Interview(tje) over mijn boek
Over Pierre Chevallier op YouTube
De Protestantse Gemeente "De Drie Ranken" in Apeldoorn heeft als thema voor de Veertigdagentijd gekozen Het leven begint met zeVen. Genesis 1 is daarbij uitgangspunt en zo is er ook een serie video's gemaakt, waarin verschillende mensen iets vertellen over wat zij 'scheppen'.
Collega Ad Wijlhuizen (de wijkpredikant) maakt die filmpjes en zo vroeg hij mij of ik iets wilde vertellen over het 'scheppingsproces' van mijn boek (in wording).
Op mijn studeerkamer heeft hij onderstaand filmpje gemaakt:
https://www.youtube.com/watch?v=VHZ6UOgf-hc
Dag 3: water, land en bomen
Overdenking gehouden op de 3e zondag in de Veertigdagen 20 maart 2022 in de Protestantse Gemeente “De Drie Ranken” in Apeldoorn n.a.v. Genesis 1: 9-13
Het leven begint met zeVen
3. water, land en bomen
In de opeenvolging van dagen is dag 3 wel een heel cruciale dag. Dan begint het er op te lijken. Als we Genesis 1 beschouwen als een opera of een toneelstuk dan kun je de dagen 1 en 2 als een ouverture beschouwen, maar op dag 3 worden de essentiële stukken uit de kast gehaald en neergezet. De grote choreograaf maakt nu echt meters, als Hij de aarde tevoorschijn roept en de oceanen en zeeën hun plaats wijst en wanneer de aarde bezaaid wordt met bomen, kruiden en planten.
Je zou kunnen zeggen: hoofdstuk 3 van het script vormt de kern of de basis van al wat nog komen gaat. Er wordt een ruimte gecreëerd, waarop nog meer stukken kunnen geplaatst worden, het decor nog verder uitgebreid kan worden, zodat op den duur het eigenlijke spel kan gaan beginnen.
Hoe lang dat allemaal geduurd heeft, voordat de mens tevoorschijn komt, is voor de verteller van Genesis 1 eigenlijk geen vraag. Nu weten wij, of denken wij te weten, dat er miljarden jaren nodig geweest zijn om de planeet, die Aarde heet, bewoonbaar te maken. Maar wat betekenen die jaren eigenlijk als er geen mensen zijn. Een jaar is een menselijke maat en wat aan de mens voorafgaat gaat boven zijn pet. En wat daar boven gaat noemen wij nog steeds stamelend ‘God’. En daarom spreekt Genesis 1 nog steeds tot onze verbeelding, eerder dan tot ons verstand.
Het is de kinderlijke verbeelding die aan het woord is. Dag 3 is geen exacte beschrijving van hoe de aarde, het water en het groen tot stand kwamen, maar een summiere weergave van de noodzakelijke rekwisieten om het ‘spel leven op aarde’ mogelijk te maken. Genesis 1 lezen we als een Inhoudsopgave van een veel dikker boek, dat geschreven wordt en nog lang niet uit is, zo hopen wij.
Psalmdichters hadden er ook een handje van om zo naar de ons omringende werkelijkheid te kijken. Een mooi voorbeeld daarvan is Psalm 104.
Ik citeer er een paar verzen uit, die betrekking hebben op de 3e dag:
U hebt de aarde op pijlers vastgezet, tot in eeuwigheid wankelt zij niet. De oerzee bedekte haar als een kleed, tot boven de bergen stonden de wateren.
Toen U hen dreigde, vluchtten zij weg; U stelde een grens, die zij niet overschrijden, nooit weer zullen zij de aarde bedekken.
U leidt het water van de bronnen door beken, tussen de bergen beweegt het zich voort. U bevloeit de bergen vanuit uw hoge zalen, de aarde wordt verzadigd en vruchtbaar: gras laat U groeien voor het vee en gewassen, die de mens moet verbouwen.
De aarde, het water en het groen – alles werkt als een prachtige eenheid samen. Het wordt neergezet als een decor, waarop de mens zal verschijnen op dag 6. En hij kan er op leven en er van leven. Hoe mooi is dat! Hoe mooi is dat bedacht. Tov, zo klinkt het dag na dag. Hartstikke tov!
Maar nu zit er toch ook een addertje onder het gras, want het decor is niet in zijn eigen waarde gelaten.
M.n. in de laatste eeuwen heeft de mens een heel andere kijk op zijn decor gekregen. Natuurlijk is de aarde er om op te wonen en te werken, natuurlijk is het water er om er van te drinken en in te spelen, natuurlijk zijn de bomen en de gewassen er om van te leven, om de vruchten ervan te plukken.
Maar de mens is steeds meer zijn boekje te buiten gegaan door de aarde uit te mergelen en zodanig te exploiteren, dat zij er onder begon te zuchten. De mensen begonnen het water steeds meer te zien als een plas om afval in te lozen en plastic in te laten zwemmen en zoveel mogelijk vissen eruit te hengelen. En de bomen, ze werden bij bosjes omgezaagd, hele kale stukken land ontstonden, waardoor overstromingen konden ontstaan; de gewassen werden veredeld – en dat was prachtig – maar ook verdwenen soorten en werden groenten giftig door chemicaliën en andere toevoegingen.
Kortom, de mens maakte er op den duur een potje van. En dat kwam vooral, omdat men de 3e dag had gekaapt. Ze dachten, dat die er alleen was geweest om er ten dienste te zijn van hen. Dat het alleen maar was neergezet voor hen om er mee te kunnen doen, wat men maar wilde.
Natuurlijk is het niet alleen maar kommer en kwel. De wetenschappelijke en economische benadering van de natuur is niet alleen maar verlies en rampspoed, maar toch is het tijd voor aanpassing, correctie en bijsturen.
Steeds meer mensen zien gelukkig in, dat de natuur – alles wat op dag 3 in het leven is geroepen – ook haar eigen verhaal heeft, haar eigen leven, haar eigen rechten.
We zullen weer wat meer moeten leren van de psalmdichters en van latere denkers en poëten, eerbied en respect tonen voor wat is en leeft. Een boom is een levend wezen en niet alleen maar een stuk hout om een kast van te timmeren. We zullen onze utilitaire benadering en omgang met alles wat ons omringt moeten afleren. Onze ‘omgeving’ was er eerder dan wij. De 3e dag kan wel eens heel lang geduurd hebben en zich ontwikkeld hebben zonder dat wij er een hand naar hebben uitgestoken.
Daarom zullen we eerbied en terughoudendheid moeten leren. En niet alleen , omdat we te maken krijgen met de funeste gevolgen van onze natuuroverheersing en – uitbuiting: de gevolgen zijn maar al te schrikbarend: smelten van de ijskap, verhoogde zeespiegel, uitgemergeld land, vervuilde lucht en bodem, …het rijtje is eindeloos en wij kennen het allemaal.
Misschien zou het helpen als we ook theologisch wat krachtiger de eigenwaarde en zelfstandigheid van de schepping zouden uitdragen. Gelukkig zijn er al heel goede aanzetten gegeven, bijv. door paus Franciscus, die enkele jaren geleden zijn encycliek ‘Laudato Si’ schreef. Een eco-theologie, die er mag zijn en die onze planeet goed kan doen.
Van protestantse zijde noem ik het prachtige werk van Prof. Jürgen Moltmann, de Duits theoloog, die al 60 jaar zijn inzichten wereldkundig maakt. ‘Die Quelle des Lebens: Der Heilige Geist und die Theologie des Lebens’ heet een van die boeken, waarin hij aandacht vraagt voor onze omgang met de natuur. Het is een geloofsopdracht om de werkelijkheid om ons heen, waar wij zelf deel van uitmaken en aan deelnemen, te zien als Gods werkelijkheid, een bezielde werkelijkheid, waarin alles en iedereen beademd is door Gods Geest, die al scheppend, sturend en wenkend haar gang door de geschiedenis gaat.
