Ook zo’n zin in in wandelen?
Vandaag (10 febr. 2024) was ik uitgenodigd door de coordinator van de wandelgroep "BIdden met de benen" in Apeldoorn om een korte inleiding te houden over de zin van wandelen. Hieronder vindt u mijn verhaaltje daarover.
Toen ik predikant was in Meppel ging ik om de 6 weken met belangstellende gemeenteleden aan de wandel. Ik stippelde een mooie route uit en voor onderweg gaf ik een paar gespreksvragen mee. Precies wat ook jullie gewend zijn om te doen. Hier heet het “Bidden met de benen”. Ik noemde het “Zin in wandelen”: ontdek de zin van wandelen, welke meerwaarde heeft het, maar ook: er zin in hebben, het leuk en aangenaam vinden om te gaan wandelen. Die twee aspecten horen bij elkaar en hoorde ik terug in “Zin in wandelen”.
Wie wandelt ‘verwandelt’, wie wandelt verandert. Wandelen is goed voor de fysiek en ook voor de psyché. En als je met elkaar wandelt kom je nader tot elkaar en ontwikkelen zich nieuwe gezichtspunten. En er komt vaak ruimte voor andere denkbeelden. Het landschap, waarin men wandelt kan een metafoor worden van de situatie, waarin men zich bevindt en de kronkelpaadjes beginnen te lijken op de vele wendingen in je leven. En al wandelend wordt je hoofd leger en je hart voller.
Het is interessant te zien, hoe in de Bijbel geloven en wandelen ook op elkaar betrokken zijn. God zelf wordt als ‘wandelend’ door de Hof van Eden voorgesteld en van Henoch wordt verteld, dat hij wandelde met God. Tegen Abraham zegt de Here God: ‘Wandel voor mijn aangezicht en wees oprecht!’ En hoe ontroerend is het gesprek tussen vader en zoon, als zij op weg zijn naar de Moria? ‘Zo gingen die beiden tezamen’, uiteindelijk zwijgend en in afwachting van de dingen, die komen zouden (Gen. 22). Al wandelend komen de gesprekken op gang, maar de wandeling zelf is ook een metafoor geworden van de weg van het geloof.
Het gaan van de weg van de HEER is het gaan van de weg van de geboden. Het doen van de wil van God is hetzelfde als wandelen in de wegen van de HEER. De Godsvreze komt naar voren in een weldoordachte levenswandel. De joodse wet en traditie worden daarom wel aangeduid met het begrip ‘halacha’ en dat betekent letterlijk de weg, die men loopt of bewandelt.
Ook Jezus zelf was een echte ‘halachist’ of wandelaar. Samen met zijn leerlingen trok hij door het land van Galilea en Judea en onderweg voerde hij gesprekken met hen. En als een vreemde, derde persoon voegde hij zich bij die twee, die wandelden naar Emmaüs, waar hun de ogen opengingen voor de Opgestane! Hij was hun gespreksgenoot geweest zonder dat zij het wisten.
De eerste christenen werden ook wel aangeduid als mensen ‘van die weg’ (Hand. 9: 2).
Ook de bekende filosofische school de ‘Stoa’ ontleent haar naam aan de wandelingen, die men al filosoferend maakte te midden van de zuilengalerijen.
Kortom, al wandelend komt men nader tot zichzelf, de ander en God.
Wandelen in de natuur heeft natuurlijk de voorkeur boven wandelen in de stad, hoewel het wandelen door een drukke winkelstraat ook vragen en gedachten kan oproepen. Maar wandelen in de natuur geeft de wandelaar een gevoel van vrijheid en het maakt hem een beetje tot een ontheemde zwerver: “Wanderungen” zijn wandelingen, maar ook omzwervingen. Je volgt niet perse de rode of de gele paaltjes, maar je ziet wel waar je uitkomt. Wandelen zonder doel of bestemming, louter het wandelen geeft de zin en bevrediging.
Misschien brengt het wandelen in de natuur je op hogere gedachten. Ds. Martinet, een 18e-eeuwse predikant in Zutphen, vond van wel en ging samen met zijn catechisanten de natuur in. En hij schreef er ook een lijvig boekwerk over: “Katechismus der Natuur” (4 dln). Het bewonderen van de natuur versterkte zijn geloof in God. Ik citeer hem nu even:
“De stille Uuren, myn lieve Leerling! welken ons thans vergund worden in deeze aangenaame Landstreek, zo wonder wél geschikt tot Natuurbeschouwingen, wil ik besteeden, Om U en my te verheffen tot den eeuwigen God, den aanbiddelyken Maaker van het Heeläl,...
De schoonheid en de volmaaktheid zyner Werken zyn zodanig groot, dat wy een streelend vermaak vinden, zelfs in de beschouwing van Boomen, van Weiden en van Wildernissen, waarin men anders waanen zou, dat hetzelve niet te vinden zou zyn”.
Nee, zo extatisch en didactisch begeven jullie je niet op pad. Jullie blijven met beide benen op de grond en dat wandelt ook het beste.
Ik geef u voor vandaag ook een paar gespreksvragen mee, die betrekking hebben op de periode van het kerkelijk jaar waarin wij ons gaan begeven, namelijk de veertigdagentijd.
Ik wil afronden met een verwijzing naar die grappige vakantie reclame van PrijsVrij, waarin een vader en zijn dochtertje, die aan het wisselen is en net als haar vader een brilletje op heeft, haar vader overhaalt een glijbaan naar het strand te duwen en zij zegt dan: “Ook zo’n zin in in vakantie?” Zo zou ik tegen jullie willen zeggen: “Ook zo’n zin in in wandelen?”