Logo dsCH 

Marquardt

Als wij vanavond weer bijeen zijn in deze kerk rond de theologie van Friedrich-Wilhelm Marquardt dan moet ik allereerst even letten op het woordje “weer”. Voor de meesten van u geldt dat inderdaad, omdat zij al eerder hier waren als belangstellenden voor de gedachten van Marquardt. Maar sommige anderen zijn hier vanavond voor het eerst – en dat betekent dat ik vooraf toch e.e.a. moet vertellen, wat de anderen wellicht allang weten.
Ik heb het in Gaandeweg ook zo aangekondigd, dat in principe iedereen welkom is en dat wij onszelf allemaal als „eerstejaars‟ zouden willen zien. Dat betekent natuurlijk niet dat ik nu in kort bestek een overzicht zal geven van alles wat besproken is in de voorgaande 5 avonden. Want dat zou wel een erg uitvoerige inleiding worden.
Nee, wat ik wil proberen is dit: even stilstaan bij de persoon F.-W. Marquardt, wat hem bewogen heeft en bezield heeft en kort enkele belangrijke thema‟s van zijn theologie aanstippen. En dan overgaan naar het onderwerp, dat de vorige keer (in maart) was blijven liggen, nl. is er, als het gaat om het komen en staan in het gericht, ook nog sprake van zoiets als een „veroordeling‟, al of niet eeuwig. Daar is in de geschiedenis van de kerk altijd veel over te doen geweest en veel mensen hebben daar zo hun gedachten bij...en niet alleen in de kerk, vooral ook daarbuiten. Dat werd ik me nog onlangs treffend bewust, dat iemand van buiten de kerk ter ore was gekomen dat een predikant was gescheiden...en toen zei hij: nou, dan zal hij wel niet in de hemel kunnen komen. Ik was sprakeloos en verwonderd, dat mensen er kennelijk zulke vertekende beelden op na houden...en ook zo snel oordelen...niet over zichzelf, maar over de ander.
Maar nu ter inleiding... Hoe is M. zo ineens hier in de belangstelling gekomen? Zo erg bekend is hij nu ook weer niet. Wel, dat hangt vooral samen met mijn keuze voor hem, toen ik vorig jaar 3 mnd. Studieverlof had. Ik had al eens eerder iets over en van hem gelezen en dat sprak mij wel aan. Vooral zijn aandacht voor het OT en het levende jodendom trof mij, omdat ik zelf ook al jarenlang geboeid was door de vraag: hoe verhouden jodendom en christendom zich nu eigenlijk. Zoals u misschien weet heb ik voordat ik predikant werd geschiedenis gestudeerd en in die periode heb ik me beziggehouden met een studie over de vergelijking van de 18e eeuwse Ned. Republiek met het oudtestamentische Israel. Nederland zou het Israel van het westen geweest zijn en volgens sommigen nog steeds. Een onhoudbare gedachte natuurlijk, maar fascinerend en onthullend dat die gedachte opkwam, aangehangen werd en gepropageerd werd. Welke gevolgen had deze denkwijze voor de hier levende joodse gemeenschap? En hoe was men uberhaupt op de gedachte gekomen? Genoeg vragen, die ik toen niet beantwoord heb...en misschien zelfs niet eens stelde. Maar de lezing van het werk van M. bracht mij alles weer te binnen en steeds meer besefte ik, dat het nodig is om het eigen gedachtengoed nog eens onder de loep te nemen of te laten nemen. En dat het noodzakelijk is dat de chr. Kerk haar positie in de geschiedenis van het verbond van God en Israel opnieuw leert verstaan. M. is iemand die de kerk vanuit het centrum wegslingert dor consequent te denken vanuit Israel, Gods eerste bondgenoot. De kerk is te vaak op zijn plaats gaan staan, zonder te beseffen dat zij daarmee haar eigen hand overspeelde en Israel in de schaduw plaatste en zo ook het licht van God verduisterde. Goed, drie maanden studieverlof is een mooie gelegenheid om daar je tanden eens in te zetten. Ik ben begonnen met de bestudering van zijn banden over de Christologie: wie is Jezus van nazareth en tot wie is hij geworden. Het aloude breekpunt tussen kerk en synagoge heeft M. meteen tot een speerpunt en uitgangspunt gemaakt van zijn theologie. We kunnen over hem niet recht spreken zonder Israel. Wij moeten hem niet aanbieden aan Israel, maar Hij is ons vanuit Israel aangeboden!
