Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

zondag, 16 oktober 2022 15:59

Jezelf tegenkomen en God ontmoeten

Geschreven door 
Beoordeel dit item
(1 Stem)

Overdenking gehouden in de oecumenische geloofsgemeenschap “De Drie Ranken” in Apeldoorn op zondag 16 oktober 2022 n.a.v. Genesis 32 en Lukas 18

 

Jacob is op de terugweg. Wij denken vaak dat ons leven alleen maar vooruit gaat. Dat het een doorgaand verhaal is, steeds verder. Maar misschien is het zinniger om af te stappen van die rechte lijn en oog te krijgen voor keerpunten en omkeringen. Jacob keert terug. Hij verlangt naar huis. Heimwee.

Hij heeft alles wat zijn hart begeert, maar diep van binnen toch heimwee. Vrouwen en kinderen, schapen en runderen…er komt geen eind aan. Allemaal verworven in het land van Laban. Maar op een gegeven moment heeft hij er genoeg van. Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan.

En hij staat op en keert terug. Een belangrijk keerpunt in het leven van Jacob. Heilzaam moment, beslissende ommekeer!

U kent hem vast wel, Jacob – die jongeman, die de zegen van zijn broer afgetroggeld had en toen hals over kop naar zijn oom was gevlucht. En als hij over ‘weer naar huis gaan’ begon, zei die oom telkens: Nee, blijf nog een paar jaar, het gaat toch goed? En zo was het voor hem een soort diensthuis geworden.

En nu is het dan eindelijk zover, dat hij gaat: met bonzend hart, enerzijds van verlangen, maar ook van angst en bezorgdheid, want grote kans, dat zijn broer hem niet met open armen zal ontvangen. Verlangen en vrees liggen dicht bij elkaar in zijn hart.

En als het bijna zover is, dat hij zijn bestemming heeft bereikt, neemt hij allerlei maatregelen om zijn bezit veilig te stellen. Hij blijft alleen achter. Wat hij heeft stuurt hij vooruit, wie hij is blijft alleen.

Je kunt je identiteit niet laten bepalen door wat je hebt. Hoewel dat wel vaak gebeurt en al te vaal ontlenen wij onze identiteit aan wat we allemaal hebben gedaan, opgebouwd, verzameld, - maar Jacob weet beter en hij worstelt er mee: wie ben ik eigenlijk – zelfs als al die zegeningen, die ik ontvangen heb, als ik die loslaat, laat gaan, wie blijft er dan achter?

Het is de vraag naar ‘wie ben ik in Gods oog?’ – die mij ziet en doorgrondt, die weet van mijn zitten en gaan – die natuurlijk ook weet van mijn bedriegerij en pootje lichten, die ervan weet, hoe ik mijn broer een hak gezet heb en die uiteindelijk het nakijken had.

Ik werd de gezegende – en ik ben gezegend geworden: kijk eens wat ik allemaal heb gekregen en verworven – maar diep van binnen weet ik: was het wel eerlijk? Heb ik de zegen niet te zeer naar mijn eigen hand gezet; was de zegen uiteindelijk niet gemanipuleerd en gearrangeerd geweest? Kan ik mijn broer onder ogen komen en hem alles laten zien? Zonder wroeging? Nee, Jacob worstelt duidelijk met zichzelf: hij heeft gewetensnood, hij kan zichzelf eigenlijk niet recht aankijken. Hij vindt zichzelf een ‘loser’.

En terwijl hij zo met zichzelf in gesprek is lijkt het wel of iemand hem tegenhoudt. Het is nacht en pikdonker en hij wil het riviertje de Jabbok oversteken, maar het lukt maar niet. Zij voeten blijven steken in de modder en het doorwaden gaat moeizaam, tergend langzaam en dodelijk vermoeiend.

Wie ben jij? Hoe heet jij eigenlijk? Jij komt er niet in, jij komt niet verder zo…voor oplichters als jij is hier geen plek.

Jabbok, Jacob…hij is helemaal in de war, het duizelt hem, hoe kom ik hier doorheen?

En dat duurt tot de morgen…langzaam maar zeker komt de zon op en Jacob gaat een licht op. Hij vermoedt, dat het God zelf is, die hem tegemoet gekomen is, die tegenover hem is komen staan, die hem tegenhoudt. Of toch niet?

