
Blog (208)
Woorden van uitleg en verkondiging op de ‘Bidstond voor gewas en arbeid’ op woensdag 8 maart 2017 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Prediker 2: 20-26 en Mattheüs 6: 19-21; 24-26.
Bidden – waarom?
Voor veel mensen in onze tijd – en daar horen we zelf ook bij – is het houden van een bidstond iets wat eigenlijk niet van deze tijd is. Kijk, vroeger, toen de mensen nog niet beter wisten en konden, was het begrijpelijk, dat men een biddag of bidstond uitschreef, want de oogsten waren onzeker en oorlogen lagen op de loer en stormen konden alles in één klap ongedaan maken.
Maar wij, wij leven in een andere tijd. Wij zijn meer mans en wij hebben vrijwel alles zelf in de hand. Waarom zouden we nog bidden? En trouwens, zo voegen kritische geesten er aan toe, wat heeft dat bidden ooit opgeleverd? Bidden helpt niet, dus waarom zou je er mee doorgaan.
Toch zijn wij vanavond hier gekomen om gehoor te geven aan de oproep te bidden, te bidden voor gewas en arbeid. Niet omdat wij doof zijn voor de soort opmerkingen en bedenkingen, die ik zojuist noemde. Niet omdat wij een soort koppige eigenwijsheid of bonkigheid willen uitstralen, die de indruk van onverzettelijkheid moet verbeelden. Nee, wij doen dit en wij houden de bidstond vol, omdat wij onder bidden iets anders verstaan dan de mensen, die tegen ons roepen dat bidden onnodig en overbodig is, omdat het toch niet helpt.
Twee bijbellezingen zullen ons daarbij tot gids zijn.
Het zijn twee tekeningen van ons leven, hoe het beleefd wordt en te verduren is. Allereerst is daar de Prediker, die zichzelf en zijn medemensen vooral ziet als zwoegers en zweters. De mens is buiten het paradijs beland in een oord van kommer en kwel. Daardoor ontstaat zelfs een afkeer van het leven: wat een getob, wat een idiote vertoning: ik werk me kapot om alles in orde te krijgen en dan denk ik ervan te gaan genieten dan vliegt alles in de fik of ik word zelf doodziek. Wat een waanzin eigenlijk. Is dat leven? Of ik kom te overlijden en al mijn bezit en alles waar ik voor gezwoegd heb moet ik nalaten aan mijn kinderen of aan anderen. Zelf heb ik er niks meer aan.
Ik denk dat veel mensen zich wel herkennen in deze Prediker: het leven van veel mensen is een opeenstapeling van geploeter en gezwoeg. Vooral wanneer mensen geen werk kunnen vinden of vroegtijdig ziek worden of gevoelige verliezen lijden dan is het leven een last geworden in plaats van een lust. Soms zijn mensen zo radeloos, dat zij de dood verkiezen boven het leven. Prediker begrijpt dat. Hij is even cynisch en zwartgallig als vele van onze tijdgenoten: het leven is leegte en gemis. Toch doet hij nog wel een oproep om er iets van te maken: Ga eens lekker uit je dak en maak er een feestje van, zoek wat vertier met een wijntje en een trijntje – misschien is het dan vol te houden. Het is als dansen op de rand van de vulkaan.
Hoe herkenbaar ook, toch niet echt bevredigend. Als we nu ons oor wenden naar de woorden van Jezus in de Bergrede, dan klinkt ons iets heel anders toe. Het gaat over hetzelfde leven, maar alles staat ineens in een ander licht. Er is nog steeds het zware werk, het gezwoeg en de teleurstellingen, maar Jezus zegt: maak je geen zorgen, wees onbevreesd t.a.v. de toekomst en leef in het heden. Wat zullen we eten en wat zullen we drinken en waarmee ons kleden?: het zijn de vragen naar de basisbehoeften. Kijk eens naar de vogels in de lucht, hoe ze zwieren en fladderen, zij vliegen flierefuitend langs de wolken en zij hebben alles wat ze nodig hebben.
Deze woorden van Jezus zijn dikwijls misverstaan, alsof hij ons aanspoort om zorgeloos en voor het vaderland weg te leven. Of dat men denkt: nou, da’s lekker makkelijk gezegd, maar kom er maar eens om om dat in de praktijk te brengen. Ons leven is wel een tikkie zwaarder dan van die vogeltjes in de lucht. Het lijkt wat teveel op luchtfietserij...
Ik denk dat Jezus niet oproept om zorgeloos te leven, maar wel om onbezorgd te leven. Wij moeten zorgen, dat er brood op de plank komt, we moeten zorgen voor ons gezin en voor de samenleving, we hebben onze plichten en verantwoordelijkheden, maar uiteindelijk moet je dat alles ook kunnen loslaten en relativeren en erkennen: alles wat ik heb, heb ik ontvangen. Ja, ik heb er voor gewerkt, maar uiteindelijk is het een ‘gift’.
En nu kom ik nog even terug op het bidden. Bidden is niet allerlei dingen bij God gedaan zien te krijgen, maar het is het ontvangen van het leven uit de hand van God. Wij bidden niet om het dagelijks brood met een lege broodtrommel, maar met een volle. Terwijl wij gewerkt hebben voor ons brood en bij de bakker zijn langsgeweest en alles op tafel staat...dan bidden wij: “Geef ons heden ons dagelijks brood”. Het is het uitspreken van een dank, het is het articuleren van het besef, dat ons leven en ons brood een ‘gift’ zijn. Door te bidden geven wij er uitdrukking aan, dat wij het leven en alles wat ons toevalt, niet als willekeur of als ‘self-made products’ zien, maar als geschenk uit Gods hand, waardoor alles in een ander licht en perspectief komt te staan!
Dat is m.i. de zin en de bedoeling van een bidstond om ons dat te binnen te brengen: “Zing maar en bid, en ga Gods wegen. Doe wat uw hand vindt om te doen. Weet dat de hemel zelf u zegent. Wie zich op God alleen verlaat, weet dat Hij altijd met ons gaat”. (LB 905: 4).
Inleiding gehouden op de 2e Reformatie-avond in het herdenkingsjaar 2016-2017 in de Oude Kerk op 13 februari 2017 o.d.t. ‘de rechtvaardiging door het geloof bij Luther’
LUTHER MISVERSTAAN EN HERONTDEKT
Hoe kon het gebeuren, dat de geweldige ontdekking, die Luther na een lange strijd inviel, namelijk dat hij als zondaar gerechtvaardigd was voor God door het geloof en dat al was hij weliswaar gerechtvaardigd, hij niettemin tegelijkertijd zondaar bleef – hoe kon het gebeuren dat zo’n cruciale en vitale ontdekking, zo’n blij en vrij makende gift na verloop van tijd haar glans en zeggingskracht verloor, werd misverstaan en omgebogen werd tot iets anders?
Allereerst kwam dat doordat in grote delen van Europa na enige tijd iedereen het lutherse geloof ging belijden. Dat had alles met die tijd te maken en de manier waarop men aankeek tegen religie in een staat of samenleving. Wat voor Luther een existentiële ervaring was geweest, die hem zijn ontdekking had ingegeven en waaruit hij begon te leven, dat was op den duur voor de lutherse gelovigen meer een ‘leerstuk’ geworden, dat men op catechisatie had meegekregen als belangrijk.