De schepping zucht, inderdaad, - Paulus, dat heb je goed opgemerkt – maar ook: zij is in barensnood. En dat geeft hoop en inspiratie om ook zelf als vroedvrouw of vroedman helpend, sturend en verlossend bezig te zijn.
Ik vroeg, wie is de goudsmid van de zon,
Wie gaf de sterren de ruimte,
Wie plantte de maan in het veld van de nacht?
Ik vroeg, wie gaf visie aan mijn ogen, kleur aan het gras,
toonhoogte aan de vogels?
Wie heeft het denken bedacht, wie het luisterend oor?
Wie heeft het zinspelen in de mond gelegd?
Zeg het mij met zijn woorden.
Want voor hem klopt een hart in mijn keel.
Hoger opgeleid
Preek gehouden in de Catharijnekerk te Heusden op 2e zondag in de Veertigdagentijd (Reminiscere – Gedenkt) 13 maart 2022 n.a.v. (Exodus 34: 29-31) Lukas 9: 28-38
Hoger opgeleid
Ik volg het klassieke leesrooster voor de 40-dagentijd, waarin op de 1e zondag wordt stilgestaan bij Jezus’ verzoeking in de woestijn en op de 2e (vandaag) bij de verheerlijking op de berg. Twee contrasten, maar wel innerlijk met elkaar verbonden.
Ik begin met eerst een opmerking te maken over de vertaling, die wij zojuist lazen en hoorden. Daarin kwamen we het woord ‘levenseinde’ tegen. Dat vind ik, zacht uitgedrukt, niet zo’n geslaagde vertaling. Het doet mij ook teveel aan een ‘kliniek’ denken. Ik denk dat het woord ‘levenseinde’ niet van toepassing is op de Levende. De grote r-k theoloog Schillebeeckx noemde zijn boek over Jezus niet voor niets “Jezus, het verhaal van een Levende”. In oudere vertaling stond, dat Jezus zijn ‘uitgang’ in Jeruzalem ging volbrengen. Dat is ook een vertaling, die allerlei ongewenste associaties oproept, dus dat komt ook niet meer in aanmerking. Het woord dat in de grondtekst staat is ‘exodus’ en roept dus meteen allerlei herinneringen op aan dat bijbelboek met die naam: het gaat om bevrijding uit slavernij, om een bevrijding uit de nood. In dat perspectief wil Lukas het lijden en sterven van Jezus zien: het is een afgang, die een opgang is, een uitgaan met een zicht op Pasen. Ik zou het eigenlijk nog het liefst onvertaald willen laten staan: Hij gaat zijn ‘exodus’ volbrengen.
Vandaag – de 2e zondag - neemt Hij ons mee omhoog. Zo’n 8 dagen later. De 8e dag is de 1e dag opnieuw, nadat er 7 zijn volgemaakt. Het lijkt een onbeduidende aanduiding, maar door de 8 ter sprake te brengen zet Lucas dit hele verhaal meteen in het perspectief van de eeuwigheid. Van de voltooing van de tijd, wanneer alles tot zijn bestemming komt. Je kunt ook zeggen: wat hier verteld wordt vindt plaats buiten de tijd. Er zijn 7 dagen, de 8e is een surplus, die gaat eroverheen. Dus de kalender maar weer opgeborgen; het gaat hier over iets boven-tijdelijks – iets daarvan vinden we ook terug in de wiskunde, waar het symbool van oneindig een 8 in liggende positie is. Wij gaan er niet zelf bij liggen, integendeel, wij worden eerder in opstandingspositie geroepen. Pasen is hier bij voorbaat al present.
En zo zijn wij hier om op de hoogte te worden gebracht. Hij, onze Voorganger, leidt ons op, zouden we kunnen zeggen: wie zijn leerling wil zijn krijgt een opleiding, hoger onderwijs. Een top-opleiding. Hij brengt ons in hogere sferen en wat we te zien krijgen is ongehoord. We komen in de lichtglans van Gods aanwezigheid, als we dicht bij Jezus in de buurt verkeren is God niet veraf. En dat daar dan in die glans en glorie Mozes en Elia verschijnen, dat geeft te denken.
Het gaat hier om hogere sferen, om een innerlijk openstaan voor de ontmoeting met Mozes en Elia. Om een innerlijke bereidheid om in gesprek te gaan met deze heiligen van de eerste dagen.
Wat Jezus doet is in gesprek gaan met zijn illustere voorgangers, oude bekenden, mensen van voorbij, die hem echter in levende lijve verschijnen, omdat zij in een hogere wereld vertoeven, zeg maar, bij God. Want, zo heeft Jezus zelf gezegd: God is niet een God van doden, maar van levenden en voor Hem leven zij allen. Zolang wij zeggen, dat dat niet kan of niet bestaat, bevinden wij ons op de begane grond en missen de clou van deze top-ontmoeting.
Dat Jezus in gesprek wil gaan met Mozes en Elia geeft aan, dat hij de traditie belangrijk vindt.
Jezus zóekt inderdaad zijn weg en hij doet dat door in gesprek te gaan met Mozes en Elia. Hij vraagt hen: wijs mij de weg ten leven! En Mozes zegt dan: heus, het is niet te hoog, het is niet te diep, het is een teken in uw hand, een licht dat in uw ogen brandt. Nee, heus, het is niet aan de overzij, het is ook in de hemel niet, of in de sterren geschreven…nee, het woord van liefde, vrede en recht is in uw eigen mond gelegd, ja is in uw hart geschreven. Rondom u klinkt de stem van God: vlak voor u ligt de weg ten leven!
Mozes had het zelf ook hogerop gezocht en ontvangen, immers?! De tien woorden. “Ken je die wel, Jezus?” “Ja, die ken ik”, zegt Jezus. “Toen een jongeman aan mij vroeg wat hij moest doen om het eeuwige leven te be-erven, heb ik hem verwezen naar de tien woorden. Maar die had hij al heel zijn hele leven volbracht, zei hij toen. Toen zei ik tegen hem, dat hij alles moest verkopen en aan de armen geven en mij moest volgen, maar dat leek hem onmogelijk en te zwaar. Niet te doen, zei hij en hij deed het dus niet”.
Maar hij had blijkbaar niet in de gaten wat de wet eigenlijk beoogt, namelijk liefde tot God en liefde tot de naaste. Hij had gedacht: als ik regel 1 t/m 10 netjes opvolg, zo goed mogelijk, niet overdreven natuurlijk, iedereen maakt wel eens een foutje, we zijn allemaal zondaars, nietwaar? dan kom ik er wel. Hij had de letter gedaan, maar de geest niet begrepen.
Ik denk, dat Jezus en Mozes het daar met elkaar over de wet hebben gehad, over de woorden van de Sinaï en van de Bergrede – en dat het samengevat wordt in het gebod van de liefde, dat geen gebod is. Vast en zeker!
En dan Elia. “Elia”, zo vraagt Jezus aan hem (zo stel ik mij voor), “wat moet ik volgens jou doen en laten”?
Elia zegt: je moet vooral de Baäl afzweren. Jezus zegt: ik heb nog nooit een baäl gezien, dat is toch zo’n flutgod uit de ouwe doos? Die hebben we hier helemaal niet meer… Vergis je niet, zegt Elia, hij komt in allerlei gedaanten voor. Ik zal het kort samenvatten, zegt Elia, want anders wordt de preek te lang…de baäl is een BH-god: de god van het beheersen en het bezitten, en de god van het halen, hebben en behouden. Het is de god van alles willen begrijpen en bevatten, de god van de overmoed en alles-zelf-willen-beheersen. Maar gij geheel anders, wij hebben de God van Israël leren kennen, wiens Naam is: Ik zal er zijn! Hij is een God van genade, ontferming en liefde. Hij zegt: Ik zal er zijn, waar je ook gaat of staat. Hem dienen betekent het leven aanvaarden als een geschenk. Niet het leven in de hand hebben, maar uit zijn hand ontvangen. Luister naar mijn naam, zegt Elia, d.i. Jahwe is mijn God!
