Ook zo'n zin in in wandelen?
Ook zo’n zin in in wandelen?
Vandaag (10 febr. 2024) was ik uitgenodigd door de coordinator van de wandelgroep "BIdden met de benen" in Apeldoorn om een korte inleiding te houden over de zin van wandelen. Hieronder vindt u mijn verhaaltje daarover.
Toen ik predikant was in Meppel ging ik om de 6 weken met belangstellende gemeenteleden aan de wandel. Ik stippelde een mooie route uit en voor onderweg gaf ik een paar gespreksvragen mee. Precies wat ook jullie gewend zijn om te doen. Hier heet het “Bidden met de benen”. Ik noemde het “Zin in wandelen”: ontdek de zin van wandelen, welke meerwaarde heeft het, maar ook: er zin in hebben, het leuk en aangenaam vinden om te gaan wandelen. Die twee aspecten horen bij elkaar en hoorde ik terug in “Zin in wandelen”.
Wie wandelt ‘verwandelt’, wie wandelt verandert. Wandelen is goed voor de fysiek en ook voor de psyché. En als je met elkaar wandelt kom je nader tot elkaar en ontwikkelen zich nieuwe gezichtspunten. En er komt vaak ruimte voor andere denkbeelden. Het landschap, waarin men wandelt kan een metafoor worden van de situatie, waarin men zich bevindt en de kronkelpaadjes beginnen te lijken op de vele wendingen in je leven. En al wandelend wordt je hoofd leger en je hart voller.
Het is interessant te zien, hoe in de Bijbel geloven en wandelen ook op elkaar betrokken zijn. God zelf wordt als ‘wandelend’ door de Hof van Eden voorgesteld en van Henoch wordt verteld, dat hij wandelde met God. Tegen Abraham zegt de Here God: ‘Wandel voor mijn aangezicht en wees oprecht!’ En hoe ontroerend is het gesprek tussen vader en zoon, als zij op weg zijn naar de Moria? ‘Zo gingen die beiden tezamen’, uiteindelijk zwijgend en in afwachting van de dingen, die komen zouden (Gen. 22). Al wandelend komen de gesprekken op gang, maar de wandeling zelf is ook een metafoor geworden van de weg van het geloof.
Het gaan van de weg van de HEER is het gaan van de weg van de geboden. Het doen van de wil van God is hetzelfde als wandelen in de wegen van de HEER. De Godsvreze komt naar voren in een weldoordachte levenswandel. De joodse wet en traditie worden daarom wel aangeduid met het begrip ‘halacha’ en dat betekent letterlijk de weg, die men loopt of bewandelt.
Ook Jezus zelf was een echte ‘halachist’ of wandelaar. Samen met zijn leerlingen trok hij door het land van Galilea en Judea en onderweg voerde hij gesprekken met hen. En als een vreemde, derde persoon voegde hij zich bij die twee, die wandelden naar Emmaüs, waar hun de ogen opengingen voor de Opgestane! Hij was hun gespreksgenoot geweest zonder dat zij het wisten.
De eerste christenen werden ook wel aangeduid als mensen ‘van die weg’ (Hand. 9: 2).
Ook de bekende filosofische school de ‘Stoa’ ontleent haar naam aan de wandelingen, die men al filosoferend maakte te midden van de zuilengalerijen.
Kortom, al wandelend komt men nader tot zichzelf, de ander en God.
Wandelen in de natuur heeft natuurlijk de voorkeur boven wandelen in de stad, hoewel het wandelen door een drukke winkelstraat ook vragen en gedachten kan oproepen. Maar wandelen in de natuur geeft de wandelaar een gevoel van vrijheid en het maakt hem een beetje tot een ontheemde zwerver: “Wanderungen” zijn wandelingen, maar ook omzwervingen. Je volgt niet perse de rode of de gele paaltjes, maar je ziet wel waar je uitkomt. Wandelen zonder doel of bestemming, louter het wandelen geeft de zin en bevrediging.
Misschien brengt het wandelen in de natuur je op hogere gedachten. Ds. Martinet, een 18e-eeuwse predikant in Zutphen, vond van wel en ging samen met zijn catechisanten de natuur in. En hij schreef er ook een lijvig boekwerk over: “Katechismus der Natuur” (4 dln). Het bewonderen van de natuur versterkte zijn geloof in God. Ik citeer hem nu even:
“De stille Uuren, myn lieve Leerling! welken ons thans vergund worden in deeze aangenaame Landstreek, zo wonder wél geschikt tot Natuurbeschouwingen, wil ik besteeden, Om U en my te verheffen tot den eeuwigen God, den aanbiddelyken Maaker van het Heeläl,...
De schoonheid en de volmaaktheid zyner Werken zyn zodanig groot, dat wy een streelend vermaak vinden, zelfs in de beschouwing van Boomen, van Weiden en van Wildernissen, waarin men anders waanen zou, dat hetzelve niet te vinden zou zyn”.
Nee, zo extatisch en didactisch begeven jullie je niet op pad. Jullie blijven met beide benen op de grond en dat wandelt ook het beste.
Ik geef u voor vandaag ook een paar gespreksvragen mee, die betrekking hebben op de periode van het kerkelijk jaar waarin wij ons gaan begeven, namelijk de veertigdagentijd.
Ik wil afronden met een verwijzing naar die grappige vakantie reclame van PrijsVrij, waarin een vader en zijn dochtertje, die aan het wisselen is en net als haar vader een brilletje op heeft, haar vader overhaalt een glijbaan naar het strand te duwen en zij zegt dan: “Ook zo’n zin in in vakantie?” Zo zou ik tegen jullie willen zeggen: “Ook zo’n zin in in wandelen?”
Méér kennis?
Meer kennis?
Vandaag (5 februari 2024) werd in De Verdieping van Trouw uitvoerig aandacht besteed aan een basisschool in Arnhem, waar een volledig andere leerroute wordt gevolgd. Met veel aandacht voor natuurkunde en andere exacte vakken, want wie daarmee vertrouwd is kan later ongetwijfeld een goede baan vinden.
Ik vind dit een wat beperkte, eenzijdige kijk op de betekenis en de waarde van onderwijs.
Als een reactie van een trouw(e) lezer stuurde ik onderstaand stukje op, dat al of niet geplaatst zal worden in één van de aanstaande edities.
