Preek gehouden op de 4e zondag van de herfst 22 september 2024 in de Catharijnekerk te Heusden n.a.v. Lukas 10: 38-42 (en 1 Korinthe 13)
Een keukentafelgesprek
Het was de week, waarin alles weer begon: ik bedoel in de kerk en in de politiek. Vorige week begon u hier aan een nieuw seizoen kerkenwerk – er is natuurlijk altijd kerkenwerk te doen: pastoraat, diaconaat en de zondagse vieringen gaan altijd onverminderd door – maar er zijn andere aspecten van het kerk-zijn, die in de wintermaanden extra aandacht kunnen krijgen.
Maar ook in de politiek heeft men van de week een nieuwe start gemaakt en als u het een beetje gevolgd hebt was dat een beetje een valse start. De sfeer was niet echt om over naar huis te schrijven en de meningen waren behoorlijk verdeeld over hoe de problemen benoemd en aangepakt zouden moeten worden. Veel gekissebis en weinig complimentjes.
Zou het verhaal van vanmorgen enig licht kunnen werpen op alles wat hier en daar gebeurt en gebeuren moet? Het is op het eerste gezicht maar een eenvoudig huis, tuin en keukenverhaaltje, waar ook van alles over en weer gaat, maar waar op een gegeven moment wel een soort clou of stip op de horizon verschijnt.
Laten we eerst nog even de hoofdlijnen van het verhaal opdienen en zo bevinden wij ons vanmorgen onverwacht aan de keukentafel van de gezusters Maria en Martha. Ik stel me zo voor, dat het misschien wel twee vrijgezellen zusters zijn, die hun ouders aan hun eindje hebben gebracht, zoals dat dan heet en nu alleen zijn achtergebleven. O ja, er was ook nog een vrijgezellen broer in huis, die al lange tijd ziek was, vaak op bed lag en zo nu en dan plaats nam aan tafel.
Vandaag was een bijzondere dag, want Jezus zou langskomen en ook aan tafel plaats nemen. En dan moet er natuurlijk ook wel wat op tafel komen. En nadat zij samen de taken verdeeld hebben en de voorbereidingen getroffen hebben komt Jezus toch al eerder dan verwacht. En dan gebeurt het, dat vanaf dat moment alle aandacht van Maria uitgaat naar Jezus en dat Martha er helemaal alleen voor staat.
Soep koken, tafel dekken, eitje bakken, toetje klaarmaken – alles moet Martha doen. En Jezus en Maria in de hoek van de kamer in een diepzinnig gesprek verwikkeld.
Als ze dan eindelijk aan tafel gaan en Jezus het zegengebed heeft uitgesproken: Gezegend zijt Gij, Gij Koning van de wereld, die het brood uit de aarde doet voortkomen en gezegend zijt Gij vanwege de vrucht van de wijnstok, die het hart verheugt.
Zo zaten zij met hun vieren aan tafel en de spanning is te snijden, want Martha zit vol zelfbeklag en vol verwijten in haar hart jegens Maria. Beste Heer Jezus, hebt u niet gezien, hoe ik me heb uitgesloofd om alles hier op tafel te krijgen – en Maria, wat heeft zij gedaan? Helemaal niks! Had u haar niet een zetje in de richting van de keuken kunnen geven?
En wij, die ook aan deze tafel zitten – en wellicht het grote gelijk van Martha omhelzen en de passieve Maria in ons hart veroordelen – wij zijn benieuwd wat Jezus zal zeggen. Zou hij het opnemen voor Martha? Dat zou wel heel sympathiek zijn en wij zouden hem meteen bijvallen. Dat is geen werk, Maria, alleen maar oreren, er moet ook gewerkt worden.
Maar dat zei hij niet. Hij zei: “Marta, Marta! Je maakt je druk om van alles en nog wat, maar één ding is nodig of noodzakelijk. En Maria heeft het beste deel uitgekozen”. Toen was het een lange tijd stil aan die keukentafel en Marta wachtte net zo lang tot Maria begon met afruimen en de vaatwasser inruimen.
Het lijkt erop, alsof Jezus ook ons aanspoort om alles uit onze handen te laten vallen en een toegewijd, contemplatief, kloosterachtig leven te gaan leiden. Maar dat is toch niet de bedoeling van dit gesprek. Martha hoeft niet precies hetzelfde te gaan doen als Maria, maar zij moet wat zij doet anders leren doen.
Martha is dienend bezig en dat is hartstikke goed. Zij doet het werk van de diaken, het dienaarswerk bij uitstek. Het is precies wat Jezus ook zelf deed en voordeed: Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar Ik ben onder jullie als één die dient!
