Logo dsCH 

smallbanner 2

Hier kunt u mijn weblog lezen
Hier publiceer ik mijn recente preken: reacties zijn altijd welkom! Zo kan deze weblog de functie van een voor- en nagesprek krijgen.
Als je wilt reageren op 'tekst en inhoud' van mijn weblog, klik dan op de titel van het betreffende artikel. Dan verschijnt een nieuwe pagina, waarop de optie "Reageer als eerste" staat vermeld.

line

donderdag, 15 september 2022 18:55

Ds. Jan Scharp in de Pietersberg

Geschreven door 
Beoordeel dit item
(0 stemmen)

Ds. Jan Scharp bezoekt in de zomer van 1809 de grotten van de Pietersberg bij Maastricht

 

In de 7e voordracht voor het Rotterdams letterkundig genootschap “Verscheidenheid en Overeenstemming” besteedt Ds. Jan Scharp aandacht aan zijn bezoek van de mergelgrotten bij Maastricht.

Zijn lezingen zijn tamelijk uitvoerig en soms ook langdradig. Daarom heb ik de hoofdlijnen samengevat en gelardeerd met een paar saillante uitspraken of opmerkingen van hem (cursief).

Hieronder volgt een gedeelte daarvan:

 

Schuin aflopende naar binnen gaande kwam hun een zeer koude kelderlucht tegemoet, waarvan het gezelschap begon te huiveren. De meeste dames lieten weten, dat zij er voor geen geld naar binnen wilden gaan. Bespottelijk was het, dat een deskundige doctor, die meeging de dames min of meer gelijk gaf door te wijzen op het gevaar van instorting en de ongezonde lucht(stroom). Pure bangmakerij, vond Scharp en het speet hem, dat ook zijn vrouw zich door die kwasterij liet bang maken.

Met acht man ging men uiteindelijk naar binnen voor een rondleiding van ruim een uur. Hoe meer men naar binnen trok des te aangenamer werd de temperatuur. Binnen in de berg kan men de lichtgele, ijzerachtige steen, enigszins los en zanderig, zien en voelen. Men noemt dit mergel en men hakt deze steen in vierkante blokken uit, die men in de bouw als funderingsstenen gebruikt.

Twee ervaren gidsen wezen de weg voorzien van brandende flambouwen. Zonder licht zou men onmogelijk de weg terug kunnen vinden en zou een wisse dood onvermijdelijk zijn. Jonge overmoedige Fransen, die dachten dat zij wel knap genoeg waren om terug te kunnen komen, waren niet weergekeerd. Van tijd tot tijd vinden wandelaars of werklieden bij het fakkellicht skeletten of halfvergane lijken van soortgelijke onvoorzichtige waaghalzen.

Hoe dieper men komt, hoe meer men de indruk krijgt in oude gotische gangen van een klooster of abdij te lopen. Soms lijkt het op een reuzenkasteel, dan weer op een feeënslot.

Soms liep het pad langs gevaarlijke en akelige kuilen. De gidsen brachten hen op een plek, die zij de hel noemden: alles was hier rotsig, hoekig en chaotisch. Onverwacht doofden zij het fakkellicht en het gezelschap moest onbeweeglijk blijven staan in een stikdonkere nacht, waar elke voetstap gevaarlijk was.

Daarna, toen de lichten weer ontstoken waren, kwam men langs muren, waarop duizenden namen met houtskool waren geschreven, sommige zo hoog, dat men die niet meer kon lezen. Zij ontwaarden te midden van de namen van vele patriciërs ook die van de burgemeester van Rotterdam dhr. I. van Teijlingen[1]: met eerbied schreven wij onze namen op een kleine distantie daar onder.

 

Zij werden ook langs zogenaamde kamers gebracht, vierkante ruimten met ieder zijn bijzonderheid. In de ‘studentenkamer’ was enkele jaren geleden een student gevonden, die zonder gids had rondgedwaald. Hij werd dood aangetroffen. De gidsen en Scharp meenden, dat de jongeman vanwege wanhopige honger zijn vingers had opgegeten, maar het is waarschijnlijker, dat die waren afgesleten door het eindeloos en vergeefs langs de wanden tasten.

Wonderlijke vondsten waren in de loop der tijd in deze grot opgegraven, die vaak diep in half versteend zand verstopt zaten: van hout, vissen, schelpen, madriporen (zeegewassen) en zeesterren.

Interessant is het om te horen, hoe Scharp deze vondsten wil plaatsen in zijn door de Bijbel gevormde wereldbeeld en daarbij zijn grenzen aan kennis erkent:

 

Ik wil met niemand van de natuurvorsers twisten of deze versteningen het gevolg zijn van een vorige pre-adamitische catastrofe van deze aardbol of van een algemene of liever bijzondere vloed: het is eerder aannemelijk, dat hier vroeger een zee is geweest, waarin deze zeedieren leefden.... 

 

Door de hitte van de dag was men, op de plaats van bestemming aangekomen, zeer vermoeid en begaf men zich na het souper – vroeger dan anders – te ruste.

 

Ziet daar weder een al te lange bijdrage, maar, geëerde Hoorders! – ik mocht immers u geen veertien dagen onder de gewelven van de berg, in de grotten laten blijven?

 

 

 

 

 



[1] Isaac van Teijlingen (1735-1813) was voor de tweede maal burgemeester van Rotterdam van 1808 tot 1810.

Lees 484 keer Laatst aangepast op donderdag, 15 september 2022 20:14