Overdenking gehouden in de geloofsgemeenschap “De Drie Ranken” te Apeldoorn op zondag 17 december 2023 (Gaudete – Verheugt u!) – 3e zondag van Advent n.a.v. Lukas 1: 5-24, de derde in een serie met als thema “Als het onmogelijke…”
Verwachtingen wekken
Het 3e verhaal over ‘als het onmogelijke…’ ligt duidelijk in de lijn van de voorgaande verhalen: de 1e over Abraham en Sara, die op hun oude dag nog een kind krijgen; het 2e over de aankondiging van de geboorte van Simson en dan vanmorgen horen wij het relaas van Zacharias en Elizabeth, die onverwacht in verwachting raken van de komst van hun zoon Johannes. Het lijkt wel een combinatie van beide verhalen: hoge ouderdom, omringd door ongeloof, belachelijk zelfs en Johannes wordt al net zo’n ruige en voorlopige figuur als Simson.
Lukas, die dit verhaal vertelt als opening van zijn evangelie, is natuurlijk meer een evangelist dan een historicus. De vraag of alles wel precies zo gebeurd is, zoals hij beschrijft, vindt hij niet zo interessant: het gaat meer om de grote lijn, het grotere verhaal en het grootse perspectief, waarin hij alles ziet gebeuren.
Als we teveel gewicht toekennen aan onze ratio en alleen maar kunnen opperen: hoe kan dat nou? En: heb jij wel eens een engel gezien? En op zo hoge leeftijd nog een kind krijgen? dan schieten we toch langs de kern heen.
Immers, als we zo het evangelie tegemoet treden dan zijn wij het die het verhaal gaan overmeesteren, terwijl het de bedoeling is, dat het verhaal ons overmeestert en dat het ons raakt, in beslag neemt, versteld doet staan en hoop geeft.
Dat brengt me even op het gesprek, dat twee kinderen onlangs op de achterkant van mijn ochtendkrant voerden: een jongetje van 5 en een jongetje van 3 jaar oud. De oudste leest voor uit een Sinterklaasprentenboek en zegt: “Kijk, hier zie je Sinterklaas op zijn paard over het dak rijden”. De 3-jarige reageert en zegt: “Dat kan niet!”. Het broertje gaat naar het volgende plaatje, waarbij hij zegt: “Kijk, hier gooit Zwarte Piet een pakje door de schoorsteen”. “Kan niet!” is de reactie van het 3-jarig jongetje. Zijn oudere broertje gooit het boek dicht en zegt verontwaardigd: “Ik stop ermee. Jij bent nog veel te klein om dit te begrijpen!” Zo is er ook misschien wel een zekere volwassen geestelijke rijpheid en ontvankelijkheid nodig om dit soort (bijbel)verhalen te begrijpen, te verstaan.
Terwijl Lucas ervoor gaat zitten om dat verhaal op papier te krijgen, vraagt hij zich af: hoe zal ik nu beginnen? Waar is het op geïnspireerd? Dat is een heel goede en verstandige vraag. Je kunt dat verhaal over Jezus niet zomaar domweg beginnen; dat verhaal komt niet zomaar plotseling uit de lucht vallen en valt ook niet zomaar ongevraagd en ongewenst op de deurmat, zoals een blauwe envelop. Nee, zo moet Lucas gedacht hebben, dat verhaal staat in een groter verband, er gaat een geschiedenis aan vooraf, er is iets van voorbereiding, en er is ook een sfeer, een milieu, waarin dat verhaal a.h.w. gesmeed wordt en waar het uit voortkomt. De kerk heeft daarom ook de Adventsweken ingesteld, o.a. om na te gaan, hoe het ook alweer begonnen was.
En zo komt Lucas allereerst tot twee heel concrete aanwijzingen: hij noemt een tijd en hij noemt een plaats. M.a.w. hij vraagt zich af: wanneer en waar is het verhaal begonnen? En dan begint hij met het noemen van een naam, die boekdelen spreekt, koude rillingen bezorgt en meteen alles op scherp zet, ja zo scherp als een zwaard, dat Johannes, over wiens geboorte dit verhaal begint, de kop zal kosten! Het noemen van die naam, Herodes, is het aanduiden van een periode, maar ook het typeren van iedere tijd onder bewind van dictators en wereldmachten. Tijden, die zich telkens voordoen – telkens onder andere namen: ik hoef ze niet te noemen of te herhalen, maar zij fungeren als de vertegenwoordigers van macht en onrecht, van onheil en bruut bestuur. Dat zijn de dagen van Herodes...ja, inderdaad, de dagen! (helaas is dat wegvertaald in de nieuwe Bijbelvertaling). En zijn dagen zijn geteld, zijn tijd is altijd beperkt, in iedere periode gaat het altijd om ‘de dagen’ van Herodes.
Zo bevinden we ons samen met Lucas eerst op het vlak van de politiek, van de wereld van de macht, van het profane, het seculiere: allesomvattend, niemand ontkomt er aan. We hebben er allemaal en altijd mee te maken. Maar is dat alles? Nee, ook is van belang te vragen wáár het verhaal begint.