De door Het Mozaïek in Arnhem opgestelde leerroute voor basisschoolleerlingen is indrukwekkend. Ik begrijp de behoefte aan correctie op het gangbare curriculum dat te laagdrempelig is en uitpuilt van plaatjes en leuke opdrachten. Maar moeten leerlingen van groep 6 op Het Mozaïek nu echt natuurkundigen en astronomen worden? Moet wereldoriëntatie nu echt vervangen worden door universum oriëntatie? Deze eenzijdige nadruk op bèta-wetenschappen zal niet veel bijdragen aan hun mensvorming en aan hun plaats in de samenleving. Ik hoop dat er op die school ook dichters, dromers en kunstenaars gevormd worden en dat de zon niet alleen als ‘kern, stralingszone, convectiezone, fotosfeer etc.’ gezien wordt, maar vooral als een bron van licht en warmte, die je op je huid voelt en waar je blij van wordt. Dat de zon je kan toelachen en over je kan opgaan, zoals Jakob bij Pniël beleefde. Méér kennis? Andere kennis graag!
Verwachtingen wekken
Overdenking gehouden in de geloofsgemeenschap “De Drie Ranken” te Apeldoorn op zondag 17 december 2023 (Gaudete – Verheugt u!) – 3e zondag van Advent n.a.v. Lukas 1: 5-24, de derde in een serie met als thema “Als het onmogelijke…”
Verwachtingen wekken
Het 3e verhaal over ‘als het onmogelijke…’ ligt duidelijk in de lijn van de voorgaande verhalen: de 1e over Abraham en Sara, die op hun oude dag nog een kind krijgen; het 2e over de aankondiging van de geboorte van Simson en dan vanmorgen horen wij het relaas van Zacharias en Elizabeth, die onverwacht in verwachting raken van de komst van hun zoon Johannes. Het lijkt wel een combinatie van beide verhalen: hoge ouderdom, omringd door ongeloof, belachelijk zelfs en Johannes wordt al net zo’n ruige en voorlopige figuur als Simson.
Lukas, die dit verhaal vertelt als opening van zijn evangelie, is natuurlijk meer een evangelist dan een historicus. De vraag of alles wel precies zo gebeurd is, zoals hij beschrijft, vindt hij niet zo interessant: het gaat meer om de grote lijn, het grotere verhaal en het grootse perspectief, waarin hij alles ziet gebeuren.
Als we teveel gewicht toekennen aan onze ratio en alleen maar kunnen opperen: hoe kan dat nou? En: heb jij wel eens een engel gezien? En op zo hoge leeftijd nog een kind krijgen? dan schieten we toch langs de kern heen.
Immers, als we zo het evangelie tegemoet treden dan zijn wij het die het verhaal gaan overmeesteren, terwijl het de bedoeling is, dat het verhaal ons overmeestert en dat het ons raakt, in beslag neemt, versteld doet staan en hoop geeft.
Dat brengt me even op het gesprek, dat twee kinderen onlangs op de achterkant van mijn ochtendkrant voerden: een jongetje van 5 en een jongetje van 3 jaar oud. De oudste leest voor uit een Sinterklaasprentenboek en zegt: “Kijk, hier zie je Sinterklaas op zijn paard over het dak rijden”. De 3-jarige reageert en zegt: “Dat kan niet!”. Het broertje gaat naar het volgende plaatje, waarbij hij zegt: “Kijk, hier gooit Zwarte Piet een pakje door de schoorsteen”. “Kan niet!” is de reactie van het 3-jarig jongetje. Zijn oudere broertje gooit het boek dicht en zegt verontwaardigd: “Ik stop ermee. Jij bent nog veel te klein om dit te begrijpen!” Zo is er ook misschien wel een zekere volwassen geestelijke rijpheid en ontvankelijkheid nodig om dit soort (bijbel)verhalen te begrijpen, te verstaan.
Terwijl Lucas ervoor gaat zitten om dat verhaal op papier te krijgen, vraagt hij zich af: hoe zal ik nu beginnen? Waar is het op geïnspireerd? Dat is een heel goede en verstandige vraag. Je kunt dat verhaal over Jezus niet zomaar domweg beginnen; dat verhaal komt niet zomaar plotseling uit de lucht vallen en valt ook niet zomaar ongevraagd en ongewenst op de deurmat, zoals een blauwe envelop. Nee, zo moet Lucas gedacht hebben, dat verhaal staat in een groter verband, er gaat een geschiedenis aan vooraf, er is iets van voorbereiding, en er is ook een sfeer, een milieu, waarin dat verhaal a.h.w. gesmeed wordt en waar het uit voortkomt. De kerk heeft daarom ook de Adventsweken ingesteld, o.a. om na te gaan, hoe het ook alweer begonnen was.
En zo komt Lucas allereerst tot twee heel concrete aanwijzingen: hij noemt een tijd en hij noemt een plaats. M.a.w. hij vraagt zich af: wanneer en waar is het verhaal begonnen? En dan begint hij met het noemen van een naam, die boekdelen spreekt, koude rillingen bezorgt en meteen alles op scherp zet, ja zo scherp als een zwaard, dat Johannes, over wiens geboorte dit verhaal begint, de kop zal kosten! Het noemen van die naam, Herodes, is het aanduiden van een periode, maar ook het typeren van iedere tijd onder bewind van dictators en wereldmachten. Tijden, die zich telkens voordoen – telkens onder andere namen: ik hoef ze niet te noemen of te herhalen, maar zij fungeren als de vertegenwoordigers van macht en onrecht, van onheil en bruut bestuur. Dat zijn de dagen van Herodes...ja, inderdaad, de dagen! (helaas is dat wegvertaald in de nieuwe Bijbelvertaling). En zijn dagen zijn geteld, zijn tijd is altijd beperkt, in iedere periode gaat het altijd om ‘de dagen’ van Herodes.
Zo bevinden we ons samen met Lucas eerst op het vlak van de politiek, van de wereld van de macht, van het profane, het seculiere: allesomvattend, niemand ontkomt er aan. We hebben er allemaal en altijd mee te maken. Maar is dat alles? Nee, ook is van belang te vragen wáár het verhaal begint.