O ja, en nog iets, zegt Elia..ik heb ook geleerd, dat je de baäl niet met geweld kunt uitbannen. Dat dacht ik eerst wel, met donder en bliksem de mensen tot inkeer te brengen, maar dat liep op niets uit. Nee, uiteindelijk ontmoet je de Hoge en de Verhevene in de stilte, in de ijle lagen van je bewustzijn, als alles in je en om je heen stil wordt, zoals hier op deze berg, in deze ruimte, in dit uur: …
Gij badt op enen berg alleen,
en... Jesu, ik en vind er geen
waar 'k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn ogen sla;
en arm als ik en is er geen;
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet!
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!
Ja, dat is de onvergetelijke en onnavolgbare Guido Gezelle. Ik probeer het bidden en de verheerlijking op de berg in één en dezelfde oogopslag te zien: bidden is je in hogere sferen begeven, bidden is in gesprek raken met je voorgangers en van hen leren en zo je weg vervolgen.
Op het seminarie – een periode internaat vooafgaande aan je werk in de gemeente – leerde ik een collega kennen, die mij toevertrouwde, dat hij zijn gebed altijd eindigde met de woorden:...’en doe de groeten aan Gunning’. Gunning was een 19e-eeuwse theoloog, die hij erg bewonderde en wiens werk hij graag las. Ja, zo ontstaat er een band met iemand, je trekt a.h.w. met hem op en zo zie ik de ontmoeting van Jezus met Mozes en Elia eigenlijk in datzelfde licht staan als de groeten aan Gunning.
En zo, bemoedigd door Mozes en Elia, ging Jezus zijn weg…naar beneden weer, steeds lager en dieper, tenslotte zo diep zelfs, dat hij een lam werd, dat de zonde der wereld wegdroeg.
O ja, ik nodig u tenslotte uit om in alle rust even te kijken naar deze 12e eeuwse icoon, afkomstig uit het Sinaï-klooster in Egypte. Er is vast wel e.e.a. over te zeggen, maar dat doe ik niet, behalve dat ik u wijs op het verschil in houding en grootte, transparantie en verhevenheid tussen de drie figuren boven en de drie gestalten beneden...maar ook, er is een verbinding. En als we lang genoeg kijken dan ontdekken we, dat we zelf aangekeken worden en dat de vraag opklinkt: en jij, waar ben jij?
Ik was met Petrus op de heilige berg en wij hoorden een stem die zei: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in hem vind Ik vreugde’. Op Hem houden wij onze ogen gericht als op een lamp, die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in onze harten.
Boekje eerste preken
Eerstelingen
In samenwerking met enkele vrienden in Heusden en dankzij een legaat van een echtpaar uit die gemeente is een boekje tot stand gekomen met enkele van mijn preken, die ik in de periode dat ik daar predikant was (1985-1990) gehouden heb. De opbrengst van de verkoop komt geheel ten goede aan de Protestantse Gemeente Heusden. Onderstaand berichtje stond in Vigilate, het maandelijks kerkblad van Heusden.
Als je het boekje toegestuurd wilt hebben via de post dan moet je € 13,00 overmaken i.p.v. € 10,00. Hier volgt het stukje uit het gemeentenieuws:
"Nu onze oud-predikant Cees Huisman met emeritaat is ontstond er voor hem ruimte en tijd om een boekje samen te stellen met preken uit zijn Heusdense tijd, ‘Eerstelingen’: de naam zegt al iets. Heusden was Ds. Huisman’s eerste ‘eigen’ gemeente. Van 1985 tot 1990 was hij ‘herder’ te Heusden. Al weer een poos terug.... Des te interessanter om preken uit zijn begintijd in Heusden te herlezen. Met een tikkeltje nostalgie, soms verbazing over de actualiteit, komen de preken weer tot leven. Zeventien preken, een dikke 100 bladzijden, bevat het boekje ‘Eerstelingen’, in eigen beheer door Ds. Huisman uitgegeven. Zo’n boekje kost u € 10, waarbij u moet weten dat die € 10 helemaal ten goede komen aan de kas van de Protestantse Gemeente te Heusden, want de Erven Schoenmakers betaalden de productiekosten van het boekje (!) Als u dan ook nog weet dat er 200 exemplaren gedrukt zijn dan kunt u wel uittellen dat bij totale verkoop er (bijna) € 2.000 op de rekening komt van PG Heusden. Helpt u mee? Koop zo’n boekje! Ook een mooi cadeau om weg te geven.... U kunt uw bestelling plaatsen 1. per email Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. ; of: 2. u maakt nu al €10 over onder vermelding van ’Eerstelingen’ naar de bankrekening van PGHeusden NL21 INGB 0001 1274 61 en het boekje wordt bezorgd. Vermeld altijd naam en adres! En om het nog gemakkelijker te maken: naast het inkijkexemplaar ligt een intekenlijst op de tafel in de Catharijnekerk (bij de ingang), vul alle gevraagde gegevens in en de bestelling komt uw kant op".
Bevrijd tot inclusiviteit
Preek gehouden door Ds. Cees Huisman op zondag 13 februari 2022 in de Protestantse Gemeente te Heusden n.a.v. Markus 1: 39-45
Bevrijd tot inclusiviteit
Vanmorgen worden we aan de hand van Marcus de synagoge ingebracht. Daar gebeurt het! Dat zou je niet verwachten. Het is maar een onooglijk gebouw en er is maar een handjevol mensen aanwezig. Het is een en al soberheid en eenvoud, oude woorden en bekende spreuken. En toch, zo wil Marcus ons vertellen, toch vindt in de synagoge de scheiding der geesten plaats. Hier begint de nieuwe toekomst, hier begint de aankomst van het Koninkrijk Gods te dagen. Jezus komt en verkondigt wat op handen is en drijft de demonen uit. Nee, dat is niet iets dat hij er ook bij doet…laten we dat als één gebeuren proberen te zien. Al predikende drijft hij demonen uit. Door te verkondigen het goede nieuws van het Koninkrijk Gods drijft hij demonen uit. Het is een soort grote schoonmaakbeurt: alles wat er niet hoort moet er uit; alles wat in de weg staat moet opgeruimd worden; alle tegenstand en weerstand moet weg wezen. Wil God heerschappij voeren in ons leven dan moeten eerst een paar andere heersers het veld ruimen: egoïsme, angst, verslaving (aan wat ook maar), gemakzucht, onbetrokkenheid, negatieve gedachten over onszelf en over anderen, ja alles, waardoor je niet ten volle mens bent en ongeschikt voor het Koninkrijk Gods, moet weg wezen.
In de kerk gebeurt dat. Het woord van verkondiging en aankondiging bewerkt dat. Overal waar het evangelie wordt verkondigd worden mensen bevrijd van demonie en sluipen de demonen met de staart tussen de poten de kerk uit.
Zo zet Marcus in dit eerste hoofdstuk van zijn evangelie de reikwijdte van het optreden van Jezus neer. En dan moeten we ons niet van de wijs laten brengen door de manier waarop dat verteld wordt en ons het hoofd gaan breken over de vraag of demonen nu echt bestaan of niet. Er bestaat zoiets als kwaad in de wereld, in ons eigen leven en dat wordt ook wel het boze genoemd en je kunt het ook personifiëren en dan spreek je over demonen of (abstracter) het demonische. Het gaat erom, dat wij inzien en geloven, dat het evangelie mensen bevrijdt, het kwaad aan het licht brengt en dat tegelijkertijd overwint, zodat een mens kan leven als kind van God.
En dat reikt dan ook weer verder dan de vernieuwing van de mens als individu, want het sticht bovendien ook gemeenschap en het werkt positief uit op de samenleving en uiteindelijk op de hele wereld.
Zo geloven wij. Ik geef toe, dat er vaak niet zo veel van te zien is en dat het kwaad zich moeilijk laat beteugelen en de demonie zich lastig laat uitdrijven, uit onszelf en uit de wereld.
