat we zelf aangekeken worden en dat de vraag opklinkt: en jij, waar ben jij?

Ik was met Petrus op de heilige berg en wij hoorden een stem die zei: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in hem vind Ik vreugde’. Op Hem houden wij onze ogen gericht als op een lamp, die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in onze harten.

 

 

 

zondag, 06 maart 2022 16:52

Boekje eerste preken

Geschreven door

Eerstelingen

 


In samenwerking met enkele vrienden in Heusden en dankzij een legaat van een echtpaar uit die gemeente is een boekje tot stand gekomen met enkele van mijn preken, die ik in de periode dat ik daar predikant was (1985-1990) gehouden heb. De opbrengst van de verkoop komt geheel ten goede aan de Protestantse Gemeente Heusden. Onderstaand berichtje stond in Vigilate, het maandelijks kerkblad van Heusden.

Als je het boekje toegestuurd wilt hebben via de post dan moet je € 13,00 overmaken i.p.v. € 10,00. Hier volgt het stukje uit het gemeentenieuws:

 

"Nu onze oud-predikant Cees Huisman met emeritaat is ontstond er voor hem ruimte en tijd om een boekje samen te stellen met preken uit zijn Heusdense tijd, ‘Eerstelingen’: de naam zegt al iets. Heusden was Ds. Huisman’s eerste ‘eigen’ gemeente. Van 1985 tot 1990 was hij ‘herder’ te Heusden. Al weer een poos terug.... Des te interessanter om preken uit zijn begintijd in Heusden te herlezen. Met een tikkeltje nostalgie, soms verbazing over de actualiteit, komen de preken weer tot leven. Zeventien preken, een dikke 100 bladzijden, bevat het boekje ‘Eerstelingen’, in eigen beheer door Ds. Huisman uitgegeven. Zo’n boekje kost u € 10, waarbij u moet weten dat die € 10 helemaal ten goede komen aan de kas van de Protestantse Gemeente te Heusden, want de Erven Schoenmakers betaalden de productiekosten van het boekje (!) Als u dan ook nog weet dat er 200 exemplaren gedrukt zijn dan kunt u wel uittellen dat bij totale verkoop er (bijna) € 2.000 op de rekening komt van PG Heusden. Helpt u mee? Koop zo’n boekje! Ook een mooi cadeau om weg te geven.... U kunt uw bestelling plaatsen 1. per email Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. ; of: 2. u maakt nu al €10 over onder vermelding van ’Eerstelingen’ naar de bankrekening van PGHeusden NL21 INGB 0001 1274 61 en het boekje wordt bezorgd. Vermeld altijd naam en adres! En om het nog gemakkelijker te maken: naast het inkijkexemplaar ligt een intekenlijst op de tafel in de Catharijnekerk (bij de ingang), vul alle gevraagde gegevens in en de bestelling komt uw kant op". 

maandag, 14 februari 2022 10:49

Bevrijd tot inclusiviteit

Geschreven door

Preek gehouden door Ds. Cees Huisman op zondag 13 februari 2022 in de Protestantse Gemeente te Heusden n.a.v. Markus 1: 39-45

 

Bevrijd tot inclusiviteit

 

Vanmorgen worden we aan de hand van Marcus de synagoge ingebracht. Daar gebeurt het! Dat zou je niet verwachten. Het is maar een onooglijk gebouw en er is maar een handjevol mensen aanwezig. Het is een en al soberheid en eenvoud, oude woorden en bekende spreuken. En toch, zo wil Marcus ons vertellen, toch vindt in de synagoge de scheiding der geesten plaats. Hier begint de nieuwe toekomst, hier begint de aankomst van het Koninkrijk Gods te dagen. Jezus komt en verkondigt wat op handen is en drijft de demonen uit. Nee, dat is niet iets dat hij er ook bij doet…laten we dat als één gebeuren proberen te zien. Al predikende drijft hij demonen uit. Door te verkondigen het goede nieuws van het Koninkrijk Gods drijft hij demonen uit. Het is een soort grote schoonmaakbeurt: alles wat er niet hoort moet er uit; alles wat in de weg staat moet opgeruimd worden; alle tegenstand en weerstand moet weg wezen. Wil God heerschappij voeren in ons leven dan moeten eerst een paar andere heersers het veld ruimen: egoïsme, angst, verslaving (aan wat ook maar), gemakzucht, onbetrokkenheid, negatieve gedachten over onszelf en over anderen, ja alles, waardoor je niet ten volle mens bent en ongeschikt voor het Koninkrijk Gods, moet weg wezen.

