Logo dsCH 

Bij Marquardt in de leer

Bij Marquardt in de leer

Weer of voor het eerst hartelijk welkom in deze kerk, op deze avond waarop wij weer samen willen luisteren naar wat Marquardt ons te leren heeft. Zo wil ik hem graag typeren: een leraar der kerk. En dan is hij niet iemand die eigenwijs en betweterig naar voren komt en zegt: luister nu eens naar mij: ik heb nieuwe inzichten en daar moet nu voortaan alles voor wijken. Nee, Marquardt is allereerst zelf de theoloog van het luisteren. Hij heeft de geloofsbelijdenis van Israel in zijn oor opgevangen: Hoor Israel, de Heer is onze God, de Heer is een. En om te kunnen horen moet je eerst zelf zwijgen en stil worden. Kunnen we het spreken van God nog wel horen en spreekt God nog wel? Of zijn we doof geworden of hebben wij God monddood gemaakt. Wat als een steen op zijn hart ligt is het tot zwijgen brengen van de joodse stem in ons midden. Auschwitz gaapt als een gat in de geschiedenis van de wereld en van de kerk...als het waar is dat God Israel verkozen heeft om tot een licht te zijn temidden van de volken, wat gebeurt er dan als het licht moedwillig gedoofd wordt? Hoe kan de christenheid ongegeneerd door wauwelen alsof er niets gebeurd, niets gedaan is? Marquardt ergert zich aan de ongevoeligheid van een steeds maar doorpratende kerk. Hij is ervan overtuigd dat de tijd van spreken pas kan aanbreken wanneer erkend wordt dat het nu eerst tijd wordt om te luisteren. En zo zou ik Marquardt willen typeren als de theoloog van het luisteren. Theologen zijn wel geroepen om over God te spreken, maar niet vergeten moet worden dat God vrij is om te spreken of te zwijgen. Wie God wil horen spreken zal zelf moeten leren zwijgen en goed moeten luisteren. En om werkelijk weer iets te kunnen horen zullen wij, mensen van de volkeren, een begin moeten maken met in dezelfde richting te luisteren als Israel. Israel heeft wel een oudere en een andere ervaring met deze God, maar, zo gelooft de kerk, in Christus Jezus heeft deze God zich ook bekend gemaakt aan de volken en zo is de God van Israel geen andere dan de Vader van Jezus Christus. In een van zijn laatste interviews vat Marquardt zijn standpunt zo samen: In plaats van steeds maar weer verder te knutselen aan haar eigen verhaal, zou de kerk een school van het horen moeten cultiveren, van het luisteren naar de Bijbel en het luisteren naar mensen. Inderdaad, Marquardt is een bijbels theoloog...zijn dogmatiek is eigenlijk een wijds commentaar op enkele cruciale bijbelteksten. Ook als wij vanavond een begin maken met een bespreking van zijn leer van het gericht en het eeuwige leven doet hij niets anders dan proberen te horen wat de bijbelse getuigen hierover te zeggen hebben. We hebben enkele avonden stil gestaan bij zijn visie op Jezus van Nazareth en ook daarbij ging hij uit van enkele centrale woorden in het evangelie: wie zeggen de mensen, dat ik ben
en jullie, wie zeggen jullie dat ik ben? En: Zijt gij het die komen zou of hebben wij een ander te verwachten? Twee christologische vragen, die hij uitvoerig uitwerkt. Maar daarover zal het vanavond niet gaan. Niet dat het onderwerp van vanavond daar los van staat...zeker niet, maar niets staat los van elkaar...en zijn leer over het gericht en het eeuwige leven is nauw verbonden met zijn leer aangaande Jezus, want de christelijke gemeente verwacht de Zoon des mensen als rechter of als hulp bij de rechter en dat laatste gericht betekent o.a. ook het openbaar worden van Jezus zelf...zoals we toen ook zagen: al ons belijden is eschatologisch gericht. Als we belijden dat Hij gekomen is belijden we tegelijkertijd dat Hij nog komen zal.
Ik wil ook nog een waarschuwing vooraf geven: Marquardt is een bijbels theoloog en geen speculatieve futuroloog. Hij houdt zich verre van speculaties en mogelijke scenario’s die met een zogenaamde eindtijd verband zouden houden. Dus verwacht niet, dat hij ontwikkelingen in de wereld als tekenen van een naderend einde gaat aanduiden...wel staat hij uitvoerig stil bij de zogenaamde voortekenen en vat die samen in de onrusthaard Israel en de onrusthaard de kerk. Maar hij houdt zich verre van speculaties, hoewel hij erg onder de indruk is van de stichting van de staat Israel, dat hij niet louter en alleen als een politiek gegeven wil zien.
En ook is het nodig vooraf te weten, dat Marquardt het eindgericht niet rechtstreeks wil verbinden met ons sterven. Hij heeft namelijk uit een nauwkeurig luisteren naar de Schrift opgevangen, dat God en de dood niet op goede voet met elkaar staan. God is een God van levenden en voor Hem leven zij allen.