Maar wie of wat geven wij het laatste woord? Aan Hem, die het hoge woord van God zelf onder ons is geworden: Jezus… en Hij heeft zich sterk gemaakt om de tegenkrachten te overwinnen…zullen wij dan, die zijn vrienden en vriendinnen willen zijn en Hem willen navolgen in woord en daad, de strijd opgeven en gaan meehuilen met de wolven in het bos?
Ja, maar hoe dan en kunnen we dat wel?
Daar komt iemand naar Hem toe. Een leproos, iemand met huidvraat, zoals de nieuwe vertaling wil. Een deerniswekkend mens. Een totaal eenzaam figuur. Iemand zonder sociaal leven. Een randfiguur, een uitgestotene, die voortdurend mensen op afstand moet houden. Maar hij waagt het om in de nabijheid van Jezus te komen. A.u.b., als u wilt, kunt u mij rein maken?
Een merkwaardige vraag. Wij zouden eerder verwachten dat hij zou vragen: als u het kunt, wilt u mij rein maken? Wij willen van alles, maar kunnen het niet…tenminste zo denken we vaak. Maar hier horen we: u kunt het vast wel, maar wilt u het ook?
Een melaatse is ziek. Het woord melaats kan te maken hebben met het Franse woord malade, dat ziek betekent of het gaat terug op het Griekse woord ‘melas’ dat zwart betekent. Wij zien allereerst iemand met een huidziekte. Iemand die medische zorg nodig heeft. Maar zo kijkt de bijbel er niet tegen aan. Het gaat in alle gevallen van melaatsheid om een los komen te staan van de gemeenschap, volstrekt geïsoleerd worden. Je mag nergens meer komen, ook niet in de kerk, niet in de tempel. Kortom, je bent van God en mensen gescheiden. Dus het is veel erger dan een huidziekte. Je bent feitelijk dood, je staat overal buiten. Iemand met een donkere, zwarte huid – zij hebben vaak het gevoel, dat ze niet meetellen, worden gediscrimineerd, etnisch geprofileerd. Het klinkt allemaal heel beschaafd, maar het is Gode geklaagd!
Kennen wij deze mensen? Hebt u wel eens zo’n melaatse gezien? Waarschijnlijk niet, want we houden ze op afstand. Kom niet te dicht bij mij, want anders raak ik ook besmet. Blijf uit mijn buurt. Kom niet in mijn buurt a.u.b., want jij of jullie verpesten alles.
Het zijn mensen, die met de vinger worden nagewezen. Kijk, daar heb je er weer zo eentje. In allerlei culturen en omstandigheden zijn het telkens andere mensen: het kunnen christenen zijn of Joden, moslims of jongeren, zwervers en daklozen, drugsverslaafden en bedelaars, allerlei slag mensen, die niet meetellen en voor wie men een straatje om loopt.
Maar misschien is dat allemaal nog ver weg…zijn ze ook dichterbij huis misschien? Mensen die we uit de weg gaan, omdat ze ons niet liggen? Mensen die we negeren, omdat ze anders zijn dan wijzelf, qua huidskleur, politieke overtuiging, geaardheid of levensstijl? We delen mensen zo gemakkelijk in aan de hand van onze kaders: gelovigen en ongelovigen, kerkelijk en onkerkelijk, meelevend en niet-meelevend,…en met de ene groep gaan we wel om en met de andere niet of minder. Een tweedeling is zo gemaakt. Blijf uit mijn buurt, denken of zeggen we…
Maar de leproos laat zich niet wegsturen. Hij komt naderbij, want hij heeft er vertrouwen in, dat hij door Jezus niet wordt afgewezen.
En wat we dan van Jezus lezen is heel troostrijk en bemoedigend: hij krijgt medelijden, mededogen met deze mens, hij raakt hem aan en hij zegt: ik wil. In die volgorde!
Medelijden is misschien nog niet eens het goede woord. Je hoort vaak van mensen, die een handicap hebben of ziek zijn, dat men helemaal geen prijs stelt op medelijden. Men ervaart dat als neerbuigend en het leidt tot verlies aan waardigheid. Wat van Jezus gezegd wordt is dat hij het voelde in zijn ingewanden. Hij kreeg er pijn z’n buik van, toen hij deze man zag. Hij nam de pijn en het verdriet in zich op. Hij voelde het aan den lijve, zou je kunnen zeggen. Het is zoals Jesaja vertelt over de knecht des Heren: onze ziekten heeft hij gedragen en onze smarten nam hij op zich. Ja, zo deed Jezus…dat is hij ten voeten uit.
Maar daar blijft het niet bij. Vervolgens raakt hij hem aan. Dat durfde hij…deze mens met zijn bultige, schurftige huid aanraken. Dat had nog nooit iemand gedaan. Wat een lef…ja, inderdaad, hier komt de lef, het hart van Jezus, naar boven als begaan met mensen. Hij durft het aan om deze mens aan te raken. Een gebaar van verbondenheid, een gebaar van genegenheid, een gebaar van liefde!
Ik denk dat deze mens daar al van opleefde. Hij bemerkte ineens, dat er iemand was die om hem gaf. Die zegt: jij hoort er ook bij. Ik houd je niet op afstand, maar overbrug de kloof. Kom in de kring, weet je aanvaard door God en mensen. Voortaan ben je niet meer onrein, geïsoleerd en afgeschreven, maar tel je mee, ben je rein en deelgenoot van het volk van God.
Iemand aanraken is daad van intimiteit, waar je heel voorzichtig mee moet zijn, zoals u weet…. Maar hier is het begin van genezing, begin van bevrijding. Weer voelen, dat je er bij hoort. Weer voelen, dat er iemand is die om je geeft.
Ik wil, fluistert Jezus. Prachtig is dat! Het klinkt als het ja-woord bij een huwelijksaanzoek. Ja, ik wil. Ik wil jou zien als een gaaf mens, opgenomen in de lichtkring van Gods vriendelijk aangezicht. Jij hoort er ook bij! Ik wil jou zien als een kind van God. Ik wil jou aanvaarden als medemens, ik wil jou niet vastprikken op je dorre huid, maar ik wil jou zien als herboren en herschapen mens, die zal leven in de vrijheid van de kinderen Gods.
Daar staat hij als nieuwe mens, gezond en wel, rein en wel. Hij was er een ander mens van geworden. Ja, dat gebeurt wanneer iemand om je geeft, wanneer je bemind wordt en aangeraakt, wanneer iemand je aanvaardt zoals je bent en zegt: ik wil jou in je waarde laten en je laten zijn de mens die je bent. Dan gebeuren er wonderen.
Een wonderlijk verhaal, inderdaad, maar wel levensecht. We hebben Jezus vanmorgen gezien als prediker, als therapeut en als haptonoom, als iemand die kortom van de mensen houdt. Dat is het geheim van alles. Waar liefde woont gebiedt de Heer zijn zegen….broeders en zusters, laten wij elkander liefhebben, niet met de mond of het woord, maar metterdaad. Elkaar en de ander niet links of rechts laten liggen, geen muren opbouwen en anderen uitsluiten, want God heeft alle mensen op het oog en in zijn hart. Weest dan navolgers van God en doet gij evenzo!
Pierre Chevallier over de Slag bij Waterloo
Pierre Chevallier over de Slag bij Waterloo
Opnieuw een klein gedeelte geknipt uit het uitvoerige hoofdstuk Pierre Chevallier de multitasker: nu uit de paragraaf ‘Pierre als feest- en gelegenheidsredenaar’.
In 1817 hield hij een redevoering of preek ter gelegenheid van de herdenking van de Slag bij Waterloo. Deze had in juni 1815 plaatsgevonden en had geleid tot de definitieve nederlaag van Napoleon.
Hier volgt een preview:
Van koningswege was deze gedenkdag in 1816 ingesteld en deze ‘moest’ ieder jaar gevierd worden, o.a. door in de kerken samen te komen voor een uur van gebed en dank. Op het raadhuis en op de kerktoren wapperde de driekleur en in sommige plaatsen waren er festiviteiten en soms vuurwerk. De Waterloodag bleef tot 1940 bestaan! Toch werd 21 november 1813 door de meeste mensen meer als een Bevrijdingsdag beleefd dan 18 juni 1815, omdat toen de nationale onafhankelijkheid hersteld was.