Want Lucas laat ons nu iets zien, wat we eigenlijk niet kunnen zien. Hij begint te spreken en te vertellen over een andere ruimte: het is de ruimte van de eredienst, de ruimte van de religie, de ruimte van de omgang met God. Verborgen omgang, binnen-ruimte. In deze Godvergeten wereld is er een plek, waar geloofd en beleefd wordt, dat God ons niet vergeet. Die plek heet hier ‘de tempel’. Waar is de tempel? Wel, de tempel is overal en nergens. Die tempel is overal, waar twee of drie bijeen zijn in de naam van de drie-ene God; de tempel is daar en overal, waar mensen hun hart opheffen tot God, overal waar mensen God aanbidden in geest en in waarheid. Die tempel is daar, waar mensen plannen smeden om recht en gerechtigheid vorm te geven in deze wereld, waar vredestichters hun stem verheffen en waar de zachte krachten van de liefde het winnen van brute dikdoenerij.
Ik moet denken aan dat prachtige lied: Niet als een storm, als een vloed, niet als een bijl aan de wortel, maar als een glimp van de zon, als een groene twijg in de winter, komen de woorden van God. Niet in het graf van voorbij, niet in een tempel van dromen, hier in ons midden is Hij, hier in de schaduw der hoop.
In dit verhaal van Lucas is het nog wel een concreet gebouw, van stenen en hout, ijzer en goud, maar dat zou niet lang meer duren. Maar, zoals in het geciteerde lied, zo gaat het ook Lucas niet zozeer om een tempel van steen en hout, maar om datgene, waar de tempel voor staat: voor de communicatie met God en voor het handelen naar zijn bedoelingen. Dat er te midden van deze wereld van geweld en terreur, van angst en onzekerheid, een mogelijkheid is om op adem te komen, je geborgen te weten, je angsten te kunnen overwinnen, kortom, dat er een plek, een ruimte is, die hoop geeft, die toekomst aanreikt, waar verwachtingen gewekt worden! Dat is een Godsgeschenk!
Ja, het is inderdaad vooral een plek, waar verwachtingen gewekt worden in doodgelopen situaties.
Te midden van deze vastgelopen situatie, terwijl niemand er eigenlijk meer iets van verwacht, schept de Heer zelf verwachtingen! Dat is wat Lucas probeert te vertellen en hij doet dat indrukwekkend en meeslepend en hij laat Gabriël opdraven vanuit de hemel en er klinken stemmen en alles begint wat onwerkelijk en onvoorstelbaar te worden - duizelingwekkend - , maar wat onmiskenbaar is is dit, dat er een nieuwe toekomst geopend wordt. Dat het onmogelijke mogelijk wordt en dat omdat het gegeven wordt. Die verwachting is een gave, een vrije gift. Valt zomaar in de schoot. Hoeft Zacharias niets voor te doen, bijna niets, zou ik denken. Zoals bij Abraham en Sara, onverwachte verwachting, nooit te oud om te verwachten…
Die stem klinkt rechts van het altaar. Rechts van ons, rechts in ons, in onze hersenen, zou een neuroloog kunnen beweren, is a.h.w. een opening naar boven, naar buiten. Daar is oog voor het onzienlijke, daar ontwikkelt zich de fantasie en de creativiteit. Daar komen gedachten op gang, die te mooi zijn om waar te zijn. Althans, dat roept de linkerhelft er tegen in…maar wat, als ze zowel waar als mooi zijn?
Zacharias staat hier model voor iedereen, die zich niet gewonnen wil geven aan het onmogelijke. Zijn wereld is dichtgetimmerd – en we hebben het zelf gedaan! - en zonder openingen.
Maar die fantasieën en utopieën, die vergezichten en toekomstbeelden laten zich niet voor niets gelden. Gabriël wordt niet voor niets uitgezonden!
Want hoe verrassend is het niet en wat maakt het ook mij blij, dat er zomaar ineens, onverwachts, iets nieuws gebeurt. Dat een doodgelopen verhaal plotsklaps weer vaart krijgt. Als het onmogelijke…
Zacharias wil eerst bewijzen zien, te mooi om waar te zijn, te gek om mogelijk te worden, zo redeneert hij . Wij zijn oud en onvruchtbaar. Dan houdt alles op, toch? Einde verhaal. O ja?
Als je er verder niets over te zeggen hebt, Zacharias, dan kun je misschien beter maar even je mond houden. En zo wordt Zacharias beslist, maar ook heilzaam het zwijgen opgelegd.
Ik denk wel eens: wij redeneren misschien ook wel te veel. We willen alles controleren, beheersen en overzien en alles moet passen binnen ons wereldbeeld. Maar zo sluiten wij ons af en op in ons eigen gelijk, maar het is o zo beperkt – hoe heilzaam is dan het zwijgen, wanneer het zich als een lege ruimte vult met de belofte van iets nieuws. Zo worden onverwachte verwachtingen gewekt. Ook vandaag, bij ons, in deze ruimte, in de stilte.
Op wie lijkt Hij?
Preek gehouden op zondag 5 november 2023 (22e na Trinitatis) in de Catharijnekerk te Heusden n.a.v. Hebreeën 1: 1-12
Op wie lijkt Hij?
Misschien moet ik eerst even uitleggen, waarom ik dit Bijbelgedeelte vanmorgen met u wil overdenken. Op het eerste gehoor heeft het iets willekeurigs en ondoorgrondelijks. Het is een nogal hoogdravende tekst, die je wel drie of vier keer moet lezen om een beetje door te hebben wat hij nu eigenlijk bedoelt. We zitten momenteel midden in de politieke debatten en sommigen kunnen nogal eens uitweiden en dan vraagt de journalist terecht: wat is nu eigenlijk uw punt? Dat kunnen we ook aan deze briefschrijver wel vragen: wat is uw punt? Waar wilt u heen? En als we dat dan engszins op het spoor zijn gekomen dan blijkt hopelijk ook meteen de actualiteit ervan: het lijkt op het eerste gehoor een wat dor en dogmatisch betoog, maar bij nader inzien zal blijken, dat het gaat om een verheldering van wie God is en wie Jezus Christus is en hoe die zich tot elkaar verhouden.
Ja, dan zou je nog kunnen denken: OK, klinkt mij nog wat te abstract en te theologisch allemaal. Kan het ook wat concreter? Wel, ik zal mijn best doen om – als we helder voor ogen hebben, wat de Hebr. briefschrijver bedoelt – enkele lijnen naar onze eigen situatie te trekken.