Want Lucas laat ons nu iets zien, wat we eigenlijk niet kunnen zien. Hij begint te spreken en te vertellen over een andere ruimte: het is de ruimte van de eredienst, de ruimte van de religie, de ruimte van de omgang met God. Verborgen omgang, binnen-ruimte. In deze Godvergeten wereld is er een plek, waar geloofd en beleefd wordt, dat God ons niet vergeet. Die plek heet hier ‘de tempel’. Waar is de tempel? Wel, de tempel is overal en nergens. Die tempel is overal, waar twee of drie bijeen zijn in de naam van de drie-ene God; de tempel is daar en overal, waar mensen hun hart opheffen tot God, overal waar mensen God aanbidden in geest en in waarheid. Die tempel is daar, waar mensen plannen smeden om recht en gerechtigheid vorm te geven in deze wereld, waar vredestichters hun stem verheffen en waar de zachte krachten van de liefde het winnen van brute dikdoenerij.
Ik moet denken aan dat prachtige lied: Niet als een storm, als een vloed, niet als een bijl aan de wortel, maar als een glimp van de zon, als een groene twijg in de winter, komen de woorden van God. Niet in het graf van voorbij, niet in een tempel van dromen, hier in ons midden is Hij, hier in de schaduw der hoop.
In dit verhaal van Lucas is het nog wel een concreet gebouw, van stenen en hout, ijzer en goud, maar dat zou niet lang meer duren. Maar, zoals in het geciteerde lied, zo gaat het ook Lucas niet zozeer om een tempel van steen en hout, maar om datgene, waar de tempel voor staat: voor de communicatie met God en voor het handelen naar zijn bedoelingen. Dat er te midden van deze wereld van geweld en terreur, van angst en onzekerheid, een mogelijkheid is om op adem te komen, je geborgen te weten, je angsten te kunnen overwinnen, kortom, dat er een plek, een ruimte is, die hoop geeft, die toekomst aanreikt, waar verwachtingen gewekt worden! Dat is een Godsgeschenk!
Ja, het is inderdaad vooral een plek, waar verwachtingen gewekt worden in doodgelopen situaties.
Te midden van deze vastgelopen situatie, terwijl niemand er eigenlijk meer iets van verwacht, schept de Heer zelf verwachtingen! Dat is wat Lucas probeert te vertellen en hij doet dat indrukwekkend en meeslepend en hij laat Gabriël opdraven vanuit de hemel en er klinken stemmen en alles begint wat onwerkelijk en onvoorstelbaar te worden - duizelingwekkend - , maar wat onmiskenbaar is is dit, dat er een nieuwe toekomst geopend wordt. Dat het onmogelijke mogelijk wordt en dat omdat het gegeven wordt. Die verwachting is een gave, een vrije gift. Valt zomaar in de schoot. Hoeft Zacharias niets voor te doen, bijna niets, zou ik denken. Zoals bij Abraham en Sara, onverwachte verwachting, nooit te oud om te verwachten…
Die stem klinkt rechts van het altaar. Rechts van ons, rechts in ons, in onze hersenen, zou een neuroloog kunnen beweren, is a.h.w. een opening naar boven, naar buiten. Daar is oog voor het onzienlijke, daar ontwikkelt zich de fantasie en de creativiteit. Daar komen gedachten op gang, die te mooi zijn om waar te zijn. Althans, dat roept de linkerhelft er tegen in…maar wat, als ze zowel waar als mooi zijn?
Zacharias staat hier model voor iedereen, die zich niet gewonnen wil geven aan het onmogelijke. Zijn wereld is dichtgetimmerd – en we hebben het zelf gedaan! - en zonder openingen.
Maar die fantasieën en utopieën, die vergezichten en toekomstbeelden laten zich niet voor niets gelden. Gabriël wordt niet voor niets uitgezonden!
Want hoe verrassend is het niet en wat maakt het ook mij blij, dat er zomaar ineens, onverwachts, iets nieuws gebeurt. Dat een doodgelopen verhaal plotsklaps weer vaart krijgt. Als het onmogelijke…
Zacharias wil eerst bewijzen zien, te mooi om waar te zijn, te gek om mogelijk te worden, zo redeneert hij . Wij zijn oud en onvruchtbaar. Dan houdt alles op, toch? Einde verhaal. O ja?
Als je er verder niets over te zeggen hebt, Zacharias, dan kun je misschien beter maar even je mond houden. En zo wordt Zacharias beslist, maar ook heilzaam het zwijgen opgelegd.
Ik denk wel eens: wij redeneren misschien ook wel te veel. We willen alles controleren, beheersen en overzien en alles moet passen binnen ons wereldbeeld. Maar zo sluiten wij ons af en op in ons eigen gelijk, maar het is o zo beperkt – hoe heilzaam is dan het zwijgen, wanneer het zich als een lege ruimte vult met de belofte van iets nieuws. Zo worden onverwachte verwachtingen gewekt. Ook vandaag, bij ons, in deze ruimte, in de stilte.