In de kerk gebeurt dat. Het woord van verkondiging en aankondiging bewerkt dat. Overal waar het evangelie wordt verkondigd worden mensen bevrijd van demonie en sluipen de demonen met de staart tussen de poten de kerk uit.

Zo zet Marcus in dit eerste hoofdstuk van zijn evangelie de reikwijdte van het optreden van Jezus neer. En dan moeten we ons niet van de wijs laten brengen door de manier waarop dat verteld wordt en ons het hoofd gaan breken over de vraag of demonen nu echt bestaan of niet. Er bestaat zoiets als kwaad in de wereld, in ons eigen leven en dat wordt ook wel het boze genoemd en je kunt het ook personifiëren en dan spreek je over demonen of (abstracter) het demonische. Het gaat erom, dat wij inzien en geloven, dat het evangelie mensen bevrijdt, het kwaad aan het licht brengt en dat tegelijkertijd overwint, zodat een mens kan leven als kind van God.

En dat reikt dan ook weer verder dan de vernieuwing van de mens als individu, want het sticht bovendien ook gemeenschap en het werkt positief uit op de samenleving en uiteindelijk op de hele wereld.

Zo geloven wij. Ik geef toe, dat er vaak niet zo veel van te zien is en dat het kwaad zich moeilijk laat beteugelen en de demonie zich lastig laat uitdrijven, uit onszelf en uit de wereld.

Maar wie of wat geven wij het laatste woord? Aan Hem, die het hoge woord van God zelf onder ons is geworden: Jezus… en Hij heeft zich sterk gemaakt om de tegenkrachten te overwinnen…zullen wij dan, die zijn vrienden en vriendinnen willen zijn en Hem willen navolgen in woord en daad, de strijd opgeven en gaan meehuilen met de wolven in het bos?

Ja, maar hoe dan en kunnen we dat wel?

Daar komt iemand naar Hem toe. Een leproos, iemand met huidvraat, zoals de nieuwe vertaling wil. Een deerniswekkend mens. Een totaal eenzaam figuur. Iemand zonder sociaal leven. Een randfiguur, een uitgestotene, die voortdurend mensen op afstand moet houden. Maar hij waagt het om in de nabijheid van Jezus te komen. A.u.b., als u wilt, kunt u mij rein maken?

Een merkwaardige vraag. Wij zouden eerder verwachten dat hij zou vragen: als u het kunt, wilt u mij rein maken? Wij willen van alles, maar kunnen het niet…tenminste zo denken we vaak. Maar hier horen we: u kunt het vast wel, maar wilt u het ook?

Een melaatse is ziek. Het woord melaats kan te maken hebben met het Franse woord malade, dat ziek betekent of het gaat terug op het Griekse woord ‘melas’ dat zwart betekent. Wij zien allereerst iemand met een huidziekte. Iemand die medische zorg nodig heeft. Maar zo kijkt de bijbel er niet tegen aan. Het gaat in alle gevallen van melaatsheid om een los komen te staan van de gemeenschap, volstrekt geïsoleerd worden. Je mag nergens meer komen, ook niet in de kerk, niet in de tempel. Kortom, je bent van God en mensen gescheiden. Dus het is veel erger dan een huidziekte. Je bent feitelijk dood, je staat overal buiten. Iemand met een donkere, zwarte huid – zij hebben vaak het gevoel, dat ze niet meetellen, worden gediscrimineerd, etnisch geprofileerd. Het klinkt allemaal heel beschaafd, maar het is Gode geklaagd!

Kennen wij deze mensen? Hebt u wel eens zo’n melaatse gezien? Waarschijnlijk niet, want we houden ze op afstand. Kom niet te dicht bij mij, want anders raak ik ook besmet. Blijf uit mijn buurt. Kom niet in mijn buurt a.u.b., want jij of jullie verpesten alles.

Het zijn mensen, die met de vinger worden nagewezen. Kijk, daar heb je er weer zo eentje. In allerlei culturen en omstandigheden zijn het telkens andere mensen: het kunnen christenen zijn of Joden, moslims of jongeren, zwervers en daklozen, drugsverslaafden en bedelaars, allerlei slag mensen, die niet meetellen en voor wie men een straatje om loopt.