Dus er is enerzijds de schakeling van de persoonlijke crisis en oplossing ervan bij Luther naar de verbreding van deze ontdekking naar het volk d.m.v. verplichting, vanzelfsprekendheid en onderricht, zoals dat allemaal met elkaar optrekt, wanneer we het hebben over een ‘civil reiligion’, zoals het lutheranisme was geworden vanaf de 2e helft van de 16e eeuw en daarna.
Maar anderzijds ging deze verbreding tegelijkertijd gepaard met een versmalling, omdat de oorspronkelijk vreugde niet meer gedeeld werd en omdat men in de leermethode de oorspronkelijke begrippen anders begon in te vullen en men te werk ging als bij een Alpha-cursus: dit zijn de uitgangspunten en waarheden en nu moet je dit geloven en alles is in orde. Rechtvaardiging door het geloof werd meer en meer ‘geloven om gerechtvaardigd te worden’.
Diezelfde ontwikkeling zien we in de calvinistische traditie en die heeft zich in ons land sterk ontwikkeld in de traditie van de Nadere Reformatie, waarvan ik als voorbeeld één vertegenwoordiger naar voren wil halen, namelijk Hermannus Witsius (1636-1708). Hij is predikant geweest in o.a. Leeuwarden en een groot deel van zijn leven werkte hij als hoogleraar theologie aan de universiteiten van Franeker, Utrecht en Leiden. Een invloedrijk man, die als dogmaticus de ontdekkingen van de Reformatie zodanig systematiseerde en herinterpreteerde, dat helaas van de oorspronkelijke gloed weinig overbleef.
De titel van zijn hoofdwerk is al veelzeggend: ‘De Oeconomia Foederum Dei’ ofwel ‘De Huishouding der Verbonden Gods’. Dat is natuurlijk een heel letterlijke vertaling, want we zouden zijn werk ook ‘de economie van belanghebbende partijen’ kunnen noemen. Het is een soort ‘huishoudboekje’ waarin beschreven wordt wat de een de ander verschuldigd is, wat de een van de ander mag verwachten, waar hij aanspraak op kan maken, welke heilsgoederen geleverd moeten worden op inbreng van geloof en wat is de verdienste van Christus? Kortom, een minitieus uitgewerkt schema dat sterke verwantschap vertoont met de wijze van denken en doen van de kooplieden van de Amsterdamse grachtengordel en van de Haagse regenten, die handelscontracten en politieke verbonden (pacta) sloten, die daadwerkelijk ook iets opleverden.
De volledige lezing is te vinden op mijn website onder 'Archief'/'Lezingen'.
31 oktober 2016: Reformatieherdenkingen 1617-1917
Geschreven door Ds. Cees HuismanInleiding gehouden op 31 oktober 2016 in de Grote of Mariakerk n.a.v. de start van het Reformatieherdenkingsjaar (1517-2017)
Thema: REFORMATIEHERDENKINGEN 1617-1917
Herdenkingen van historische gebeurtenissen hebben hun eigen geschiedenis. En het is interessant om te zien hoe herdenkingen veranderen en reageren op de behoeften en omstandigheden van de tijd, waarin zij gehouden worden.
Herdenkingen van belangrijke momenten in de geschiedenis kunnen plaatsvinden door er een fysiek monument voor op te richten. Zo zijn er ook van Luther talloze monumenten opgericht – monumenten geven eigenlijk de herdenking een permanente vorm. Zo vind je bijv. ook in bijna ieder Frans dorp een monument om gesneuvelde soldaten – helden van de natie genoemd – te gedenken. Maar er zijn ook andere mogelijkheden, bijv. dat men op een bepaalde datum een feest of een herdenkingsmoment viert, zoals wij in onze tijd bijv. kennen van de 4 mei herdenking en de 5 mei-viering. Jaarlijks terugkerende momenten.
Van sommige historische momenten of ingrijpende keerpunten is bekend, dat ze minstens ook iedere 100 jaar werden herdacht en de Reformatie is daar een goed voorbeeld van. Zo maken wij vandaag een begin met de viering van het feit, dat het volgend jaar op 31 oktober precies 500 jaar geleden is, dat Luther zijn 95 stellingen aanprikte op de deuren van de slotkapel in Wittenberg. Achteraf is dat moment als begin van de Reformatie gekozen en ik wil als in vogelvlucht laten zien, hoe in iedere ‘Jahrhundert’ het eeuwfeest werd gevierd.
Ik vertel eerst iets over de vieringen in 1617 en 1717 en daarna in twee korte verkenningen iets over de viering in 1817 en die in 1917.
Ik beperk me daarbij vooral tot de Luther-herdenkingen in Nederland: in de eerste twee jaren 1617 en 1717 hebben we dan te maken met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarin de gereformeerde kerk (of de calvinistische kerk van de Reformatie) toonaangevend was en waarbij andere religieuze stromingen, waaronder het lutheranisme, een tweederangspositie hadden.
In 1617 zitten we in de periode van het Twaalfjarig Bestand tijdens de 80-jarige oorlog en de Nederlandse calvinisten buigen en breken hun hoofd over de verkiezingsleer en het land en de politiek zijn verdeeld tussen de partij van de remonstranten en contra-remonstranten, de slijkgeuzen en de bavianen, zoals de groepen wel genoemd werden. Er komt uiteindelijk een beslissing en rust in de tent, als de Dordtse Synode in 1618 en 1619 bijeenkomt. Het is dan precies 100 jaar geleden dat Luther zich roerde en de lutheranen in Nederland vinden het de moeite waard om dit eerste eeuwfeest te herdenken, op verzoek van de lutheranen in Duitsland. Zij doen dat alleen en uitsluitend in eigen kleine kring door stil te staan bij hun geloofsheld Maarten Luther. De herdenking van 1617 is een intern luthers gebeuren, in eigen kleine kring gevierd.
(De volledige lezing is te lezen op mijn website onder 'Archief'/'Lezingen').
Preek gehouden op zondag Sexagesima 19 februari 2017 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Lukas 8: 4-15. In deze dienst werd de Heilige Doop bediend aan Djezz Oenema en Coen Roelof Hendrik Heetebrij.
Vier wijzen van (niet) horen
Vandaag houd ik een korte, overzichtelijke ‘huis, tuin en keuken-preek’, die uitloopt op een gedicht, een lied dat wij samen zullen zingen (LB 764).
De gelijkenissen, die Jezus vertelt, daar moet je eigenlijk niet teveel over gaan uitleggen. Het zijn eigenlijk verhaaltjes, die voor zichzelf spreken. Het zijn vertellingen, die tot nadenken stemmen. Op de één of andere manier raken ze je, ook al begrijp je niet alles.
Nu is het wel zo, dat de gelijkenis van de zaaier wèl nader wordt uitgelegd en die uitleg maakt van de vertelling een allegorie. Alles in het verhaal stelt iets voor: de zaaier is Godzelf of Jezus, die zijn woord verkondigt. Het zaad is het Woord van God en de verschillende plekken aarde stellen de verschillende typen hoorders voor.
Alle bijbelgeleerden zijn het er wel over eens, dat deze toelichting op de gelijkenis van Jezus van later datum is. Het is eigenlijk een klein preekje over de gelijkenis, die er later aan toegevoegd is, misschien pas in de 2e eeuw ofzo.
