Inleiding gehouden op de lezing en de Cantate “Bleib bei uns, denn es will Abend werden” (BWV 6) n.a.v. Lukas 24: 28-35 op de 3e zondag van Pasen (Misericordia Domini – de barmhartigheid van de Heer) 5 mei 2019 in de Grote of Mariakerk.
Bleib bei uns
Je zou eigenlijk verwachten, dat Bach op die 2e Paasdag in 1725 nog eens wat extra registers op zijn orgel zou opentrekken en dat hij ‘die schmetternde Töne der muntre Trompete’ door de kerk in Leipzig zou laten schallen: de 2e paasdagviering als een soort kers of toef slagroom op de feesttaart van Pasen. Maar niets van dat al. Integendeel zelfs, want de cantate die hij voor die 2e paasdag schrijft en die wij vanmorgen in deze kerk beluisteren, heeft een heel ander karakter: eerder ingetogen dan uitbundig, eerder beschouwend en tot zichzelf inkerend dan luidruchtig verkondigend en vreugdevol juichend.
Het vertrekpunt is het bekende verhaal van de Emmaüsgangers, die twee leerlingen, die moedeloos en teleurgesteld Jeruzalem achter zich lieten en met elkaar bespraken wat daar allemaal had plaatsgevonden tot aan de dood van Jezus, hun vriend en geestelijk leider – dat zich onderweg een derde persoon bij hen voegde, die hen aanhoorde en ondervroeg, maar ook vertelde hoe zij e.e.a. ook anders konden zien in het licht van de Schriften.
En als zij dan al pratend op hun eindbestemming zijn aangekomen en het al donker begint te worden zeggen zij tegen hun vreemde reisgenoot: ‘Bleib bei uns!’
En dat wordt precies het thema van deze cantate. Maar deze vraag wordt uitgetild boven het verhaal en krijgt de inhoud en lading van een gebed, dat veel verder en wijder strekt dan in het evangelieverhaal zelf. Als je de teksten van de cantate goed beluistert verneem je fragmenten en flarden van het zgn. Luthers avondgebed. Voor Bach en zijn tijdgenoten was dat natuurlijk ook een zeer bekende tekst (ook al is die in de huidige vorm niet helemaal van Luther zelf, maar de hoofdlijnen komen wel bij hem vandaan). Een zeer bekende tekst, waarin gebeden wordt om Gods lichtende nabijheid, nu de avond valt.
En dat licht komt vooral vanuit de Heilige Schrift en zo zullen Woord en Sacrament onze lichtende gidsen zijn in deze donkere tijden.
De avond strekt zich verder uit dan de paar uren donkerte en duisternis tussen twee dagen in. Bach ziet de nacht in deze cantate als een metafoor van ongerechtigheid en verlorenheid. Als God zijn Woord zou weghalen bij ons dan zouden wij overgeleverd zijn aan de duisternis en het kwaad.
Het is beslist geen overbodige of gedateerde bede – de geschiedenis heeft meerdere keren, telkens weer, laten zien, dat een land of een volk kan wegzakken in barbarij en tirannie, wanneer de ‘muntre Töne’ van het Woord van God niet meer klinken en de kerk begint mee te huilen met de wolven in het bos en niet meer alert is op de geest van de tijd, die de humaniteit kan bedreigen en de medemenselijkheid in gevaar kan brengen.
Laat a.u.b. de kandelaar van uw Woord fier overeind blijven staan en breng ons telkens weer tot inkeer om het licht van Jezus, de opgestane Heer, te volgen en ook zelf als een licht in de wereld te leven.
Zo heeft Bach die simpele vraag van ‘Blijf bij ons’ vertaald naar de context van zijn tijd en daaroverheen spreekt deze cantate ook ons aan en proberen wij deze bede te begrijpen en te actualiseren voor onze tijd.
Maar voordat wij de cantate gaan beluisteren horen wij nu eerst het laatste gedeelte van de evangelielezing, waarop deze cantate gebaseerd is.
Cantate BWV 6: Bleib bei uns, denn es will Abend werden
Koor Bleib bei uns, denn es will Abend werden, und der Tag hat sich geneiget. |
Blijf bij ons, want het is al bijna avond geworden en de dag heeft zich te rusten gelegd. |
Aria [alt] Hochgelobter Gottessohn, laß es dir nicht sein entgegen, dass wir itzt vor deinem Thron eine Bitte niederlegen: Bleib, ach bleibe unser Licht, weil die Finsternis einbricht. |
Hooggeprezen Zoon van God, laat het u niet onwelgevallig zijn, dat wij nu voor uw troon een bede neerleggen: Blijf, ach, blijf ons licht, nu de duisternis valt. |
Koraal [sopranen] Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ, weil es nun Abend worden ist, Dein göttlich Wort, das helle Licht, laß ja bei uns auslöschen nicht. |
Blijf toch bij ons, Heer Jezus Christus, omdat het nu avond geworden is, uw goddelijk Woord, dat helle licht, laat dat bij ons niet uitdoven. |
In dieser letzt'n betrübten Zeit verleih uns, Herr, Beständigkeit, dass wir dein Wort und Sakrament rein b'halten bis an unser End.
|
Verleen ons, Heer, standvastigheid in deze laatste, droeve tijd; dat wij uw Woord en Sacrament zuiver houden tot aan ons eind. |
Recitatief [bas] Es hat die Dunkelheit an vielen Orten überhand genommen. Woher ist aber dieses kommen? Bloß daher, weil sowohl die Kleinen als die Großen nicht in Gerechtigkeit vor dir, o Gott, gewandelt und wider ihre Christenpflicht gehandelt. Drum hast du auch den Leuchter umgestoßen. |
De duisternis heeft op vele plaatsen de overhand genomen. Vanwaar is ze toch gekomen? Enkel omdat zowel de kleinen als de groten niet in gerechtigheid voor u, o God, gewandeld hebben en tegen hun christenplicht gehandeld. Daarom hebt u ook hun kandelaar omgestoten.
|
Aria [tenor] Jesu, lass uns auf dich sehen, dass wir nicht auf den Sündenwegen gehen. Laß das Licht Deines Worts uns heller scheinen und dich jederzeit treu meinen. |
Jezus, laat ons op u zien, opdat wij niet op zondige wegen gaan. Laat het licht van uw Woord helderder voor ons schijnen en u altijd zuiver weergeven.
|
Koraal [koor] Beweis dein Macht, Herr Jesu Christ, der du Herr aller Herren bist; beschirm dein arme Christenheit, dass sie dich lob in Ewigkeit. |
Bewijs uw macht, Heer Jezus Christus, u die de Heer van alle heren bent; bescherm uw arme christenheid, dat zij u looft in eeuwigheid. |