Hoe zouden we God moeten kennen
Hoe zouden we God kunnen kennen? Een vraag die uit uw midden opkwam, aan het einde van de vorige zitting. Hoe kunnen we God kennen en hoe weten we zeker dat Hij het is die tot ons preekt en hoe doet Hij dat dan? Een vraag die daarmee samenhangt is is deze: hoe betrouwbaar is de Bijbel? Waarom zou ik daar geloof aan hechten? En nog weer verder: hoe zeker kan ik van mijn eigen geloof zijn? Allemaal vragen en nog eens vragen...en van tijd tot tijd stellen we ze allemaal wel eens. Maar welke antwoorden geven we er op?
Eerst iets over de vraag aller vragen: bestaat God eigenlijk wel? Dat is een vraag die ons altijd weer bekruipt. Je kunt daar op antwoorden; ja, natuurlijk bestaat Hij. Dat klinkt heel ferm en zelfverzekerd, maar kun je zo over het bestaan van God spreken? We hebben het wel over God, niet over het weer, de bomen of de mensen. Alles wat bestaat is schepping, is voor handen...maar geldt dat ook voor God? Kun je God onderbrengen bij de dingen...zoals er allerlei dingen bestaan, zo bestaat ook God?
En dat woordje “natuurlijk” vind ik ook wat verdacht. Als jet het hebt over „natuurlijk‟ dan bedoel je: vanzelfsprekend. Het spreekt vanzelf dat God bestaat...maar hoezo „vanzelfsprekend?‟ Waarom zijn er dan talloze mensen die helemaal niet in God geloven of in een andere god? Als het zo vanzelfsprekend zou zijn, zo natuurlijk...waarom stel je dan ook zelf nog de vraag of God bestaat?
Its wat natuurlijk is is inzichtelijk, niet voor twijfel vatbaar: ondubbelzinnig duidelijk. Dat de wereld er is, dat ik hier zit, dat deze tafel hier staat...geen twijfel aan. Is God ook zo ondubbelzinnig present? Nee, want God hoort niet bij de natuur, Hij hoort niet bij de geschapen werkelijkheid, maar Hij overstijgt die. God is niet een geschapen Iets of Iemand, maar Hij is de Schepper zelf. Zo kun je de kunstenaar wel in het kunstwerk herkennen, maar hij is niet het kunstwerk zelf. We spreken wel eens over een van Gogh of een Rembrandt en dan bedoelen we een schilderij, gemaakt door de kunstenaar. Maar de persoon van de schilder is iets geheel anders dan het kunstwerk dat hij maakt. Zo ook met God...als we aan Hem de schepping van alle dingen toeschrijven dan moeten we toch onderscheid maken tussen de Schepper en het schepsel of de schepping. De schepping verwijst wel naar Hem, maar valt er niet mee samen.
En daarom kun je eigenlijk niet zeggen dat God bestaat...dan spreek je over de Schepper alsof Hij ook een schepsel zou zijn. Hij is niet een van de vele dingen die ons omringen: we hebben de wereld, de ander, mijzelf en ook God nog....om het rijtje compleet te maken. Nee, God gaat aan alles vooraf en Hij overstijgt de schepping, maakt er geen deel van uit...het is eerder zo, dat de schepping een deel van Hem is. Hij vormt de voorwaarde van de schepping, zonder Hem geen schepping, zonder Hem geen bestaan...en als we het zo zien, dan verbazen we ons niet zozeer over het bestaan van God, maar over het bestaan van de wereld, dat er een wereld is, dat ik er ben, dat er uberhaupt iets is en niet niets...dan kun je zeggen; God bestaat niet, maar Hij is, Hij is de grond van het bestaan.
Ja, maar hoe weet u dat nou? Hoe kan ik weten, dat God er is, dat Hij is? Vroeger op catechisatie leerden wij uit een vragenboekje (met pasklare vragen en antwoorden): de vraag: waaruit kent u God? En het antwoord was: uit de natuur en de Schriftuur. Er zijn kennelijk twee bronnen van Godskennis. Als eerste wordt de natuur genoemd. Deze werkelijkheid verwijst naar God. Het is een soort redenering: alles wat er is moet toch ergens vandaan komen? Niets ontstaat uit het niets, dus er moet iets aan voorafgaan, een soort eerste oorzaak. Maar ook de beleving van de werkelijkheid roept om een erkenning van het bestaan van een God. De mooie bloemen, de pasgeboren baby, het onmetelijke heelal, het kleine en het grote, dat waar we ontzag voor hebben, indruk op ons maakt, waarbij we van verwondering uitroepen: Ah, wat mooi, wat bijzonder...er moet wel een God zijn!