Pierre houdt zijn herdenkingsrede dus op de tweede viering van deze gedenkdag en hij overdenkt dan een woord uit Jesaja 30: Dit is de weg, wandelt in denzelven.
Hij kan niet onvermeld laten, dat hij zich als vader grote zorgen had gemaakt om het lot van zijn zoon Frits[1], die als soldaat aan de strijd had deelgenomen:
Voor mij als vader een onvergetelijke dag, omdat God mijn zoon spaarde.
De Heer was opgestaan om ons te verlossen en gaf onze verdedigers moed.
Hij verijdelde afschuwelijke plannen en voor de tweede keer gaf Hij hoop, eenheid, vrede en vrijheid aan Europa terug.
Door zorgeloosheid en lichtzinnigheid is men gauw geneigd te vergeten, maar gelukkig zijn er velen die zich willen blijven herinneren in dankbaarheid en die bereid zijn te geven om te zorgen voor de welstand van de slachtoffers.
Volgens sommigen, zo was Pierre ter ore gekomen, had hij zich niet uitbundig genoeg verheugd over de nederlaag van de keizer en over de komst van de koning (in 1813) – men was blijkbaar zijn kritiek op de Oranjestadhouder, de vader van de nieuwe koning, niet vergeten en men wist natuurlijk ook nog heel goed, dat hij een vertrouweling van Lodewijk Napoleon was geweest en dat hij soms dienst had gedaan als ‘tolk en intermediair’ tussen Hollanders en Fransen en wellicht was Frans spreken en preken voor sommigen sowieso al verdacht – maar, zo antwoordt Pierre daarop, die houding komt voort uit de overtuiging, dat men onder de verdrukking énergie (veerkracht, flexibiliteit) moet hebben en het kwaad en het leed bij name moet noemen, wat hij ook gedaan heeft, maar dat men gematigdheid moet tonen als de overwinning daar is. Het is niet Pierres stijl om dan alsnog de verslagen vijand te gaan uitschelden en hun verwijten te maken.
Het had daarentegen Pierre – op zijn beurt - verdriet gedaan te bemerken, dat velen op de verpletterde vijand hadden gescholden, maar dat diezelfde mensen tijdens Napoleons onderdrukking bij de overheersers geprobeerd hadden in het gevlij te komen en dat zij openlijk zijn beginselen hadden gehuldigd, die echter meer (blijvend) kwaad hadden aangericht dan zijn verwoestende legerbenden, zo is Pierres stellige overtuiging.
Helaas hebben de beproevingen niet geleid tot inwendige veranderingen ten goede, maar dat is de geest der eeuw. Maar gelukkig zijn er genoeg zegeningen op te noemen, die ons moeten aanzetten tot een nationale dankbaarheid,
die moet blijken uit een verlicht en plichtmatig gebruik van al die voorrechten, die de Voorzienigheid ons schenkt.
Deze preek, die door zijn jongste zoon Mathile is vertaald en uitgegeven bij de 50-jarige herdenking van de Slag bij Waterloo (in 1865), bevat enkele interessante bijlagen (o.a. over de deelname van Frits Chevallier aan de strijd), die in een volgend hoofdstuk ter sprake zullen komen, waarin de verhouding van Pierre tot zijn kinderen wordt besproken.
[1] Pierre Frederic Henri Chevallier (1795-1825), het op één na jongste kind van Pierre, thuis Frits genoemd.
Pierre Chevallier en de oprichting van het NBG
Hieronder alvast een klein voorproefje uit Hoofdstuk 11 van mijn boek i.w. over Pierre Chevallier (1760-1825). In dit hoofdstuk belicht ik een veelheid aan werkzaamheden van Pierre tijdens zijn predikantschap in Amsterdam (1795-1825), o.a. dat hij secretaris werd van het Ned. Bijbelgenootschap, dat in 1814 in Amsterdam werd opgericht.
5. Secretaris van het Nederlandsch Bijbelgenootschap
Vanuit dezelfde motivatie en inspiratie als waardoor de mensen van het NZG (Nederlandsch Zendelingsgenootschap) gedreven werden, werd in 1814 het Nederlandsch Bijbelgenootschap opgericht[1]. Zowel vernieuwd nationaal élan als evangelische bewogenheid hebben het ontstaan van dit nieuwe genootschap begeleid: herstel van nationale zelfstandigheid onder leiding van een Oranjevorst en het verlangen om de Bijbel als Woord van God bekend te maken onder alle geledingen van de bevolking, vooral ook onder de armen en behoeftigen - en ook daarbuiten - vormden een belangrijke achtergrond bij de oprichting van dit genootschap.
Pierre was er vanaf het eerste uur bij betrokken, want vanuit Amsterdam werd alles bedacht en gecoördineerd. Bij Pierre thuis werden verschillende voorbereidende besprekingen gehouden, waarbij Dr. Alexander Mac Intosh, predikant van de Engelse gemeente in Amsterdam en oprichter van het Engelse Bijbelgenootschap in Nederland, burgemeester David Willem Elias, ook lid van het Engelse genootschap, Willem Carp, één van de directeuren van het NZG én Willem Frederik Röell, minister van Binnenlandse Zaken en beoogd voorzitter van het op te richten Bijbelgenootschap, kind aan huis waren.
Binnen het NZG waren er al eerder stemmen opgegaan om te komen tot de oprichting van een Bijbelgenootschap als Tak van het eigen genootschap, maar daar was tot nu toe niets van terecht gekomen. Een onderzoek had uitgewezen, dat er voldoende Bijbels in de Nederlandse huisgezinnen aanwezig waren.
Maar onder de stimulerende leiding en bezieling van het Britse Bijbelgenootschap (BFBS – British Foreign Bible Society), dat door mensen als Mac Intosh en Pinkterton[2] vaste voet aan de grond in Nederland had gekregen, werd de noodzaak en het nut van een apart Bijbelgenootschap steeds meer ingezien en zo wordt op woensdag 29 juni 1814 de oprichtingsvergadering gehouden in de Engelse kerk aan het Begijnhof. Pierre Chevallier, beoogd secretaris, houdt daar zijn ‘instellings’-speech, waarover Pinkerton diezelfde dag nog een lovende recensie stuurde naar Londen.
Pierre begint zijn inleiding[3] als volgt:
Dit is het tijdstip waarop het herlevend Nederland zijn dankbaarheid aan God betonen kan door openlijk Zijn Woord de ere te geven, die het toekomt.
Onwaardeerbaar is immers de schat dien wij in onze Openbaring bezitten. Al wie den Bijbel noemt noemt alles wat goed en heerlijk is. Die den Bijbel doet kennen en hoogachten verspreidt in eene ruime mate én licht én orde én zedelijkheid én troost.
Welsprekend en gebruikmakend van steeds repeterende retorische vragen onderstreept Pierre de betekenis van de Bijbel voor alle mensen over de gehele wereld en op alle terreinen van het leven als bron van wijsheid, kennis en verlichting. Hij steekt de loftrompet op de vrijheid ademende en vrijheid scheppende invloed van de Bijbel in vergelijking ‘met de ondragelijke kluisters die het willekeurig gezag der menschelijke wijsheid en de heerschappij der driften ons opleggen’. Ja, de Bijbel brengt ware ‘verlichting’ onder de volken en verbetert merkbaar hun zedelijk besef en handelen. De Bijbel bevat alle zaden van het menselijk geluk, waarvoor het hart vatbaar is en daarom is er geen mooier en beter geschenk dan de Bijbel.
Hoe aangenaam zoude voor ons het vooruitzigt zijn van eens door een uitgebreid fonds in staat gesteld te worden om niet alleen onder ons, maar ook in vreemde gewesten het woord des levendigen Gods over te brengen en zoo die dagen te verhaasten, waar in de Aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren.
Zo plaatst Pierre de oprichting van dit nieuwe genootschap tenslotte in een heilshistorisch-eschatologisch perspectief en hierin herkennen wij precies dezelfde motivaties en doelstellingen als die van het NZG.