Het eerste wat mij opvalt is, dat deze brief – en zeker het begin ervan – iets weg heeft van een college. Het stikt van de citaten – in dit geval uit het OT, zoals wij dat noemen – die hij allemaal in zijn tekst opneemt. Het zouden ook voetnoten kunnen zijn, maar dat was toen wellicht wat moeilijk te realiseren, maar dat zou de leesbaarheid van de doorgaande tekst wel ten goede zijn gekomen. Je kunt die citaten ook cursief afdrukken, zoals u vanmorgen op uw scherm hebt gezien.
Hij lijkt iets te willen aantonen, hij wil iets bewijzen, zo lijkt het. Maar wat dan? Wel, hij wil eigenlijk duidelijk maken wie die bijzondere verschijning Jezus van Nazareth nu eigenlijk was – en is. Alle mensen, die hem in het midden der tijden hebben ontmoet hadden een bepaalde indruk van hem. Sommigen hadden hem hoog zitten, anderen vonden hem een oproerkraaier, die maar beter uit de weg geruimd kon worden.
De mensen, die hem hoog hadden zitten, die wil de briefschrijver graag gelijk geven en hij werkt die beeldspraak ook zo goed mogelijk uit. Zo hoog mag hij zelfs zitten, dat hij naast God zit. God wil hem aan zijn zijde. Hij is Gods secondant, zijn troonopvolger misschien wel. Zo zit deze vroege theoloog te filosoferen en te speculeren.
Er is met de komst van deze mens, Zoon van God genoemd, iets bijzonders gebeurd. Jezus heeft het beeld van God veranderd, zo wil hij zeggen. Kijk, vroeger kwam God ook wel ter sprake en aan het woord, maar dat gebeurde vooral door profeten. En wat zij over en namens God zeiden was zeker de moeite waard en behartigenswaardig, maar het kon ook wel eens tot misverstanden leiden, alsof God altijd maar grimmig en vertoornd was en of God zo graag oorlog wilde voeren. Het beeld van God dat de profeten opriepen en schetsten was niet eenduidig, voor misverstanden vatbaar.
Maar nu, in het laatste der tijden, - of: op het laatst, in onze dagen - zo zegt de briefschrijver, heeft God zich geopenbaard of vertoond in de Zoon: hij is de afstraling van zijn glorie en de afdruk van zijn bestaan.
In hem straalde Gods heerlijkheid door: hij was transparant tot op God. Als je hem zag zag je God. Hij was de afdruk van Gods bestaan. De briefschrijver gebruikt hier een interessant woord, namelijk ‘karakter’. Oorspronkelijk betekent dat ‘stempel’, zoals munten werden geslagen met het beeld van de keizer er op. Maar wij kennen het woord ‘karakter’ ook als gezindheid: iemands karakter kan opvliegend of meegaand zijn, ieder heeft zijn of haar eigen karaktereigenschappen. We kunnen van iemand zeggen: hij heeft het karakter van zijn moeder, ook zo lief of zo kribbig, al naar gelang.
Nu krijgen wij hier te horen, dat Jezus het karakter heeft van God.
Als we over God willen spreken kunnen we niet om de Zoon heen, die gestalte rond het jaar 0. Hij was niet zo maar iemand – en toch eigenlijk ook weer wel – want in Hem zagen wij het beeld van God. Hij liet zien wie God is en altijd al geweest is en altijd zal zijn. God is zoals Jezus. Jezus laat zien wie God is: de Vader is als de Zoon, sprekend.
Ik moet hier even aan een onvergetelijk voorval denken uit mijn jeugd. Ik liep eens met mijn vader – ik was een jaar of 14, een brildragende puber – wij liepen samen over de markt in Rotterdam en ineens riep een marktkoopman naar mijn vader: ‘mijnheer, u lijkt op uw zoon!’ Mijn vader vond het een geweldig goeie grap, maar ik had het bijzondere ervan nog niet zo door, denk ik. Maar het is eigenlijk precies zoals ook de Hebr. briefschrijver wil zeggen: de Vader lijkt op de Zoon…of anders gezegd: wil je weten wie de vader is, kijk dan naar de zoon!
Jezus stelt het oude beeld van God op een enorm ingrijpende manier bij...want we dachten, dat God een ongenaakbaar vuur was, een onberekenbare despoot, die maar deed wat hem goed dacht en zich niet bekommerde om wat de mensen overkwam. Maar wacht even: Jezus laat zien wie God in wezen is: barmhartig en genadig, begaan met mensen, uit op hun heil, genezend en zegenend, medelijdend, niet zichzelf zoekend, maar de ander.
Alles wat hij deed en zei – en wat hij leed – maakt helder wie God is en wat Hij doet. En niet alleen vanaf nu, maar dat was eigenlijk altijd al zo en het geldt dus ook met terugwerkende kracht. Dus ook die schepping, waar alles mee begonnen is, dat was geen boze gril van God, geen toevalligheid van uit de hand gelopen microben, geen uiteenspatten van een eeuwige vaas , geen donderslag bij heldere hemel – hoewel het als oerknal dat ook was, feitelijk misschien – maar: deze werkelijkheid en ons bestaan – ja, dat u en ik er zijn – dat alles is een gedachte ten goede, is te herleiden tot op de liefde van God, zoals die zichtbaar verscheen in Christus Jezus.
God is als Jezus. En zo geloven wij ook, dat Hij ons het kwaad niet aanrekent. deze duizelingwekkende werkelijkheid, waar wij nog minder dan een stipje van uitmaken en van begrijpen, is gegrond in de liefde van God. De Zoon van God, in wie God zijn ware gezicht en hart toont, gaat aan de oerknal vooraf! En dat is niet zozeer een kwestie van orde in de tijd, maar in orde van betekenis, in orde van doel en zin. Ook al komt het leven nog zo grillig tot stand en verloopt het volgens patronen en lijnen, die bepaald worden door genetica en evolutie, daarbovenuit geldt en staat a.h.w. in krulletters geschreven: God heeft jou gewild, ook al ben je biologisch en wetenschappelijk gezien een onberekenbaar toeval – en als mensen daarover nadenken kunnen ze ongelofelijk depressief worden – maar vanmorgen en hier mogen wij horen: jij bent gewild en bedoeld: want de Zoon gaat aan alles en iedereen vooraf! Hij is de grond van mijn bestaan! Ik ben terecht gekomen in Zijn wereld! En daar kom ik terecht!