Daarna volgde de bestudering van enkele delen van zijn eschatologie. Zo heet in de dogmatiek de leer van de laatste dingen, de verwachting van de toekomende eeuw, het gericht en het eeuwige leven, allemaal thema‟s die daarin thuishoren. Na die drie maanden heb ik de kerkenraad en belangstellende gemeenteleden een verslag aangeboden (oranje boekje) en in nov. vorig jaar ben ik toen begonnen met een paar avonden hier in deze kerk te organiseren. En in maart van dit jaar heb ik dat nog met twee avonden voortgezet. En nu dus nog een vervolg. Wat wil ik daar eigenlijk mee? Waarom u lastig vallen met theologie en nog wel van duitse herkomst. Laat ik voorop stellen, dat het er niet om moet gaan om het naar voren brengen van een persoon. Al heb ik deze avonden genoemd “in de leer bij F.W. M.” – het gaat er vooral om dat wij via zijn inzichten dichter bij de betekenis van bijbels gedachtengoed kunnen komen. Want juist daarom sprak zijn werk mij zo aan, dat hij vooral aan de hand van bekende en minder bekende bijbelpassages een verhelderende uitleg geeft over onderwerpen, die horen bij het belijden van de kerk. Hij brengt oude thema‟s ter sprake, maar zet ze vaak in een verrassend nieuw licht. Soms stoot hij dan wel eens een heilig huisje om of laat hij de lezer in verwarring achter...maar o.h.a. heb ik hem vooral leren waarderen als een bijbels-theoloog en bekwame exegeet, die ook in zijn uitleg gebruik maakt van rabbijnse uitleg. Het gaat dus niet om een klakkeloze en kritiekloze navolging of bewondering – het gaat ook niet zozeer om hem en om zijn theologie – maar het gaat mij uiteindelijk om verheldering van de HS en verheldering van de traditie van de kerk – en hopelijk daardoor komen we tot een beter zelfverstaan, een beter geloof en ook tot een beter doen. Want alle geloven en bezinning op het geloven is uiteindelijk – of moet het zijn – gericht op het doen. Niet wie maar roept Here, Here, kan het Kon. Gods binnengaan, maar die doet de wil van Hem, die Hij gezonden heeft. En hiermee sluit ik dan ook meteen weer aan bij een thema dat ook M. ter harte gaat: wat hij in navolging van de joodse traditie, de halacha noemt: het gaan van een weg, het doen van de geboden en opdrachten van God. In een van de diensten hier in Meppel heb ik wel eens aandacht gevraagd voor de noachitische geboden, dat zijn de 7 richtlijnen, die God aan de mensheid heeft gegeven om heilzaam te kunnen leven en samenleven. Ik ga daar nu niet op in, maar het geeft aan, dat dat toch een belangrijk aspect is van zijn bezig-zijn. En in de uitnodiging heb ik u toegezegd hem te horen over de evangelische vreugde van de Thora. Dat is een toespraak van hem op de Kirchentag van 1996 en daarin schets hij hoe het ook voor christenen mogelijk moet zijn zich te houden aan de voorschriften van de Thora. Maar daarover wil ik de volgende keer met u nadenken. Nu ben ik nog bezig M. bij u te introduceren en zo heb ik nog niet verteld, dat hij in 1928 is geboren en vorig jaar is overleden. Als 10-jarig jongetje is hij getuige geweest van de Kristallnacht in