Logo dsCH 

Naar de kerk

NAAR DE KERK

In de vorige aflevering van Gaandeweg zag u de buitenkant van de Slotkerk in Wittenberg. Deze keer ziet u de binnenkant en wil ik u ook iets vertellen over de kerkdienst, die we daar hebben meegemaakt. Het was de zondag van het feestweekend rond Luther’s Hochzeit. Wij dachten, dat het wel erg druk zou worden en dus waren wij vroegtijdig op pad gegaan om in elk geval verzekerd te zijn van een plaatsje. Toen we om half 10 aankwamen, bleken wij ongeveer de eerste bezoekers te zijn. Alleen het jongerenkoor was aanwezig en was druk bezig om hun bijdragen in te studeren.
Ruim tien minuten voor tijd (10.00 uur) begon het een beetje drukker te worden. Opvallend was het, dat de mensen eerst even bleven staan in de bank, waarin men ging zitten, een kleine buiging richting altaar maakten en een moment van stil gebed in acht namen. Een lutherse traditie blijkbaar.
De kerk was uiteindelijk halfvol – nee, niet half leeg  “Waar twee of drie in mijn Naam vergaderd zijn, daar ben ik in het midden”, heeft Jezus gezegd. Bij alle onderzoeken naar terugloop (op het platteland) en toename (in de steden) van het kerkbezoek zou dit woord wel bedacht moeten worden. Natuurlijk is het verheugend te bemerken, wanneer een kerkdienst met velen wordt gevierd, maar we moeten ons ook weer niet laten ontmoedigen door een klein(er) aantal. De intensiteit en het gehalte zijn minstens zo belangrijk als het getal, lijkt mij. De orde van dienst was uitgegeven in een klein vouwblad, mooi gedrukt, en die werd in principe iedere zondag gevolgd. Daarnaast had men een blad met enkele liederen, die niet in het Gezangboek stonden. Het jongerenkoor, bestaande uit ongeveer 25 jongelui, bleek nog tamelijk “jong” te zijn en enigszins onervaren. De bijdragen bestonden uit enkele liederen, die pasten binnen het geheel van de liturgie, maar wel soms afwijkend qua genre (Taizé, Caribisch). De voorganger was een vrouwelijke predikant, die in zwarte toga voorging. Behalve de preek over “Gott ist Liebe”, die zij vanaf de kansel hield, werden alle onderdelen van de dienst door haar geleid vanuit de koorruimte (bij het altaar en/of de lessenaar). Een ouderling(e) van dienst deed ook mee met de lezingen en de gebeden, terwijl ze voorafgaand aan de gebeden nog met een waslijst aan mededelingen van allerlei aard kwam. Een sfeerbedervende onderbreking vond ik dat. De Geloofsbelijdenis na de preek werd door de gehele gemeente uitgesproken, of liever: de gemeente beleed hardop haar geloof. Dat klonk niet echt krachtig en overtuig(en)d. Het is veel mooier en zinvoller om de belijdenis samen te zingen, vind ik. Tijdens de gebeden stond de predikant met haar rug naar de gemeente. Als je je ogen dicht doet merk je dat niet (natuurlijk), maar als je het ziet is het toch vreemd. Behalve wanneer je bedenkt, dat zij met haar gezicht richting Christus(beeld) staat. Dan is er wel iets voor te zeggen. Ook spreekt zij daar namens de hele gemeente, die ook in die richting “kijkt”. Een bijzondere ervaring. Het is altijd leerzaam en verrassend om eens elders ter kerke te gaan en te zien, hoe het (soms) ook anders toegaat en te bemerken, dat de hoofdlijnen vaak hetzelfde zijn. Zo kan men leren de “eigen” dienst in een breder verband te zien en meer te waarderen.

Ds. Cees Huisman