Heeft deze beschouwing van deze briefschrijver ook nog invloed op hoe wij tegen de wereldwerkelijkheid aankijken? Als we bijv. naar de conflicten in het Midden-Oosten kijken en het militaire machtsvertoon en de gruwelijkheden, die aan beide zijden plaatsvinden zien dan wordt God daar soms ook bijgehaald. Dat Hij natuurlijk voor Israël is en dat oudtestamentische profetieën in vervulling gaan en dat het laatste der dagen is aangebroken enz. Dan denk ik: lees nog even wat de Hebr. briefschrijver zegt: in het laatst der dagen, dat is toen en dat is nu – het eeuwige heden – heeft hij gesproken in de Zoon, die het karakter van God in optima forma heeft laten zien. En wat heeft hij dan gedaan en gezegd: heeft hij ooit gesproken over een herstel van de Joodse natie? Heeft hij zijn volgelingen opgeroepen de wapens te grijpen? Nee, niets van dat alles!
Hij sprak over het Koninkrijk Gods en dat is van heel andere orde dan het bezetten van stukken land en het bouwen van muren. Die tijdelijke manier van denken en handelen is voorbijgaand, zal opgerold worden als een filmdoek en we zullen zien wat werkelijk van eeuwige waarde en betekenis is. In de zoon hebben wij het koningschap van God zien oplichten en dat zal ooit de aarde vervullen, maar dat is niet gegrond op geweld en niet gebaseerd op macht, maar op liefde, gerechtigheid en vrede. Laten ook wij alvast in die geest – in Zijn Geest – denken en handelen.
Luthers ontdekking opnieuw verstaan
Overdenking gehouden in de Catharijnekerk te Heusden op zondag 29 oktober 2023 om samen met de Evangelisch-Lutherse gemeente en haar voorganger Ds. Louisa Vos Hervormingsdag te gedenken en te vieren (n.a.v. Romeinen 3: 21-28)
Luthers ontdekking opnieuw verstaan
Luther leefde in een tijd, waarin God, geloof en kerk vanzelfsprekend waren. En zijn zoektocht en ontdekking werden bepaald door die situatie. Van een wanhopig mens werd hij een blij mens, van een opgejaagd mens werd hij een stabiel mens. Van een slaafs mens werd hij een vrij mens.
Kunnen mensen in de 21e eeuw daar nog iets van snappen? Luthers worsteling met God en zijn vragen over genade en rechtvaardiging? Als je in de kerk bent opgegroeid en de catechismus misschien van buiten hebt geleerd dan ken je in ieder geval het theologische jargon, maar begrijpen wij – 21e-eeuwse mensen – kerkelijken en onkerkelijken – waar het eigenlijk over ging en gaat?
De worsteling van Luther over de rechtvaardiging van de goddeloze, zoals hij zichzelf had leren kennen, is dat niet een ver-van-mijn-bed-show? Wie ligt daar van wakker? Misschien moeten we proberen de bijbels-theologische taal wat af te pellen en proberen te ontdekken, hoe de mens er in onze tijd aan toe is. Is het niet zo, dat de mens van de 21e eeuw zich verloren waant in een netwerk van consumptie en leegte, overvloed en onbehagen, waanzin en creatieve mogelijkheden, de mens, wiens situatie zo kernachtig verbeeld en beschreven wordt in de huidige literatuur en beeldende en muzische kunst. Opgejaagd door prestatiedrang, zich rechtvaardigend met diploma’s en klinkende cv’s. Waar en wanneer vindt hij of zij rust en zichzelf, wanneer kan hij zichzelf aanvaarden, zoals hij is. Moeten daar eerst tientallen sessies bij hulpverleners en therapeuten voor gedaan zijn?
Wat betekent geloof en rechtvaardiging in die context? Luther begint in de brief van Paulus aan de Romeinen te lezen en daarin ontdekte hij dat er een omslag had plaatsgevonden, die zijn weerslag had ook in zijn eigen leven. Niet meer dat, maar nu dit. Niet meer de Wet, maar nu de genade. Niet meer de werken, maar nu het geloof. Niet meer straf en toorn, maar liefde en barmhartigheid.
Kan onze tijdgenoot en medemens ook zoiets ontdekken? In opgejaagde situaties, burn outs en gestreste levens ineens ontdekken, dat je leven ondanks alles waardevol is. Dat het aanvaard is door God, inclusief alle gebreken en tekorten. Dat inzien, dat ontdekken, dat aanvaarden en daaruit voortaan leven, is dat niet geloof in de genade van God?
Mensen zeggen vaak: ja, maar ik geloof niet, ik kan niet geloven, je denkt toch niet, dat ik dat allemaal geloof wat in de kerk gezegd wordt en in de Bijbel staat? Ik beschouw mijzelf als atheïst en de wetenschap en het materialistische mensbeeld aanvaard ik als de ultieme waarheid en zo leven wij in een gesloten wereld. Maar ook dan kan het oplichten, dat je er precies zo aan toe kan zijn als Luther: mijn leven is beperkt, begrensd, komt niet tot bloei, ik ben bang, mijn tijdelijkheid grijpt mij aan en wat moet ik doen? Wat is goed, waar ligt de zin van mijn bestaan?
Die vragen zullen blijven, maar op een gegeven moment kan het inzicht doorbreken: ik ben er, niet uit mijzelf, maar als een ongevraagd wonder, volkomen gratuit, zonder aanleiding, zonder reden, - religieuze mensen zullen de liefde van God, zijn genade noemen om er uitdrukking aan te geven. Voor vele anderen is die taal onbekend of te beladen en te besmet door het verleden van kerk en onbegrijpelijke richtingen. Zij zoeken een nieuwe taal, in poëzie en muziek, - en leren het leven te vieren als een geschenk.
Noem het geloof, diffuus en ongearticuleerd, maar in wezen hetzelfde als wat Luther ontdekte: het geloof als genade, geschenk ongegrond.
Geloven is niet het aanvaarden van een paar opvattingen en stellingen uit de christelijke traditie, het is niet het moeten aanvaarden van alle Bijbelverhalen als letterlijk zo gebeurd. Geloven is niet het verstand op nul en de blik op oneindig.
Maar het is gegrepen zijn door de overmacht van de liefde, door de onbegrijpelijke en ongegronde liefde van Hogerhand, die jou gewild heeft, die jou bemint en aanvaardt met al je tekorten, sores en ongedurigheden.