Maar de natuur is wel dubbelzinnig: je vindt er ook veel onheil en wreedheid in. Het gaat in de natuur om het overleven van de sterkste...het is daar eten en gegeten worden. De zwaluw pikt een worm op en de reiger een visje...de natuur als verwijzing naar God? Dan is Hij ook verantwoordelijk voor deze wreedheden? Over welke God spreken we dan? Welke God openbaart de natuur eigenlijk?
Maar het vragenboekje zei ook nog: uit de Schriftuur, of uit de H. Schrift. Daarin lezen we over God als de Schepper en bevrijder. De verhalen van God en mensen, van redding en doortocht, van de roeping van Abraham en de verkiezing van Israel, van de gave van de Thora en de gave van het land. Van koningen en profeten, van eredienst en wijsheid, kortom alles wat in de Bijbel ter sprake komt doet ons God kennen, als de God van Israel.
En in het NT zet zich dat voort: in Christus Jezus doet God zich kennen als een God van liefde en verzoening, als de God van alle mensen: eerst de Jood, maar ook de Griek mag delen in de goedheid en genade van God. De Bijbel als het getuigenis van Israel over deze God. Niet zozeer de God van de natuur, maar van de geschiedenis met zijn volk, een God die zich inlaat met een volk, die een weg gaat, die aanwijzingen geeft en beloften doet. Dat konden we niet afleiden uit de natuur, dat moet ons verteld worden...de Schrift laat ons het hart van God zien, zijn gezicht! De natuur doet ons vermoeden dat er een God is, de Schrift vertelt ons wie God is. Deze God van de geschiedenis met zijn volk is ook de Schepper van hemel en aarde. In die volgorde eigenlijk. Israel heeft God eerst leren kennen als bevrijder uit slavernij, als gever van de geboden en inzettingen...en pas daarna hebben zij Hem ook beleden als de schepper, als de God van de natuur. Als de gever van vruchtbaarheid en regen...maar pas op, zeiden ze, als je Hem alleen zo vereert dan vereer je al gauw Baal, de god van de aarde en vruchtbaarheid. Daarom zou het antwoord uit mijn vragenboekje eerder geluid moet hebben: waaruit kent u God: uit de Schriftuur en uit de natuur...in die volgorde. Want de God van de natuur laat je zien dat er een Godheid is, maar zijn aangezicht en karakter zijn dubbelzinnig en verborgen, maar de Schrift vertelt ons: wie God is: een bondgenoot, een bevrijder, een God met een hart en een gezicht. Nu we die hebben leren kennen kijken we anders naar de natuur en belijden we: deze God is ook de schepper van hemel en aarde. Maar waarom zou ik de bijbel geloven? En wat moet ik van de bijbel geloven? Hoe betrouwbaar is die en waar is mijn geloof eigenlijk op gebaseerd? Als je zegt: ik geloof de Bijbel omdat het de Bijbel is dan doe je aan een cirkelredenering. Dat is ongeveer hetzelfde als wat ik pas op tv zag: een gesprek met gewone mensen over inflatie. Een barkeeper werd gevraagd: wat kostte vroeger een pilsje? Hij zei: 30 cent. En nu? 1,70 euro. Hoe komt dat, vroeg de verslaggever? Hij zei: alles is duurder geworden...dat lijkt een redelijk antwoord, maar het is geen antwoord op de vraag. Hij zegt alleen maar dat alles duurder is, maar hij verklaart het niet. Waarom of waardoor is alles duurder geworden? Hoe komt het dat een biertje nu zoveel kost en vroeger minder? Dan moet je iets uitleggen over economische processen e.d. Pas dan verduidelijk je iets, ander zeg je alleen maar: alles wordt duurder omdat de prijzen hoger zijn geworden...en dat is niet zo‟n duidelijke verklaring. Waarom hecht ik waarde aan de Bijbel? Niet omdat het de Bijbel