Overdenking gehouden op de 3e zondag in de Veertigdagen 20 maart 2022 in de Protestantse Gemeente “De Drie Ranken” in Apeldoorn n.a.v. Genesis 1: 9-13
Het leven begint met zeVen
3. water, land en bomen
In de opeenvolging van dagen is dag 3 wel een heel cruciale dag. Dan begint het er op te lijken. Als we Genesis 1 beschouwen als een opera of een toneelstuk dan kun je de dagen 1 en 2 als een ouverture beschouwen, maar op dag 3 worden de essentiële stukken uit de kast gehaald en neergezet. De grote choreograaf maakt nu echt meters, als Hij de aarde tevoorschijn roept en de oceanen en zeeën hun plaats wijst en wanneer de aarde bezaaid wordt met bomen, kruiden en planten.
Je zou kunnen zeggen: hoofdstuk 3 van het script vormt de kern of de basis van al wat nog komen gaat. Er wordt een ruimte gecreëerd, waarop nog meer stukken kunnen geplaatst worden, het decor nog verder uitgebreid kan worden, zodat op den duur het eigenlijke spel kan gaan beginnen.
Hoe lang dat allemaal geduurd heeft, voordat de mens tevoorschijn komt, is voor de verteller van Genesis 1 eigenlijk geen vraag. Nu weten wij, of denken wij te weten, dat er miljarden jaren nodig geweest zijn om de planeet, die Aarde heet, bewoonbaar te maken. Maar wat betekenen die jaren eigenlijk als er geen mensen zijn. Een jaar is een menselijke maat en wat aan de mens voorafgaat gaat boven zijn pet. En wat daar boven gaat noemen wij nog steeds stamelend ‘God’. En daarom spreekt Genesis 1 nog steeds tot onze verbeelding, eerder dan tot ons verstand.
Het is de kinderlijke verbeelding die aan het woord is. Dag 3 is geen exacte beschrijving van hoe de aarde, het water en het groen tot stand kwamen, maar een summiere weergave van de noodzakelijke rekwisieten om het ‘spel leven op aarde’ mogelijk te maken. Genesis 1 lezen we als een Inhoudsopgave van een veel dikker boek, dat geschreven wordt en nog lang niet uit is, zo hopen wij.
Psalmdichters hadden er ook een handje van om zo naar de ons omringende werkelijkheid te kijken. Een mooi voorbeeld daarvan is Psalm 104.
Ik citeer er een paar verzen uit, die betrekking hebben op de 3e dag:
U hebt de aarde op pijlers vastgezet, tot in eeuwigheid wankelt zij niet. De oerzee bedekte haar als een kleed, tot boven de bergen stonden de wateren.
Toen U hen dreigde, vluchtten zij weg; U stelde een grens, die zij niet overschrijden, nooit weer zullen zij de aarde bedekken.
U leidt het water van de bronnen door beken, tussen de bergen beweegt het zich voort. U bevloeit de bergen vanuit uw hoge zalen, de aarde wordt verzadigd en vruchtbaar: gras laat U groeien voor het vee en gewassen, die de mens moet verbouwen.
De aarde, het water en het groen – alles werkt als een prachtige eenheid samen. Het wordt neergezet als een decor, waarop de mens zal verschijnen op dag 6. En hij kan er op leven en er van leven. Hoe mooi is dat! Hoe mooi is dat bedacht. Tov, zo klinkt het dag na dag. Hartstikke tov!
Maar nu zit er toch ook een addertje onder het gras, want het decor is niet in zijn eigen waarde gelaten.
M.n. in de laatste eeuwen heeft de mens een heel andere kijk op zijn decor gekregen. Natuurlijk is de aarde er om op te wonen en te werken, natuurlijk is het water er om er van te drinken en in te spelen, natuurlijk zijn de bomen en de gewassen er om van te leven, om de vruchten ervan te plukken.