Tijdens de oprichtingsvergadering worden ook de ‘grondwetten’ van het genootschap vastgesteld en opvallend is het dan, dat in artikel 1 gesteld wordt dat het hoofddoel is de verspreiding van de Bijbel ‘zonder aanteekeningen onder alle de gezindheden’, waaruit duidelijk het ondogmatische en interconfessionele streven van het NBG blijkt, zoals dat ook bij het NZG het geval was.
Pierre, die nu 53 jaar oud is, lijkt helemaal in zijn element en op zijn plaats als één van beide secretarissen van het nieuwe genootschap, dat hem niet alleen veel (internationale) bekendheid zal geven, maar vooral ook héél veel werk. Te denken valt aan het bijwonen van de maandelijkse bestuursvergaderingen en het verslaan van de besprekingen, alsook het verzorgen van de correspondentie. Regelmatig houdt hij ook een redevoering op een algemene jaarvergadering en naar Brits voorbeeld begon het NBG vanaf 1818 met de uitgave van de Verzameling van berigten betrekkelijk de Bijbelverspreiding, waarvan secretaris Pierre Chevallier de eerste 34 afleveringen redigeerde[4]. Het was een bonte verzameling berichten over het wel en wee van diverse bijbelgenootschappen en afdelingen in binnen- en buitenland, waardoor leden en belangstellenden op de hoogte werden gehouden van de gestage voortgang van de Bijbelverspreiding dichtbij en veraf. Het was Pierres taak om al die berichten te verzamelen, (indien nodig) te vertalen en op te nemen in de genoemde uitgaven. Misschien kreeg hij daarbij na verloop van tijd assistentie van zijn jongste zoon Mathile Jacques (geboren in 1802), die al vroeg belangstelling toonde voor het werk van het NBG, waarin hij later ook zelf een functie kreeg[5].
[1] M.J. Chevallier, De Bijbel en de Bijbelgenootschappen, ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan des Nederlandschen Bijbelgenootschaps (Amsterdam 1839).
C.F. Gronemeijer, Gedenkboek van het Nederlandsch Bijbelgenootschap 1814-1914 (Amsterdam 1914).
F. van Lieburg, De wereld in. Het Nederlands Bijbelgenootschap 1814-2014 (Amsterdam 2014). Hierin uitgebreide opgave van relevante oudere en recente literatuur (pp. 379-391).
[2] Robert Pinkerton (1780-1859) was een hoofdagent van de British and Foreign Bible Society. Hij was een gerespecteerde missionaris, taalkundige, vertaler en auteur.
[3] Instelling van het Nederlandsche Bijbelgenootschap (Amsterdam 1814).
[4] Van Lieburg, De wereld in, p. 92.
[5] Mathile Jacques Chevallier (1802–1885) was levenslang bevriend met Isaac da Costa, van wie ruim 150 brieven in het archief aanwezig zijn (Portefeuille X-XIII). Hij was o.a. bibliothecaris van de Waalse Gemeente te Amsterdam en amanuensis van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Onverwachte verwachting
Overdenking gehouden op de 2e zondag van Advent 5 december 2021 in de Westerkerk van de Protestantse Gemeente te Gouda n.a.v. Lukas 1: 26-38
Onverwachte verwachting
Vanmorgen krijgen wij te horen het onbegrijpelijke bericht over de onverwachte verwachting en de onmogelijke geboorte. De vraag die ons daarbij voortdurend bezighoudt is precies ook de vraag, die Maria stelt: Hoe zal dit zijn? Of: hoe kan dat nou?
Dat brengt me even op het gesprek, dat twee kinderen onlangs op de achterkant van mijn ochtendkrant voerden: een jongetje van 5 en een jongetje van 3 jaar oud. De oudste leest voor uit een Sinterklaasprentenboek en zegt: “Kijk, hier zie je Sinterklaas op zijn paard over het dak rijden”. De 3-jarige reageert en zegt: “Dat kan niet!”. Het broertje gaat naar het volgende plaatje, waarbij hij zegt: “Kijk, hier gooit Zwarte Piet een pakje door de schoorsteen”. “Kan niet!” is de reactie van het 3-jarig jongetje. Zijn oudere broertje gooit het boek dicht en zegt verontwaardigd: “Ik stop ermee. Jij bent nog veel te klein om dit te begrijpen!”
Bij onze zoektocht naar wat Lucas ons wil vertellen is het goed dit gesprekje in gedachten te houden...
Ik probeer samen met u de antwoorden, die gegeven worden op deze vraag, langs te lopen. Eerst vanuit ons eigen denken en redeneren, dan pogingen vanuit de kerk om het inzichtelijk te maken en dan schuiven we steeds verder richting Lucas, in de hoop dat hij het verlossende antwoord geeft – en hoe we dat dan hebben te verstaan.
Een eerste reactie van veel mensen – en daar moeten we onszelf ook bij rekenen – is: dat kan natuurlijk helemaal niet! Heb je ooit wel eens gezien of gehoord, dat een meisje van 13 zwanger wordt zonder dat ze door een man bevrucht is. Uitgesloten is dat. Als Jozef het niet gedaan heeft dan wel iemand anders. Ja, misschien is ze wel overweldigd door een Romeinse soldaat. Zoiets oppert Paul Verhoeven in zijn boek over Jezus. Al dit soort bedenkingen en bedenksel blokkeren volgens mij precies wat verteld wil worden. We gaan er met onze dikke huid of knappe koppen bovenop zitten en het evangelie bezwijkt onder de lasten van onze ratio: Lucas monddood gemaakt.
Een andere mogelijkheid is, dat we gaan zeggen: Ja, het kan best, wel in hoge uitzondering, maar het kan wel…
Dan gaan we het verhaal ondersteunen met opnieuw aangebrachte draag- en steunbalken, die we halen uit het bos van de fantasie of uit het boek der natuur. Bijv. als we ons best gaan doen om aan te tonen, dat er ook wel andere gevallen bekend zijn van wonderbaarlijke zwangerschappen en dito geboorten. Bijv. bij bepaalde diersoorten kom je dat wel tegen, dat vrouwtjes zwanger worden zonder dat er een mannetje bij komt kijken. Parthenogenese heet dat dan. (Toen ik eens over dit gedeelte gepreekt had zei iemand bij het uitgaan van de kerk dat tegen mij, waarschijnlijk een bioloog of arts: hebt u nooit gehoord van parthenogenese? Ik keek hem verbaasd en ongelovig aan en ontdekte toen wat ik zojuist hierover meldde). Dan zeg je eigenlijk: het is wel vreemd en wonderbaarlijk, maar het kan wel.
Of er wordt een sprongetje gemaakt van de bijzonderheid van het kind en zijn geboorte naar de bijzonderheid van de moeder. Maria moet zelf ook al iets bijzonders zijn geweest, smetteloos rein en onkreukbaar en om dat te bereiken moet zij ook zelf op een bijzondere wijze ontvangen en geboren zijn: Maria is zelf ook onbevlekt ontvangen, zo gaat dan het verhaal, dat de bedevaartplaats Lourdes heeft voortgebracht. De onbevlekte ontvangenis van Maria moet de wonderlijke geboorte van Jezus aannemelijk maken, maar hoe wonderlijk is de onbevlekte ontvangenis zelf, nietwaar? Het wordt toch weer teveel biologie, en te weinig theologie.
Nee, Maria moeten we niet willen leggen op de tafel van de anatomische les. Het gaat niet aan te willen weten welk bijzondere DNA het kindje Jezus nou eigenlijk had en of dat voor een deel afkomstig was van Maria en voor een ander deel van God.
Ik denk dat al dit soort bedenkingen en bedenksels opkomen uit de wens om er toch grip op te krijgen. Om het toch te begrijpen, om het toch te plaatsen in ons wereldbeeld en binnen onze werkelijkheid.