Wat dood en leven is weten we eigenlijk niet eens: ook dat moet ons gezegd, verkondigd worden. Dat maakt Marquardt duidelijk aan de hand van Deut. 30: 15 t/m 19a (voorlezen). p. 149 (bovenaan en onderaan e.v. even samenvatten of voorlezen). Er is dus alles aan gelegen om zuiver met deze begrippen om te gaan ,temeer daar Marquardt ook al aangeeft dat er sprake kan zijn van een dood voor het sterven. Omdat wij niet het woord van God, maar de ervaring als uitgangspunt nemen komen wij ook tot vreemde vragen als: wat gebeurt er met mij na mijn dood...zal ik leven na de dood? Zuiver logisch gezien zijn deze vragen eigenlijk al onzinnig of in elk geval dubbelzinnig, maar ook theologisch gezien brengen deze vragen ons op een dwaalspoor.
Na deze toch wat lang uitgevallen inleiding wil ik nu graag met u gaan lezen in deel III van zijn eschatologie “Was durfen wir hoffen wenn wir hoffen durften?” en dan m.n. uit par. 7. Ik heb dat zelf, zo goed en zo kwaad als dat ging, vertaald – voor mezelf en voor u – en na iedere alinea of langer fragment zal ik het naar beste weten samenvatten of becommentarieren.
1). Het gericht is iets volstrekt nieuws. Iets ongehoords en onvoorstelbaar nieuws: dat de graven zullen opengaan kunnen wij ons inderdaad niet voorstellen. En daarom moeten wij het gericht ons ook niet voorstellen in het verlengde van onze tijd en als plaatsvindend in onze geschiedenis...nee, de sjofar wijst er op, dat er iets nieuws plaatsvindt. Marquardt verbindt de mensenzoon met Jezus als de Barmhartige, die God de Rechtvaardige terzijde staat. Het zijn twee kanten van een en dezelfde God. Het gericht heeft M. getypeerd als een gesprek, een elkaar wederzijds bevragen. Dat is geheel iets anders dan het traditionele beeld, dat in het gericht ons alleen maar verteld wordt hoe God over ons denkt en dat we dat zwijgend hebben te aanvaarden. Nee, M. ziet het echt als een dialogisch gebeuren: Komt laten wij tezamen richten, zoals Jesaja het uitdrukt. Maar het is ook een gebeuren, waarin geopenbaard wordt wie wij zelf zijn en ook wie Jezus is...en daarom kan hij afsluiten met de zin: in het centrum van de eschatologie stoten wij op de christologie.
2). M. probeert uit te leggen, dat in de protestantse leertraditie geleerd wordt dat ieder mens uiteindelijk geschapen is om God te verheerlijken. Maar volgens M. is dat eigenlijk te vaag en te onduidelijk. Aan de hand van Filipp. 2 wil hij aantonen, dat het uiteindelijk zal gaan om de erkenning van Jezus Christus, nl. wie Hij voor alle mensen al was en dus nu ook inderdaad zichtbaar, d.w.z. inzichtelijk is en erkend wordt. Nu erkent nog maar een kleine minderheid van de mensen de betekenis van Hem, maar dan zal iedereen het inzien.
3)    Het geloven zal dan overgaan in aanschouwen: voor iedereen trouwens. Christenen zouden kunnen zeggen: zie je nu wel: wij hadden altijd al gezegd dat Hij het was en is! Wij hadden wel gelijk...maar daar gaat het niet om: het gaat er om dat God recht krijgt, gelijk krijgt.
4). M. komt er nogmaals op terug, dat openbaar zal worden wie God is...niet een algemene, vage God, een hogere macht...maar het gaat om de God van Israel, de God die in Jezus woonde, met wie Hij zich identificeerde, die God die zich in Jezus met de wereld verzoende.Voorlezen 2 Kor. 5: 17-19.
5). Om het kort door de bocht te zeggen: het Christusgebeuren veranderde alles: het veranderde de wereld en het veranderde God – maar vooral hun wederzijdse verhouding. God
en wereld staan niet meer tegenover elkaar, maar horen vanaf dat moment bij elkaar. Geen wereld zonder God en geen God zonder wereld! Vanaf dat moment is er sprake van een fundamentele hoop voor de wereld. Vervolg vert. op blz. 6: het inzicht dat de wereld nog te wachten staat heeft niet alleen betrekking op het weten ervan, maar het gaat ook om iets wezenlijks: de wereld zal inzien, dat zij altijd al in Hem, het eeuwige Woord van God, het leven had, haar bestaansgrond had. De schellen vallen van de ogen, en het wordt ingezien: alle dingen waren door de Logos, het Woord geworden, zonder dit Woord is ook inderdaad niets geworden, dat geworden is (Joh. 1- de proloog). De wereld meende haar zijnsgrond wel in zichzelf te hebben, maar dit eschatologische gebeuren zal dat als een vergissing aan het licht brengen.
Hij werkt dat nog wel verder uit, maar dat zou te ver voeren. Ik sluit nu af met zijn laatste regel van dit gedeelte: “En of de wereld dit nu verwacht of niet – het staat haar te gebeuren, het wordt haar door het woord van God ook nu al aangezegd en zij kan het dus ook verwachten...So tritt Jesus herein...zo treedt Hij binnen.