Het is het verzorgen van de zieke, het is het je inzetten voor de ander, die jou nodig heeft: belangeloos, zonder bijbedoelingen. De Mensenzoon zal vragen: heb je mij bezocht toen ik in de gevangenis zat, heb je mij te drinken gegeven, toen ik dorst had?
Marta is dus wel degelijk iemand, die in de weg van Jezus gaat. Maar wat mankeert er dan aan? En wat wil Jezus haar laten zien? Hij wijst haar zeker niet af, maar hij nodigt haar uit tot dieper en hoger inzicht. Daarom spreekt hij haar aan met ‘Marta, Marta!’ Tot twee maal toe, jij zoals je heet en jij, wie je bent! Zij wordt uitgenodigd om haar werk niet als een ‘moeten’ op te vatten, maar als een daad van liefde. Dat ‘Martha, Martha’ moeten wij dus niet horen als een verwijt, maar als een liefdevolle uitnodiging haar bezig zijn anders te zien en te beleven. Plaats het eens in het licht van het Koninkrijk Gods, steek je handen uit de mouwen uit liefde voor je medemens en voor de schepping.
Nu letten we ook nog even op de plaats waar dit gesprek plaatsvindt. Nee, ik bedoel nu niet ‘in de keuken’, maar in het geheel van het evangelie van Lukas: dit gesprek staat namelijk precies tussen de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan en de vraag van de leerlingen: wat zullen wij bidden en dan leert Jezus hun het Onze Vader.
Dus enerzijds de oproep om daadwerkelijk dienstbaar te zijn en anderzijds ook om tot jezelf en tot God in te keren en je leven te stellen in het perspectief van het Koninkrijk Gods, in dankbaarheid en afhankelijkheid.
Eén ding is nodig – maar wat is dat dan? Daar is ook al heel wat over gefilosofeerd en geschreven, maar ik licht het toe aan de hand van een ervaring. Als ik jarig ben bellen mijn zusters en broer mij op en dan feliciteren zij mij en wensen zij mij nog vele jaren toe en - zo voegen sommige er aan toe - bovenal ‘het ene nodige’. Wat dat precies inhoudt wordt niet onder woorden gebracht, maar zij bedoelen dan, dat je ‘bekeerd wordt’ om in hun jargon te blijven, dat je ‘wedergeboren wordt’ en kind van God bent. Ik kan daar zelf niets aan doen en daarom weet ik ook nooit zo goed wat ik daarop moet antwoorden. Ja, dank je wel of zoiets.
Maar, zoals u weet, ben ik weg gegroeid uit deze passieve piëtistische vroomheidsbeleving en zoek ik de betekenis van dit ene nodige daarom ook in een andere richting. En die wordt ons aangewezen door de apostel Paulus, als hij in 1 Kor. 13 schrijft, dat het ene nodige en blijvende uiteindelijk de liefde is.
Al diende ik nog zo hard en nog zo ijverig en al was ik heel de middag bezig in de keuken en al was er niets aan te merken op mijn inzet, maar ik had de liefde niet, dan was het toch maar wat trommelgekletter, gezwets en geschetter, ja ik was als een gillende keukenmeid, had ik de liefde niet.
Uiteindelijk gaat het om een leven voor het aangezicht van God: in liefde dienend, wat het ook is: op je werk, in je vrijwilligerswerk, als ambtsdrager, als vader of moeder, in de politiek, op school: je doet de dingen met het oog op anderen, met het oog op het welzijn van de wereld – de liefde is uiteindelijk de drijvende kracht en de inspirerende bron van waaruit je leeft en handelt. Daardoor komt alles in een ander licht en in een ander perspectief te staan en dat word je dagelijks te binnen gebracht door te blijven bidden, aanhoudend, zonder ophouden, want dat is het, waardoor je verbinding houdt en diepte aanbrengt in al je doen en laten.
Het was de middeleeuwse mysticus Meister Eckhart, die zei dat het eigenlijk niet om twee personen gaat, maar om twee gestalten, twee wijzen van zijn, die elkaar aanvullen: Marta en Maria zitten allebei in ons.
En toen Lazarus ’s avonds laat z’n olielampje uitblies zag hij door een kier van zijn slaapkamer, dat zij met z’n drieën bezig waren de vaat op te ruimen en hij hoorde ze met elkaar praten over hoe belangrijk het is om te dienen en hoe belangrijk het is om je te bezinnen en het Woord te horen. En vlak voordat hij insliep meende hij dat hij Jezus nog iets hoorde zeggen over – inderdaad - “het ene niet zonder het andere en het andere niet zonder dat ene”.