Preek gehouden op de 4e zondag van de zomer 15 juli 2018 in de Grote of Mariakerk n.a.v. Markus 6: 6b-13
Twee aan twee
Als er op een ongelegen moment aangebeld wordt en er twee mensen voor de deur staan, van wie één met een tas in de hand of een stapeltje tijdschriften onder de arm, dan weet je wel hoe laat het is. De Jehovah’s Getuigen hebben de opdracht van Jezus aan zijn leerlingen om er twee aan twee op uit te trekken als een altijd en overal geldend gebod opgevat – en zo staan ze daar en vragen wat je van de toestand in de wereld vindt en dat de Bijbel zegt, dat het niet lang meer zal duren of de wereld zal vergaan en dat je daar meer over kunt lezen in dit tijdschrift, Wachttoren geheten, en dat je dan tot de 144.000 kunt behoren, die gered zullen worden.
Er volgt nog wat heen en weer gebabbel en dan gaan ze naar de volgende deur om ook daar het blijde nieuws te verkondigen.
Vreemd is het wel, dat de mensen o.h.a. helemaal niet blij worden van zo’n onverhoedse benadering en jammer is het ook, dat van de oorspronkelijke boodschap van Jezus zo weinig doorklinkt.
Hoe was dat, toen Jezus zijn eerste leerlingen erop uit stuurde? Wat moesten ze eigenlijk doen en waren ze een beetje succesvol? Kon Jezus het niet alleen af, dat hij zijn hulptroepen moest inzetten?
Als je hoort, hoe ze er op uit gestuurd worden, dan zouden we denken: nou, dat kan toch wel wat professioneler en met wat meer uitstraling. Wat een stelletje armoedzaaiers zijn dat: ze hebben niks bij zich, lopen steeds in hetzelfde kloffie, niet eens een extra ‘verschoninkie’ bij zich, en met een stok in de hand gaan ze door ‘het ganse land’. Zo proberen ze in gesprek te komen met mensen, vertellen zij over het Koninkrijk Gods en sporen hen aan zich te bekeren. Om te keren.
Maar zeg nou zelf, vindt u het gek, dat de meeste mensen zeiden: wat zijn dit voor wereldvreemde dwazen? Waarom zouden we gehoor geven aan hun oproep? Zij roepen ons op om ons te bekeren, maar laten zij het zelf maar doen en een beetje normaal gaan doen. Zwervers en klaplopers zijn het. Niet van deze tijd, niet van deze wereld!
Door dat te denken en te zeggen, slaan zij onwetend de spijker op de kop! Deze tweelingen of dubbelgangers – of hoe je ze ook maar noemt – zijn voorlopers van het Koninkrijk Gods. Zij laten a.h.w. zien, dat zij niet tot de ‘oude wereld’ behoren, die verziekt en verdraaid is. Door zich zo buiten de orde te plaatsen laten zij zien, dat de wereld vernieuwing en verandering behoeft. Zij houden de mensen een spiegel voor…hé, jullie denken, dat wij gek zijn, maar kijk eens naar je eigen leven en wereld?!
Wij kondigen een nieuwe tijd aan, een tijd, waarin ziekte en demonen het niet meer voor het zeggen zullen hebben, maar welzijn, heelheid en bevrijding!
Ja, zo gingen zij te werk en lieten in Jezus’ Naam gebeuren, wat Hij wilde en op het oog had. Dat de mensen weer vrij zouden zijn en niet meer gebonden aan machten en structuren.
Zoals ook nu de mensen zuchten onder werkdruk, stress en verslaving, - dit moet en dat moet om er bij te horen – en geen ogenblik rust om tot jezelf te komen – o Goddank, dan is het vakantie, maar ook die wordt vaak volgepropt met activiteiten en bezigheden – en dan moe van de vakantie weer in de ratrace van het werk. Wat een leven… Veel jongeren kunnen er niet meer tegen en slaan – uit wanhoop - een doodlopende weg in.
De leerlingen gaan demonen uitdrijven. Ze bellen aan en zeggen: “wij komen demonen uitdrijven”. “Heel goed bedoeld, heren, maar hier zijn geen demonen. Probeer bij de buren maar eens…”
Mensen weten vaak niet, dat zij bezeten zijn, bezet zijn door wat niet van hen is. Dat zij helemaal vol van iets zijn, waardoor er geen ruimte is voor het echte en het eigenlijke.
Onze vraag moet nu niet zijn of demonen wel bestaan, maar of datgene waarnaar zo’n begrip verwijst bestaat. Het demonische is eigenlijk een karikatuur van het goddelijke en het heilige. Wanneer mensen zich buigen voor wat niet-God is, wanneer zij onvoorwaardelijk ontzag hebben voor iets, wat eigenlijk geen waarde en betekenis heeft. Wanneer mensen iets absoluut maken wat het in wezen niet is.
Zo komt het demonische in vele vormen en varianten voor – het heeft iets aantrekkelijks en is tegelijkertijd ook vernietigend. Je lijkt er groot en betekenisvol door te worden, maar tegelijkertijd kleineert het je en word je een onbetekenend radertje in een machine die maar doordendert en niemand weet waarheen. Het demonische komt in het groot en in het klein voor en ongemerkt maakt het zich sterk en neemt het de plaats in van God en het goede.
En als die twee dan de demonen beginnen uit te drijven dan maken zij a.h.w. weer ruimte voor God en het goede in de mensen. Daardoor komt er een andere mentaliteit en blikrichting. Zo iemand wordt weer vrij en laat zich niet meer koeieneren door wat men wil en doet. Van ‘bezet’ wordt men ‘vrij’.
Zo ongeveer stel ik mij voor wat de betekenis van dit evangeliebericht kan zijn. Misschien mag ik ook nog even op een paar details in de vertaling wijzen, die ons misschien op het verkeerde been hebben gezet. Zo bijv. dat zij er met een stok op uitgestuurd worden. Is dat een stok om de hond mee te slaan, als ze een boerenerf opkomen?
Nee, ik dacht dat het woord ‘staf’ een betere vertaling zou zijn. Een staf is onmisbaar op reis, het is het symbool geworden van het ‘onderweg-zijn’. Maar het is ook het attribuut van de herder, van iemand die leiding en sturing wil geven en daar staat de staf dan symbool voor. Mozes had ook een staf, waar hij wonderlijke dingen mee uitrichtte. Zo splitste hij de wateren van de Rode Zee ermee, zo verhaalt de Schrift – kortom, de staf verbeeldt de reddende nabijheid van God. Later werd het woord ‘staf’ zelfs de benaming voor de leden van een raad van medewerkers.
En dan nog dat stof van de voeten afschudden. Vrome Joden deden dat als zij een reis naar het buitenland gemaakt hadden en weer terugkeerden in eigen land dan schudden zij het stof van hun voeten om het heilige land niet te verontreinigen.
Zoiets deden onze twee missionarissen ook en zo staat er dan in onze ‘lekker makkelijk te begrijpen vertaling’: ‘ten teken dat zij niets meer met hen te maken wilden hebben’.
Maar, beste gemeente, dat staat er niet alleen niet, maar het druist ook in tegen alles wat het evangelie bedoelt en wil uitstralen.
Er staat eigenlijk zoiets als ‘hun tot een getuigenis’. Ik denk dat zij bij het weggaan nog even bij de deur met hun sandalen wapperden en vriendelijk afscheid namen en daarmee zeiden zij: we hebben het er nu verder niet meer over, maar denk er nog eens over na. De deur naar de ommekeer staat altijd open!