Maar misschien is dat allemaal nog ver weg…zijn ze ook dichterbij huis misschien? Mensen die we uit de weg gaan, omdat ze ons niet liggen? Mensen die we negeren, omdat ze anders zijn dan wijzelf, qua huidskleur, politieke overtuiging, geaardheid of levensstijl? We delen mensen zo gemakkelijk in aan de hand van onze kaders: gelovigen en ongelovigen, kerkelijk en onkerkelijk, meelevend en niet-meelevend,…en met de ene groep gaan we wel om en met de andere niet of minder. Een tweedeling is zo gemaakt. Blijf uit mijn buurt, denken of zeggen we…

Maar de leproos laat zich niet wegsturen. Hij komt naderbij, want hij heeft er vertrouwen in, dat hij door Jezus niet wordt afgewezen.

En wat we dan van Jezus lezen is heel troostrijk en bemoedigend: hij krijgt medelijden, mededogen met deze mens, hij raakt hem aan en hij zegt: ik wil. In die volgorde!

Medelijden is misschien nog niet eens het goede woord. Je hoort vaak van mensen, die een handicap hebben of ziek zijn, dat men helemaal geen prijs stelt op medelijden. Men ervaart dat als neerbuigend en het leidt tot verlies aan waardigheid. Wat van Jezus gezegd wordt is dat hij het voelde in zijn ingewanden. Hij kreeg er pijn z’n buik van, toen hij deze man zag. Hij nam de pijn en het verdriet in zich op. Hij voelde het aan den lijve, zou je kunnen zeggen. Het is zoals Jesaja vertelt over de knecht des Heren: onze ziekten heeft hij gedragen en onze smarten nam hij op zich. Ja, zo deed Jezus…dat is hij ten voeten uit.

Maar daar blijft het niet bij. Vervolgens raakt hij hem aan. Dat durfde hij…deze mens met zijn bultige, schurftige huid aanraken. Dat had nog nooit iemand gedaan. Wat een lef…ja, inderdaad, hier komt de lef, het hart van Jezus, naar boven als begaan met mensen. Hij durft het aan om deze mens aan te raken. Een gebaar van verbondenheid, een gebaar van genegenheid, een gebaar van liefde!

Ik denk dat deze mens daar al van opleefde. Hij bemerkte ineens, dat er iemand was die om hem gaf. Die zegt: jij hoort er ook bij. Ik houd je niet op afstand, maar overbrug de kloof. Kom in de kring, weet je aanvaard door God en mensen. Voortaan ben je niet meer onrein, geïsoleerd en afgeschreven, maar tel je mee, ben je rein en deelgenoot van het volk van God.

Iemand aanraken is daad van intimiteit, waar je heel voorzichtig mee moet zijn, zoals u weet…. Maar hier is het begin van genezing, begin van bevrijding. Weer voelen, dat je er bij hoort. Weer voelen, dat er iemand is die om je geeft.

Ik wil, fluistert Jezus. Prachtig is dat! Het klinkt als het ja-woord bij een huwelijksaanzoek. Ja, ik wil. Ik wil jou zien als een gaaf mens, opgenomen in de lichtkring van Gods vriendelijk aangezicht. Jij hoort er ook bij! Ik wil jou zien als een kind van God. Ik wil jou aanvaarden als medemens, ik wil jou niet vastprikken op je dorre huid, maar ik wil jou zien als herboren en herschapen mens, die zal leven in de vrijheid van de kinderen Gods.

Daar staat hij als nieuwe mens, gezond en wel, rein en wel. Hij was er een ander mens van geworden. Ja, dat gebeurt wanneer iemand om je geeft, wanneer je bemind wordt en aangeraakt, wanneer iemand je aanvaardt zoals je bent en zegt: ik wil jou in je waarde laten en je laten zijn de mens die je bent. Dan gebeuren er wonderen.

Een wonderlijk verhaal, inderdaad, maar wel levensecht. We hebben Jezus vanmorgen gezien als prediker, als therapeut en als haptonoom, als iemand die kortom van de mensen houdt. Dat is het geheim van alles. Waar liefde woont gebiedt de Heer zijn zegen….broeders en zusters, laten wij elkander liefhebben, niet met de mond of het woord, maar metterdaad. Elkaar en de ander niet links of rechts laten liggen, geen muren opbouwen en anderen uitsluiten, want God heeft alle mensen op het oog en in zijn hart. Weest dan navolgers van God en doet gij evenzo!