Maar, beste gemeente, er valt helemaal niets te begrijpen. We kunnen het evangelie en het kindje Jezus alleen maar ontvangen. Zoals Maria, die alleen maar zei: Mij geschiede naar uw Woord. Laat het maar gebeuren. Laat maar komen, dat kind.
En zo werd zij de ‘moeder Gods’, ‘theotokos’, zoals in de oude Griekse kerk en in andere delen van de kerk wereldwijd werd en wordt beleden. Maria heeft door haar moederschap een heel bijzondere positie gekregen in het heilswerk van Godswege. Maar we doen haar m.i. onrecht als we haar daarom op een voetstuk gaan plaatsen en haar bijna goddelijke eer geven. Zij was ook gewoon een heel gewoon mens, maar het bijzondere was dat zij zich beschikbaar stelde om God in haar te laten werken. Om zwanger te worden van deze belofte, dat God zelf door haar bij ons kwam wonen. Een Godswonder – wie hier probeert te verklaren en te redeneren doorbreekt de betovering en het geheim spat uiteen als een zeepbel.
We zullen trouwens nooit het wonder van de geboorte van het kindje Jezus inzien, als we het wonder van de geboorte van ons kind of onze kinderen of van onszelf niet beseffen.
Als Lucas gaat schrijven over de conceptie en de geboorte van Jezus, dan moet je eigenlijk alle biologie-kennis achter je laten en over hoe het natuurlijk in zijn werk gaat nu eens even vergeten – dat doet niet ter zake – nee, zegt Lucas vertellenderwijze – als we echt iets van het geheim van zijn leven willen verstaan moeten wij van God uitgaan, bij en met Hem beginnen. En dat geldt eigenlijk voor het leven van ieder mensenkind…bedenk dat ook!
En zo kunnen we op het geboortekaartje van Jezus lezen: uit Gods hand is ons in de schoot geworpen dit unieke kind en we noemen zijn naam Jezus.
Wat was nou het bijzondere van Maria’s houding, die ons ten voorbeeld kan zijn? Wel, dat zij zich open stelde voor God. Zij maakte ruimte voor Hem in haar leven. Zij was bereid te ontvangen…nee, niet om te bezitten… Ontvangen, telkens weer, met open, lege handen.
Nu komen we steeds dichter bij wat Lucas heeft willen vertellen, maar we komen nooit op het punt, dat we zeggen: O, zit het zo! Nou snap ik het!! Ik heb wel eens eerder een preek gewaagd aan dit bijbelgedeelte en toen zei na afloop iemand tegen mij: Ah, nu snap ik, hoe het zit met Maria en zo…en toen dacht ik: dan moet ik mijn preek nog eens herzien en er nog eens over preken. Bij dezen dan...
Uiteindelijk moet er m.i. één zin blijven haken en dat is deze: geen woord en geen daad van bij God zal machteloos zijn! Of, zoals de Nieuwe Vertaling heeft: want voor God is niets onmogelijk! Daar hangt alles aan. In het licht van deze belijdenis verdampen onze bedenkingen en vallen onze theorieën als dominostenen om. Ook onze bewering “zo is het precies gebeurd” smelt weg als sneeuw voor de zon. “Het kan niet” en “het kan wel” hoort allemaal thuis aan onze kant van de streep, maar het is een engel, van de overzijde, die ons moet zeggen: voor God is niets onmogelijk!
En daardoor komt alles er ineens anders uit te zien, want dan is niets vanzelfsprekend meer: ook niet dat ik er ben, en dat ik hier zit of sta en dat ik dit bericht hoor en er over nadenk en dat ik mij erdoor laat raken. Dat is allemaal dankzij de mogelijkheden van God.
Dat geldt niet alleen de geboorte van Jezus, dat als een Godswonder en een Godsgeschenk ons in de schoot geworpen wordt, het geldt ook voor onszelf, ja, het geldt in feite voor alles – en zo komt de geboorte van het Christuskind in het juiste licht te staan, in het licht van Gods mogelijkheden, waaruit ook wijzelf zijn voortgekomen. Zo is het precies ook met het geloof, ons geschonken van Godswege, zodat wij zijn als nieuw geborenen, niet uit de wil van een man, maar uit God geboren!
Lukas, tenslotte, kende bovendien het verhaal van de geboorte van de Romeinse keizer Augustus: de god Apollo had in de gedaante van een slang zijn moeder (van Augustus) zwanger gemaakt en zo verdiende keizer Augustus daarom ook goddelijke eer.
Maar hier komt zijn rivaal, zo wil Lukas vertellen en zijn afkomst doet niet onder voor die van Augustus. Nu staat niet de slang aan het begin, maar de duif (zo voeg ik er apocrief aan toe), symbool van vrede en gerechtigheid. Zijn oorsprong, zoals verteld door Lukas, onthult a.h.w. zijn manier van doen, zijn opdracht en zijn toekomst. Hij zal vorst van de vrede zijn en zijn koningschap zal geen einde hebben en geen begrenzing kennen en het omvat uiteindelijk alle mensen in alle tijden, die zich in hem verheugen en hem willen volgen.
Ook wij maken deel uit van die stoet en wij zien uit naar Hem, die gekomen is en komt.
Een hoofdstuk apart
In mijn boek in wording over Ds. Pierre Chevallier (1760-1825) wil ik ook een hoofdstuk wijden aan zijn oudere broer. Dat is een verhaal apart, waarvan ik het begin alvast hier met jullie deel.
Een hoofdstuk apart: Robert Alberthoma Chevallier
In het tot nu toe geschetste levensverhaal van Pierre Chevallier is zijn vijf jaar oudere (en enige) broer Robert meerdere keren ter sprake gekomen. In dit hoofdstuk apart wil ik ook zijn levensloop in hoofdlijnen proberen te schetsen. Het wordt een relaas, dat nogal dramatisch en mistig eindigt.
De eerste kennismaking met Pierre in dit boek begon bij zijn broer Robert, toen deze predikant was in Blaricum.
Het is zijn eerste gemeente, maar zijn tweede beroepskeuze. Robert Alberthoma (de (achter)naam van zijn grootvader kreeg hij er bij zijn geboorte en doop bij) Chevallier was namelijk allereerst opgeleid als jurist aan de Hogeschool van Groningen, waar hij als 21-jarige in 1776 zijn studie had voltooid. Vervolgens vestigt hij zich dan als advocaat in Amsterdam en daar leert hij zijn geliefde en latere echtgenote Bartha van Rensselaer kennen. Zij drong er bij hem op aan, dat hij beter predikant kon worden en zo vatte hij de studie van de theologie weer op, waar hij in Groningen aanvankelijk mee begonnen was. Ds. Ahasveros van den Berg[1] in Arnhem was zijn mentor en begeleidde hem naar het wondere ambt van predikant en maakte hem enige tijd later ook attent op een vacature in Apeldoorn, waar hij van 1781 tot 1782 predikant is geweest[2].
Een paar jaar later, als Pierre inmiddels zelf predikant is geworden, is het broer Robert, die hem attent gemaakt heeft op de vacature in de Waalse gemeente van Naarden, waar hij op dat moment zelf de Hollandse of Nederduitse gemeente dient.
Later wordt Robert beroepen in Den Bosch en zullen de broers elkaar minder vaak ontmoeten, hoewel er ongetwijfeld ook gecorrespondeerd is over en weer. Vader Chevallier vraagt tenminste herhaaldelijk aan Pierre of hij al eens een brief van Robert heeft ontvangen en hij vertelt ook steevast aan Pierre, wanneer hij zelf een brief van Robert heeft gekregen.
Robert lijkt op afstand zijn eigen gang te gaan en neemt bijvoorbeeld in de financiële problemen van zijn vader een wat meer neutrale en zakelijke houding aan dan zijn broer Pierre. Zijn politieke voorkeur is vergelijkbaar met die van zijn vader en broer en dat brengt hem in Den Bosch ook even in conflict met de autoriteiten, die hem ervan verdenken patriotse denkbeelden te hebben uitgedragen op de kansel, die de zittende regering onwelgevallig waren. Het liep uiteindelijk allemaal met een sisser af.