Duitsland, waarbij synagogen en winkels van joodse medeburgers in Duitsland werden vernield. Dat heeft een diepe indruk op hem gemaakt en ook wat daarna met de Joden gedaan is, waarvan Auschwitz een symbool-naam geworden is. Hoe is het mogelijk dat gedoopte duitse christenen zoiets bedacht en aangericht hebben. En als hij dan na de oorlog studentenpredikant wordt en later hoogleraar in Berlijn dan maakt hij dat tot een thema van zijn theologie. Hij komt er steeds meer achter dat de christelijke theologie – het christelijke denken over Israel en het jodendom – mede zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van de Holocaust. Dat is een hard oordeel over de kerk en haar theologie, maar vandaaruit wil hij werken aan herbezinning, her-overwegen, herstructureren van de christelijke geloofsinhoud. Zijn dogmatiek is daar een poging toe, waarbij het belangrijkste uitgangspunt is, dat wij onszelf als christenen uit de volken leren zien vanuit Israel. Beginnend bij het begin, ook altijd blijven uitgaan van dat begin, het verbond van God met Israel, waarom heen de volken zich bevinden en temidden van de volken zijn er kringen
ontstaan, die op afstand, dankzij Jezus van Nazareth, mee mogen delen in de geschiedenis van dat verbond. Hij ontwikkelt zijn visie op de chr. Gemeente dus vanuit Israel. Ook de centrale figuur in het christelijke belijden, Jezus van Nazareth, wil hij weer terugbrengen naar daar waar hij vandaan komt: het volk Israel.
Nu wordt wel gezegd, dat dat toch niet zo nieuw en verrassend is. Vooral in Ned. is dat inmiddels gemeengoed geworden, maar in Duitsland ligt dat kennelijk anders...en ook moeilijker en gevoeliger. M. erkent dat hij bepaalde inzichten aan Ned. theologen te danken heeft, o.a. aan Miskotte en Breukelman. Het bijzondere en nieuwe is toch wel m.i. dat het bij deze theologen vooral gaat om de eigen waarde en zeggingskracht van het OT, terwijl M. dat uitbreidt naar de hele traditie van het jodendom tot en met het levende jodendom, dat een getuige is van de God van het verbond. Het is de enige christelijke dogmatiek die ik ken, die zo uitvoerig citeert uit joodse bronnen. Vooral de stichting van de staat Israel in 1948 geeft te denken, vindt M. Dat is niet alleen een politieke beslissing, maar heeft ook theologische betekenis. Zonder daar zweverig of dweperig over te doen wil M. deze gebeurtenis positief duiden en hij vindt dat de chr. Kerk zich veel te gemakkelijk en vanzelfsprekend had neergelegd bij de diaspora en dat zelfs opgevat als een teken van Gods verwerping van zijn volk. Hij laat zien, dat ook in het NT de noties van een eigen volksbestaan in het land van belofte een kerngedachte is die bij het Evangelie hoort. Hij verwijst daarbij bijv. naar de vraag van de Emmausgangers a/h einde van het Lukasevangelie, waar de beide broeders zich in wanhoop afvroegen: wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was die Israel zou bevrijden. En later, aan het begin van de Handelingen, horen wij de vraag gesteld worden: Herstelt Gij in deze tijd het Koninkrijk of Koningschap voor Israel?