 

 

 

zondag, 06 februari 2022 09:42

Pierre Chevallier over de Slag bij Waterloo

Geschreven door

Pierre Chevallier over de Slag bij Waterloo

 

Opnieuw een klein gedeelte geknipt uit het uitvoerige hoofdstuk Pierre Chevallier de multitasker: nu uit de paragraaf ‘Pierre als feest- en gelegenheidsredenaar’.

In 1817 hield hij een redevoering of preek ter gelegenheid van de herdenking van de Slag bij Waterloo. Deze had in juni 1815 plaatsgevonden en had geleid tot de definitieve nederlaag van Napoleon.

Hier volgt een preview:

 

Van koningswege was deze gedenkdag in 1816 ingesteld en deze ‘moest’ ieder jaar gevierd worden, o.a. door in de kerken samen te komen voor een uur van gebed en dank. Op het raadhuis en op de kerktoren wapperde de driekleur en in sommige plaatsen waren er festiviteiten en soms vuurwerk. De Waterloodag bleef tot 1940 bestaan! Toch werd 21 november 1813 door de meeste mensen meer als een Bevrijdingsdag beleefd dan 18 juni 1815, omdat toen de nationale onafhankelijkheid hersteld was.

Pierre houdt zijn herdenkingsrede dus op de tweede viering van deze gedenkdag en hij overdenkt dan een woord uit Jesaja 30: Dit is de weg, wandelt in denzelven.

Hij kan niet onvermeld laten, dat hij zich als vader grote zorgen had gemaakt om het lot van zijn zoon Frits[1], die als soldaat aan de strijd had deelgenomen:

 

Voor mij als vader een onvergetelijke dag, omdat God mijn zoon spaarde.

De Heer was opgestaan om ons te verlossen en gaf onze verdedigers moed.

Hij verijdelde afschuwelijke plannen en voor de tweede keer gaf Hij hoop, eenheid, vrede en vrijheid aan Europa terug.

Door zorgeloosheid en lichtzinnigheid is men gauw geneigd te vergeten, maar gelukkig zijn er velen die zich willen blijven herinneren in dankbaarheid en die bereid zijn te geven om te zorgen voor de welstand van de slachtoffers.

 

Volgens sommigen, zo was Pierre ter ore gekomen, had hij zich niet uitbundig genoeg verheugd over de nederlaag van de keizer en over de komst van de koning (in 1813) – men was blijkbaar zijn kritiek op de Oranjestadhouder, de vader van de nieuwe koning, niet vergeten en men wist natuurlijk ook nog heel goed, dat hij een vertrouweling van Lodewijk Napoleon was geweest en dat hij soms dienst had gedaan als ‘tolk en intermediair’ tussen Hollanders en Fransen en wellicht was Frans spreken en preken voor sommigen sowieso al verdacht – maar, zo antwoordt Pierre daarop, die houding komt voort uit de overtuiging, dat men onder de verdrukking énergie (veerkracht, flexibiliteit) moet hebben en het kwaad en het leed bij name moet noemen, wat hij ook gedaan heeft, maar dat men gematigdheid moet tonen als de overwinning daar is. Het is niet Pierres stijl om dan alsnog de verslagen vijand te gaan uitschelden en hun verwijten te maken.

Het had daarentegen Pierre – op zijn beurt - verdriet gedaan te bemerken, dat velen op de verpletterde vijand hadden gescholden, maar dat diezelfde mensen tijdens Napoleons onderdrukking bij de overheersers geprobeerd hadden in het gevlij te komen en dat zij openlijk zijn beginselen hadden gehuldigd, die echter meer (blijvend) kwaad hadden aangericht dan zijn verwoestende legerbenden, zo is Pierres stellige overtuiging.

Helaas hebben de beproevingen niet geleid tot inwendige veranderingen ten goede, maar dat is de geest der eeuw. Maar gelukkig zijn er genoeg zegeningen op te noemen, die ons moeten aanzetten tot een nationale dankbaarheid,

 

die moet blijken uit een verlicht en plichtmatig gebruik van al die voorrechten, die de Voorzienigheid ons schenkt.

 

Deze preek, die door zijn jongste zoon Mathile is vertaald en uitgegeven bij de 50-jarige herdenking van de Slag bij Waterloo (in 1865), bevat enkele interessante bijlagen (o.a. over de deelname van Frits Chevallier aan de strijd), die in een volgend hoofdstuk ter sprake zullen komen, waarin de verhouding van Pierre tot zijn kinderen wordt besproken.

 

 



[1] Pierre Frederic Henri Chevallier (1795-1825), het op één na jongste kind van Pierre, thuis Frits genoemd.