Maar de mens is steeds meer zijn boekje te buiten gegaan door de aarde uit te mergelen en zodanig te exploiteren, dat zij er onder begon te zuchten. De mensen begonnen het water steeds meer te zien als een plas om afval in te lozen en plastic in te laten zwemmen en zoveel mogelijk vissen eruit te hengelen. En de bomen, ze werden bij bosjes omgezaagd, hele kale stukken land ontstonden, waardoor overstromingen konden ontstaan; de gewassen werden veredeld – en dat was prachtig – maar ook verdwenen soorten en werden groenten giftig door chemicaliën en andere toevoegingen.
Kortom, de mens maakte er op den duur een potje van. En dat kwam vooral, omdat men de 3e dag had gekaapt. Ze dachten, dat die er alleen was geweest om er ten dienste te zijn van hen. Dat het alleen maar was neergezet voor hen om er mee te kunnen doen, wat men maar wilde.
Natuurlijk is het niet alleen maar kommer en kwel. De wetenschappelijke en economische benadering van de natuur is niet alleen maar verlies en rampspoed, maar toch is het tijd voor aanpassing, correctie en bijsturen.
Steeds meer mensen zien gelukkig in, dat de natuur – alles wat op dag 3 in het leven is geroepen – ook haar eigen verhaal heeft, haar eigen leven, haar eigen rechten.
We zullen weer wat meer moeten leren van de psalmdichters en van latere denkers en poëten, eerbied en respect tonen voor wat is en leeft. Een boom is een levend wezen en niet alleen maar een stuk hout om een kast van te timmeren. We zullen onze utilitaire benadering en omgang met alles wat ons omringt moeten afleren. Onze ‘omgeving’ was er eerder dan wij. De 3e dag kan wel eens heel lang geduurd hebben en zich ontwikkeld hebben zonder dat wij er een hand naar hebben uitgestoken.
Daarom zullen we eerbied en terughoudendheid moeten leren. En niet alleen , omdat we te maken krijgen met de funeste gevolgen van onze natuuroverheersing en – uitbuiting: de gevolgen zijn maar al te schrikbarend: smelten van de ijskap, verhoogde zeespiegel, uitgemergeld land, vervuilde lucht en bodem, …het rijtje is eindeloos en wij kennen het allemaal.
Misschien zou het helpen als we ook theologisch wat krachtiger de eigenwaarde en zelfstandigheid van de schepping zouden uitdragen. Gelukkig zijn er al heel goede aanzetten gegeven, bijv. door paus Franciscus, die enkele jaren geleden zijn encycliek ‘Laudato Si’ schreef. Een eco-theologie, die er mag zijn en die onze planeet goed kan doen.
Van protestantse zijde noem ik het prachtige werk van Prof. Jürgen Moltmann, de Duits theoloog, die al 60 jaar zijn inzichten wereldkundig maakt. ‘Die Quelle des Lebens: Der Heilige Geist und die Theologie des Lebens’ heet een van die boeken, waarin hij aandacht vraagt voor onze omgang met de natuur. Het is een geloofsopdracht om de werkelijkheid om ons heen, waar wij zelf deel van uitmaken en aan deelnemen, te zien als Gods werkelijkheid, een bezielde werkelijkheid, waarin alles en iedereen beademd is door Gods Geest, die al scheppend, sturend en wenkend haar gang door de geschiedenis gaat.
De schepping zucht, inderdaad, - Paulus, dat heb je goed opgemerkt – maar ook: zij is in barensnood. En dat geeft hoop en inspiratie om ook zelf als vroedvrouw of vroedman helpend, sturend en verlossend bezig te zijn.
Ik vroeg, wie is de goudsmid van de zon,
Wie gaf de sterren de ruimte,
Wie plantte de maan in het veld van de nacht?
Ik vroeg, wie gaf visie aan mijn ogen, kleur aan het gras,
toonhoogte aan de vogels?
Wie heeft het denken bedacht, wie het luisterend oor?
Wie heeft het zinspelen in de mond gelegd?
Zeg het mij met zijn woorden.
Want voor hem klopt een hart in mijn keel.