is. Of omdat de Bijbel van kaft tot kaft Gods Woord is? Ja maar, hoe weet je dat? Waarom geloof je dat? Of moet ik het geloven? Omdat de kerk het zegt of de paus of de synode? Als dat zo zou zijn dan aanvaard je een gezag boven je...er is een autoriteit die zegt: de Bijbel is Gods woord....aanvaard het! Leg je daar bij neer... En dan ga je lezen en dan moet je alles geloven wat je leest. Maar welk gezag aanvaard je dan? Een gezag dat voorafgaat aan het lezen van de Schrift...je gelooft eerst iets wat vooraf gaat aan de lezing van de Bijbel, een autoriteit: de kerk, de dominee of de synode. Maar geloof je de Bijbel omdat iemand anders gezegd heeft dat het Gods Woord is of omdat je al lezende er door gegrepen wordt en erkent: hier spreekt God tot mij?! In het laatste geval
ligt het gezag in de Bijbel zelf: het spreekt met gezag tot je. Het raakt je...je wordt er door gegrepen en je gelooft wat je leest. De Bijbel is Gods woord voor jou geworden...onontkoombaar. De Bijbel heeft een gezag in zichzelf...de bijbel wekt geloof. Maar de Bijbel zelf is ook een boek van geloof: er komen mensen in aan het woord, die geloven in God, over Hem zingen en spreken. Maar ook God zelf komt aan het woord, als hij tot Mozes spreekt en tot de profeten. Daar liggen vaak ook vragen – hoe kon Mozes de stem van God horen? En de profeten?
P. 220 (Heschel). Wij kunnen ook zeggen, dat God tot ons spreekt als wij de Bijbel lezen of horen uitleggen. God spreekt op een indirekte manier. Hij spreekt niet zoals mensen, maar door mensen. Wat wij met elkaar communiceren is beperkt: we gebruiken woorden, onze tong moet bewegen en zo brengen wij klanken voort en zo spreken wij. En horen is het opvangen van trillingen in onze oorschelp en die trillingen worden verstaan als woorden en de woorden vormen een zin. Zo horen wij. Maar waarom vragen wij ons af of God kan spreken en of wij Hem kunnen horen? Hij is de schepper van onze mond en van ons oor...zou Hij niet kunnen spreken en zouden wij hem niet kunnen verstaan? Alleen God kan spreken zou ook verdedigbaar zijn! Maar God kan zich ook verbergen en zich stil houden...en soms denken we dat Hij helemaal niet spreekt en ver weg is. Waar is God in het wereldgebeuren? Of moeten we Hem daar helemaal niet zoeken? Heeft hij de leiding in handen of uit handen gegeven? Is Hij almachtig of deelt hij zijn macht met ons? Kan het hem ook uit de hand lopen en kunnen wij verhinderen dat zijn plan uitkomt? God spreekt tot ons geweten. Hij roept ons op om het goede te doen en het kwade te haten en te laten. Maar vaak doen we dat niet en doen we zelfs het kwade dat we niet willen. God waarschuwt Kain om zijn broeder niet te doden, maar hij doet het toch...en God verhindert het niet. Abel is dood...en Kain leeft verder, maar wel ver verwijderd van Gods aangezicht, steeds verder van Eden. Weerspreekt de ellende in de wereld het bestaan van God? Is het wereldleed een tegenbewijs tegen het bestaan van God? We kunnen God niet afleiden uit de werkelijkheid...we horen zijn stem vooral in Mozes en de profeten en in Jezus Christus. En die stem zegt: hebt God lief en de naaste als uzelf! Doet dat en u zult leven! Kan God niet ingrijpen dan? Al zou iemand uit de doden opstaan ze zouden nog niet luisteren. Mensen zijn hardnekkig en hardleers...maar met God blijf ik hopen op ommekeer en op de tijd waarin God zijn geboden in de harten van mensen zal inschrijven...niet meer op stenen tafelen, en dan zal ieder God kennen en dan zal het vrede zijn.