Jezus legt zijn verhaaltjes helemaal niet uit. Hij vertelt ze gewoon en zegt dan: wie oren heeft, die hore. Wie de schoen past, trekke hem aan. Zo vertelt hij over de geheimenissen van het Koninkrijk Gods, waar je als hoorder meteen bij betrokken wordt. Bij ieder onderdeel van het verhaaltje kun je je afvragen: waar kom ik zelf voor in dit verhaal? Gaat het over mij? Begrijp ik het goed, dat hij het hier over mij heeft, dat Hij mij aanspreekt? Ben ik het, Heer?
Maar nu kom ik dan op mijn ‘huis, tuin en keuken-preek’, waarin ik aan de hand van een paar gebruiksvoorwerpen uit de keuken kan laten zien en horen, hoe wij kunnen luisteren. Er zijn vier manieren van luisteren naar de woorden van God. En ieder voorwerp verbeeldt zo’n manier van horen.
Ik heb de keuze van deze instrumenten trouwens ontleend aan een oude Joodse legende.
Allereerst heb ik hier een trechter. – ik had helaas geen grotere. Deze kreeg ik een keer bij een liter motorolie, die nog steeds ongebruikt in de garage staat - . Bij een trechter gaat het zo, dat je er iets in de bovenkant ingooit of ingiet en aan de onderkant komt het er precies zo weer uit. Er gebeurt eigenlijk verder niks: het ene oor in en het andere weer uit. Als je na afloop aan de trechter vraagt: wat ging er door je heen? Dan moet hij het antwoord schuldig blijven. Geen idee.
Dan heb ik hier vervolgens een spons. Een spons neemt alles in zich op: vies water, schoon water...alles door elkaar, het maakt niet uit. De spons is ontvankelijk en vindt eigenlijk alles wel mooi en goed. Hij is er op een bepaalde manier zelfs vol van. Maar op een gegeven moment laat hij ook alles weer lopen. Zodra er enige druk op de spons wordt uitgeoefend sijpelt alles weg en blijft hij zelf zo leeg en droog als een kurk achter.
Die druk kunnen we opvatten als verdrukking, het onder druk komen staan t.g.v. vervolging of de moeiten van het leven. Dan zakt de spons in en verliest al zijn inhoud. Er is weinig van blijven hangen... Ben ik het, Heer?
Dan heb ik hier vervolgens een vergiet. Sommige mensen zijn als een vergiet, zegt Jezus. Met een vergiet loop je de kans, dat je de droesem, het onbelangrijke overhoudt, maar dat de vruchtensap of de kostelijke wijn wegsijpelt. Wat je overhoudt is dat wat je onthoudt en als dat negatieve of onnozele, onbelangrijke dingen zijn dan heb je overgehouden, waar het eigenlijk helemaal niet over gaat. Zo hebben mensen soms een akkefietje met de kerk gehad en keren de rest van hun leven de kerk de rug toe. Of ze vinden bepaalde verhalen in de bijbel onbegrijpelijk of gewelddadig en zeggen vervolgens: ik lees er nooit meer in. Voor mij hoeft het niet meer. Dus men concentreert op de droesem in de vergiet, maar de wijn vergeet men op te vangen en op te drinken. Zonde is dat. Ben ik het, Heer?
Dan heb ik tenslotte nog een zeef meegenomen. De zeef maakt onderscheid tussen wat er toe doet en wat eventueel weg kan. Je moet er misschien enige moeite voor doen, je moet dat wat je ontvangt ronddraaien en uitpersen,maar als je zo alles gezift en gezeefd hebt, blijft er iets waardevols achter. Wat niet van belang is kun je weggooien, maar wat overblijft is de moeite waard!
Vier typen luisteraars, vier soorten hoorders. Welke hoorder je bent hangt vooral af van jezelf. Niemand kan zeggen: ik was niet goed gepredestineerd, ik was geen goede aarde. Dat zijn allemaal uitvluchten, die nergens toe leiden.
Je kunt wel zeggen: ik ben de ene keer meer een vergiet, de andere keer een trechter en soms een zeef. Dat kan wisselen met de perioden in je leven.
Maar wat overeind blijft is de standvastigheid en de volharding van de boer. Hij zaait maar door....hij verspilt zijn zaad mateloos. Niemand ontkomt aan zijn brede gebaren. Hij kijkt niet krap en is niet kinderachtig: kleine kinderen slaat hij niet over, maar gaan zelfs voorop en zij ontvangen gratis en voor niets het water op hun voorhoofdjes als een voorschot op het zaad van het Woord.
Een zaaier ging uit om te zaaien. Hij zaaide zo wijd als de wind. Hij zaaide zichzelf als een graankorrel in de aarde en Hij sterft aan de doornen beneden en de vogels daarboven. Zo brengt het veel vrucht voort en mogen wij deel uitmaken van de oogst.
O zaaier, ga uit om te zaaien – ga ook uit om te oogsten –en maak ons allen tot moedergrond, vruchtbaar en vol leven!
Preek gehouden op de 4e zondag na Epifanie 29 januari 2017 in de Oude Kerk n.a.v. Mattheüs 5: 1-12, waarin Bé en Anja Hagedoorn werden bevestigd in het ambt van diaken en Joyca van der Linde in het ambt van ouderling.
“...and the winner is?!”
“....and the winner is...?!” zo eindigt vaak een spannende wedloop of de uitkomst van een spel of een loterij. De naam van de winnaar wordt genoemd en hij of zij mag de prijs in ontvangst nemen: een gouden kalf, een televizierring, een cheque, een kruisje, een bokaal, een auto, een miljoen...wat niet al. Gelukzaligheid straalt van de gezichten van de winnaars af. Zij hebben het getroffen, zij zijn goed af, zij hebben geluk gehad of zij hebben het beste gepresteerd!
Je komt het tegen in de wereld van de sport, van het entertainment, van de politiek. ...and the winner is: Donald Trump, de nieuwe president van Amerika!,...and the winner is: Klaas Dijkhof, de slimste mens van Nederland! And the winner is: Geert Wilders, de meeste virtuele stemmen bij de a.s. verkiezingen... en zo zou ik nog een hele tijd door kunnen gaan.
We bevinden ons hier in de wereld en de denktrant van het succes. Al die winnaars zijn succesvolle mensen, zij hebben het gemaakt, zij kunnen trots op zichzelf zijn en iedereen kijkt met bewondering, waardering en afgunst naar hen. Succes wordt hoog aangeslagen; wie geen succes heeft is een ‘loser’. Het is opvallend hoe graag mensen praten over het succes van zichzelf of van anderen.
Vooral in Amerika is er een enorme succes-cultuur ontstaan, die zelfs nog een christelijk sausje heeft gekregen. In sommige kerken wordt je geloof beloond met welvaart en materiële overvloed. God is een ‘God of prosperity’ en het Evangelie is ‘the Gospel of Good Success’. God beloont de harde werker en de durf-investeerder, de handige ondernemer en de slimme zakenman. Je geloof en de zegen van God kun je aflezen van je banksaldo en de omvang van je woning en je zwembad. Trump is de messias van dit prosperity-geloof, het boegbeeld van het evangelie van en voor de rijken. En als het tijdens de inauguratie begint te regenen is dat een bewijs van Gods zegen over dit presidentschap.