Wie bent U eigenlijk? Laat mij erdoor, als u blieft. En de ander zei: Laat mij gaan, want het wordt al licht…en hij greep Jacob zo hard beet, dat hij voortaan hinkend door het leven moest gaan.

Zo’n vreemde ontmoeting was hem niet in de koude kleren gaan zitten. Maar Jacob hield vol, hij wilde zijn droom niet opgeven…uiteindelijk moest en zou hij dat land betreden, dat vergezicht van ooit, die toekomst van zegen en gerechtigheid. ‘Ik laat u niet gaan, tenzij U mij zegent’…ook weer zo’n boute uitspraak van Jacob. Want laten we eerlijk zijn…hij was toch al overvloedig gezegend en hij had de zegen toch al ontvangen, al was het wat sneaky gegaan? Nu dan weer…of nu echt goed, helemaal opnieuw, dat hij alles wat hij ontvangen heeft echt als een zegen van Godswege kan en mag beschouwen? Ik denk, dat hij hier pas ontdekt, dat de zegen alleen maar ervaren kan worden als een geschenk. Hij wil geen self-made zegen, maar een zegen van Godswege!

Jacob de volhouder! Niet opgeven! Zoals die weduwe in het verhaal van Jezus. Niet toegeven, nooit ophouden…recht is recht. En uiteindelijk zal het beloond worden, ook in dat modderslootje de Jabbok zul je tenslotte Gods aangezicht zien, dat over jou zal lichten als de dageraad. Omdat je niet opgeeft, omdat je je verleden accepteert, omdat je er niet mee samenvalt. Natuurlijk ben jij nog Jacob, er is veel over te vertellen, maar je bent bovenal ‘strijder met God’…en dat bepaalt jouw leven en jouw toekomst. Een nieuwe naam heb je gekregen…de oude Jacob is niet verdwenen en zal er altijd blijven, maar God ziet het hart aan en Hij weet wie je ten diepste bent: begenadigde, kind van God. God laat jou niet samenvallen met je verleden, niet met je karakter, niet met je sluwigheid, maar met wie je ten diepste bent.

Jacob noemde die plaats: Pniël, want, zo zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en ik ben in leven gebleven. En Hij heeft mij gezien en ik ben opnieuw geboren en getogen! Het was voor hemzelf een ‘memorial’ geworden, een plek om te onthouden. Ja, ik wist precies waar ik was en wanneer, en ik wist het zeker: God was mijn hulp, mijn redding, mijn gids…niet te vergeten. Ook voor zijn kinderen, voor alle generaties na hem: Pniël, ja zo heet die plek, die zich overal kan voordoen, op iedere kaart aan te duiden. Daar, toen en toen… Nee, ik noem die plek niet plaats van de eenzaamheid, niet de plek van met de poten in de modder, niet de plek van een worsteling, niet de plek van duisternis, niet de plek van gewetenswroeging, ja, dat was het ook allemaal, maar ik noem deze plaats Pniël: ik heb God gezien en voortaan leef ik, mank, maar opgelucht! Precies zoals mensen in het programma ‘Over leven’ aan Coen Verbraak vertellen, hoe een dramatische ervaring hun leven heeft veranderd.

Ik heb nog een vraag aan Jacob: dat Pniël en God zien is natuurlijk prachtig, maar heb je ook nog die ander, je broeder, gezien?

Want, eerlijk gezegd, kun je God wel zien zonder je broeder te zien?

Ja, zegt Jacob dan, ik heb zeker mijn broeder gezien en toen ik hem zag en omhelsde heb ik gezegd: oog in oog staan met jou is niets anders dan oog in oog staan met God.

Ik heb een schilderij gevonden, waarop de worsteling van Jacob is uitgebeeld. Het mooie en bijzondere ervan is, - vind ik – dat deze worsteling eerder lijkt op een sierlijke dans. Dansen is elkaar aantrekken, afstoten en van je verwijderen, en dan weer naar je toe halen en uiteindelijk elkaar in de armen vallen en kussen. Strijden met God is als dansen met God:

 

God zij glorie, zingen wij. Menigten die geen kan tellen, als de sterren in hun glans, psalmen zingend, palmen dragend, in de hemel is een dans.

 

Ja zeker, maar hier ook, soms, heel even, maar even intens en onvergetelijk!

 

 

Lees 436 keer