Hoe moeten wij de Bijbel lezen
HOE MOETEN WIJ DE BIJBEL LEZEN?
Waar komt deze vraag vandaan? Men heeft ontdekt dat er verschillende manieren van bijbeluitleg zijn en dat tast het beeld aan van de bijbel als een een-duidig en een-stemmig boek. Laten we dus eerst even de beginsituatie onder ogen zien, dat de bijbel eenstemmig en eenduidig is (of moet zijn). Waar komt die gedachte vandaan?
De Bijbel als autoriteit en als laatste gezagsinstantie is m.n. door en ttv de Reformatie naar voren gebracht. In die tijd wilde men als kerk en als gelovige mens vrij zijn van de macht van paus en concilie. Niet het gezag van de kerk, maar het gezag van het woord is van betekenis voor het geloof.
In rk-kring werd wel geopperd dat de protestanten weliswaar het pausdom hadden afgezworen, maar er sindsdien een papieren paus op nahielden. Een mooi voorbeeld van deze visie vinden we in de NGB, art. 2-5. M.a.w. de HS is regel van het geloof, is onmisbaar en noodzakelijk voor ons leven en geloven – en daarom moet de Schrift ook eenduidig en eenstemmig zijn.
In de vroege periode van de Reformatie (16e/17e eeuw) zien we dan ook veel studies verschijnen, die willen aantonen, dat de Bijbel een boek van eenheid en betrouwbaarheid is. Uiteraard stuitte men ook toen op doublures en tegenspraken in de Schrift, maar die werden gladgestreken en/of weggeredeneerd. Men sprak graag van schijnbare tegenstellingen en tegenspraak. Ook werd in die tijd de leer van de inspiratie van de Schrift nader uitgewerkt. De HS als het boek dat van a-z woord van God was en is en door de Geest letterlijk is geinspireerd, ingeblazen in hen, die alles opschreven. En zo ontstond het van kaft-tot-kaft-geloof, dat van de bijbel een monolitisch bolwerk maakte: onaantastbaar, in alle opzichten betrouwbaar en juist (qua boodschap niet alleen, maar op alle fronten: historisch, geografisch, kosmologisch etc.). In de zwitserse Formula consensus (1675) werd vastgesteld dat de bijbeltekst, zoals die door de masoreten tot in zijn consonanten en vocalen was overgeleverd voor geinspireerd gehouden moet worden.
Terug naar onze vraag: deze achtergrond verklaart de beduchtheid voor een meervoudige schriftuitleg. De geinspireerdheid van de Schrift en het eenduidige spreken van God tot ons komt onder druk te staan, als blijkt dat de Schrift meerduidig is.
Is het echter niet een door onszelf opgeworpen probleem. Is het wel terecht het woord van God zo te identificeren met de Bijbel? En kun je op basis van uiterlijke kenmerken vaststellen dat de Bijbel Gods woord is? K. Barth heeft een nieuwe start gemaakt met de Schriftleer: “Die Schrift is heilig und Gottes Wort, indem sie der Kirche durch den Heiligen Geist zum Zeugnis von Gottes Offenbarung wurde und werden wird” (KD 1, 2 19). Het eigenlijke, eerste spreken van God is de eerste gestalte van het Woord en de Schrift is daar een weerslag, een afgeleide van: de 2e gestalte van het Woord. Je moet de Bijbel niet identificeren met het Woord, maar je kunt het wel horen en verstaan als woord van God.
Als we de wat massieve inspiratieleer loslaten zullen we ook loskomen van de dwangmatige gedachte dat de Bijbel een eenduidig en eenstemmig boek moet zijn. Als we ons echt goed in de bijbel verdiepen ontdekken we juist een veelkleurigheid aan stemmen en veelvormigheid van getuigenissen. De Schrift is samengesteld uit geschriften uit diverse perioden en streken, bevat meerdere literaire genres: wetboeken, profetische
vergezichten, psalmen, spreuken, brieven, evangelieen...een scala aan vormen en ieder genre vereist weer een andere benadering en uitleg. Zo is dat ook met onze eigen literaire vormen: een regel uit een liefdesbrief heeft vaak een andere lading dan uit een gerechtelijk dossier.
Zo geeft de schrift zelf al aanleiding om haar niet als een monolitisch blok te benaderen, maar als een veelkleurig getuigenis. En die veelkleurigheid is a.h.w. een eerste stap in de richting van een veelvoudige uitleg.
Wij zijn de eerste uitleggers niet! Er is al een traditie van eeuwen uitleg achter ons. Die uitleg- geschiedenis laat ook zien hoe verschillend bijbelteksten zijn uitgelegd, al naar gelang de tijd, de situatie. De eersten, die aan uitleg hebben gedaan – en nog steeds – zijn de joden. Het is immers hun geloofsdocument bij uitstek.
In de rabbijnse exegese kom je tegen, dat men een meervoudige Schriftbetekenis erkent. Allereerst is daar de woordbetekenis in de tekst: p’schat. Daarna volgt de d’rasch (midrasj), d.i. het verder onderzoeken van de betekenis, vergelijken met andere Schriftwoorden, verhelderingen met vertellingen.
Dan is er ook nog de sod = geheim, verborgen betekenis en Remesj, de aanduiding, een richtingwijzer voor onszelf (een soort toepassing). Naar de beginletters spreekt men hier van een Pardes (paradijs). De peschat moet altijd de basis blijven. Geen enkele zin gaat boven zijn woordbetekenis uit is een rabbijns axioma. Zo ontwikkelt zich binnen het jodendom een rijke exegetische traditie, die ook voor ons wegwijzend kan zijn.
Het is ook goed om er op te letten, dat in de Schrift zelf een veelheid van exegetische voorbeelden zich voordoet. De HS is een grote klankkast van exegetisch materiaal. Teksten, die elkaar uitleggen en verduidelijken. De Schrift legt zichzelf uit en verduidelijkt onduidelijkheden. Een paar voorbeelden: Lev. 23: 42 ev. De bepalingen voor het Loofhuttenfeest. Wie moeten het doen, hoelang en wanneer. Maar er ontbreekt iets nl. hoe en waarvan zal men de hutten bouwen? Ezra vult dat aan of weet dat uit mondelinge overlevering: Neh. 8: 17 ev. De praktijk van het uitleggen komt ook in dit gedeelte fraai naar voren. Lezen Neh. 8. Iets dergelijks vinden we in Lukas 4, als Jezus in de synagoge is en de rol van de profeet Jesaja krijgt aangereikt. En als we het verhaal van de kamerling lezen (Hand.8: 26 ev). En wat te denken van de toepassing van profetische woorden in het Evangelie? Een soort toegepaste, toegespitste exegese is dat. Matth. 2:15 bij Hosea 11: 1 En Marcus 1: 1-3 en Jesaja 40 Een eigensoortige en eigenzinnige uitleg en samenvatting van enkele ot-hoofdlijnen vinden wij in Hebr. 11. In Gal. 4: 22 vinden we een allegorische uitleg over Sara en Hagar. In Efez. 4:8 wordt een psalm geciteerd. Maar is dat de oorspronkelijke betekenis van de psalm?
En gaat het idd alleen maar om de oorspronkelijke eerste betekenis – als we die al kunnen weten – of is degene die leest en hoort degene die uitmaakt wat hij/zij hoort?