Alleen zo kom je de stress en opgejaagdheid te boven. Alleen zo kom je tot innerlijke rust en komt van daaruit het goede leven in zicht. Goed te leven, niet wettisch en krampachtig, maar vrij en goed voor anderen en voor jezelf.
Want dat is nog wel een belangrijk punt: die omslag en die ontdekking, die je een soort verlichting zou kunnen noemen, is niet alleen om voor jezelf te houden, maar die krijgt een expansieve lading mee. Zoals ook bij Luther en alle anderen, die deze ontdekking deden en doen: je leven krijgt meer glans en kleur en ‘door het geloof alleen’ wordt zo een motto van bevrijding. Dit geloof wordt je uitgangspunt, daaruit vertrek je, daaruit leef je, een gave Gods genoemd, jazeker, een gegeven, een geschenk van onschatbare waarde!
Chevallier aan de wieg van het NBG
Op de website van het Nederlands Bijbelgenootschap heb ik een blog mogen schrijven over mijn boek, waarin Pierre Chevallier als één van de oprichters van het NBG ter sprake komt.
Het begint zo:
"Misschien ken je het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap van de app Mijn Bijbel, van de NBV21, de Bijbel in Gewone Taal of Bijbel Basics – eenentwintigste-eeuwse manieren om de Bijbel dicht bij mensen te brengen. Maar het Bijbelgenootschap heeft zijn wortels in de negentiende eeuw, toen het veel moeilijker was voor de meeste mensen om zelf een Bijbel te verkrijgen en te kunnen lezen".
Het gehele artikel kun je hier vinden en lezen:
Chevallier aan de wieg van het NBG - Bijbel online (debijbel.nl)
God Allemachtig!
Vandaag (14 oktober 2023) wil ik reageren op de column van Nelleke Noordervliet in Trouw, die in feite hierop neerkomt, dat religie de oorzaak van alle problemen in het Midden Oosten is en dat geloven in God onzinnig is, omdat Hij er al die tijd ook niets aan gedaan heeft. Hoe simpel wil je het hebben!
God allemachtig!
Zoals zoveel intellectuelen heeft ook Nelleke Noordervliet (Trouw, 14 okt.) natuurlijk afscheid genomen van haar kinderlijke geloof in een almachtige godheid en heeft ook zij zich bekeerd tot het atheïsme. Immers, als God almachtig was had Hij het niet zover laten komen in de brandende conflicten van vandaag, zo is haar simpele redenering. Maar het is haar blijkbaar ontgaan, dat de christelijke theologie al sinds eeuwen afscheid genomen heeft van deze metafysische Alleskunner en Tovenaar. De kerk gelooft evenmin, dat God als bij toverslag de conflicten zal oplossen, maar zij gelooft wel in de almacht van de liefde, die mensen en situaties helend kan veranderen. In die zin kan religie wel degelijk een positieve bijdrage leveren aan de oplossing van vastgelopen situaties en kan zij niet simpelweg als de oorzaak van de problemen aangewezen worden, zoals Nelleke beweert.
Barthold Reinier de Geer
Prof. dr. jhr. Barthold Reinier de Geer van Jutphaas (1791-1840)
Zijn bijzondere naam en titels schrikken op het eerste gezicht misschien een beetje af, maar hoe beter je deze persoon leert kennen hoe innemender, nabijer en gewoner hij wordt.
Althans, dat is mijn ervaring, nu ik ongeveer een half jaar mij aan het verdiepen ben in zijn leven.
Hoe ik hem op het spoor gekomen ben vertel ik later nog wel eens. Nu even kort iets over deze opmerkelijke figuur om een indruk te krijgen wie hij was en waarom hij mij intrigeert.
Allereerst iets over zijn familie. De familie De Geer is een invloedrijke en bemiddelde familie geweest ten tijde van de Republiek, waarvan een deel zich vestigde als industriëlen in Zweden en actief was in de ijzerwinning en wapenindustrie. Barthold Reinier de Geer was een zoon van Barthold de Geer en Jacoba Gijsberta Beatrix van Vianen, die in Huize de Geer woonden tussen Utrecht en Nieuwegein.
Minister-president De Geer behoorde tot deze familie en ook de bekende regisseur en televisiemaker Ursul de Geer (1946-2020) was een nazaat van deze familie. Maar geen van beiden rechtstreeks van Barthold Reinier, want hij is zijn leven lang vrijgezel gebleven en heeft dus (voor zover ik weet) geen nageslacht verwekt.
Barthold R. was theoloog en werd predikant in Lienden en Vreeland. Daarna kreeg hij een aanstelling als hoogleraar in Franeker, waar sinds 1815 officieel geen universiteit meer was, maar een Athenaeum Illustre. Hij doceerde daar hermeneutiek Nieuwe Testament en ook Vaderlandse Geschiedenis. Hij heeft interessante publicaties op zijn naam staan o.a. over hoe men op een zinvolle en vruchtbare manier de Bijbel moet lezen en over de betekenis van de belangrijkste Reformatoren. Bovendien heeft hij een autobiografie geschreven, die nooit is gepubliceerd, maar in handschrift aanwezig is in het Utrechts Archief. Bijzonder vermakelijke en interessante lectuur.
Omdat hij leed aan een oogkwaal zocht hij soelaas bij een befaamde oogarts in Duitsland. Over zijn bezoek aan die arts en over andere reizen door Frankrijk en Zwitserland heeft hij ook een uitvoerig verslag geschreven.
Kortom, materiaal genoeg om een interessante biografie over deze bijzondere man te schrijven.
Duvel 6.66
Duvel 6.66
Mijn oog viel deze week op een reclamezuil in Apeldoorn. Het Vlaamse Duvelbiertje werd aangeprezen met de toevoeging 6.66. Natuurlijk allereerst om het alcoholpercentage mee aan te duiden. Verre van 0.0. Het zal eerder tot de categorie Triple behoren, vermoed ik.
Op een terras heb ik wel eens een Duveltje besteld. ‘Ik zal in de kelder voor u kijken’, zei de ober veelbetekenend. ‘Wel in een flesje, hè, niet in een doosje’, merkte ik schertsend op, maar hij keek wat wazig en begreep blijkbaar mijn (flauwe) grap niet.
