Overdenking gehouden in de Oecumenische wijkgemeente ‘Het Erfdeel’ in een viering van Schrift en Tafel op zondag 29 juli 2018 n.a.v. Markus 6: 45-52
Angsten bedwongen
Er is, denk ik, geen verhaal uit het Evangelie zo bespot en geridiculiseerd als het verhaal, dat wij vanmorgen hoorden. Ik hoor Harry Mulish bij Pauw en Witteman nog vertellen, dat hij genoten had van zijn reis naar het meer van Galilea, maar dat hij niemand over het water had zien lopen daar. En Paul Verhoeven kreeg een keer de gelegenheid om te vertellen, dat hij lid was van een club van Amerikaanse bijbelgeleerden, die van tijd tot tijd bij elkaar kwamen om vast te stellen welk verhaal echt gebeurd was, historische werkelijkheid had en welke niet. D.m.v. handopsteking wordt dat vastgesteld en uiteraard kon het verhaal van vanmorgen niet rekenen op historische betrouwbaarheid. Dat kon unaniem verwezen worden naar het rijk der fabelen.
Maar zo eenduidig is het allemaal niet. Ook binnen de kerkgemeenschap bestaat er verschil van inzicht over de vraag, hoe wij zo’n evangeliebericht zouden moeten of kunnen lezen. Tegelijkertijd duikt de vraag dan op, wat wij eigenlijk onder ‘geloof’ en ‘geloven’ hebben te verstaan.
Een mooi voorbeeld daarvan vond ik bij Eugen Drewermann, die Duitse rooms-katholieke theoloog en psycholoog, die in Paderborn doceerde en veel lezingen in de wereld geeft, maar die door de kerkleiding met argusogen wordt gevolgd.
Zo vertelt hij, dat hij na een lezing door een katholieke geestelijke werd benaderd, die hem vroeg: ‘wat denkt u van de wonderen van Jezus?’ Hij antwoordde: ‘ik geloof in de wonderen van Jezus. De wereld is er toch vol van?’ ‘Dat bedoel ik niet’, antwoordde de geestelijke, ‘gelooft u bijvoorbeeld, dat Jezus over het water liep?’ Drewermann zei daarop: ‘Heel beslist geloof ik, dat Jezus over het water liep’. ‘Nee’, wierp hij tegen, ‘bij u ben ik daar niet zo zeker van, want bedoelt u dat symbolisch of werkelijk?’ Toen antwoordde Drewermann: ‘ik geloof dat de symbolische werkelijkheid de enige echte werkelijkheid is’. ‘O, ik hoor het al’, zei de geestelijke, ‘u gelooft dus niet echt’.
Dit korte gesprek brengt glashelder aan het licht, dat deze twee mensen niet alleen het verhaal over Jezus’ gaan over het water verschillend interpreteren, maar ook dat beiden iets anders verstaan onder ‘geloven’. Voor de geestelijke is geloven iets voor waar gebeurd aannemen, ook al lijkt het onwaarschijnlijk. Misschien hebt u vorige week de eerste aflevering van ‘Kijken in de ziel’ gezien, waarin het op het laatst ging over de verandering van de hostie in het lichaam van Christus. Natuurlijk was dat vreemd en onnavolgbaar, zo hield de katholieke zuster vol, maar dat is nu precies ‘geloven’, hè?, zei zij stralend.
Maar voor Drewermann is geloven iets anders. Bij hem gaat het om de ervaring van de betekenis van zo’n verhaal in je eigen leven. Het is een symbolisch, existentieel verhaal, waarin je zelf voorkomt! En het water staat voor de chaos- en de doodsmachten, die Jezus overwint, a.h.w. onder de voet loopt of onder de knie heeft en in vertrouwen op Hem kunnen ook wij die machten de baas.
De ‘Ik ben’ komt op ons toe, misschien allereerst als een spookgestalte, een ‘phantasma’, iets wat ons bang maakt en angst aanjaagt, maar ook als een verschijning, die ons uiteindelijk bij de hand neemt en gerust stelt.
Misschien komt er een moment in ons leven, dat wij ons geloof en het verhaal over God gaan zien als een hersenschim, zelf bedacht en geconstrueerd. Maar als die schim zich voordoet als de ‘Ik ben’, onontkoombaar en overtuigend, dan kunnen we niet anders dan ons gewonnen geven aan de Hand, die ons rust geeft en brood geeft voor onderweg.
Drewermann vat het zo samen: “Te midden van de stormen van het leven, gedreven door stromingen en golven van allerlei slag, bevend van de koortsdromen van de angst, vaak tot aan ziek of krankzinnig wordens toe, is het toch voldoende om, al was het maar een tipje van het leven van Jezus vast te grijpen: ‘begrijpen’ wij ook maar een klein beetje wat hij geweest is toen hij voor de ogen van zijn leerlingen over de wateren van de dood liep, dan zal dat ons leven omsluiten met een mantel van geborgenheid en vertrouwen, zodat wij worden genezen en ons wèl voelen”.
Nu begrijpen we ook wel beter, waarom Jezus of Markus een verband aanbrengt tussen het verstaan van het broodwonder en het gaan over de afgrond. Beide verhalen gaan in wezen over hetzelfde, dat wij leven uit en door zijn Hand.