Logo dsCH 

Over geloof en geloven

OVER GELOOF EN GELOVEN

In deze serie Tafelgesprekken lijkt het mij wel zinvol eens stil te staan bij het begrip “geloof” en het woord “geloven”. Enerzijds is het een bekend begrip: iedereen kent het woord en men gebruikt het vaak. Anderzijds bemerk ik, dat er veel misverstanden bestaan over geloof en geloven en dat mens soms geen helder beeld heeft van wat men bedoelt of er onder wil verstaan.
Dat komt voor een deel door onze nederlandse taal, waarin het woord geloof een veelheid van betekenissen heeft. Ik zal een paar zinnen noemen waarin het woord geloof of geloven voorkomt en dan moet u zelf maar even met elkaar bespreken in welke betekenis het woord dan bedoeld is.

Twee geloven op 1 kussen, daar slaapt de duivel tussen.
Ik geloof, dat het morgen gaat regenen.
Zij gelooft in mij.
Ik geloof (niet) alles wat in de Bijbel staat.
Er is, geloof ik, meer tussen hemel en aarde.
Hij gelooft het wel.
Ik weet het niet zeker, maar ik geloof het wel.
Eerst zien, dan geloven.
Eerst geloven, dan zien.
Ik geloof wel, dat er iets is.
Het geloof is het bewijs van de dingen, die men niet ziet.
Waarom zou ik jou geloven op je woord?
Geloven is iets moeilijks.

Uit deze voorbeelden blijkt hoe dubbelzinnig het woord in het nederlands is. Het heeft doorgaans de betekenis van iets onzekers, dat lager wordt aangeslagen dan weten. Behalve in een zin als: Zij gelooft in mij. Hier komen we dicht in de buurt van de betekenis, zoals het in de Bijbel vaak voorkomt: nl. vertrouwen. Als je in iemand gelooft vertrouw je hem/haar, reken je op die persoon en verwacht je e.e.a. van hem. Dat komt ook aardig overeen met het hebr. Woord voor geloven, dat “amen” is, wat weer vertaald wordt met „betrouwbaar‟ zijn te maken heeft. Je gelooft in iemand, die betrouwbaar is, op wie je aankunt. Iemand geloven op zijn woord is iemands woord betrouwbaar achten. Geloven vindt dus eigenlijk vooral plaats tussen personen. Hij gelooft in mij...ik geloof in hem. Dat is een uitspraak die verwant is aan liefhebben. Ik geloof in Hem is net zoiets als: ik houd van Hem. Ik vind hem betrouwbaar...ik verbind mijn toekomst met die van hem. Wij gaan voor elkaar. Ik heb fiducie in hem betekent: ik heb geloof in hem.

Geloven in God is dus een daad van vertrouwen stellen in God. Je kaarten op Hem zetten. Dat is dus nog iets anders dan geloven dat er Iets (hogers) is of dat er wel een God bestaat. Kunt u met elkaar bespreken wat het verschil is tussen deze beide uitspraken? En: is het een voorwaarde eerst in het bestaan van God te geloven voordat je in God gelooft??

Misschien lijken dit theoretische bespiegelingen, maar toch komt hier de actualiteit om de hoek kijken, als we denken aan het pas verschenen boek van ds. Klaas Hendriks: Geloven in een God die niet bestaat. Hebt u hier iets over gelezen en wat vindt u van deze titel? Kan dit?
En wat dacht u van de titel van het boek van Prof. Maneschijn “God is zo groot dat Hij niet hoeft te bestaan”.
Ik denk dat we hier met twee verschillende benaderingen te maken hebben. Geloven in de betekenis van vertrouwen, je heil zoeken bij, je overgeven aan, ... God....ja, maar dan wel je afvragen: welke God...in welke God stel ik mijn vertrouwen en verwacht ik alle heil? Dan hebben we het over een persoonlijke betrokkenheid en existentiele levenshouding – niet over een theoretische bespiegeling – want het heeft consequenties voor mijn wijze van leven, mijn denken en doen.
In welke God geloof ik...in Wie wil ik mijn vertrouwen stellen...in God...is dan eigenlijk te vaag. Er zijn vele goden en de ene god is de andere niet. Je hebt de god van de rijkdom, de god van de glorie van het vaderland, de god van de brute almacht of het lot van ons bestaan, de god van de dobbelsteen en de god van fortuna, de god van de liefde en die van de vruchtbaarheid...noem maar op!
Vanuit de Bijbel is ons op het spoor gekomen de God van Abraham, Izak en Jacob, de Vader van onze Here Jezus Christus. De God van het verbond, de God van Israel, de God van alle mensen. Deze, die zijn Naam bekend maakte als de Ik ben die Ik ben...en Ik zal er zijn, in die God geloven wij, met vallen en opstaan. De God, die Jezus zijn Vader noemde.
Deze ene en bijzondere God, die zijn volk bevrijdt uit slavernij en die een toekomst opent voor wie met Hem optrekt. Deze God die tot ons afdaalt in de persoon van Jezus en ons nabij komt en te na komt, vreemdeling in ons midden, bondgenoot tegen het lot en lotgenoot in het verbond. Die ons bemint en in ons gelooft als zijn medescheppers en ons de weg wijst en die ook zelf gaat, dwars door de dood heen. Ik geloof in God...zo begint het apostolicum...maar dat is geen algemeen en vaag godsgeloof, in die zin, dat je gelooft dat er wel iets is, noem het god of zo....nee, in het Latijn heet het: Credo in unum Deum...in het spaans: in unico deo. M.a.w. we hebben het over een heel bijzondere, specifieke, unieke, ene God....zoals je ook van je geliefde kunt zeggen: hij of zij is de enige en ware voor mij! Dat is heel iets anders dan geloven dat er wel Iets is...of geloven dat God bestaat. Dat is geen kwestie van vertrouwen en je overgeven aan of je aangesproken weten door...maar dit is een kwestie van kennis (al of niet verifieerbaar). Geloven dat je vrouw bestaat is iets anders dan geloven in je vrouw, nietwaar? Moet je eerst geloven dat ze bestaat voordat je in haar kunt geloven? Als je op iemand verliefd wordt of je wordt door iemand aangesproken is het geen vraag of die persoon bestaat. Het aangesproken worden bepaalt alles en leidt tot een geloven in haar. Je afvragen of ze bestaat is een theoretische kwestie en is in de liefdesrelatie een onzinnige kwestie. Als je daar een eerste vraag van gaat maken zou de weg verlopen van objectieve kennis naar betrokkenheid en geloof...maar zo verloopt de geloofsweg niet. Die begint met aangesproken zijn, jezelf erin begeven en ontdekken, dat zij bestaat en er voor jou is. Je moet niet eerst het bestaan van God willen bewijzen voordat je in hem zou gaan geloven, maar al gelovende in Hem bewijst Hij zich.