Maar nu even ter zake: ik constateer alom in onze samenleving een verregaande en verder gaande secularisatie. Van het Corpus Christianum d.w.z. de situatie waarin de cultuur en de samenleving doordrenkt waren van christelijke waarden en zichtbare uitingen van geloof en religie algemeen geaccepteerd waren, zijn nog slechts fragmenten en verre reminiscenties over.
Zo vertoefde ik onlangs in een voormalige rooms-katholieke kerk, waarin men nu een lekker biertje wist te brouwen – Naekt heette het (het terras buiten heette daarom Naektstrand) – en uit te serveren, maar toen ik rond de toog nog enkele losse orgelpijpen zag staan en het fraaie middaglicht door de gebrandschilderde ramen naar binnen zag vallen kreeg het biertje voor mij toch een vreemde bijsmaak.
Steeds minder mensen schijnen daarover te treuren. Ook in Duitsland is de leegloop van kerken schrikbarend massaal aan het toenemen: Duitsers hebben de buik vol van het ‘instituut kerk’, zo las ik deze week in de krant. Wat zal er daar met al die kerken gebeuren?
Nu moeten we natuurlijk wel ervan doordrongen zijn, dat de teloorgang van het Corpus Christianum al een lange tijd gaande is en zeker niet het einde betekent van de betekenis en waarde van het Evangelie. Mogelijk doen zich hierdoor juist nieuwe kansen voor en worden we aangespoord om onze blikrichting te verschuiven naar andere – misschien zelfs meer wezenlijke - aspecten van het christendom, die zichtbaar zijn of worden in de samenleving en in de levens van gewone mensen. Dus geen krokodillentranen over verbouwde kerken – hoewel het even slikken is – maar oog hebben of krijgen voor waar het in het Evangelie over gaat en beseffen dat dat zich op velerlei wijzen kan manifesteren. God laat zich niet opsluiten in kerken!
Die tendens om kerken aan de religie te onttrekken was al ingezet met de Franse Revolutie. Ik lees momenteel een manuscript van Ds. Barthold Reinier de Geer (1791-1840), waarin hij verslag doet van zijn reiservaringen door Frankrijk en zijn uitvoerige bezoek aan Parijs in 1834. Hij bezocht o.a. de Eglise de St. Geneviève, die in 1789 aan de katholieke eredienst was onttrokken en waarin vervolgens gedenktekens van grote mannen, zoals Voltaire en Rousseau een prominente plaats kregen. De kerk als een Memoriaal van de Rede en de Revolutie!
Maar – en nu kom ik even bij de titel van mijn blog – bij alle vergetelheid van en onverschilligheid tegenover het Evangelie maakt men er soms wel graag gebruik van om een opmerkelijk of shocking statement te maken. Zo komt de toevoeging 6.66 niet uit de lucht vallen, maar wel rechtstreeks uit de Openbaring van Johannes, waarin het getal 666 als een symbolische aanduiding van de grote tegenstander wordt genoemd. Het gaat er mij nu niet om, wie of wat er precies wordt bedoeld met dat vreemde getal (meest voor de hand liggend wellicht keizer Nero), maar dat een bierfabrikant dit getal met een knipoog inzet om te laten weten, dat we hier met een krachtig en misschien wel gevaarlijk biertje te maken hebben.
Wel jammer, natuurlijk, dat steeds minder mensen oog hebben voor dit soort verwijzingen naar de Schrift. Maar vooral jammer, dat men blijkbaar alleen nog maar op een niet-serieuze manier naar de Bijbel kan verwijzen en deze alleen nog gebruikt als grabbelton voor reclamedoeleinden.
Ketenen verbroken
Preek gehouden op de 2e zondag van de zomer 2 juli 2023 in de Protestantse Wijkgemeente Hattem (Emmaüskerk) – Keti Koti – n.a.v. Deuteronomium 5: 6-21 en Galaten 3: 23-29
Ketenen verbroken
Van de week las ik in de krant, dat een predikant zijn preek had laten maken door ChatGPT, die Google-robot, die antwoord geeft op al je vragen en op basis van je input een stuk tekst voor je produceert. Ik dacht, laat ik voor de grap ook eens kijken wat AI (Artificial Intelligence) te bieden heeft als het gaat om Keti Koti. Je moet je vraag zo nauwkeurig mogelijk stellen, natuurlijk, dus ik begon zo: schrijf een preek n.a.v. Keti Koti over wat de Bijbel zegt over slavernij en wat christelijke vrijheid in dit opzicht betekent en graag niet meer dan 1200 woorden. Zoiets had ik gevraagd. De machine is even aan het nadenken, zo lijkt het, en ik kreeg dit antwoord:
“Ik ben een AI taalmodel en ik ben niet in staat om preken te schrijven. Ik kan u echter wel helpen met informatie over de slavernij vanuit bijbels perspectief en wat christelijke vrijheid betekent. Heeft u specifieke vragen of onderwerpen waarover u meer informatie wilt?”
Ik vond dit een verrassend en eerlijk antwoord en ik ben toen, zoals altijd, zelf maar aan de slag gegaan.
Wat ik allereerst bijzonder vind is, dat juist sinds de laatste jaren er zoveel aandacht voor en inzicht in het slavernijverleden boven water is gekomen. Er is een toegenomen bewustwording gaande, die zowel geldt voor de slachtoffers van slavernij als voor degenen, die nazaten zijn van hen die slaven hielden. De Nederlandse samenleving, de overheid, de kerken, de kapitaalbezitters, de inwoners en nakomelingen van vroegere koloniën: allemaal hebben zij hun eigen rol gespeeld en staan nu voor een nieuwe werkelijkheid: die van schaamte en excuus, van schuld en slachtoffer-zijn, nog altijd met wonden van een verleden, dat doorwerkt in het heden.
Vroeger waren we ongegeneerd trots op ons verleden, de Gouden Eeuw en de bloeiende VOC en WIC – en sommigen wijzen nog steeds met enthousiasme naar die bloeitijd – en natuurlijk was die er ook en het heeft grootse resultaten opgebracht, zowel financieel-economisch als artistiek en de resultaten zijn nog steeds zichtbaar in steden en musea. Maar langzamerhand begon er iets te knagen, want ten koste van wie werd dit allemaal verworven? Hoe kon het gebeuren, dat zo lange tijd er nauwelijks kritische vragen werden gesteld bij slavenhandel en slavenhouden? Het was een algemeen geaccepteerd verdienmodel en het werd als onmisbaar voor economische bloei beschouwd.