Wanneer de Franse troepen oprukken richting de Republiek in het najaar van 1794 beleeft hij bange uren. Hij bewoont tijdens het beleg van de stad alleen de pastorie, omdat zijn vrouw en kinderen elders veiligheid hebben gezocht. Den Bosch ligt onder vuur, houwitsers slingeren bommen de stad in en veroorzaken veel schade, o.a. ook brand in de bovenverdieping van zijn woning. Gelukkig had hij tijdig alle meubels al in veiligheid gebracht. De diensten in de Grote Kerk vinden nog steeds doorgang, zo schrijft hij aan zijn vader, maar geestelijk is hij soms totaal in de war. Hij vertelt hem, dat hij zich niet kan concentreren en dat hij tijdens een gesprek met iemand soms ineens niet meer weet wat hij eigenlijk zegt. Deze onzekere situatie en de onvoorspelbare oorlogshandelingen hebben hem murw gemaakt en daarom zal hij de staatsomwenteling van 1795 ongetwijfeld als een Godsgeschenk beleefd hebben. Er openen zich wellicht nieuwe perspectieven.
Inderdaad ontvangt hij in datzelfde jaar nog een beroep naar Dordrecht, waar hij predikant kan worden van de Nieuwkerk. Robert neemt dit beroep aan en vestigt zich met zijn gezin, dat bestaat uit zijn vrouw Bartha Anna van Rensselaer en hun drie kinderen Margaretha Cornelia, Machtelijne en Paul in Dordrecht.
De vreugde om een nieuw begin is echter maar van korte duur. In mei 1797 ontvangt de kerkenraad een brief van Robert met de volgende inhoud[3]:
WelEerwaardige Heeren!
Schoon ik den tijd van anderhalf jaaren onberispelijk onder u gewandelt, en, naar de mate der gave, die mij verleend werd, getragt heb het Koningrijk van den gezegenden Verlosser op te bouwen, en aan de zaligheid van Uwe gemeente en haare kinderen te arbeiden, ben ik egter thans helaas! genoodzaakt om van wegen de onaangenaame omstandigheden, waarin ik mij gewikkeld vinde, mijn ambt van Herder en Leeraar onder Ulieden neer te leggen, gelijk ik, met een bloedend hart, doe bij dezen. – Genade en vrede zij den broederen, en mijner worde in Uwe gebeden, ontfermend, gedagt!
Wat die onaangename omstandigheden precies inhielden en waardoor hij daarin verzeild was geraakt is lange tijd verborgen gehouden.
(….)
Het vervolg is te lezen in mijn boek over Pierre Chevallier, dat waarschijnlijk eind 2022 of begin 2023 zal verschijnen.
Begin van het einde?
Begin van het einde?
Vorige week fietste ik een rondje door Apeldoorn en onverwachts trok een poster, die langs de weg hing, mijn aandacht. Ik stopte even en las het volgende: “Het einde is begonnen. Blijft u straks achter? De Zoon van God roept u!” Daaronder was nog een link naar een website geplaatst: www.Jezuskomtspoedig.nl (wat in mijn oren enigszins lachwekkend klinkt).
Toen ik weer thuis kwam heb ik de genoemde website eens bezocht en al gauw bleek mij, dat het ging om een uitleg (?) van de Openbaring van Johannes, waarbij allerlei actuele problemen en situaties rechtstreeks teruggelezen werden in dat bijbelboek. Natuurlijk allereerst de pandemie, die voorspeld is, dan de blockchaintechnologie en de cryptocurrencies, die een wereldregering inluiden, vervolgens de geperverteerde politiek van Israël, dan tenslotte de op handen zijnde oorlogen en hongersnoden, dat zijn zo de ingrediënten, die de huidige tijd kenmerken en die het einde van de wereld aankondigen.
In “De Wachttoren” van de Jehovah’s Getuigen kun (en kon) je ook dergelijke beschouwingen tegenkomen en ook orthodox-gereformeerde predikanten schrikken er soms niet voor terug om aan de hand van de Openbaring onze tijd te duiden en technologische veranderingen en ontwikkelingen in de wereldpolitiek te beschouwen als ‘The Great Reset’, die zou zijn aangekondigd door de visionair Johannes.
Nieuw zijn deze aankondigingen niet, want er zijn talloze episodes in de geschiedenis te noemen, waarin men op een vergelijkbare manier de eigen tijd probeerde te duiden en te verhelderen. Er werd steevast gegrepen naar de Openbaring van Johannes als er iets vreselijks aan de hand was, een oorlog of een pestepidemie, politieke chaos of economische malaise: Johannes stond klaar om aan te kondigen, dat het einde nabij was.
Maar hoe preciezer je denkt de Openbaring te kunnen uitleggen en toepassen op je eigen tijd, hoe groter de kans, dat je mistast.
Johannes doet niet aan voorspellingen en hij heeft het niet over het einde van de wereld of van de tijd, maar hij doet aan een diepteboring van de werkelijkheid (te allen tijde!) en hij geeft uitzicht op een ‘telos’, een einddoel. De geschiedenis loopt ergens op uit, maar dooft niet uit als een nachtkaars, lost evenmin op in het niets en gaat ook niet te gronde in een grote inferno, zo gelooft hij.
Bij de meeste eindtijdscenario’s, ook die we op deze poster aantreffen, gaat het om ‘het begin van het einde’, opgevat als ‘finis’.
Maar waar ik vooral door getroffen werd was de gedachte, dat deze generatie niet zal behoeven te sterven, want ze zullen rechtstreeks ‘opgenomen’ worden, in de lucht, de Heer tegemoet. “Jij wil toch niet achterblijven?”, zo klinkt dan de indringende vraag. Je hebt grote kans, dat je niet hoeft te sterven, want de Heer komt er aan om jou en deze generatie gelovigen op te nemen.
Vooral in evangelische kringen (m.n. ook in de VS) vindt deze zogenaamde ‘rapture-theology’ (opname-theologie) veel aanhang en gaat ze dikwijls ook gepaard met de overtuiging, dat de aarde plat is (flat earth believers). Vanaf een platte aarde is de opname meer voorstelbaar dan vanaf een ronde, zo moet de redenering zijn.
Afgezien van de vraag of deze van Paulus afkomstige gedachtegang zo geïnterpreteerd kan worden en ‘gelinkt’ kan worden aan onze generatie, lijkt het mij een theologische opvatting, die haaks staat op wat Jezus voor ogen stond en staat. Het is typisch een voorbeeld van ‘escape-’ en ‘gloria-theologie’, waar egoïsme en wereldmijding hand in hand gaan. Men gelooft vurig uitverkoren te zijn om opgenomen te mogen worden, terwijl de rest van de mensheid zal achterblijven. In dit licht moeten wij dan ook die indringende vraag op die poster lezen: “Blijft u straks achter?”
De Amerikaanse theoloog Darrell Lackey, die zijn studie aan de Universiteit van San Francisco heeft voltooid, schreef in 2019 een blog op de website Patheos Progressive Christians onder de titel “Lord of the Left-Behind”.
Er zijn op deze aarde ontelbaar veel mensen, die niet hoeven te wachten op een ‘rapture’ om te weten, dat zij de achtergeblevenen zijn. En Lackey geeft dan een opsomming van mensen, die wij allemaal kennen en om ons heen zien (of misschien zijn we het zelf wel): de armen, de immigranten, de kleurlingen, de lhtb’ers, de vrouwen (in vele culturen). Zij maken zich geen zorgen over al of niet opgenomen te worden in de (nabije) toekomst. Zij hebben andere zorgen aan hun hoofd, hier en nu! Zij horen niet tot de geprivilegieerden, die er zeker van zijn, dat zij opgenomen zullen worden. Maar als we één boodschap uit het Evangelie vernomen hebben dan is het wel dit, dat Jezus zich juist bekommerde om en inliet met de achterblijvers! Wie zegt in Hem te geloven zou dat ook moeten doen… Dat is waartoe Hij ons (op)roept!
“The God of the Christian narrative is the Lord of the Left-behind”.