Een kind kan aanvoelen dat we hier ver verwijderd zijn van de bijbelse boodschap. Als Jezus deze verhalen zou horen zou hij zich omkeren in zijn graf – in dit geval, eerlijk gezegd, inderdaad niet zo’n passende opmerking – want Hij ziet het, Hij weet het en Hij treurt erover. Ik zou daarom liever zeggen: de regendruppels beschouw ik als de tranen van Jezus over zoveel misverstand, over zoveel hardvochtigheid en gebrek aan mededogen. Tranen over zo’n compleet misverstaan van alles, waarvoor Hij stond en altijd staan zal!
Laten we nu niet denken, ach, dat is Amerika. Zo’n potje maken wij er toch niet van, nietwaar?
Nu moet ik helaas constateren, dat het succesdenken ook in onze kerken is doorgedrongen. Als de kerk zélf een succes wordt is het Evangelie zelf vaak het eerste slachtoffer. Dat gebeurde bijv. toen de kerk in het Romeinse Rijk onder keizer Constantijn een staatskerk werd: het werd aantrekkelijk en bijna verplicht om bij de kerk te horen. Een grote toeloop, dat wel...maar wat bleef er over van wat Jezus ooit bedoeld had? De criteria en maatstaven, die Jezus in Gods Naam aanlegt en hanteert zijn totaal tegenovergesteld. Vanaf de berg klinkt in ons dof geworden oor: Zalig, ja gelukkig en te benijden zijn de armen van geest, de bedroefden en de barmhartigen, de vredestichters en de wanhopigen, ja, die in de wereld niet in tel zijn en uitgekotst en weggeduwd worden, die hebben een plaats in mijn Koninkrijk, zegt Jezus.
Hij kijkt veel anders naar de mensen dan wij doen. Hij kijkt niet naar degenen, die succes hebben – die redden zichzelf wel – maar naar degenen, die onderop liggen, de ‘losers’ en de verschoppelingen. Hij ziet om naar hen, naar wie niemand omziet en Hij helpt hen overeind en zegt hun toe een vrede, die alle verstand teboven gaat.
Het is uiteraard van groot belang, dat wij ook zelf leren kijken met de ogen van Jezus naar de wereld. Dat we niet zo gefocust zijn op wat al in aanzien staat, dat we niet zo gebrand zijn op wat succes boekt en waar ons trotse hart van opzwelt, maar dat we oog hebben voor het kleine en het nederige, het onooglijke en nietige, want daar gaat ook Gods hart naar uit. In Naam van Jezus zullen wij al die mensen hun waarde teruggeven door hen aan te spreken als beminden Gods. En dat dan niet op een goedkope, vrijblijvende manier, maar daad-werkelijk, door hen nabij te zijn en bij te staan, voorzover in onze macht en naar onze mogelijkheden. Niet de ogen sluiten of wegkijken, maar als helderzienden de armen en treurenden de hand reiken – diaconaal en pastoraal.
Daarom vond ik één gebed zo indrukwekkend bij de inauguratie van Trump – die van pastor Rodrigues, die de zaligsprekingen als format hanteerde om zo de president op te roepen zich in te zetten voor de armen, de bedroefden, de vredestichters en de ‘losers’...
Ook is het heilzaam onszelf te leren zien als degenen, die genoemd worden in de rij van verliezers en ontgoochelden. Dat wij onszelf toegesproken weten als ‘gelukkige mensen’, niet omdat we zo succesvol zijn, maar omdat wij een tekort hebben en omdat wij Iemand hebben leren kennen, die dat weet – van binnen uit – en die ons geneest van onze eigenwaan, ons zelfbedrog en die ons bevrijdt van het succesdenken.
...and the winner is? “Ik was naakt en jij hebt mij gekleed, ik was hongerig en jij gaf mij te eten, Ik zat in de gevangenis en jij kwam even langs...ik miste de boot, maar jij nam me op sleeptouw, alle mensen keerden zich van mij af, maar jij zag me staan”. ...and the winner is??
Er was een man en die was op zoek naar het geluk. En hij dacht dat het overal te vinden zou zijn en hij stapte op een boot om op reis te gaan, op zoek naar het geluk. Maar het werd donker en het begon te stormen en na een paar dagen van heen en weer geslinger en kotsen over de reling meerden ze eindelijk aan zonder te weten waar ze waren beland. En hij stapte uit en hij zag de eerste de beste stad, die hij tegenkwam en hij was helemaal onder de indruk van wat hij allemaal zag. Hier wil ik wonen, zei hij, in deze stad word ik echt gelukkig. En hij stapte een willekeurige straat in en plotseling kwam hij tot de ontdekking, dat hij voor zijn eigen huis stond. Hier was het geluk te vinden, precies daar waar je bent. Omhels het leven precies zoals het zich aan je voordoet en zo zul je gelukkig zijn. Daarom staat er: zalig de armen van geest, zalig de treurenden, zalig wie het niet zo gemakkelijk heeft, want zij vangen een glimp van God op in hun Godvergeten bestaan. In de diepte ervaren wij hoogte, in de verlorenheid het gered-zijn, in de vervreemding de aanvaarding, in de treurnis een diepe blijdschap, een ongekend verlangen naar heelheid en geborgenheid, waarin God zal zijn alles in allen!
Micha's visioen als stip op de horizon
Geschreven door Ds. Cees HuismanOverdenking gehouden ter afsluiting van “de week van gebed voor de eenheid” in de Grote of Mariakerk in de vorm van een oecumenische Avondmaalsviering op zondagavond 22 januari 2017 n.a.v. Micha 4: 1-5
Micha’s visioen als stip op de horizon
Als wij vanavond even bijeen zijn in een dienst van Woord en Tafel en elkaar vanuit diverse geloofsgemeenschappen hier ontmoeten, dan zijn wij in zekere zin bezig iets waar te maken van het visioen van Micha. Natuurlijk is wat wij hier doen en beleven maar een vage en verre afdruk ervan, maar toch hebben zijn gedachten, zijn hoop en zijn visioen ons geraakt. En hoe meer wij ons zullen laten inspireren door deze en andere visioenen en vergezichten des te meer zullen wij als kerken samen optrekken, elkaars eigenaardigheden leren waarderen en elkaars verschillen van inzicht leren zien als aanvulling of correctie op ons eigen denken. Voor ons allen blijft gelden: want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele.
Wat Micha voor ogen staat is iets groots en heeft betrekking op de hele wereld, gaat alle volken aan. Wij zijn eraan gewend geraakt om de hele wereld via de TV bij ons avondeten aan tafel te hebben: wij zijn ‘live’ getuige van de inhuldiging van een nieuwe president in de VS en wij zien de uitdrukkingen op de gezichten van voor- en tegenstanders, van mensen die in hem geloven en van mensen die hun hart vasthouden en zo worden wij ook zelf deelgenoot. Voor Micha was het bijzonder de grenzen van zijn eigen nationaliteit en godsdienst te doorbreken en toch gebeurde dat, toen hij de tempel in Jeruzalem verhief tot het centrum van de wereld, tot het punt van samenkomen van alle volken. Dat zou je ook kunnen opvatten als iets van suprematie, alsof Jeruzalem boven alles en iedereen moest uitsteken en dat het daar dan vooral om zou gaan, want dan zou het toch weer iets eng nationalistisch worden en leiden tot een soort nationaal superioriteitsgevoel.