Daarover wil ik op de 3e avond verder ingaan. Vanavond wil ik graag de vraag aan de orde stellen hoe M. de uitspraken in de Bijbel leest, die gaan over het laatste gericht en dan m.n. de hachelijke vraag of er ook sprake is van een eeuwige verwerping. Nu ligt dat in het verlengde van wat we al eerder aan de orde hadden, nl. zijn bespreking van het laatste gericht als levenscrisis en het eeuwige leven als een vrij daar zijn. Hij gaat mee met de joodse gedachte van het oordeel, dat God over de volken zal uitspreken op zijn dag, bij het blazen van de sjofar en in het NT wordt dat dan ook verbonden met de parousia of komst van Jezus als de mensenzoon, die door M. als een soort gerichtshelper van God wordt gezien. Dat oordeel zal gaan over doden en levenden – en dat gericht voltrekt zich als een gesprek, waarbij de twee vragen aan het begin van de Bijbel a.h.w. richtingbepalend zullen zijn: Mens, waar ben je...of: waar was je...bijv. toen ik – in de arme of verdrukte mens, in de Jood, die geen kant op kon – waar was je, toen ik honger had, niet te drinken had, geen kleding had enz. En dat is dezelfde vraag als: Mens, waar is je broeder...wijs hem eens aan...en wat als hij bloedend op de aarde ligt? Het is immers in het verhaal de vraag van God aan Kain, nadat hij zijn broeder Abel gedood heeft... Ik heb het niet geweten is dan een zwak excuus, want ieder mens heeft geweten, een geweten... M. ziet de dag van het gericht ook als een tegemoet gaan van elkaar: God of Jezus die als een magneet de mensheid naar zich toetrekt, op dat uur en die dag, die niet valt binnen onze kalendertijd, maar deze in zijn geheel omvat. Een nieuwe dag – als geen andere...de jongste dag. Ik vind dat hij daar indrukwekkend en beeldend over schrijft en ik vind het meeslepend. Vooral omdat bepaalde passages in de HS door hem worden uitgelegd en opengelegd, zo denk ik bijv. aan Kol 3: 1-4, waar Paulus schrijft dat wij “met Christus verborgen zijn in God” en dat het gericht ons dat zal onthullen. Ons ware, echte leven is ook aan onszelf nog onbekend en verborgen en – hoewel het nu reeds geborgen is in Christus, wij al in zijn leven delen en op Zijn Naam leven en sterven – dan, in die ontmoeting, in dat uur, zal het ons onthuld en ont- dekt worden, wie wij in Christus Jezus in feite al waren...en dat zal een verrassende
ontdekking zijn. Het zal ons losmaken van de banden die ons binden: die van de dood, de zonde en de duivel, zogenaamde machten, die ons leven lijken zeker te stellen, maar in werkelijkheid knechten zij ons leven en bieden deze machten schijnzekerheid. In het gericht komt dat helder op ons toe en vallen wij a.h.w. losgemaakt van de oude banden in de handen van de levende God, die ons bevrijdt en leven schenkt.
Zo leest en herleest hij de HS, denkt na en vertelt na, luistert naar joodse stemmen en ontwerpt een eigen schets. Voor de een verrassend en vrolijk stemmend, voor de ander misschien minder aansprekend. Ik ben me ervan bewust, dat het hier misschien wel net zo gaat als met muziek en de keuze van muziek. Wat de een mooi en ontroerend vind, vind de ander vreemd en soms zelf lelijk. Ik heb pas nog weer eens heel duidelijk gemerkt hoe mensen vooral vanuit hun eigen belangstelling en uitgangspunten naar iets nieuws of iets anders kijken. Men denkt en kijkt zelf-referentieel, zo heet dat.
Bij Barend en Van Dorp zat eergisteravond een programmamaker, tv en radio, die vanachter zijn camera met de mensen praat en ze filmt. En dat doet hij al jaren en dat is zijn handelsmerk geworden. Een toen hem gevraagd werd of hij wel eens tv keek, antwoordde hij: nou, eigenlijk niet veel. En waarom dan niet? Nou, zei hij, ik zie eigenlijk maar heel weinig wat mij interesseert en boeit, bijv. reportages zoals ik die zelf altijd maak. Die zie ik maar heel zelden.... M.a.w. mensen vinden vaak interessant en boeiend wat zij al interessant en boeiend vonden...en zo zoekt men vaak een bevestiging van wat men al weet en denkt.
Maar zo blijf je natuurlijk altijd in hetzelfde patroon en kringetje denken...en daarom is het wel eens goed als iemand anders binnenkomt en zegt: ik zie het zo. Kijk eens mee...misschien moet je daar wel even voor opstaan, of een andere blikrichting kiezen, maar hopelijk werkt het verfrissend en kunnen er nieuwe gedachten en daden groeien.
Tot zover mijn korte inleiding ...die nu eerst wordt afgerond met een stukje orgelmuziek, in de hoop natuurlijk dat u het allemaal mooi vindt...maar daar heb ik geen enkele invloed op.