Ons kennen van God is dus vooral te omschrijven als een geloven in Hem, je toevertrouwen aan Hem. Maar waarom zou je dat doen en op grond waarvan? Waarom al je kaarten op deze God zetten? Komt dat omdat Hij de Betrouwbare is gebleken, de geschiedenis door? Komt dat omdat Hij dus vertrouwen wekt bij mensen, die met Hem op weg willen gaan? Komt het omdat mensen geimponeerd zijn door verhalen over Hem en ervaringen met Hem? Komt het omdat wij voor Hem kiezen of omdat wij geloven, dat Hij voor ons gekozen heeft? Is het het verhaal van Jezus als het verhaal van de opzoekende en alles gevende liefde dat ons hart raakt?
Ja, welke gronden heb je eigenlijk om in Hem te geloven? Zonder de openbaring van het Woord van God, overgeleverd in de H. Schrift, zouden we er geen weet van hebben. De
Bijbel en de uitlegtraditie spelen dus een belangrijke rol in het ontstaan van ons geloof: opvoeding en cultuur, kerk en school, gezin en samenleving hebben allemaal invloed gehad op ons geloof...hetzij bewust als keuze of meer als erin gegroeid zijn. Stel dat-vragen bijv...stel dat ik geboren was in Marokko oid zijn onmogelijke vragen. Je hebt 1 leven en dat is het leven dat je leidt...de plek waar je geboren bent kun je niet kiezen, je opvoeding evenmin. Natuurlijk kun je er later afstand van nemen of ergens anders voor kiezen...maar de kern van het chr. geloof, dat God in Christus Jezus voor ons gekozen heeft kun je eigenlijk door je eigen keuze niet ongedaan maken. Eigenlijk zouden we nu over het werk van de H. Geest moeten spreken, die het geloof in ons werkt en ons het geloof als een geschenk doet beleven.