Maar zo dacht Micha niet, zo sprak hij niet in de Geest van de HEER: het gaat erom, dat alle volken zich zullen laten inspireren door de God van Israel, niet als een nationale God, maar als een universele God. Dat de volken zullen ophouden elkaar te beconcurreren en te bestrijden, dat zij zullen gaan samenwerken en dat het Militair Industrieel Complex waarin miljarden omgaan op zijn laatste benen zal gaan lopen en dat de winsten ten goede gaan komen aan de armen en de hongerigen op deze wereld.
Dan kan tenminste iedereen eens genieten van het mooie en het goede van het leven zonder dat je bang hoeft te zijn dat er een granaat in je achtertuin ontploft – nee, dat je rustig kunt bijkomen van alle besognes van de dag en bij een goed glas wijn mag uitrusten.
Dat zijn natuurlijk fantastische vergezichten en misschien hebben we allemaal de neiging om ze af te doen als utopieën. In zekere zin zijn het inderdaad utopieën, het zijn ideeën die nog nergens gerealiseerd zijn – utopie betekent letterlijk: geen plaats – er is geen plaats voor, het vindt nergens plaats.
Toch zijn deze profetieën, visoenen en vergezichten belangrijk, omdat zij ons denken, verwachten en handelen een richting geven. Deze vergezichten, ook die van Johannes in Openbaring 21, van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, brengen onrust in ons bloed en maken ons opstandig en ongeduldig. We worden kritisch op de werkelijheid van alledag, wanneer we zien, dat kinderen niet tot de bloei van hun leven kunnen komen, wanneer bommen en kogels mensenlevens kapot maken, wanneer mensen omkomen van de honger, omdat er geen voorzieningen zijn. Micha spoort ons aan om te werken en te hopen in de richting van zijn visioen. Die kant moet het op, zo roept hij ons toe. Leg je niet neer bij de status quo, wees niet tevreden met hoe het gaat, maar pak aan en laat je wijs maken door de richtlijnen van de Allerhoogste!
En als alle mensen en alle volken dat gaan doen, dan zul je nog eens wat zien en beleven. Volgens Micha hoeven we echt niet allemaal hetzelfde te denken en te geloven, als andere volken in dezelfde richting denken vanuit hun inspiratie en geloof, ‘so be it’, wij doen het in vertrouwen op de Naam van de Eeuwige, die wij hebben leren kennen in de persoon en figuur van Jezus de Christus. In zijn Geest zullen wij ons steentje bijdragen – en we bouwen misschien niet allemaal op dezelfde plek en aan hetzelfde muurtje, maar gezamenlijk bouwen wij wel aan de nieuwe wereld, die komt en waarom wij bidden, telkens wanneer wij zeggen: Uw Koninkrijk kome, en: Kom, kom Heer Jezus, ja kom spoedig!
U als zusters en broeders vanuit verschillende geloofsgemeenschappen hier in Meppel bijeen mag ik als voorganger van de protestantse gemeente in Naam van Christus, die de Gastheer is, welkom heten rondom de Tafel van samen om de gaven van brood en wijn te ontvangen en te delen met elkaar als een teken van verbondenheid met Hem en met elkaar. Weet u allen welkom!
Voordat wij aan Tafel gaan leggen wij onze noden en de zorgen in de wereld bij God neer en brengen ook zelf onze gaven samen om de nood te lenigen. Zo zijn er straks 2 diaconale collecten voor de Arme kant van Meppel en voor de Voedselbank, terwijl daarnaast een collecte wordt gehouden voor de bestrijding van de onkosten.
Wij komen tot U, o God, die ons leerde met hoop naar de wereld te kijken, met een kritische blik en met een oog voor de noden van mensen in de knel: zo bidden wij U voor alle mensen, die zich uitgerangeerd voelen, geen uitweg zien soms en met een lege blik in de ogen over de wereld gaan, zonder verwachting, zonder hoop op betere tijden. Geef dat wij hen zien en dat wij de uitgestrekte hand niet negeren.
Voor uw kerk, de gemeenschap van Christus, over de hele wereld bidden wij U, dat zij een licht zal zijn, een plek om te schuilen, een plaats van hoop en uitzicht tegen de moedeloosheid en de hopeloosheid in. Heer, hoor ons gebed.
Voor de overheden in deze wereld van grote en kleine landen, waar bestuurders samenkomen om conflicten te beheersen en tegen te gaan en wegen te zoeken in de richting van vrede en gerechtigheid. Geef wijsheid en moed aan hen, die daarin een taak hebben.
Ontferm U over de wereld en over ons en laat ons samenzijn een voorzichtig teken zijn van een wereld, waarin mensen in vrede kunnen samenwonen en samenleven, dat bidden wij U in Jezus’ Naam.
Luther over 'het geloof' en wat ervan gemaakt is...
Geschreven door Ds. Cees HuismanLuther over ‘het geloof’ en wat ervan gemaakt is...
Vijfhonderd jaar Reformatie-herdenking is een aanleiding en ook een aansporing om ons te bezinnen op de vraag, wat Luther c.s. bezielde, toen hij ‘het geloof’ (sola fide) zo centraal stelde: door het geloof alleen werd het nieuwe adagium, dat de verhouding tot God op een andere manier inkleurde dan voorheen. Luther had ontdekt, dat zijn eigen inspanningen en goede bedoelingen hem geen stap dichter bij God konden brengen en dat alleen Gods genadige toewending beslissend is. Dat te aanvaarden en te laten gelden noemt Luther zijn geloof.
Binnenkort (op 13 februari) zal ik op een Luther-avond in Meppel laten zien, hoe deze verfrissende ontdekking niet altijd even goed is bewaard en doorgegeven. In de 17e eeuw was het goud van de Reformatie aardig verbleekt en verkleurd. De periode van de Nadere Reformatie heeft – ongetwijfeld zonder dat te beseffen en met alle goede bedoelingen – weinig overgelaten van de vreugdevolle ontdekking van het ‘sola fide’ en alle accent kwam te liggen op de vrome mens: geloofde hij/zij wel goed en oprecht en kon het geloof voor God en mensen wel bestaan? Vragen over de zekerheid van het geloof komen dan op en verontrusten vele goed-gelovende mensen.
Aan de hand van de uitstekende studie van Nico T. Bakker “Miskende gratie” wil ik laten zien, hoe bijv. bij een theoloog als H. Witsius de glans van het ‘sola fide’ compleet verdoft en uitgedoofd is.
Ook wil ik aantonen, hoe de theoloog Paul Tillich de ontdekking van Luther opnieuw tot leven roept en d.m.v. andere omschrijvingen de glans van het ‘sola fide’ vernieuwd in het licht stelt.
Bij mijn voorbereidend speurwerk kwam ik in mijn boekenkast ook de dogmatiek van Wilfried Joest (Taschenbuch-edition 1987) tegen, getiteld “Dogmatik. Band 1: Die Wirklichkeit Gottes”. Joest leefde in Duitsland van 1914-1995 en hij was het grootste deel van zijn werkzame leven hoogleraar systematische theologie in Erlangen als opvolger van Paul Althaus. Hij is voor mij overigens verder een onbekende, maar al bladerend in zijn hoofdwerk kwam ik een interessante passage tegen, die bij de overdenking van wat ‘geloof’ is van belang is. Vaak wordt gevraagd: waar is je geloof op gebaseerd? En het enige (en) juiste antwoord is dan eigenlijk: nergens op! Het geloof is het fundament zelf! Het geloof fundeert, maar is zelf ‘grondeloos’. Tegenover de skepsis van buiten en de twijfel(s) vanuit jezelf sta je eigenlijk machteloos en weerloos: er zijn geen ‘redelijke’ gronden, die je geloof kunnen funderen, hoe vaak dat ook (tevergeefs) geprobeerd is.