Je zou denken: Nederland was toch een christelijke natie? In vele kerken hingen de 10 geboden pontificaal aan de wand en toch kon het tot dergelijke misstappen komen.
We hebben vanmorgen de Tien Woorden in de versie van Deuteronomium gehoord en daarin wordt het houden van het 4e gebod, de rustdag, gemotiveerd vanuit het zelf slaaf geweest zijn in Egypte. Je weet toch nog wel, hoe vernederend en mensonterend het was om daar te ploeteren en dat je geen enkele vrijheid genoot en als een stuk gereedschap werd gebruikt en gezien? Zo zul je nu toch zelf niet handelen t.a.v. je personeel, van wie in jouw dienst staan? Ze hebben allemaal recht op een vrije dag, ook je slaven en slavinnen. Ja, ze worden in één adem genoemd met enerzijds hun zonen en dochters, maar ook met hun runderen, ezels en andere dieren. In economisch opzicht wordt er geen onderscheid gemaakt: het zijn instrumenten, werktuigen om het werk mee te doen. Er worden geen vraagtekens geplaatst bij de slavernij op zichzelf in dit stadium van de geschiedenis, maar vanuit het geloof in God, die Jahwe, de Bevrijder genoemd wordt, wordt wel aandacht gevraagd voor menselijkheid en respect. Een slaaf – of zoals men wil: een tot slaaf gemaakte – is mens als ieder ander. Heeft ook rechten, i.i.g. minstens op een vrije dag.
In de periode van het Nieuwe Testament is de slavernij nog steeds een geaccepteerd instituut, maar toch komt er iets in beweging. Het evangelie gaat als een dynamo voor verlichting zorgen en als dynamiet uiteindelijk onder het instituut gelegd worden.
Maar eerlijk is eerlijk: de praktijk liep lange tijd ver achter bij de heilzame theorie. De door het evangelie van Jezus Christus gegrepen apostel Paulus stelt ondubbelzinnig vast, dat er in Christus helemaal geen menselijke onderscheidingen meer gelden. Ieder onderscheid is letterlijk discriminatie. Niemand is meer, niemand is minder. In Christus is alle onderscheid opgeheven, niet meer geldig. Want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God: geen Joden en Grieken meer, geen mannen en vrouwen meer, geen slaven of vrijen meer. Allen één in Christus Jezus! Je kunt ook zeggen: van Hem uit gezien, in Zijn ogen is iedereen hetzelfde, namelijk mens, kind van God, zonder onderscheid. Misschien kun je wel zeggen: Paulus bedoelt: (in Christus) in principe is iedereen gelijk.
Dat is heel radicaal en ontwrichtend voor de maatschappij, zoals die bestond en bestaat. En hoe lang heeft het niet geduurd, voordat in de kerk het onderscheid tussen mannen en vrouwen werd opgeheven (inzake de ambten)? Paulus beschrijft een werkelijkheid die utopisch is, zou je kunnen zeggen. In Christus is het waar en geldig, maar in de wereld van alledag is het nog ver te zoeken. Maar zij moeten wel op elkaar betrokken worden. Het is niet zo, dat er één of andere utopische waarheid bestaat, die los staat van onze werkelijkheid. Nee, die utopische waarheid moet gelding krijgen in onze weerbarstige werkelijkheid. En dat gebeurt…langzaam en in fasen en onvolledig. Maar de gemeente van Christus moet daarin het voortouw nemen en zich laten leiden en inspireren door deze gedachte: kijk, zo moet het zijn, zo is het bedoeld.
Maar het tragische is, dat de kerk zelf ook achter gebleven is en de vrouwen hebben achter gesteld en de slavernij hebben geaccepteerd als een voldongen feit of een onmisbaar instituut. Slechts enkelen verhieven hun stem en tekenden protest aan. Maar hun stemmen werd vaak overschreeuwd door de bonzen en de bazen, de mannetjesputters en de grootgrutters.
Dat zijn de zwarte bladzijden uit de geschiedenis van de kerk en ze komen nu meer en meer aan het daglicht, dat zij moeilijk kan verdragen.
In de 18e eeuw was er een zekere Afrikaanse jongen uit Ghana naar Nederland gebracht, meegenomen en zijn nieuwe naam en functie werd Ds. Capitein. Guus Kuijer heeft ooit een prachtig boek over hem geschreven o.d.t. ‘De Redder van Afrika’ (nogal ironisch bedoeld), want deze man werd in dienst van de WIC teruggezonden naar Ghana om daar onder zijn volksgenoten het evangelie te verkondigen, wat echter één groot fiasco werd. (Op Wikipedia en op biografischportaal.nl en in het boek van Henri v.d. Zee ‘’s Heeren slaaf. Het dramatische leven van Jacobus Capitein’ kun je meer over hem te weten komen.)
Jacobus Elisa Johannes Capitein (1717-1747) was de eerste zwarte predikant die in Holland werd opgeleid. Hij was zelf een voormalig slaaf en verdedigde in zijn academische verhandeling dat christenen in slavernij mochten worden gehouden. Hij had theologie gestudeerd aan de Universiteit van Leiden en promoveerde in 1742 op een proefschrift getiteld “ De servitude, libertati christianae non contraria (Over de slavernij als niet strijdig met de chr. vrijheid)). In dit proefschrift betoogde hij dat slavernij niet tegen de Bijbel inging en dat het christendom geen bezwaar had tegen slavernij.
Dit is toch diep triest: Hoe is het mogelijk, dat de christelijke gemeente zo verblind is geweest en zo ingewikkeld was geraakt in economische belangen, dat zij een tot slaaf gemaakte hun eigen praktijken liet verdedigen en dat nog wel op Bijbelse gronden?
Keti Koti: gebroken ketenen. Natuurlijk allereerst die van de slachtoffers van de slavernij. Goddank is dat gebeurd. Maar er moesten en moeten meer ketenen verbroken worden, die van het vastzitten aan het geld en het economisch gewin en het lezen van de bijbel naar eigen goeddunken, zelfs ter verdediging van eigen goddeloze praktijken. Keti Koti dus ook voor ons een aanleiding tot bezinning en omkeer, een loskomen van vastgeroeste meningen en rigide mensonterende indelingen. Pas dan komt wat Paulus beoogt en betoogt meer en meer in zicht: u bent allen tot vrijheid geroepen en u bent allen één in Christus!