Nu hoor ik mensen vaak zeggen: ja, maar je moet (het) wel geloven, hoor. En dan zeggen mensen weer: ja, maar het is wel moeilijk, hoor. In dit korte gesprekje hoor ik enerzijds het geloof als voorwaarde genoemd worden...je moet iets geloven om het heil te verkrijgen...en het wordt als een moeilijk werk ervaren. Haast niet te doen, want je twijfelt voortdurend of je kunt het niet bevatten etc. Eerst iets over geloof of geloven als voorwaarde. Dat is een visie die ontleend is aan bepaalde bijbelwoorden, die heel bekend zijn geworden, bijv. alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren zoon gezonden heeft, opdat een ieder die gelooft etc. Paulus spreekt ook voortdurend over “door het geloof” – en hij verbindt dat vaak met de weg en het werk van Jezus Christus. Geloof in Jezus en je zult behouden worden. Als geloof dan opgevat wordt als een houding van jezelf, een instemming met of overgave aan dan lijkt geloof een voorwaarde te worden, maar ook een „werk‟. Jij moet iets doen nl. geloven om het heil te kunnen verkrijgen. Maar dat is toch een misverstand. Het geloof in Christus Jezus verwijst allereerst naar wat Hij tot stand gebracht heeft: zijn verzoenend werk, zijn intreden voor ons bij God, zijn wegnemen van de scheidsmuur, kortom wat in de dogmatiek is gaat heten: de rechtvaardiging d.w.z. Gods uitgestoken hand, zijn gebaar van vrede en goedmaken, totaal aangebracht door Jezus. Je kunt het ook Gods overstelpende liefde voor ons noemen en geloven in Jezus Christus betekent dan: dit alles laten gelden! Ook voor jezelf. Geloven betekent dan zich gewonnen geven aan een nieuwe werkelijkheid. Als je zegt: ik geloof laat je die daad van God over ook jouw leven gelden. Het is een rusten op iets buiten jezelf. Het is een vorm van existeren, buiten jezelf zijn. De vrijspraak laten gelden en daaruit leven. Het geloof als subjectieve instemming of erdoor gegrepen zijn brengt dit heil niet tot stand, maar het is de weg waarlangs het jouw leven gaat bepalen en veranderen. Zo bezien is geloven dus beslist geen werk, geen opgave, maar voluit geschenk en in feite een lege hand, die aanneemt en ontvangt. Je moet je dus niet in allerlei bochten wringen om te gaan geloven...het is een mee- instemmen met wat de kerk belijdt, een laten gelden wat Christus voor ons tot stand gebracht heeft en leven vanuit dit geloof betekent: wandelen voor zijn aangezicht. In de NBV zijn dergelijke inzichten een beetje wegvertaald of weggemoffeld. Vergelijk bijv. eens: Kol. 1: 23 Als gij maar bij het geloof blijft (NBG) met “Maar dan moet u wel blijven geloven...” (NBV). Verg. “Door het geloof is Abraham weggetrokken” (Hebr. 11) met “Door zijn geloof is Abraham weggetrokken”. Vergelijk ook “iemand doet belijdenis van het geloof” met “iemand doet belijdenis van zijn/haar geloof”.
De Reformatie heeft die kennis van het geloof als een bevrijding uit plicht en moraal als een schat ontdekt. In de Heid. Catechismus, dat eeuwenlang het leerboek van de protestantse kerken is geweest komt dat ook tot uitdrukking. Ik citeer het antwoord op de vraag wat een waar en echt geloof is.
Het is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik het al voor waarachtig houd dat ons God in zijn woord geopenbaard heeft; maar ook een zeker vertrouwen, dat de H. Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij, vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken zij, uit loutere genade, alleen om de verdienste van Christus’ wil.
Hier gaat de kennis voorop en het vertrouwen volgt. Ik denk dat het andersom gesteld had moeten worden en bovendien is het de vraag of die twee zo strikt gescheiden kunnen worden. Ik citeer wat Miskotte hierover o.a. schrijft: “Geloof is geen moraal, geen religie, ook niet de „ware‟ religie; het geloof is een geheel eigensoortig wezen, het is fides samen met fiducia, kennis die vertrouwen geeft, en vertrouwen dat tot kennis inwijdt, een zeer bepaalde kennis van en een zeer bepaald vertrouwen op een zeer bepaalde God. Dit kan niet een verdieping zijn nog eens bovenop de moraal, niet een verlengstuk van de religie en het religieus verlangen – maar integendeel: de onbewoonbaarverklaring ervan, de afbraak! Het geloof is wonder, is Godsgave, een nieuwe schepping, een wek van de H. Geest, een deelname aan de eeuwige, creatieve werkelijkheid. Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen de enige, waarachtige God en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt”. (VW 11, 372, 373). VW 11, 143 ev. (n.a.v. Fundamenten en Perspectieven van belijden 1946) over het wezen van het geloof schrijft hij: “Het telkens weer opkomende gevaar in de geschiedenis der kerk is dit, dat wij in plaats van de verdienstelijkheid der goede werken, de verdienstelijkheid van het geloof stellen. Velen denken, als ze orthodox zijn opgevoed, toch telkens weer, dat de mens gerechtvaardigd wordt op grond van z‟n geloof. Daarom moet hij het geloof hebben, hij worstelt er om; hij “moet” geloven, want anders... Maar het geloof is allereerst de „ledige hand, waarmee wij Gods gaven, allereerst onze vrijspraak om Christus‟ wil, ontvangen. Het geloof is geen eigen werk (en toch ook weer eigenlijk wel een hoogstpersoonlijke daad), maar juist het laten varen val alle eigen werken, hoedanigheden of ervaringen”. Herkent u in bepaalde kerkelijke of buitenkerkelijke stromingen de eis tot geloof als voorwaarde voor het verkrijgen van het heil? Wat zou u antwoorden op de vraag of je Jezus al liefhebt?

Gezang 446

O Jezus, hoe vertrouwd en goed
Klinkt mij uw naam in ‟t oor
Uw naam die mij geloven doet:
Gij gaat mij reddend voor.

Uw naam die onze wonden heelt
En ons met manna spijst
Die onze dood en zonde deelt
En onze vrees verdrijft.

O Jezus, hoe vertrouwd en goed
Klinkt mij uw naam in ‟t oor
Als ik van alles scheiden moet
Gaat nog die naam mij voor.