Zijn korte, maar krachtige beschouwing daarover sluit hij dan zo af: “Die Zuversicht des Glaubens impliziert ein Betroffensein durch Wahrheit, die nicht gedanklich vergewissert werden kann”. Dat is volgens mij precies to-the-point en vat het Luthers geloofsbegrip tot in de kern samen.
Het volledige citaat uit Joest's Dogmatik, Bd 1, S. 46:
“Man muss hier klar sehen. Der Glaube, der seine gewisse Zuversicht darauf setzt, dass ihm der Selbstzusage Gottes in Jesus Christus der Grund gegeben ist, der ihn trägt, bleibt der Möglichkeit ausgesetzt, dass diese Zuversicht durch die Skepsis anderer und durch eigenen Zweifel angefochten werden und under Illusionsverdacht geraten kann, ohne dass dieser Verdacht durch theoretische Argumente, die den Skeptiker überzeugen müssten und den eigenen Zweifel überwinden könnten, zu entkraften ist. Weder dass in dem Menschen Jesus Gott selbst sein Glauben begründendes Wort gesprochen hat, noch dass Gott überhaupt im Gegenüber zu Mensch und Welt Wirklichkeit ist, kann auf diese Weise sichergestellt werden. Die Zuversicht des Glaubens impliziert ein Betroffensein durch Wahrheit, die nicht gedanklich vergewissert werden kann”.
In vertaling:
“Het luistert nauw hier: opgelet! Het geloof, dat zijn vaste vertrouwen hierop vestigt, dat ons een vaste, dragende grond onder de voeten gegeven is in de toewending van God in Christus Jezus, dat geloof blijft bloot staan aan de mogelijkheid, dat het door de scepsis van anderen en/of door onze eigen twijfel wordt aangevochten en dat ons geloof aangemerkt kan worden als (een) illusie. Deze aantijgingen kunnen niet met behulp van theoretische argumenten weerlegd worden en die zullen de sceptici ook niet kunnen overtuigen en evenmin kunnen die de eigen twijfel wegnemen. Dat God zelf in de mens Jezus zijn beslissende woord gesproken heeft, hetgeen ons geloof fundeert of dat God überhaupt als een Tegenover van de mens en de wereld een werkelijkheid is kan op deze wijze geenszins ‘bewezen’ worden. Het geloofsvertrouwen impliceert een geraakt zijn door een waarheid, die niet langs de weg van het denken vastgesteld of bewezen kan worden”.
Preek gehouden op de 1e zondag na Epifanie (8 januari 2017) in de Grote of Mariakerk te Meppel in een dienst van Schrift en Tafel n.a.v. Jesaja 42: 1-7 en Mattheüs 3: 13-17
Een nieuwe ‘omslag’
U bent er bij en ik ben er bij, als ik oog in oog kom te staan met die vreemde apostel, Johannes is zijn naam. Op een zeepkist staat hij te oreren, dat de wereld naar de bliksem gaat.
Zijn woorden slaan in als een bom en de mensen staan als aan de grond genageld. Donderpreken maken altijd veel indruk: het maakt angstige en onzekere mensen nog banger en onzekerder en anderen vinden het mooi als vooral anderen op hun falie krijgen. Ik sta altijd weer versteld hoeveel mensen op donderpreken afkomen: als vliegen op stroop.
Donderpreken zijn van alle tijden en ook in onze tijd treden profeten op, binnen en buiten de kerk, die in krasse bewoordingen en met indringende beelden laten zien, hoe de wereld er aan toe is, hoe wij ons milieu verpesten, de aarde opgebruiken en de dieren ‘onmenselijk’ behandelen. En dat kunnen we horen als een oproep tot ‘bekering’, een ‘wake-up-call’, een aansporing om een ‘omslag’ te maken!
U zult het misschien niet geloven, maar ik koester sympathie voor Johannes: Wel, vooral omdat dit soort donderpreken schokkend heilzaam zijn!
Allereerst wil ik er nog even op wijzen, dat het preken waren voor eigen parochie. Voor inwendig gebruik, zeg maar. Want vaak gaat het zo, dat men in de kerk hel en verdoemenis naar buiten toe predikt en zalvend (troostend) naar binnen…maar zo doet Johannes het niet. Hij komt met zijn snerpende preken naar zijn eigen mensen toe en zo stonden die brave kerkmensen ineens heilzaam in hun hemd. Ik zie het allang, zegt Johannes, jullie denken: ons kan niks gebeuren, wij zijn binnen, want wij zijn mensen van de kerk, wij zijn gedoopt, wij geloven en wij leven netjes…niks aan de hand. Laat maar komen dat vuur, het zal mij niet treffen.
En dan zegt Johannes: weet je wat nu eens echt verfrissend zou zijn. Dat je een stap naar voren doet en nog één en nog één…en zo het water in, geen grond onder de voeten meer, geen been om op te staan…daar ga je… kopje onder… in de Jordaan hier! Net zoals die heidenen, die mensen van buiten, die tot het geloof willen komen… u weet wel, die mensen die nergens aan deden of die er zo goddeloos op los leefden. Dat jij nu – net zo als zij – je laat dopen en eens helemaal opnieuw begint!
En zo gebeurde! Zodra de prediking tot dat ontdekkend inzicht leidt en je jezelf weer eens even als een buitenstaander en als aangesprokene ziet, dan is zo’n donderpreek evangelie, want ineens zie je: Ik ben er bij! Op heterdaad betrapt.
En zo dacht iedereen dat Johannes de messias was.
Bij de Jordaan gebeurt het…dat Jezus – zonder dat iemand er op let – ineens ook gedoopt is. Samen met het volk, dat in dikke rijen toestroomde, is ook hij er tussen gaan staan – onopvallend en onopgemerkt – en hij ging mede kopje onder. Hij blijft niet aan de kant staan, hij is niet begaan met uitsluitend zijn eigen lot…nee, solidair in de crisis, het oordeel, treedt hij naar voren en zegt: Hier ben ik! Ik ben er ook bij!
Wie ben jij? zo kan wel gevraagd worden. Ja, een goeie vraag en wie zou daar het antwoord op kunnen geven? Mattheüs vertelt het zo, dat er maar Eén is, die dat kan zeggen en dat is God zelf. Hij zegt: “Deze is mijn geliefde Zoon, in jou vind Ik vreugde! Mens naar mijn hart”.
Mattheüs vertelt het zo kinderlijk en onopgesmukt en hij weet natuurlijk niet dat wij er later zulke domme dingen over zouden gaan vragen, bijv. was die stem zintuiglijk waarneembaar enzo? En kon iedereen dat horen of alleen Jezus maar? Nee, als een kindertekening laat hij gewoon de hemel openspringen en in een wolkje zet hij de tekst, die God zegt en voor alle duidelijkheid tekent hij er ook nog een duif bij.
De Geest van hierboven komt hem aanwaaien en zet hem in vuur en vlam.
Waar komt die duif vandaan?, zo vraagt u zich misschien af. Wel, die duif is al heel lang aan het vliegen, vanaf den beginne, toen God de hemel en de aarde schiep en de Geest broedde op de wateren…scheppend, ordenend, tot leven wekkend. En als de vloed geweest is en Noach nog wat ronddobbert komt die duif alweer aanvliegen: land in zicht, roept hij a.h.w. uit. Kijk maar, hier is een takje! En hij vliegt ook langs Maria’s oor en gaat stilletjes op haar schoot zitten.
Stad en land vliegt deze duif af en inspireert mensen tot geloof, tot hoop en tot liefde.
Vandaag klapwiekt hij boven het hoofd van Jezus, man naar Gods hart…bijzonder is dat! En wij vallen op de knieën en zeggen: wat bijzonder bent u en wat goed van U, dat U zo bent.
En dan zegt hij: Dank je wel voor zoveel eer en bewondering, maar wacht even: Ik ben Zoon van God samen met jou. Ik ben toch met jou afgedaald in het water? Ik sta hier niet in mijn eentje, maar samen met jou, ja samen met alle mensen, de hele mensheid.
Diezelfde duif klapwiekt vandaag ook boven ons hoofd en diezelfde stem zegt ook tegen ons: jij bent mijn geliefd kind!
Misschien denkt u: ja maar, hoe kan ik dat weten? En wat moet ik dan doen? Wel, uit het water gekomen worden wij genodigd aan de Tafel en met open hand en open mond ontvangen wij de gaven van brood en wijn. Daar leven we van. En het is telkens weer het begin van een nieuwe ‘omslag’.
Overdenking gehouden tijdens de Oudjaarsdienst 2016 in de Oude Kerk n.a.v. enkele lezingen (Jesaja 43: 18-19, Lukas 4: 16-19 en 2 Korinthe 5: 17-19)
Oud en nieuw
Oud en Nieuw: het ene houden we voor gezien en het andere zien we naar uit. Het oude laten we maar voor wat het is of geweest is, het nieuwe begroeten we en omhelzen we.
Wat oud is is de verdwijning nabij. Dat geldt ook voor 2016. Het kan toegevoegd worden aan de annalen van de geschiedenis. En wie er op terugkijkt ziet een film van terreur, ongeluk, verdriet, pijn, ellende en hopeloosheid. Ik hoef de incidenten en gebeurtenissen, trends en gevoelens niet op te halen. Zij staan in ons geheugen gegrift. Iemand noemde 2016 een ‘annus horribilis’, een huiveringwekkend jaar.
Wat nieuw is moet nog gestalte krijgen, moet zich nog ontwikkelen en baan breken. Het is boeiend om te zien hoe gepsitst de oude profeet Jesaja op het nieuwe is. In Gods Naam kondigt hij het nieuwe aan: “Ik ga iets nieuws verrichten, heb je het nog niet opgemerkt?”, zegt de Eeuwige, “blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd, laat het verleden nu rusten”. Veel mensen hebben de neiging om in het verleden te blijven hangen door het te idealiseren, er naar terug te verlangen, te denken dat vroeger alles beter was, door steeds weer oude koeien uit de sloot te halen – nee, zegt Jesaja in Gods Naam, niet meer doen. Kijk vooruit en concentreer je op het nieuwe, op wat God al in werking gezet heeft. En dan gaat hij spreken over een weg in de woestijn...ja, dat lijkt een onmogelijkheid, maar het zal toch werkelijkheid worden. Een weg terug vanuit de ballingschap naar het land van belofte, een weg door de wildernis naar de toekomst, een weg vol tegenslag en weerstand misschien, maar het zal gebeuren, dat jullie thuis komen. Zo bemoedigt de profeet zijn volk in de ballingschap.
Zoiets mogen wij ook vanavond wel horen. Wij als mensen in deze wereld, wij als burgers van Nederland, wij als mensen van de kerk, wij blijven ook vaak hangen in het verleden en durven maar schoorvoetend de toekomst tegemoet te gaan. De weg is lang en de weg is krom, zo denken we vaak, maar God baant zelf een weg dwars door de wildernis heen. Het enige dat wij daarbij nodig hebben is een beetje geloof, hoop en een hoop liefde.
Met de komst van Jezus de Christus naar deze wereld is die nieuwe weg al ingezet. Met zijn verschijning is het nieuwe ‘zijn’, de nieuwe werkelijkheid aangebroken, waarover Jezus zelf sprak in de synagoge aan de hand van de oude profeet Jesaja: “...om aan armen het goede nieuws te brengen, vrijlating voor gevangenen, dat blinden weer helderziende worden en onderdrukten zullen opademen. Ja, zo wordt het nieuwe genadejaar van de Heer uitgeroepen, geproclameerd!”
Een soort jubeljaar, een feestjaar van bevrijding van schulden en opheffen van vaste verbanden, waaronder men zuchtte. Er begint iets nieuws te dagen – en als wij van oud naar nieuw gaan zullen we vooral daaraan moeten denken.
Dat nieuwe breekt zich meestal schoorvoetend baan, soms heel opzichtig en als in een stroomversnelling, dan weer heel verborgen en haast onzichtbaar. Maar het is vooral iets dat ons aangezegd, verkondigd moet worden en wat we vervolgens gaan zien, met ogen vol geloof en verwachting. Soms gebeurt het in het klein, soms in het groot.
Maar het nieuwe zal uiteindelijk de wereld omvormen en tot een plaats worden, waar ook God wil wonen en waar Hij zijn tent zal opslaan.
De nieuwe schepping is in aantocht....ja, wijzelf zijn die nieuwe schepping. Ja, het oude is voorbij en het nieuwe is al aangebroken. In Christus Jezus zijn wij nieuwe mensen geworden, wij zijn voorhoede van de nieuwe mensheid.
Paulus hoopte, dat in de oude wereld de gemeente van Christus een nieuwe voorhoede zou worden, die de richting zou wijzen naar een nieuwe toekomst.
Na 2000 jaar kerkgeschiedenis mogen we ons wel afvragen of hij niet te optimistisch is geweest. Wat is er van terechtgekomen? En heeft de kerk het niet al te vaak aangelegd met de machthebbers van de oude snit, de structuren van het oude bestaan willen handhaven en de nieuwe tijd gedwarsboomd?
Ja zeker, maar toch blijft overeind staan, dat wij een nieuwe schepping zijn, iets nieuws in deze wereld, gericht op de toekomst van het Koninkrijk Gods, kritisch t.a.v. al wat is, het oude, het bestaande, het natuurlijke – en zo, alleen zo zal de kerk in de wereld kunnen overleven en toekomst hebben, omdat zij zelf toekomst schept.
Vaak vragen mensen zich af: is de kerk nog wel van deze tijd? Ik zou daarop willen antwoorden: Nee, de kerk is niet van deze tijd en zodra zij denkt, dat wel te zijn mist zij precies, waartoe zij in het leven geroepen is, namelijk om symbool te zijn van een andere tijd of wegwijzer van de eeuwigheid.
We lopen voorop op de tijd, die komt en daarom is het zo veelzeggend dat onze tijdsbeleving niet zozeer bepaald wordt door de wisseling van het kalenderjaar, maar door het vieren van het kerkelijk jaar. Ons nieuwe jaar is al begonnen met de viering van Advent, doorlopend naar het Kerstfeest en zo voort, tot aan de zondag van de voleinding. Een nieuwe schepping is begonnen, een nieuwe tijd, een nieuwe wereld.
Heb je het al gezien, zo vroeg Jesaja aan zijn tijdgenoten...wij vragen het onszelf ook af: zien we er al iets van of blijven we hangen aan wat geweest is? Kijk, het oude is er nog wel, de oude gewoonten, de oude politiek, de oude spelregels, de oude conventies, de oude liedjes, het oude zeer, het oude wantrouwen, de oude angsten, maar kijk, het nieuwe breekt zich baan: nieuwe kansen, nieuwe plannen, nieuwe mogelijkheden, nieuwe verrassingen...een nieuwe schepping, niet ergens ver weg, maar hier voor onze ogen, in dit stervend bestaan, hier breekt het zich baan. Het oude gaat voorbij, het nieuwe komt er aan, ja is er al!
Dr. C. Steenblok 50 jaar geleden overleden
Geschreven door Ds. Cees HuismanIn memoriam Dr. Cornelis Steenblok
50 jaar geleden overleden
29 december 1966
Ik was dertien jaar oud toen en ik zat in de tweede klas van het gymnasium. Na mijn opa en oma was hij de derde dode die ik zag. Of eigenlijk de eerste, want toen mijn grootouders overleden was ik nog erg jong en ik kan mij er weinig van herinneren. Samen met mijn ouders bezocht ik de pastorie aan de Vredebest in Gouda om afscheid te nemen van onze ‘dominee’. Ik was een kind en voor mij was hij altijd de enige en echte dominee geweest. Ik kende geen andere en dat hoefde ook niet, want hij was er altijd (geweest), maar toen opeens niet meer. Alles leek ineens anders te worden, alles was voorbij.
Wat voorbij was gegaan dat was een gevoel van vanzelfsprekendheid en vertrouwdheid. Ik was een kind en ik wist niet beter en anders dan dat Ds. Steenblok onze dominee was en als ik bij mijn vader in de ouderlingenbank zat kon ik hem van opzij op de kansel zien, hoe hij stond te bidden en te preken en hoe hij met zijn enigszins hese stem de zegen uitsprak. Wat hij allemaal vertelde en verkondigde was mij volstrekt onduidelijk, onbegrijpelijk en niet toegespitst op het denk- en belevingsniveau van kinderen – en dat was ook niet erg, want ik had altijd een paar pepermunten in voorraad – maar wat ik tijdens die jaren, dat hij ‘mijn’ dominee was wèl meekreeg was een besef van ‘verheven mystiek’, van eerbied voor God en ‘het heilige’. In hoeverre dat te danken was aan zijn persoon en zijn manier van optreden is moeilijk te zeggen, maar zijn aanwezigheid in mijn jonge jaren heeft ongetwijfeld bemiddelend gewerkt in die zin, dat ikzelf een verband kan zien tussen beide. Hij was een man zonder capsones, bezat een grote eruditie (m.n. op het gebied van de theologie van de 17e en 18e eeuw), had een brede belangstelling (hij schreef het hele kerkblad vol en reageerde op allerlei gebeurtenissen in de wereld en de kerk) en hij stelde niet zichzelf, maar datgene waarvoor hij stond in de spotlights.
Als kind besefte ik dit alles (nog) niet, natuurlijk, maar mede dankzij de verhalen van mijn vader over hem, die hem jarenlang als ouderling van nabij had meegemaakt, ontstond er een beeld van hem in mijn geheugen, dat samengesteld was uit de genoemde componenten.
Ik heb hem niet alleen op de kansel bezig gezien (heel ingetogen en zonder veel opsmuk), maar ook in de kerkenraadskamer vóór de dienst – ik ging met mijn vader mee – en bij ons thuis, als hij op verjaarsvisite kwam bij mijn ouders en vanaf mijn 13e jaar tijdens het catechisatie-uur, maar dat was maar kort (van sept. 1966 tot november, toen hij steeds zieker werd en uiteindelijk eind december overleed). Hij was toen 72 jaar oud.
Dr. C. Steenblok is de (kerk)geschiedenis ingegaan als de stichter van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, (in 1953 ontstaan) in de volksmond de ‘uitgetredenen’ genoemd. In verband met een meningsverschil over de ‘gereformeerde leer’ was deze afsplitsing van de ‘gewone’ Gereformeerde Gemeenten ontstaan en Ds. Steenblok speelde daarin een cruciale en leidende rol.
Terwijl Steenblok oorspronkelijk uit een andere kerkverband afkomstig was, namelijk dat van de Gereformeerde Kerken, waarin hij als predikant was opgeleid (Theol. School Kampen) en ruim 9 jaar lang de gemeente Lopik gediend had (1926-1935). Ook daar had zich een meningsverschil voorgedaan, dat had geleid tot zijn ontslag of afzetting (officieel: emeritaat). Hij wijdde zich vervolgens aan de studie, die resulteerde in een promotie aan de VU (1941) over ‘Voetius en de sabbat’. Daarna zocht hij aansluiting tot de Gereformeerde Gemeenten en trad in 1943 toe en werd ook docent aan de Theol. School (in Rotterdam) van dat kerkgenootschap.
Hoewel hij geen ruziemakend of –zoekend karakter had – voorzover ik weet – is zijn loopbaan als predikant niet zonder strubbelingen verlopen en kenmerkt dat zich voor een deel door strijd en verharding van standpunten. Zijn streven naar rechtzinnigheid ontaardde eigenlijk in een soort eigenzinnigheid met alle gevolgen van dien. Het eigen inzicht, hoewel voor een deel gebaseerd op piëtistische voorgangers, werd op den duur gelijkgesteld aan ‘de zuivere waarheid’, die bewaard en verdedigd moest worden en de naam van het eigen kerkblad ‘De Wachter Sions’ sprak in dat opzicht dan ook boekdelen.
Pas later ontdekte ik de onhoudbaarheid en eenzijdigheid van zijn standpunten en moest ik eigenlijk met tegenzin vaststellen, dat het ideaalbeeld, dat ik van hem koesterde, helemaal niet zo ideaal was. Zijn te vèr doorgevoerde rechtzinnigheid en al te consequente redeneringen leidden niet alleen tot misverstanden, maar ook tot verduistering van het Evangelie, allemaal onbedoeld en ongewild, natuurlijk.
Maar dat is mijn beeld achteraf en nadat ik zelf mijn weg door de kerk ben gegaan, afwijkend van de zijne, maar nèt als hij ook in een ander kerkverband dan waarin opgegroeid.
Tot mijn 13e levensjaar was Dr. Steenblok ‘mijn’ predikant, mijn gidsfiguur en ‘held’. Ik was een kind, toen, en wist niet beter...
Ik kan mij de dag van zijn begrafenis in Gouda nog haarscherp herinneren: zijn catechisanten waren de eersten, die achter de baar aanliepen, via de singels naar de Goejanverwelledijk. Het was 3 of 4 januari 1967 en het was koud en sneeuwerig. Op de rouwbrief had een verwijzing naar Jesaja 54 gestaan: “Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal”.
En toen ik daar op de begraafplaats stond te kleumen heb ik heel even de regenboog aan de grauwe hemel zien staan!
Onvergetelijk en troostend moment.
Vandaar ook deze korte terugblik en herinneringen na 50 jaar.